Artikelen bij COM(2000)412 - Industrial property: Community patent

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2000)412 - Industrial property: Community patent.
document COM(2000)412 NLEN
datum 5 juli 2000

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 - Gemeenschappelijk octrooirecht

Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk octrooirecht ingesteld. Dit recht is van toepassing op ieder octrooi dat door het Europees Octrooibureau, hierna 'Bureau' genoemd, op grond van de bepalingen van het Europees Octrooiverdrag van 5 oktober 1973, hierna 'Verdrag van München' genoemd, voor het gehele grondgebied van de Gemeenschap wordt verleend.

Een dergelijk octrooi moet voor de toepassing van deze verordening als een Gemeenschapsoctrooi worden beschouwd.

Artikel 2 - Gemeenschapsoctrooi

1. Het Gemeenschapsoctrooi vormt een eenheid. Het heeft in de hele Gemeenschap dezelfde rechtsgevolgen. Het kan slechts voor de gehele Gemeenschap worden verleend, overgedragen, nietig verklaard of eindigen.

2. Het Gemeenschapsoctrooi is zelfstandig. Het is slechts onderworpen aan de bepalingen van deze verordening en aan de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht. Deze verordening laat de toepasselijkheid van het recht van de lidstaten inzake strafrechtelijke aansprakelijkheid en oneerlijke concurrentie echter onverlet.

3. Tenzij anders wordt bepaald, hebben de in deze verordening gebruikte termen dezelfde betekenis als de overeenkomstige termen in het Verdrag van München.

4. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder Gemeenschapsoctrooiaanvrage verstaan een aanvrage van een Europees octrooi voor het grondgebied van de Gemeenschap.

Artikel 3 - Toepassing op de zee en de onderzeese gebieden en in de ruimte

1. Deze verordening is van toepassing op de zee en de onderzeese gebieden die aan het grondgebied van een lidstaat grenzen en waarover deze lidstaat soevereine rechten of rechtsmacht naar internationaal recht bezit.

2. Deze verordening is van toepassing op uitvindingen die zijn gedaan of gebruikt in de kosmische ruimte, met inbegrip van de hemellichamen, en in of op ruimtevoorwerpen die op grond van het internationale recht onder de rechtsmacht en de controle van een of meer lidstaten zijn geplaatst.

HOOFDSTUK II - OCTROOIRECHT

Afdeling 1 - Recht op het octrooi


Artikel 4 - Recht op het Gemeenschapsoctrooi

1. Het recht op het Gemeenschapsoctrooi komt toe aan de uitvinder of diens rechtverkrijgende.

2. Wanneer de uitvinder een werknemer is, wordt het recht op het Gemeenschapsoctrooi bepaald overeenkomstig het recht van de staat op het grondgebied waarvan de werknemer zijn hoofdwerkzaamheid verricht. Indien niet kan worden vastgesteld in welke staat de hoofdwerkzaamheid wordt verricht, is het toepasselijke recht het recht van de staat waar de vestiging van de werkgever zich bevindt waaraan de werknemer is verbonden.

3. Wanneer verscheidene personen de uitvinding onafhankelijk van elkaar hebben gedaan, komt het recht op het Gemeenschapsoctrooi toe aan degene wiens octrooiaanvrage de oudste datum van indiening of eventueel de oudste voorrangsdatum heeft. Deze bepaling is alleen van toepassing indien de eerste Gemeenschapsoctrooiaanvrage is gepubliceerd.

Artikel 5 - Opeising van het recht op het Gemeenschapsoctrooi

1. Indien het Gemeenschapsoctrooi is verleend aan een persoon die hierop ingevolge artikel 4 , leden 1 en 2, geen recht heeft, kan degene die ingevolge dat artikel wel recht op het octrooi heeft, eisen dat het octrooi onverminderd alle andere rechten of rechtsvorderingen aan hem als rechthebbende wordt overgedragen.

2. Degene die slechts op een deel van het Gemeenschapsoctrooi recht heeft, kan overeenkomstig het eerste lid eisen dat het octrooi aan hem als mederechthebbende wordt overgedragen.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde rechten kunnen slechts binnen twee jaar na de datum waarop de verlening van het Gemeenschapsoctrooi in het in artikel 57 bedoelde Mededelingenblad betreffende Gemeenschapsoctrooien is bekendgemaakt, in rechte worden uitgeoefend. Deze bepaling is niet van toepassing indien de octrooihouder ten tijde van de verlening of de verkrijging van het octrooi wist dat hij geen recht op het octrooi had.

4. De instelling van een rechtsvordering wordt ingeschreven in het in artikel 56 bedoelde Register van Gemeenschapsoctrooien. Ook in kracht van gewijsde gegane beslissingen over rechtsvorderingen of enige vorm van afstand ervan worden ingeschreven

Artikel 6 - Gevolgen van verandering in het houderschap van het Gemeenschapsoctrooi

1. Bij een volledige verandering in het houderschap van een Gemeenschapsoctrooi ingevolge een rechtsvordering op grond van artikel 5, vervallen de licenties en de andere rechten door inschrijving van de rechthebbende in het in artikel 56 bedoelde Register van Gemeenschapsoctrooien.

2. Indien vóór de inschrijving van de indiening van deze rechtsvordering,

a) de octrooihouder de uitvinding op het grondgebied van de Gemeenschap heeft toegepast of hiertoe daadwerkelijke en wezenlijke voorbereidingen heeft getroffen,

of indien

b) een licentiehouder een licentie heeft verkregen en de uitvinding op het grondgebied van de Gemeenschap heeft toegepast of hiertoe daadwerkelijke en wezenlijke voorbereidingen heeft getroffen,

kan hij de toepassing voortzetten, mits hij de nieuwe in het Register van Gemeenschapsoctrooien ingeschreven octrooihouder om een niet-uitsluitende licentie verzoekt. Dit verzoek dient binnen de in de uitvoeringsverordening voorgeschreven termijn te worden gedaan. De licentie moet voor een redelijke tijdsduur en op redelijke voorwaarden worden verleend.

3. Lid 2 is niet van toepassing indien de octrooihouder of de licentiehouder te kwader trouw was toen hij met de toepassing van de uitvinding of de voorbereiding hiertoe begon.

afdeling 2 - Rechtsgevolgen van het Gemeenschapsoctrooi en van de aanvrage ervan


Artikel 7 - Verbod van directe toepassing van de uitvinding

Het Gemeenschapsoctrooi geeft de octrooihouder het recht iedere derde die hiertoe niet de toestemming van de octrooihouder heeft verkregen, te verbieden:

a) een product waarop het octrooi betrekking heeft, te vervaardigen, aan te bieden, in het verkeer te brengen, te gebruiken, dan wel tot deze doeleinden in te voeren of in voorraad te hebben;

b) een werkwijze waarop het octrooi betrekking heeft, toe te passen of, indien de derde weet, dan wel indien uit de omstandigheden duidelijk blijkt, dat de toepassing van de werkwijze zonder toestemming van de octrooihouder verboden is, voor toepassing op het grondgebied van de lidstaten aan te bieden;

c) product dat rechtstreeks volgens de werkwijze waarop het octrooi betrekking heeft, is verkregen, aan te bieden, in het verkeer te brengen, te gebruiken, dan wel tot deze doeleinden in te voeren of in voorraad te hebben.

