Artikelen bij COM(1999)36 - Maatregelen om bij te dragen tot de reële integratie van het milieuaspect in het ontwikkelingsproces in de ontwikkelingslanden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

1. De Gemeenschap stelt haar financiële hulp en technische expertise ter beschikking van de ontwikkelingslanden om deze te helpen bij hun pogingen om het milieuaspect in hun ontwikkelingsproces te integreren.

2. De steun en expertise uit hoofde van deze verordening vormen een aanvulling op en een versterking van de steun uit hoofde van andere instrumenten van ontwikkelingssamenwerking.

Dit zal de betrokkenen in de ontwikkelingslanden zowel direct als indirect ten goede komen, doordat er kracht wordt bijgezet aan het milieuaspect van de communautaire samenwerking op economisch en ontwikkelingsgebied, teneinde tenvolle rekening te houden met de milieuoverwegingen in de communautaire programma's.

Artikel 2

1. De uit hoofde van deze verordening tenuitvoer te leggen maatregelen zijn bedoeld voor de uitstippeling en bevordering van beleidslijnen, strategieën, instrumenten en technologieën voor duurzame ontwikkeling.

2. Hiermee wordt het volgende aangepakt:

- mondiale milieuaangelegenheden, in het bijzonder die welke voortvloeien uit internationale overeenkomsten, zoals klimaatsverandering, woestijnvorming en biologische diversiteit;

- grensoverschrijdende milieuaangelegenheden, in het bijzonder lucht- en waterverontreiniging;

- effect op het milieu van de integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie;

- effect op het milieu van macro-economische en sectorale beleidsmaatregelen in de ontwikkelingslanden;

- duurzaam beheer en gebruik van natuurlijke en milieuhulpbronnen in alle productieve takken van de economie;

- behoud van de biologische diversiteit, duurzaam gebruik van de samenstellende onderdelen daarvan, en eerlijke verdeling van de voordelen van het gebruik van genetische hulpbronnen;

- met water verbandhoudende vraagstukken;

- beheer van kustgebieden;

- verwoestijning;

- stedelijke milieuproblemen, die onder andere verband houden met vast en vloeibaar afval, luchtverontreiniging en geluidshinder en met de kwaliteit van het drinkwater;

- duurzame productie en gebruik van energie;

- duurzame productie- en gebruikspatronen;

3. De volgende acties komen voor financiering in aanmerking:

- modelacties ter plekke, waaronder ook die waarbij milieuvriendelijke technologieën worden toegepast, welke op de plaatselijke belemmeringen en behoeften zijn afgestemd;

- programma's voor het opbouwen van institutionele en operationele capaciteit bij alle actoren in het ontwikkelingsproces, d.w.z. de regering, NGO's, de particuliere sector, de civiele samenleving, zowel op nationaal als op regionaal en plaatselijk niveau;

- de uitwerking van beleidsmaatregelen, plannen en strategieën voor duurzame ontwikkeling;

- de uitstippeling van richtsnoeren en actiehandleidingen voor de bevordering van duurzame ontwikkeling en milieu-integratie;

- steun bij de ontwikkeling en toepassing van milieubeoordelingsinstrumenten bij de voorbereiding en de tenuitvoerlegging van beleidslijnen, strategieën, programma's en projecten;

- de opstelling van inventarissen, boekhouding en statistieken, teneinde milieugegevens en -indicatoren te verbeteren;

- het aankweken van meer besef bij de lokale bevolking en de voornaamste actoren bij het ontwikkelingsproces en de ontwikkelingssamenwerking, van de consequenties van duurzame ontwikkeling, in het bijzonder door middel van voorlichtingscampagnes en opleiding;

- steun bij multilaterale processen.

4. Er zal bijzonder aandacht worden besteed aan:

- het verband met het algemene doel: de verlichting van de armoede;

- plaatselijke initiatieven, waarbij vernieuwende maatregelen worden getroffen ter bevordering van duurzame ontwikkeling;

- het actief bij dit streven betrekken en steunen van de plaatselijke bevolking, waaronder ook inheemse gemeenschappen;

- de specifieke rol, kennis, vooruitzichten en bijdrage van vrouwen bij duurzaam beheer en gebruikmaking van nationale hulpbronnen, één en ander gebaseerd op genderanalyse;

- het potentieel om deze aspecten in het ruimere verband van de ontwikkelingssamenwerkingsmaatregelen en -programma's op te nemen;

- de 'internalisering' van de milieukosten, ook via economische instrumenten.

