Artikelen bij COM(2003)274 - >Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Voorstel voor basisbesluiten voor de subsidies die momenteel vallen onder de administratieve autonomie van de Commissie (deel A van de begroting) of de uitoefening van haar institutionele prerogatieven: algemene inleiding

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52003DC0274

> Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Voorstel voor basisbesluiten voor de subsidies die momenteel vallen onder de administratieve autonomie van de Commissie (deel A van de begroting) of de uitoefening van haar institutionele prerogatieven: algemene inleiding /* COM/2003/0274 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT - Voorstel voor basisbesluiten voor de subsidies die momenteel vallen onder de administratieve autonomie van de Commissie (deel A van de begroting) of de uitoefening van haar institutionele prerogatieven: algemene inleiding

1. HUIDIGE SITUATIE

Sinds vele jaren wordt een aantal subsidies gefinancierd uit kredieten van deel A (administratieve kredieten) van de afdeling Commissie van de begroting (afdeling III). De voornaamste reden daarvoor is het ontbreken van basisbesluiten op grond waarvan zij uit de beleidskredieten kunnen worden gefinancierd. Door ze in deel A op te nemen, kunnen zij worden beschouwd als administratieve uitgaven van de Commissie, waarvoor geen basisbesluiten nodig zijn.

Op soortgelijke wijze wordt een aantal subsidies gefinancierd uit deel B van de begroting (beleidskredieten) zonder dat de toekenning ervan is geregeld in een specifiek basisbesluit. Deze subsidies maken over het algemeen deel uit van hoofdstuk B3-30 en zijn dus uit hoofde van de institutionele prerogatieven op het gebied van voorlichting vrijgesteld van de basisbesluitverplichting.

Ten slotte zijn er subsidies die voorlopig bij bestaande basisbesluiten zijn ondergebracht. Hierbij gaat het met name om de subsidies in verband met het platform van Europese NGO's op sociaal gebied (B3-4105 en B5-803).

Het merendeel van deze subsidies heeft een gemeenschappelijk doel, namelijk de ondersteuning van organisaties of de bevordering van acties die de Europese boodschap uitdragen. Zij hebben echter betrekking op zeer uiteenlopende sectoren die onder verschillende Verdragsbepalingen vallen.

2. REDENEN OM DE BESTAANDE SITUATIE TE VERANDEREN

2.1. Tenuitvoerlegging van ABB

Het bleek noodzakelijk om voorstellen goed te keuren voor basisbesluiten voor de subsidies van deel A waarvoor deze nog niet bestonden, toen de beslissing werd genomen om de begroting van de Commissie te baseren op de ABB-aanpak (Activity Based Budgeting - activiteitsgestuurde begroting), die is neergelegd in artikel 41 van het Financieel Reglement .

Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

Bij deze gelegenheid is de Commissie begonnen na te gaan welke begrotingskredieten als administratieve kredieten en welke als beleidskredieten moeten worden beschouwd. Bepaalde bij de beleidskredieten ingedeelde uitgaven, zoals de BA-begrotingsplaatsen en het administratieve gedeelte van de kredieten voor onderzoek (B6), zijn in het administratieve gedeelte van de begroting geplaatst (hoofdstuk 01). Omgekeerd zijn bepaalde uitgaven, zoals de subsidies van deel A, die als 'administratief' werden beschouwd, bij de beleidskredieten ingedeeld.

Het nieuwe Financieel Reglement bepaalt echter in artikel 49, lid 2, dat voor de besteding van alle beleidskredieten een basisbesluit nodig is, behalve wat betreft die voor de institutionele prerogatieven, proefprojecten, voorbereidende acties en de werking van elke instelling. Het is dus noodzakelijk om basisbesluiten voor te stellen voor de subsidies die momenteel in deel A zijn opgenomen.

Deze wens om basisbesluiten vast te stellen voor de subsidies die momenteel onder deel A vallen, is door de Commissie publiekelijk aangekondigd in een verklaring in verband met de goedkeuring van het nieuwe Financieel Reglement. In deze verklaring nemen het Europees Parlement en de Raad nota van het voornemen van de Commissie om een voorstel voor een kaderverordening in te dienen waarin de algemene criteria voor de selectie en de toekenning van subsidies voor huishoudelijke uitgaven ten gunste van de in artikel 108, lid 1, onder b), bedoelde organen kunnen worden gespecificeerd.