Artikel 8 - Verbod van indirecte toepassing van de uitvinding

1. Het Gemeenschapsoctrooi geeft de octrooihouder, naast het door artikel 7 verleende recht, het recht, iedere derde die hiertoe niet de toestemming van de octrooihouder heeft verkregen, te verbieden, op het grondgebied van de lidstaten aan een ander dan degene die gerechtigd is de geoctrooieerde uitvinding toe te passen, middelen voor de toepassing op dat grondgebied van die uitvinding aan te bieden of te leveren welke middelen een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding betreffen, indien de derde weet of indien uit de omstandigheden duidelijk blijkt dat deze middelen voor die toepassing geschikt en bestemd zijn.

2. Lid 1 geldt niet indien de daarin bedoelde middelen algemeen in de handel verkrijgbare producten zijn, tenzij de derde degene aan wie hij levert aanzet tot het verrichten van krachtens artikel 7 verboden handelingen.

3. Zij die de in artikel 9, onder a), b) en c), bedoelde handelingen verrichten, worden niet geacht in de zin van lid 1 gerechtigd te zijn de uitvinding toe te passen.

Artikel 9 - Beperking van de rechtsgevolgen van het Gemeenschapsoctrooi

De uit een Gemeenschapsoctrooi voortvloeiende rechten strekken zich niet uit tot:

a) handelingen die in de particuliere sfeer en voor niet-commerciële doeleinden worden verricht;

b) proefnemingen die het voorwerp van de geoctrooieerde uitvinding betreffen;

c) de bereiding per eenheid voor direct gebruik op medisch voorschrift van geneesmiddelen in apotheken, noch tot handelingen betreffende de aldus bereide geneesmiddelen;

d) het gebruik, aan boord van schepen van niet-lidstaten, van het voorwerp van de geoctrooieerde uitvinding in het schip zelf, de machines, het scheepswant, de tuigage en andere bijbehorende zaken, wanneer die schepen zich tijdelijk of bij toeval in de wateren van de lidstaten begeven, mits dit gebruik uitsluitend ten behoeve van het schip plaatsvindt.

e) het gebruik van het voorwerp van de geoctrooieerde uitvinding bij de bouw of het gebruik van luchtvaartuigen of landvoertuigen of van andere vervoermiddelen van niet-lidstaten of toebehoren van deze toestellen, wanneer zij zich tijdelijk of bij toeval op het grondgebied van de lidstaten begeven.

f) de handelingen vermeld in artikel 27 van het Verdrag van 7 december 1944 inzake de internationale burgerlijke luchtvaart, wanneer deze handelingen betrekking hebben op een luchtvaartuig van een andere staat dan een lidstaat.

Artikel 10 - Gemeenschappelijke uitputting van uit het Gemeenschapsoctrooi voortvloeiende rechten

De uit een Gemeenschapsoctrooi voortvloeiende rechten strekken zich niet uit tot handelingen op het grondgebied van de lidstaten die het door dit octrooi beschermde voortbrengsel betreffen nadat dit voortbrengsel door de octrooihouder of met zijn toestemming in de Gemeenschap in de handel is gebracht, tenzij er gegronde redenen zijn die rechtvaardigen dat de octrooihouder zich tegen de latere verhandeling van het voortbrengsel verzet.

Artikel 11 - Na de bekendmaking ervan uit de Gemeenschapsoctrooiaanvrage voortvloeiende rechten

1. Een naar gelang van de omstandigheden redelijke vergoeding kan worden geëist van een derde die, tussen de datum van publicatie van een Gemeenschapsoctrooiaanvrage en de datum van bekendmaking van de verlening van het Gemeenschapsoctrooi, de uitvinding heeft toegepast op een wijze die na deze periode op grond van het Gemeenschapsoctrooi verboden zou zijn.

2. De redelijke vergoeding is alleen verschuldigd indien de eiser, hetzij bij de persoon die de uitvinding toepast, hetzij bij het Bureau een vertaling van de conclusies heeft ingediend die het Bureau voor het publiek toegankelijk heeft gemaakt, in de officiële taal van de lidstaat waar degene die de uitvinding toepast, is gevestigd of zijn zetel heeft of, wanneer die lidstaat meer officiële talen heeft, in de door die persoon aanvaarde of aangewezen taal, mits de betwiste toepassing volgens de originele tekst van de aanvrage en volgens de tekst van de vertaling een inbreuk op de aanvrage vormt. Indien degene die de uitvinding toepast de tekst van de Gemeenschapsoctrooiaanvrage echter kan begrijpen in de taal waarin deze voor het publiek toegankelijk is gemaakt, is de redelijke vergoeding verschuldigd zonder dat een vertaling is ingediend.

3. Bij de vaststelling van de redelijke vergoeding wordt rekening gehouden met de goede trouw van degene die de uitvinding heeft toegepast.

4. De in lid 2 bedoelde officiële taal is een officiële taal van de Gemeenschap.

Artikel 12 - Recht van voorgebruik van de uitvinding

1. Een Gemeenschapsoctrooi kan niet worden tegengeworpen aan een persoon die te goeder trouw ten behoeve van zijn onderneming vóór de datum van indiening of, indien voorrang is ingeroepen, de datum van voorrang van de aanvrage op basis waarvan het octrooi is verleend, de uitvinding in de Gemeenschap gebruikte of daartoe daadwerkelijke en ernstige voorbereidingen heeft getroffen, hierna 'voorgebruiker' genoemd. De voorgebruiker mag ten behoeve van zijn onderneming het bedoelde gebruik voortzetten of de uitvinding gebruiken zoals hij bij zijn voorbereidingen voor ogen had.

2. De overdracht of overgang van het recht van de voorgebruiker onder levenden of wegens overlijden is alleen mogelijk samen met diens onderneming of met het gedeelte van zijn onderneming waar het gebruik of de voorbereidingen daartoe hebben plaatsgehad.

Artikel 13

Octrooien voor werkwijzen: bewijslast

1. Wanneer een Gemeenschapsoctrooi betrekking heeft op een werkwijze tot vervaardiging van een nieuw voortbrengsel, wordt ieder identiek voortbrengsel dat zonder toestemming van de octrooihouder is vervaardigd, behoudens tegenbewijs, geacht met toepassing van die werkwijze te zijn verkregen.

2. Bij het leveren van tegenbewijs wordt rekening gehouden met het gerechtvaardigde belang van de verweerder bij de bescherming van fabricage- en bedrijfsgeheimen.