5. Het trekken van lering uit en verspreiden van de resultaten van de uitgevoerde activiteiten zijn van vitaal belang voor de tenuitvoerlegging van deze verordening.

Artikel 3

Niet alleen staten en regio's komen in aanmerking om hulp te ontvangen of als samenwerkingspartners op te treden, maar ook internationale organisaties, gedecentraliseerde overheidsinstanties, regionale organisaties, openbare bureaus, plaatselijke of traditionele gemeenschappen, particuliere industriebedrijven en ondernemers, waaronder ook coöperaties en niet-gouvernementele organisaties en verenigingen die representatief zijn voor de lokale bevolking.

Artikel 4

1. Met de communautaire middelen mag het volgende worden gefinancierd: studies, technische bijstand, onderwijs en opleiding of andere dienstverlening, leveringen en werken, alsmede financiële controles en evaluatie- en controlemissies.

De communautaire financiering mag zowel gebruikt worden voor investeringsuitgaven, gebonden aan een welbepaald project of programma, met uitzondering van de aankoop van onroerend goed, als voor vaste kosten (onder meer administratieve, onderhouds- en werkingskosten).

Met uitzondering van de opleidings-, onderwijs- en onderzoeksprogramma's mogen deze kosten over het algemeen slechts worden gedekt tijdens de aanloopfase, en wel in afnemende mate.

2. Voor elke samenwerkingsactie wordt een financiële bijdrage van de in artikel 3 omschreven partners verlangd. Deze bijdrage wordt gevraagd binnen de grenzen van de mogelijkheden of naar draagkracht van de betrokken partners en naargelang van de aard van elke actie.

3. Er mag gezocht worden naar mogelijkheden voor cofinaniering met andere geldverschaffers, met name de lidstaten en de betrokken internationale organisaties. In dit opzicht zal naar een coördinatie met door andere geldverschaffers genomen maatregelen gezocht worden.

4. Het nodige wordt gedaan om het communautaire karakter van de uit hoofde van deze verordening verleende steun tot uitdrukking te brengen.

5. Teneinde de samenhang en het onderling aanvullende karakter als bedoeld in het Verdrag te verwezenlijken en een optimale doeltreffendheid van al deze acties te waarborgen, mag de Commissie alle nodige maatregelen op het gebied van de coördinatie nemen, met name:

a) invoering van een systeem van stelselmatige uitwisseling en analyse van gegevens over de gefinancierde acties en over de acties waarvan de financiering door de Gemeenschap en de lidstaten wordt overwogen;

b) coördinatie daar waar de acties worden uitgevoerd, door middel van regelmatige bijeenkomsten en informatie-uitwisseling tussen de vertegenwoordigers van de Commissie en de lidstaten in het ontvangende land en de vertegenwoordigers van de ontvangende landen.

6. Teneinde op algemeen en nationaal niveau zoveel mogelijk effect te bereiken, kan de Commissie in overleg met de lidstaten elk initiatief nemen dat nodig is om te komen tot een goede coördinatie en nauwe samenwerking met de ontvangende landen en met de geldverschaffers en andere betrokken internationale instellingen, met name die van het stelsel van de Verenigde Naties.

Artikel 5

De financiële steunverlening krachtens deze verordening vindt plaats in de vorm van niet-terugvorderbare hulp.

Artikel 6

1. De Commissie is belast met het onderzoek en het beheer van, en de besluitvorming over de in deze verordening bedoelde acties, overeenkomstig de geldende begrotings- en andere procedures, met name die van het financieel reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

2. De besluiten betreffende de acties waarvan de financiering krachtens de onderhavige verordening meer dan 2 miljoen EUR per actie bedraagt, worden volgens de procedure van artikel 7 vastgesteld.

De Commissie stelt het in artikel 7 bedoelde comité op beknopte wijze in kennis van de financieringsbesluiten die zij voornemens is te treffen betreffende projecten en programma's met een waarde van minder dan 2 miljoen EUR. Deze kennisgeving geschiedt uiterlijk een week voordat het besluit wordt genomen.

3. De Commissie kan zonder het advies van het in artikel 7 bedoelde comité in te winnen, aanvullende vastleggingen goedkeuren die nodig zijn ter dekking van te verwachten of reeds geregistreerde overschrijdingen uit hoofde van deze acties, indien de overschrijding of bijkomende behoefte 20 % van de oorspronkelijke vastlegging in het financieringsbesluit beloopt, of minder.