2.2. Vaststelling van de institutionele prerogatieven

Bepaalde subsidies die bij de beleidskredieten in de begroting zijn opgenomen, zijn uitgevoerd uit hoofde van de institutionele prerogatieven in het kader van het voorlichtingsbeleid van de Commissie. Ter gelegenheid van de opstelling van basisbesluiten voor de subsidies van deel A is ook voorgesteld om voor sommige van deze subsidies in de toekomst ook een specifiek basisbesluit vast te stellen.

2.3. Goedkeuring van het nieuwe Financieel Reglement

Het nieuwe Financieel Reglement heeft een titel VI die geheel aan de toekenning van subsidies is gewijd. Hierin worden met name het transparantiebeginsel, het beginsel van gelijke behandeling, het cumulatieverbod, het verbod van werking met terugwerkende kracht en het medefinancieringsbeginsel belicht. Er moet duidelijkheid worden verschaft over de relatie tussen deze beginselen en de praktijk dat de begrotingsautoriteit bepaalde subsidies reeds van tevoren een bestemming geeft. Het is dus belangrijk basisbesluiten vast te stellen die de ordonnateurs in staat stellen deze beginselen in acht te nemen en zich aldus te houden aan de voorschriften van het nieuwe Financieel Reglement, en tegelijkertijd rekening te houden met de wensen van de begrotingsautoriteit (notulen van de Raad 10003/02 ADD 1 van 13 juni 2002).

2.4. Noodzaak om specifieke basisbesluiten vast te stellen voor bepaalde subsidies

Ten slotte zijn er bepaalde subsidies die zijn ondergebracht bij basisbesluiten die ook andere acties bestrijken en waarvoor de Raad om een specifiek basisbesluit heeft verzocht. Deze subsidies worden met het oog op de samenhang ook behandeld in het kader van de hele operatie.

3. BELANGRIJKE BEGINSELEN VOOR DE VASTSTELLING VAN BASISBESLUITEN VOOR SUBSIDIES

3.1. Algemene aanpak

De subsidies waarvoor een basisbesluit moet worden vastgesteld, zijn eerst ingedeeld naar beleidsterrein zodat zij zoveel mogelijk aan een specifiek Verdragsartikel kunnen worden gekoppeld. Zo zijn de voorstellen voor basisbesluiten voor subsidies met betrekking tot gelijke kansen gebaseerd op artikel 13 van het EG-Verdrag, de basisbesluiten voor subsidies met betrekking tot onderwijs, opleiding en jeugdbeleid op de artikelen 149 en 150 van het EG-Verdrag en de basisbesluiten voor subsidies in verband met cultuur op artikel 151 van het EG-Verdrag.

De basisbesluiten voor subsidies waarvoor geen specifieke rechtsgrond in het EG-Verdrag bestond, zijn gebaseerd op artikel 308 van het Verdrag. Deze basisbesluiten zijn vastgesteld met het oog op de noodzaak om organisaties te steunen die in de civiele samenleving de Europese gedachte uitdragen, zowel binnen de Unie als in derde landen.

Deze sectorale aanpak bij de opstelling van basisbesluiten heeft tot gevolg dat voor elk basisbesluit specifieke goedkeurings- en beheersprocedures gelden. Toch hebben deze basisbesluiten zo veel mogelijk een soortgelijke structuur. Voorts worden in elk basisbesluit bepaalde problemen op dezelfde manier behandeld.

3.2. Gemeenschappelijke aanpak in de basisbesluiten

Elk basisbesluit, of het nu subsidies voor huishoudelijke uitgaven dan wel subsidies voor acties betreft, heeft de vorm van financiering van een programma dat een periode van 2 tot 6 jaar bestrijkt. Indien een Verdragsartikel wordt toegepast waarvoor de medebeslissingsprocedure moet worden gebruikt, legt de Commissie aan de Raad en het Parlement ter goedkeuring een totaalbedrag voor de gehele duur van het programma voor volgens de regels van artikel 33 van het Interinstitutioneel Akkoord.