Afdeling 3 - Het Gemeenschapsoctrooi als deel van het vermogen


Artikel 14 - Behandeling van het Gemeenschapsoctrooi als nationaal octrooi

1. Tenzij in de artikelen 15 tot en met 24 anders wordt bepaald, wordt het Gemeenschapsoctrooi, als deel van het vermogen in zijn geheel en voor het gehele grondgebied van de Gemeenschap, als een nationaal octrooi beschouwd dat is ingeschreven in de lidstaat waar, volgens het in artikel 56 bedoelde Register van Gemeenschapsoctrooien:

a) de aanvrager op de dag van indiening van de Gemeenschapsoctrooiaanvrage zijn woonplaats of zetel had;

b) indien het onder a) gestelde niet van toepassing is, de aanvrager op die dag een vestiging had;

c) indien het onder a) en b) gestelde niet van toepassing is, de eerste in het Register van Gemeenschapsoctrooien ingeschreven gemachtigde van de aanvrager op de dag van inschrijving kantoor hield.

In alle andere gevallen is de bedoelde lidstaat de staat waar de Europese Octrooiorganisatie is gevestigd.

2. Wanneer twee of meer personen als medeaanvragers in het Register van Gemeenschapsoctrooien zijn ingeschreven, wordt lid 1, eerste alinea, op de eerstingeschrevene toegepast. Wanneer dit niet mogelijk is, wordt artikel 1, eerste alinea, op de eerstvolgende medeaanvrager in volgorde van inschrijving toegepast. Indien lid 1 op geen van de medeaanvragers wordt toegepast, is lid 1, tweede alinea, van toepassing.

3. De inwerkingtreding van een recht kan niet afhankelijk zijn van een eventuele inschrijving in een nationaal octrooiregister.

Artikel 15 - Overdracht

1. Het Gemeenschapsoctrooi waarvan een onderneming houder is, kan onafhankelijk van deze onderneming worden overgedragen.

2. De overdracht van een onderneming in haar geheel houdt in dat ook het Gemeenschapsoctrooi overgaat, tenzij overeenkomstig de op de overdracht toepasselijke wetgeving een tegenovergestelde overeenkomst bestaat of dit duidelijk uit de omstandigheden blijkt. Deze bepaling is van toepassing op de verbintenis uit een overeenkomst tot overdracht van de onderneming.

3. De overdracht van een Gemeenschapsoctrooi geschiedt bij een schriftelijke akte die door de partijen bij de overeenkomst is ondertekend, behalve indien de overdracht het gevolg is van een rechterlijke beslissing; bij gebreke daarvan is de overgang nietig.

4. Onverminderd artikel 6, lid 1, laat een overdracht de door derden vóór de datum van de overdracht verkregen rechten onverlet.

5. Een overdracht kan eerst na inschrijving in het in artikel 56 bedoelde Register van Gemeenschapsoctrooien aan derden worden tegengeworpen, en wel in de omvang die blijkt uit de stukken die in de in artikel 59 bedoelde uitvoeringsverordening zijn voorgeschreven. De overdracht kan evenwel vóór de inschrijving worden tegengeworpen aan derden die na de datum van de overdracht rechten hebben verkregen, maar bij de verkrijging van deze rechten van de overdracht kennis droegen.

Artikel 16 - Zakelijke rechten

1. Het Gemeenschapsoctrooi kan onafhankelijk van de onderneming in pand worden gegeven of het voorwerp van een ander zakelijk recht vormen.

2. Op verzoek van een der partijen worden de in lid 1 bedoelde rechten in het in artikel 56 bedoelde Register van Gemeenschapsoctrooien ingeschreven en in het in artikel 57 bedoelde Mededelingenblad betreffende Gemeenschapsoctrooien bekendgemaakt.

Artikel 17 - Gedwongen tenuitvoerlegging

1. Het Gemeenschapsoctrooi kan het voorwerp van maatregelen van gedwongen tenuitvoerlegging vormen.

2. Op verzoek van een der partijen wordt de tenuitvoerlegging in het in artikel 56 bedoelde Register van Gemeenschapsoctrooien ingeschreven en in het in artikel 57 bedoelde Mededelingenblad betreffende Gemeenschapsoctrooien bekendgemaakt.

Artikel 18 - Faillissementsprocedures of soortgelijke procedures

1. Een Gemeenschapsoctrooi kan alleen in een faillissementsprocedure of een soortgelijke procedure worden betrokken in de lidstaat waar zich de grootste belangen van de schuldenaar bevinden.

2. In geval van mede-eigendom van een Gemeenschapsoctrooi is lid 1 op het deel van de mede-eigenaar van toepassing.

3. Wanneer een Gemeenschapsoctrooi in een faillissementsprocedure of een soortgelijke procedure is betrokken, wordt op verzoek van de bevoegde nationale instantie de desbetreffende vermelding in het in artikel 56 van deze verordening bedoelde Register van Gemeenschapsoctrooien ingeschreven en in het in artikel 57 bedoelde Mededelingenblad betreffende Gemeenschapsoctrooien gepubliceerd.

Artikel 19 - Contractuele licenties

1. Het Gemeenschapsoctrooi kan geheel of gedeeltelijk het voorwerp zijn van licenties voor de hele Gemeenschap of een deel daarvan. Een licentie kan uitsluitend of niet-uitsluitend zijn.

2. De aan het Gemeenschapsoctrooi verbonden rechten kunnen worden ingeroepen tegen een licentiehouder die handelt in strijd met een van de grenzen van de licentieovereenkomst.

3. Artikel 15, leden 4 en 5, is van overeenkomstige toepassing op de verlening of de overdracht van een licentie van een Gemeenschapsoctrooi.

Artikel 20 - Licenties van rechtswege

1. De houder van een Gemeenschapsoctrooi kan bij het Bureau een schriftelijke verklaring indienen dat hij bereid is eenieder toe te staan als licentiehouder de uitvinding toe te passen tegen betaling van een redelijke vergoeding. In dat geval worden de jaarlijkse heffingen voor instandhouding van het Gemeenschapsoctrooi, die na ontvangst van de verklaring verschuldigd zijn, verlaagd; het bedrag van de verlaging wordt vastgesteld in de in artikel 60 bedoelde Verordening inzake de heffingen. Bij een volledige overdracht van het houderschap van het octrooi ingevolge een krachtens artikel 5 ingediende rechtsvordering wordt de verklaring geacht te zijn ingetrokken op de dag waarop de rechthebbende in het Register van Gemeenschapsoctrooien is ingeschreven.

2. De verklaring kan op elk ogenblik door een schriftelijke kennisgeving aan het Bureau worden ingetrokken mits nog niemand de octrooihouder van zijn voornemen de uitvinding toe te passen in kennis heeft gesteld. De intrekking wordt van kracht bij ontvangst van genoemde kennisgeving door het Bureau. Het bedrag waarmee de jaarlijkse heffingen verlaagd zijn, dient alsnog te worden betaald binnen een termijn van één maand na de intrekking; artikel 25, lid 2, is van toepassing, met dien verstande dat de termijn van zes maanden bij het verstrijken van voornoemde termijn begint te lopen.