4. Alle krachtens deze verordening gesloten financieringsovereenkomsten of contracten voorzien er met name in dat de Commissie en de Rekenkamer controles ter plaatse kunnen uitoefenen op de gebruikelijke wijze, vastgesteld door de Commissie in het kader van de geldende bepalingen, met name die van het financieel reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

5. Voor zover de acties leiden tot financieringsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en de ontvangende landen, wordt daarin bepaald dat de betaling van belastingen, rechten en lasten niet door de Gemeenschap wordt gefinancierd.

6. De deelneming aan aanbestedingen en opdrachten staat onder gelijke voorwaarden op voor alle natuurlijke en rechtspersonen van de lidstaten en de ontvangende landen. Zij mag worden uitgebreid tot andere ontwikkelingslanden.

7. De leveringen zijn van oorsprong uit de lidstaten, de ontvangende landen of andere ontwikkelingslanden afkomstig. In naar behoren gemotiveerde uitzonderingsgevallen mogen de leveringen uit andere landen afkomstig zijn.

8. Bijzondere aandacht zal worden geschonken aan:

- kosteneffectiviteit en duurzaam effect van de activiteiten;

- de duidelijke omschrijving van en controle op de doelstellingen en resultaatindicatoren voor alle projecten.

Artikel 7

1. De Commissie wordt bijgestaan door het voor ontwikkeling bevoegde geografisch comité.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen van algemene aard. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naargelang van de urgentie van de materie, zonodig door hierover te laten stemmen.

Het advies wordt in de notulen opgetekend; bovendien heeft iedere lidstaat het recht zijn standpunt in de notulen te doen opnemen.

De Commissie zal zoveel mogelijk rekening houden met het door het comité uitgebrachte advies. Zij stelt het comité in kennis van de mate waarin er met zijn advies is rekening gehouden.

Artikel 8

Eenmaal per jaar wordt er een gedachtenwisseling gehouden op basis van een uiteenzetting van een vertegenwoordiger van de Commissie over de algemene hoofdlijnen voor de in het komende jaar te voeren acties, in het kader van een gezamenlijke vergadering van de in artikel 7, lid 1, bedoelde comités.

Artikel 9

1. Na elk begrotingsjaar dient de Commissie een jaarverslag in bij het Europees Parlement en de Raad, dat een overzicht bevat van de tijdens het begrotingsjaar gefinancierde acties en een beoordeling van de uitvoering van deze verordening tijdens het begrotingsjaar.

Het overzicht behelst met name gegevens over zowel de kwaliteit als de kwantiteit van de gefinancierde producten en over de partners waarmee overeenkomsten of uitvoeringscontracten zijn gesloten. In het verslag wordt ook aangegeven hoeveel externe evaluaties er in voorkomend geval met betrekking tot specifieke acties zijn verricht.

2. De Commissie maakt regelmatig een beoordeling van de door de Gemeenschap gefinancierde acties om vast te stellen of de met deze acties beoogde doelstellingen verwezenlijkt zijn en om richtsnoeren te kunnen aangeven voor de verbetering van de doeltreffendheid van toekomstige acties. De Commissie legt het in artikel 7 bedoelde comité samenvattingen van de beoordelingsverslagen voor, die eventueel door het comité kunnen worden bestudeerd. De verslagen worden desgevraagd ter beschikking van de lidstaten gesteld.

3. De Commissie brengt de lidstaten uiterlijk één maand na haar besluit op de hoogte van de goedgekeurde acties en projecten, met opgave van de betrokken bedragen, de aard, het ontvangende land en de partners.

4. De financieringsleiddraad met de bij de selectie van de projecten te hanteren richtsnoeren en criteria wordt door de bureaus van de Commissie, daaronder begrepen de delegaties van de Commissie in de begunstigde landen, gepubliceerd en aan de betrokken partijen doorgegeven.

Artikel 10

1. Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

2. Vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een algemene beoordeling van de krachtens deze verordening gefinancierde acties voor, samen met suggesties voor de toekomst van deze verordening.


Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

(1) Besluit nr. 2179/98/EG (PB L 275 van 10.10.1998, blz. 5).

(2) PB L 108 van 25.4.1997, blz. 1.