De vaststelling van basisbesluiten verandert niets aan de rubriek van de financiële vooruitzichten waaronder de financiering van subsidies valt, ten minste tot 2006, wanneer de huidige financiële vooruitzichten aflopen.

De basisbesluiten delen de subsidies in 3 groepen in, de zogenaamde onderdelen van het programma; het eerste onderdeel omvat de subsidies voor huishoudelijke uitgaven (d.w.z. financiering van de permanente activiteiten van de begunstigde) voor de organisaties die in het basisbesluit met naam worden genoemd, het tweede onderdeel omvat de andere subsidies voor huishoudelijke uitgaven en het derde onderdeel omvat de financiering van gerichte acties, d.w.z. subsidies voor incidentele activiteiten. Een basisbesluit kan ook slechts een deel van deze drie programmaonderdelen omvatten.

Elk basisbesluit is opgesteld met inachtneming van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften daarvan. Daarbij geldt met name het volgende:

-Elk basisbesluit voorziet als algemene regel in de publicatie van oproepen tot het indienen van voorstellen, behalve in de volgende gevallen van subsidies voor huishoudelijke uitgaven, d.w.z. voor de financiering van de permanente activiteiten van de begunstigden:

-Wanneer het basisbesluit een verwijzing naar een of meer organisaties bevat. Hieronder vallen de subsidies die aan 'institutionele' partners worden toegekend, alsmede sommige gevallen waarin de subsidie betrekking heeft op het 'hoofd van een netwerk' , d.w.z. organen van algemeen Europees belang.

D.w.z. een organisatie die als taak heeft een aantal naar sector ingedeelde entiteiten tegenover de instellingen te vertegenwoordigen.

-In het geval van bepaalde subsidies uit hoofde van de basisbesluiten inzake cultuur of burgerschap waarbij de omschrijving van het begrotingsonderdeel uitdrukkelijk een begunstigde vermeldt of wanneer de begroting de begunstigden met naam vermeldt en de voor elke begunstigde uitgetrokken bedragen preciseert en het gehele bedrag van het begrotingsonderdeel van tevoren is toegewezen. Wanneer een in de begroting vermelde begunstigde de voorwaarden van het Financieel Reglement, de uitvoeringsvoorschriften of de specifieke artikelen van de betrokken basisbesluiten niet in acht neemt, kan de Commissie, overeenkomstig de financiële regelgeving, het uitgetrokken bedrag verminderen of de subsidie niet toekennen. De desbetreffende bedragen worden niet besteed.

-Wanneer overeenkomstig het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften een degressief percentage moet worden toegepast, kan dit percentage worden bepaald naar gelang van het medefinancieringspercentage of als percentage van het bedrag van de subsidie ten opzichte van het bedrag van het voorafgaande jaar. De gebruikte berekeningswijze voorkomt dat het bedrag van de aan een bepaalde organisatie toegekende subsidie van het ene op het andere jaar stijgt, behalve in overgangssituaties van een organisatie in de eerste jaren van haar bestaan. Alleen de organen van algemeen Europees belang in de zin van artikel 162 van de uitvoeringsvoorschriften kunnen van de toepassing van het degressieve percentage worden vrijgesteld.

-Het bestaan van een medefinancieringspercentage van ten minste 20% van de huishoudelijke kosten of de kosten van de acties, behalve voor de organisaties die met naam in het basisbesluit worden genoemd, waarvoor een ander medefinancieringspercentage kan gelden. In bepaalde specifieke basisbesluiten kunnen echter afwijkingen van dit percentage worden vermeld.

-Overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Financieel Reglement publiceert de Commissie elk jaar een overzicht van alle toegekende subsidies, waarbij rekening wordt gehouden met de eisen inzake vertrouwelijkheid en veiligheid.

4. OPSOMMING VAN DE BASISBESLUITEN DIE ONDER DEZE ALGEMENE INLEIDING VALLEN

De volgende basisbesluiten vallen onder deze algemene inleiding:

-Het basisbesluit ondersteuning van organisaties die op Europees niveau actief zijn op het gebied van gelijke kansen voor mannen en vrouwen in het kader van artikel 13 van het Verdrag, dat betrekking heeft op de subsidies op het gebied van gelijke kansen en gelijke behandeling die momenteel uit de posten A-3037 en A-3046 worden gefinancierd.