3. De verklaring kan niet worden ingediend zolang een uitsluitende licentie in het Register van Gemeenschapsoctrooien is ingeschreven of indien een verzoek tot inschrijving van een dergelijke licentie bij het Bureau is ingediend.

4. Ingevolge de verklaring is een ieder bevoegd de uitvinding als licentiehouder toe te passen onder de voorwaarden genoemd in de in artikel 59 bedoelde uitvoeringsverordening. Een krachtens dit artikel verkregen licentie wordt voor de toepassing van deze verordening met een contractuele licentie gelijkgesteld.

5. Op schriftelijk verzoek van een van de partijen stelt de Commissie het bedrag van de in lid 1 bedoelde vergoeding vast, of wijzigt zij dit indien er zich feiten hebben voorgedaan of feiten bekend zijn geworden waaruit blijkt dat dit bedrag kennelijk onredelijk is.

6. Een verzoek tot inschrijving van een uitsluitende licentie in het Register van Gemeenschapsoctrooien is niet ontvankelijk nadat de verklaring is ingediend, tenzij deze is ingetrokken of wordt geacht te zijn ingetrokken.

7. Een lidstaat kan geen licenties van rechtswege op een Gemeenschapsoctrooi verlenen.

Artikel 21 - Verlening van dwanglicenties

1. De Commissie kan wegens het niet of onvoldoende toepassen van een Gemeenschapsoctrooi aan eenieder een dwanglicentie verlenen op een aanvrage die is ingediend na een termijn van vier jaar vanaf de indiening van de octrooiaanvrage en drie jaar na de verlening van het octrooi, indien de octrooihouder het octrooi in de Gemeenschap niet op redelijke wijze heeft toegepast of daartoe geen daadwerkelijke en wezenlijke voorbereidingen heeft getroffen, tenzij hij dit nalaten met een gegronde reden kan rechtvaardigen. Bij de boordeling of het octrooi niet of onvoldoende is toegepast, wordt geen enkel onderscheid gemaakt tussen uit de Gemeenschap afkomstige voortbrengsels en ingevoerde voortbrengsels.

2. De Commissie kan aan de houder van een nationaal octrooi of een Gemeenschapsoctrooi of aan de houder van een kwekersrecht die zijn octrooi (tweede octrooi) of zijn nationale of communautaire kwekersrecht niet kan uitoefenen zonder inbreuk te maken op een Gemeenschapsoctrooi (eerste octrooi), op aanvrage een dwanglicentie op het eerste octrooi verlenen, mits de uitvinding of het kweekproduct dat voorwerp van het tweede octrooi of het kwekersrecht is, een belangrijke technische vooruitgang van aanzienlijk economisch belang vormt ten opzichte van de uitvinding die voorwerp van het eerste octrooi is. De Commissie kan iedere maatregel nemen die zij noodzakelijk acht om na te gaan of een dergelijke situatie zich voordoet. In geval van een dwanglicentie ten behoeve van een afhankelijk octrooi of kwekersrecht heeft de houder van het eerste octrooi recht op een wederkerige licentie tegen redelijke voorwaarden om de geoctrooieerde uitvinding of het beschermde kweekproduct te gebruiken.

3. De Commissie kan, in een crisisperiode of andere uiterste noodsituaties of wanneer moet worden opgetreden tegen praktijken die in de uitspraak in een gerechtelijke of administratieve procedure als mededingingbeperkend zijn aangemerkt, de toepassing van een Gemeenschapsoctrooi toestaan.

4. Bij de technologie van halfgeleiders is de toepassing uitsluitend in de in lid 3 bedoelde situaties mogelijk.

5. Een in de leden 1, 2 en 3 bedoelde licentie of toepassing kan slechts worden toegekend indien de kandidaat-gebruiker heeft getracht tegen redelijke commerciële voorwaarden toestemming van de octrooihouder te krijgen en deze pogingen niet binnen een redelijke termijn zijn geslaagd. In de in lid 3 bedoelde situaties kan de Commissie echter van deze voorwaarde afwijken. In die gevallen wordt de houder van het recht zo spoedig als redelijkerwijze mogelijk is, gewaarschuwd.

6. De uitvoeringsbepalingen en de te volgen procedures voor de toepassing van de in dit artikel vervatte beginselen worden in de uitvoeringsverordening vastgesteld.

Artikel 22 - De op dwanglicenties toepasselijke voorwaarden

1. Bij de verlening van een dwanglicentie krachtens artikel 21 geeft de Commissie nauwkeurig de hierdoor gedekte soorten toepassingen en de toepasselijke voorwaarden aan. De volgende voorwaarden zijn van toepassing:

a) de reikwijdte en de duur van de toepassing worden beperkt tot de doelen waarvoor de dwanglicentie is toegestaan;

b) de toepassing is niet uitsluitend;

c) de toepassing is niet overdraagbaar, behalve samen met het deel van de onderneming of het bedrijf waaraan de dwanglicentie is verleend;

d) de toepassing wordt voornamelijk toegestaan om de interne markt van de Gemeenschap te bevoorraden, behalve wanneer een einde moet worden gemaakt aan een praktijk die in de uitspraak in een gerechtelijke of administratieve procedure als mededingingbeperkend is aangemerkt;

e) de Commissie kan op grond van een gemotiveerd verzoek besluiten de toestemming te beëindigen indien op dat moment de omstandigheden die tot die toestemming hebben geleid, zich niet meer voordoen en zich waarschijnlijk ook niet meer zullen voordoen en onder de voorwaarde dat de gerechtvaardigde belangen van degenen aan wie de toestemming was verleend doeltreffend worden beschermd;

f) de licentiehouder moet de rechthebbende een redelijke vergoeding betalen, die wordt vastgesteld aan de hand van de economische waarde van de toestemming en van de eventuele noodzaak een mededingingbeperkende praktijk te beëindigen;

g) bij een dwanglicentie ten behoeve van een afhankelijk octrooi of een kwekersrecht is de toegestane toepassing van het eerste octrooi niet overdraagbaar, tenzij het tweede octrooi of het kwekersrecht eveneens wordt overgedragen.

2. De lidstaten kunnen geen dwanglicenties op een Gemeenschapsoctrooi verlenen.

Artikel 23 - Werking jegens derden

1. De in de artikelen 16 tot en met 22 bedoelde rechtshandelingen betreffende het Gemeenschapsoctrooi kunnen in alle lidstaten slechts aan derden worden tegengeworpen nadat zij in het Register van Gemeenschapsoctrooien zijn ingeschreven. Wel kan een dergelijke handeling vóór deze inschrijving worden tegengeworpen aan derden die na de datum van deze handeling rechten op het octrooi hebben verworven, maar die op de datum waarop zij de betrokken rechten verwierven, van deze handeling kennis droegen.

2. Lid 1 is niet van toepassing op degene die het Gemeenschapsoctrooi of een recht op het Gemeenschapsoctrooi heeft verworven door overdracht van de onderneming in haar geheel of krachtens andere rechtsopvolging onder algemene titel.

Artikel 24 - De Gemeenschapsoctrooiaanvrage als deel van het vermogen

1. De artikelen 14 tot en met 19 alsmede artikel 21, leden 3 tot 6, en artikel 22 zijn op de Gemeenschapsoctrooiaanvrage van toepassing.

2. Door derden verworven rechten op een in lid 1 bedoelde Gemeenschapsoctrooiaanvrage behouden hun werking met betrekking tot het Gemeenschapsoctrooi dat op die aanvrage is verleend.

HOOFDSTUK III - INSTANDHOUDING, VERVAL EN NIETIGHEID VAN HET GEMEENSCHAPSOCTROOI

Afdeling 1 - Instandhouding en verval


Artikel 25 - Jaarlijkse heffingen

1. Voor de instandhouding van Gemeenschapsoctrooien moeten overeenkomstig de in artikel 60 bedoelde uitvoeringsverordening jaarlijkse heffingen aan het Bureau worden betaald. Deze heffingen zijn verschuldigd voor ieder jaar na het jaar waarin de vermelding van de verlening van het octrooi in het in artikel 57 bedoelde Mededelingenblad betreffende Gemeenschapsoctrooien is bekendgemaakt.

2. Wanneer een jaarlijkse heffing niet op de vervaldatum is betaald, kan deze heffing alsnog binnen zes maanden na de vervaldag rechtsgeldig worden betaald, mits gelijktijdig een toeslag wordt betaald.

3. Een jaarlijkse heffing voor een Gemeenschapsoctrooi die binnen twee maanden na de bekendmaking van de verlening van het Gemeenschapsoctrooi vervalt, wordt geacht rechtsgeldig te zijn betaald indien zij binnen de in lid 2 genoemde termijn is betaald. In dat geval wordt geen toeslag geheven.

Artikel 26 - Afstand

1. Van een Gemeenschapsoctrooi kan slechts in zijn geheel afstand worden gedaan.

2. De afstand moet schriftelijk door de octrooihouder aan het Bureau worden gemeld. De afstand wordt pas van kracht na inschrijving in het Register van Gemeenschapsoctrooien.

3. De afstand wordt slechts in het Register van Gemeenschapsoctrooien ingeschreven met toestemming van degene die een in dit register ingeschreven zakelijk recht heeft of op wiens naam een inschrijving overeenkomstig artikel 5, lid 4, eerste zin, is verricht. Indien een licentie in het register is ingeschreven, wordt de afstand slechts ingeschreven indien de octrooihouder aantoont dat hij de licentiehouder vooraf van zijn voornemen afstand te doen in kennis heeft gesteld. De inschrijving van de afstand geschiedt na het verstrijken van de in de in artikel 59 bedoelde uitvoeringsverordening voorgeschreven termijn.

Artikel 27 - Verval

1. Het Gemeenschapsoctrooi vervalt:

a) na afloop van twintig jaar vanaf de datum waarop de aanvrage is ingediend;

b) indien de octrooihouder afstand doet overeenkomstig de in artikel 26 bepaalde voorwaarden;

c) indien een jaarlijkse heffing en de eventuele toeslag niet tijdig zijn betaald.

2. Het verval van het Gemeenschapsoctrooi wegens niet-tijdige betaling van een jaarlijkse heffing en van de eventuele toeslag wordt geacht op de vervaldatum van de jaarlijkse heffing te hebben plaatsgehad.

Afdeling 2 - Nietigheid van het Gemeenschapsoctrooi


Artikel 28 - Nietigheidsgronden

1. Het Gemeenschapsoctrooi kan slechts op de volgende gronden nietig worden verklaard:

a) het voorwerp van het octrooi is op grond van de artikelen 52 tot en met 57 van het Verdrag van München niet octrooieerbaar;

b) het octrooischrift bevat geen beschrijving van de uitvinding die zodanig duidelijk en volledig is dat een deskundige deze uitvinding kan toepassen;

c) het voorwerp van het octrooi wordt niet gedekt door de inhoud van de octrooiaanvrage zoals die is ingediend of, indien het octrooi is verleend op een afgesplitste of een nieuwe octrooiaanvrage die overeenkomstig artikel 61 van het Verdrag van München is ingediend, door de inhoud van de oorspronkelijke aanvrage zoals die is ingediend;

d) de beschermingsomvang van het octrooi is uitgebreid;

e) de octrooihouder was niet de rechthebbende op het octrooi in de zin van artikel 4, leden 1 en 2, van deze verordening;

f) het voorwerp van het octrooi is niet nieuw ten opzichte van de inhoud van een nationale octrooiaanvrage of een nationaal octrooi die of dat in een lidstaat voor het publiek toegankelijk is gemaakt op de indieningsdatum of op een latere datum of, indien voorrang is ingeroepen, op de voorrangsdatum van het Gemeenschapsoctrooi maar met een indieningsdatum of een voorrangsdatum die eerder dan die datum is.

2. Indien de nietigheidsgronden het octrooi slechts gedeeltelijk aantasten, wordt de nietigheid zodanig uitgesproken dat het octrooi dienovereenkomstig wordt beperkt. De beperking kan geschieden in de vorm van een wijziging van de conclusies, van de beschrijving of van de tekeningen.

Artikel 29 - Rechtgevolgen van nietigheid

1. Het Gemeenschapsoctrooi wordt geacht van het begin af niet de in deze verordening bedoelde rechtsgevolgen te hebben gehad in de mate waarin het octrooi geheel of gedeeltelijk nietig is verklaard.

2. De terugwerkende kracht van de nietigheid van het octrooi heeft geen gevolgen voor:

a) beslissingen over inbreuk die vóór de vervallen- of nietigverklaring in kracht van gewijsde zijn gegaan en ten uitvoer zijn gelegd;

b) vóór de vervallen- of nietigverklaring gesloten overeenkomsten, voor zover die vóór die verklaring zijn uitgevoerd; uit billijkheidsoverwegingen kan echter terugbetaling van de op grond van deze overeenkomst betaalde bedragen worden geëist en wel in de mate die door de omstandigheden wordt gerechtvaardigd.

HOOFDSTUK IV - BEVOEGDHEID EN PROCEDURE INZAKE RECHTSVORDERINGEN BETREFFENDE GEMEENSCHAPSOCTROOIEN

Afdeling 1 - Vorderingen inzake geldigheid, inbreuk en gebruik van het Gemeenschapsoctrooi


Artikel 30 - Vorderingen en verzoeken die op het Gemeenschapsoctrooi van toepassing zijn - uitsluitende bevoegdheid van het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom

1. Met betrekking tot het Gemeenschapsoctrooi kan een vordering tot nietigverklaring, inzake inbreuk of tot verklaring van niet-inbreuk, een vordering inzake het gebruik van het octrooi of inzake het recht van voorgebruik van het octrooi, alsook een verzoek tot beperking, een vordering in reconventie tot nietigverklaring of een verzoek tot vervallenverklaring worden ingesteld. Ook kunnen vorderingen of verzoeken tot schadevergoeding dienaangaande worden ingesteld.