-Het basisbesluit ondersteuning van organen die op Europees niveau actief zijn op het gebied van onderwijs en opleiding in het kader van de artikelen 149 en 150 van het Verdrag, dat betrekking heeft op de subsidies die momenteel uit de begrotingsonderdelen A-3010, A-3011, A-3012, A-3013, A-3014, A-3017, A-3022, A-3027, A-3044, B3-1000 en B3-304 worden gefinancierd.

-Het basisbesluit ondersteuning van organen die op Europees niveau actief zijn op het gebied van het jeugdbeleid in het kader van artikel 149 van het Verdrag, dat betrekking heeft op de subsidies die momenteel uit de posten A-3023 en A-3029 worden gefinancierd.

-Het basisbesluit ondersteuning van organen die op Europees niveau actief zijn op het gebied van cultuur in het kader van artikel 151 van het Verdrag, dat betrekking heeft op de subsidies die momenteel uit de posten A-3015, A-3035 en A-3042 worden gefinancierd.

-Het basisbesluit bevordering van het actief Europees burgerschap (participatie van de burgers) in het kader van artikel 308 van het Verdrag, dat betrekking heeft op de subsidies voor permanente of incidentele activiteiten van Europese discussiegroepen of organisaties die het actief Europees burgerschap propageren uit de begrotingsonderdelen A-3016, A-3020, A-3021, A-3024, A-3026, A-3030, A-3036, A-321, B3-305, B3-4105 en B5-803.

-Het basisbesluit voor organisaties die het wederzijdse begrip van de relaties tussen de Europese Unie en bepaalde regio's van de niet-geïndustrialiseerde wereld bevorderen in het kader van artikel 308 van het Verdrag, dat betrekking heeft op de subsidies op het gebied van buitenlandse betrekkingen die momenteel uit de posten A-3031, A-3034 en A-3039 worden gefinancierd. De subsidie die uit post A-3033 wordt gefinancierd, valt niet onder dit basisbesluit. Deze subsidie valt onder de bevordering van de mensenrechten en de democratie en moet dus worden ondergebracht bij de Verordeningen nrs. 975/99 en 976/99 van de Raad van 29 april 1999, die moeten worden aangepast om de toekenning van een subsidie voor huishoudelijke uitgaven aan het Noord-Zuid-Centrum van de Raad van Europa mogelijk te maken.

-Het basisbesluit bevordering van acties op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap in het kader van artikel 280 van het Verdrag, dat betrekking heeft op de subsidies op het gebied van de bescherming van de financiële belangen die momenteel uit de begrotingsonderdelen COM-III-A-3010 en B5-910 worden gefinancierd.

De Commissie kan zich genoodzaakt zien later aanvullende voorstellen in te dienen voor bepaalde acties die in het verleden als administratief werden beschouwd, maar die hun rechtvaardiging vinden in specifieke Verdragsartikelen en die in de toekomst als beleidsuitgaven zullen worden beschouwd. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de financiering van de instellingen die actief zijn op het gebied van de conjunctuurenquêtes (A-3500, A-3501) of bepaalde subsidies op het gebied van ontwikkeling (B7-610).

5. OVERGANGSPERIODE

Ter gelegenheid van de goedkeuring van het Financieel Reglement hebben de drie instellingen verklaard dat zij zich ertoe verbinden deze doelstelling [de goedkeuring van een kaderverordening] te bereiken om de inwerkingtreding van deze verordening met ingang van het begrotingsjaar 2004 te waarborgen. In beginsel zouden de basisbesluiten dus door de wetgever moeten worden goedgekeurd zodat zij vanaf 2004 van toepassing zijn.

Indien deze doelstelling niet wordt bereikt, zal de Commissie tijdig afwijkende overgangsmaatregelen voorstellen zodat de subsidies in 2004 ook kunnen worden toegekend zolang de basisbesluiten niet zijn goedgekeurd.