2. Met betrekking tot het Gemeenschapsoctrooi is geen vordering inzake dreigende inbreuk mogelijk.

3. Voor de in lid 1 bedoelde vorderingen en verzoeken is uitsluitend het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom bevoegd. Zij worden in eerste instantie bij de kamer van eerste aanleg van dit gerecht ingesteld.

4. Onverminderd de bepalingen van het Verdrag en van deze verordening worden de voorwaarden en voorschriften betreffende de in lid 1 bedoelde vorderingen en verzoeken alsook de regels die op de genomen beslissingen van toepassing zijn, in het statuut of reglement voor de procesvoering van het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom vastgesteld.

Artikel 31 - Vordering tot nietigverklaring

1. Een vordering tot nietigverklaring van een Gemeenschapsoctrooi kan slechts op een van de in artikel 28, lid 1, genoemde nietigheidsgronden worden gegrond.

2. Een ieder kan een vordering tot nietigverklaring instellen; in het in artikel 28, lid 1, onder e), genoemde geval kan de vordering echter uitsluitend worden ingesteld door degene die als octrooihouder recht heeft op inschrijving in het Register van Gemeenschapsoctrooien of gezamenlijk door degenen die als mederechthebbenden op dit octrooi recht hebben op inschrijving uit hoofde van artikel 5 .

3. De vordering kan zelfs worden ingesteld wanneer nog oppositie kan worden ingesteld of er een oppositieprocedure bij het Bureau aanhangig is.

4. De vordering kan zelfs worden ingesteld wanneer het Gemeenschapsoctrooi is vervallen.

Artikel 32 - Vordering in reconventie tot nietigverklaring

1. Een vordering in reconventie tot nietigverklaring van een Gemeenschapsoctrooi kan slechts op de in artikel 28, lid 1, genoemde nietigheidsgronden worden gegrond.

2. Indien een vordering in reconventie wordt ingesteld in een procedure waarin de octrooihouder nog geen partij is, wordt hij daarvan in kennis gesteld en kan hij zich in het geding voegen.

Artikel 33 - Vordering inzake inbreuk

1. Een vordering inzake inbreuk kan slechts in de artikelen 7, 8 en 19 van deze verordening bedoelde feiten worden gegrond.

2. Een vordering inzake inbreuk wordt door de octrooihouder ingesteld. Een houder van een contractuele licentie kan slechts met toestemming van de octrooihouder een vordering inzake inbreuk instellen, tenzij in het contract anders is bepaald. Niettemin kan een houder van een uitsluitende licentie en een houder van een licentie van rechtswege of van een dwanglicentie een dergelijke vordering instellen indien de octrooihouder dit, na hiertoe te zijn aangespoord, niet zelf doet.

3. De octrooihouder mag zich voegen in een inbreukprocedure die op grond van lid 2 door een licentiehouder is aangespannen.

4. Iedere licentiehouder mag zich voegen in een inbreukprocedure die op grond van lid 2 door de octrooihouder is aangespannen teneinde de hem toekomende schadevergoeding te verkrijgen.

Artikel 34 - Vordering tot verklaring van niet-inbreuk

1. Een ieder kan een vordering tegen een octrooihouder of een houder van een uitsluitende licentie instellen om vast te stellen dat de economische werkzaamheid die hij uitoefent, waarvoor hij daadwerkelijke voorbereidingen heeft getroffen of die hij voornemens is te beginnen, geen inbreuk op het octrooi in de zin van de artikelen 7, 8 en 19 vormt.

2. De geldigheid van een Gemeenschapsoctrooi kan niet worden betwist door een vordering tot verklaring van niet-inbreuk.

Artikel 35 - Vordering inzake het gebruik van de uitvinding vóór de verlening van het octrooi

Een vordering inzake het gebruik van de uitvinding tijdens de in artikel 11, lid 1, bedoelde periode wordt door de aanvrager of de houder van het octrooi ingesteld. Niettemin kan een houder van een uitsluitende licentie een dergelijke vordering instellen indien de octrooihouder dit, na daartoe te zijn aangespoord, niet zelf doet.

Artikel 36 - Vordering inzake het recht van voorgebruik van de uitvinding

Een vordering inzake het in artikel 12, lid 1, bedoelde recht van voorgebruik wordt ingediend door de voorgebruiker of door de persoon aan wie hij zijn recht overeenkomstig lid 2 van genoemd artikel heeft overgedragen, teneinde zijn recht op gebruik van de betreffende uitvinding vast te stellen.

Artikel 37 - Verzoek tot beperking

1. Op verzoek van de octrooihouder kan het Gemeenschapsoctrooi worden beperkt door middel van een wijziging van de conclusies, van de beschrijving of van de tekeningen.

2. Het verzoek kan niet worden ingesteld zolang nog oppositie kan worden ingesteld of een oppositieprocedure of een nietigheidsprocedure aanhangig is.

3. Het verzoek is slechts ontvankelijk met toestemming van degene die een in het Register van Gemeenschapsoctrooien ingeschreven zakelijk recht heeft of op wiens naam een inschrijving overeenkomstig artikel 5, lid 4, eerste zin, is verricht. Indien een licentie in het register is ingeschreven, is het verzoek slechts ontvankelijk indien de octrooihouder de toestemming van de licentiehouder aantoont of na een termijn van drie maanden nadat hij de licentiehouder in kennis heeft gesteld van zijn voornemen het octrooi te beperken.

4. Indien het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom na deze procedure van oordeel is dat, gezien de door de houder aangebrachte wijzigingen, de in artikel 28 bedoelde nietigheidsgronden zich niet tegen instandhouding van het Gemeenschapsoctrooi verzetten, besluit het Gerecht dit octrooi dienovereenkomstig te beperken. Indien het gerecht de wijzigingen niet aanvaardbaar acht, wijst het het verzoek af.

Artikel 38 - Verzoek tot vervallenverklaring

Eenieder kan een verzoek tot vervallenverklaring van een Gemeenschapsoctrooi om de in artikel 27 bedoelde redenen instellen.

Artikel 39 - Beroep

1. Tegen de beslissingen van de kamer van eerste aanleg van het Communautaire Gerecht voor intellectuele eigendom in procedures naar aanleiding van de in dit hoofdstuk bedoelde vorderingen en verzoeken kan bij de kamer van beroep van dit gerecht beroep worden ingesteld.

2. Het beroep wordt binnen twee maanden na de kennisgeving van de beslissing bij de kamer van beroep ingesteld overeenkomstig het statuut van het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom.

3. De kamer van beroep is bevoegd zowel over de feiten als over het recht te oordelen en is bevoegd zowel de aangevochten beslissing te vernietigen als deze te wijzigen.

4. Elke partij in een procedure bij het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom kan beroep instellen tegen een beslissing die voor haar ongunstig is.

5. Het beroep heeft schorsende werking. De kamer van eerste aanleg kan haar beslissing echter direct uitvoerbaar verklaren en daaraan eventueel garanties verbinden.

Artikel 40 - Handelingsbevoegdheid van de Commissie

1. Indien het belang van de Gemeenschap dit vereist, kan de Commissie bij het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom een vordering tot nietigverklaring van een Gemeenschapsoctrooi indienen.

2. De Commissie kan zich ook, onder de in lid 1 bedoelde voorwaarden, in iedere bij het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom aanhangige procedure voegen.

Artikel 41 - Omvang van de bevoegdheid

Het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom is in de procedures bedoeld in de artikelen 33 tot en met 36 bevoegd voor alle feiten en activiteiten die op een gedeelte of op het gehele grondgebied , de zone en de ruimte waarop deze verordening van toepassing is, hebben plaatsgevonden.

Artikel 42 - Voorlopige en bewarende maatregelen

Het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom kan overeenkomstig zijn statuut iedere noodzakelijke voorlopige of bewarende maatregel nemen.

Artikel 43 - Sancties

Wanneer het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom in een procedure als bedoeld in artikel 33 constateert dat de verweerder inbreuk op een Gemeenschapsoctrooi heeft gemaakt, kan het de volgende bevelen uitvaardigen:

a) een bevel aan de verweerder om de inbreukmakende handelingen te staken;

b) inbeslagname van de inbreukmakende voortbrengselen;

c) inbeslagname van de goederen, materialen en gereedschappen die dienen om de beschermde uitvinding toe te passen en die zijn geleverd of aangeboden onder de in artikel 8 omschreven omstandigheden;

d) andere maatregelen die bij de omstandigheden passen of die geschikt zijn om de onder de punten a), b) en c) bedoelde bevelen te doen naleven.

Artikel 44 - Vorderingen of verzoeken tot schadevergoeding

1. Het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom is bevoegd betaling van schadevergoeding en herstel van de schade op te leggen ter ondersteuning van de in artikel 31 tot en met 36 bedoelde vorderingen en verzoeken.

2. Bij de vaststelling van een gepaste schadevergoeding houdt het gerecht rekening met alle relevante elementen, zoals de economische consequenties van de inbreuk voor de benadeelde partij en het gedrag en de goede of kwade trouw van de partijen. De schadevergoeding heeft niet het karakter van een straf.

3. Totdat het tegendeel is bewezen, wordt voor de toepassing van lid 2 verondersteld dat de veronderstelde inbreukmaker wiens woonplaats of zetel zich bevindt in een lidstaat waarvan de officiële taal, die ook een officiële taal van de Gemeenschap is, niet de taal is waarin het octrooi is verleend of waarin een vertaling van het octrooi overeenkomstig artikel 58, voor het publiek toegankelijk is gemaakt, niet wist en geen redelijke redenen had om te weten dat hij inbreuk op het octrooi maakte. In dat geval is schadevergoeding wegens inbreuk slechts verschuldigd vanaf het moment waarop aan de veronderstelde inbreukmaker een vertaling van het octrooi is betekend in de officiële taal van de lidstaat waar zijn woonplaats of zetel zich bevindt.

4. Indien de in lid 3 bedoelde lidstaat twee of meer officiële talen heeft die ook officiële talen van de Gemeenschap zijn, heeft de inbreukmaker recht op een kennisgeving in de taal die hij kent.

Artikel 45 - Verjaring

De in dit hoofdstuk bedoelde vorderingen betreffende het gebruik, het recht van voorgebruik, inbreuk en schadevergoeding verjaren vijf jaar na het moment waarop de betreffende feiten zich hebben voorgedaan, of, indien de aanvrager geen kennis had van de feiten op het moment dat zij zich voordeden, vanaf het moment waarop hij er kennis van heeft genomen of had moeten nemen.

Afdeling 2 - Bevoegdheid en procedure voor andere vorderingen betreffende het Gemeenschapsoctrooi


Artikel 46 - Bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties

De nationale rechterlijke instanties van de lidstaten zijn bevoegd voor rechtsvorderingen betreffende het Gemeenschapsoctrooi die noch op grond van het EG-Verdrag onder de uitsluitende bevoegdheid van het Hof van Justitie vallen, noch op grond van de bepalingen van Hoofdstuk IV, Afdeling I, van deze verordening onder die van het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom vallen.

Artikel 47 - Toepassing van het Bevoegdheids- en Executieverdrag

Tenzij deze verordening anders bepaalt, is het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Brussel op 27 september 1968 , van toepassing op de procedures voor de nationale rechterlijke instanties en op naar aanleiding van die procedures genomen beslissingen.

PB C 27 van 26.1.1998, blz. 3.

Artikel 48 - Vorderingen betreffende het recht op octrooi tussen werkgever en werknemer

1. In afwijking van uit hoofde van artikel 47 toepasselijke bepalingen berust de bevoegdheid voor geschillen betreffende het recht op octrooi tussen werkgevers en werknemers uitsluitend bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waarvan de wetgeving op grond van artikel 4, lid 2, het recht op het Gemeenschapsoctrooi bepaalt.

2. Een bevoegdheidsovereenkomst is slechts geldig indien zij na het ontstaan van het geschil is gesloten of indien de werknemer zich hierdoor tot andere rechterlijke instanties dan de op grond van lid 1 bevoegde instanties kan wenden.

Artikel 49 - Vorderingen inzake gedwongen tenuitvoerlegging betreffende het Gemeenschapsoctrooi

Onverminderd de uit hoofde van artikel 47 toepasselijke bepalingen zijn, inzake de in artikel 17 van deze verordening bedoelde gedwongen tenuitvoerlegging betreffende een Gemeenschapsoctrooi, uitsluitend rechterlijke instanties en autoriteiten van de overeenkomstig artikel 14 aangewezen lidstaat bevoegd.

Artikel 50 - Aanvullende bepalingen inzake bevoegdheid

1. In de lidstaat waar de rechterlijke instanties volgens artikel 47 bevoegd zijn, worden de rechtsvorderingen ingediend bij de rechterlijke instanties die absoluut en relatief bevoegd zouden zijn indien het rechtsvorderingen inzake een in die lidstaat verleend nationaal octrooi zou betreffen.

2. Indien op grond van de artikelen 47 en 48 en van lid 1 van dit artikel geen rechterlijke instantie voor een rechtsvordering betreffende een Gemeenschapsoctrooi bevoegd is, kan deze rechtsvordering worden ingediend bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de Europese Octrooiorganisatie is gevestigd.

Artikel 51 - Verplichtingen van de nationale rechterlijke instantie

1. De nationale rechterlijke instantie waarbij een vordering of verzoek als bedoeld in artikel 30 wordt ingediend, verklaart zich ambtshalve onbevoegd.

2. De nationale rechterlijke instantie waarbij een andere vordering betreffende een Gemeenschapsoctrooi dan die bedoeld in artikel 30 wordt ingediend, moet dat octrooi als geldig beschouwen tenzij het door het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom in een in kracht van gewijsde gegane beslissing nietig is verklaard.

3. De nationale rechterlijke instantie waarbij een andere vordering of een ander verzoek betreffende een Gemeenschapsoctrooi dan die bedoeld in artikel 30 wordt ingediend, schort de behandeling op indien naar haar mening voor haar vonnis een beslissing over een vordering of een verzoek als bedoeld in artikel 30, ingediend bij het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom noodzakelijk is. Deze opschorting geschiedt hetzij ambtshalve nadat de partijen zijn gehoord, wanneer een vordering of verzoek als bedoeld in artikel 30 bij het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom is ingediend, hetzij op verzoek van een van de partijen nadat de andere partijen zijn gehoord, indien de zaak nog niet bij het Gemeenschappelijke Gerecht aanhangig is. In het laatste geval verzoekt de nationale rechterlijke instantie de partijen de zaak aanhangig te maken binnen een door haar toegestane termijn. Indien de zaak niet binnen die termijn aanhangig wordt gemaakt, wordt de procedure voortgezet.

Artikel 52 - Toepasselijk procesrecht

Tenzij in deze verordening anders wordt bepaald, past de nationale rechterlijke instantie het procesrecht toe dat van toepassing is op soortgelijke rechtsvorderingen betreffende een nationaal octrooi in de lidstaat waar de rechtbank gelegen is.

Afdeling 3 - Arbitrage


Artikel 53 - Arbitrage

De bepalingen van deze titel betreffende de bevoegdheid en de gerechtelijke procedure laten de toepassing van de nationale regels van de lidstaten inzake arbitrage onverlet. In een arbitrageprocedure kan een Gemeenschapsoctrooi echter niet nietig of ongeldig worden verklaard.

HOOFDSTUK V - GEVOLGEN VOOR HET NATIONALE RECHT

Artikel 54 - Verbod van dubbele bescherming

1. Voor zover een in een lidstaat verleend nationaal octrooi betrekking heeft op een uitvinding waarvoor aan dezelfde uitvinder of zijn rechthebbende een Gemeenschapsoctrooi is verleend met dezelfde datum van indiening of, indien voorrang is ingeroepen, met dezelfde voorrangsdatum, heeft dit nationaal octrooi, voor zover het dezelfde uitvinding als het Gemeenschapsoctrooi beschermt, geen rechtsgevolgen meer vanaf de datum waarop:

a) de termijn voor het instellen van oppositie tegen de verlening van een Gemeenschapsoctrooi door het Bureau is verstreken zonder dat oppositie is ingesteld;

b) de oppositieprocedure is afgesloten, waarbij het Gemeenschapsoctrooi in stand is gebleven;


c) het nationaal octrooi is verleend indien deze datum ligt na de datum bedoeld onder a) of b), al naar het geval.

2. Het verval of de nietigverklaring van het Gemeenschapsoctrooi op een later tijdstip laat het in lid 1 bepaalde onverlet.

3. Elke lidstaat kan de procedure vaststellen volgens welke wordt vastgesteld of, en zo ja in hoeverre, het nationaal octrooi geen rechtsgevolgen meer heeft. De lidstaat kan bovendien bepalen dat het nationaal octrooi van de aanvang af geen rechtsgevolgen heeft gehad.

4. De dubbele bescherming door een Gemeenschapsoctrooi of een Gemeenschapsoctrooiaanvrage en door een nationaal octrooi of een nationale octrooiaanvrage bestaat tot de in lid 1 bedoelde datum.

Artikel 55 - Nationale gebruiksmodellen en gebruikscertificaten

1. Artikelen 54 is van overeenkomstige toepassing op gebruiksmodellen en op gebruikscertificaten alsmede op aanvragen daarvoor, in de lidstaten waarvan de wetgeving in deze vormen van bescherming voorziet.

HOOFDSTUK VI - SLOTBEPALINGEN

Artikel 56 - Register van Gemeenschapsoctrooien

Het Bureau houdt het Register van Gemeenschapsoctrooien, waarin de gegevens worden opgenomen die op grond van deze verordening moeten worden ingeschreven. Het register ligt voor het publiek ter inzage.

Artikel 57 - Mededelingenblad betreffende Gemeenschapsoctrooien

Het Bureau publiceert regelmatig een Mededelingenblad betreffende Gemeenschapsoctrooien. Het bevat de gegevens die in het Register van Gemeenschapsoctrooien zijn opgenomen en alle andere gegevens die op grond van deze verordening of de uitvoeringsverordening moeten worden bekendgemaakt.

Artikel 58 - Facultatieve vertalingen

1. De octrooihouder mag bij het Bureau vertalingen van zijn octrooi indienen en neerleggen in enkele of alle officiële talen van de lidstaten die officiële talen van de Gemeenschap zijn. Deze vertalingen worden door het Bureau aan het publiek beschikbaar gesteld.

Artikel 59 - Uitvoeringsverordening

1. De uitvoeringsbepalingen van deze verordening worden vastgesteld in een uitvoeringsverordening.

2. Deze uitvoeringsverordening wordt volgens de procedure van artikel 61, lid 2, vastgesteld en gewijzigd.

Artikel 60 - Uitvoeringsverordening inzake de heffingen

1. In de verordening inzake de heffingen worden de geldende jaarlijkse heffingen voor de instandhouding, met inbegrip van de toeslagen, het bedrag van de heffingen en de wijze van betaling vastgesteld.

2. De verordening inzake de heffingen wordt volgens de procedure van artikel 61, lid 2, vastgesteld en gewijzigd.

Artikel 61 - Instelling van een comité en procedure voor het vaststellen van de uitvoeringsbepalingen

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité genaamd 'comité voor vraagstukken in verband met de heffingen en uitvoeringsregels van de verordening betreffende het Gemeenschapsoctrooi', bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG, met inachtneming van artikel 7, van dat besluit van toepassing.

3. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op drie maanden vastgesteld.

Artikel 62 - Verslag over de tenuitvoerlegging van deze verordening

Iedere vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening publiceert de Commissie een verslag over de tenuitvoerlegging ervan. Hierin moet vooral aandacht worden besteed aan de gevolgen van de kosten voor de verkrijging en de instandhouding van het Gemeenschapsoctrooi en van het stelsel voor de oplossing van geschillen inzake inbreuk en geldigheid.

Artikel 63 - Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking op de zestigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

2. De Gemeenschapsoctrooiaanvragen kunnen vanaf de datum die in een besluit van de Commissie overeenkomstig de in artikel 61, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure wordt vastgesteld, bij het Bureau worden ingediend.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.