Artikelen bij COM(1998)104 - Harmonisatie van de indexcijfers van de consumptieprijzen in de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(1998)104 - Harmonisatie van de indexcijfers van de consumptieprijzen in de EU.
document COM(1998)104 NLEN
datum 27 februari 1998

Inhoudsopgave.......................................................................................................................2

In de tekst gebruikte afkortingen............................................................................................4

Lijst van tabellen............................... 6

Samenvatting..........................................................................................................................7

1. Inleiding.............................................................................................................................9

2. Kosten................................................................................................................................9

3. Achtergrond.....................................................................................................................10

4. Vergelijkbaarheid en belangrijkste verschillen...................................................................11

5. Vaststelling van regels voor verordeningen    van de Commissie..........................................11

6. Uitvoering van de verordening van de Raad......................................................................12

6.1.    Fase 1 van het harmonisatieproces: januari 1996................................................... 13

6.2.    Fase 2 van het harmonisatieproces: januari 1997................................................... 13

6.2.1.    Initiele dekking.........................................................................................14

6.2.2.    Onlangs belangrijk geworden goederen en diensten...................................15

6.2.3.    Minimumnormen voor aanpassingen wegens kwaliteitswijziging...............15

6.2.4.    Minimumnormen voor prijzen...................................................................17

6.2.5.    Prijsindexcijfers voor elementaire aggregaten............................................17

6.2.6.    Minimumnormen voor steekproeven.........................................................18

6.2.7.    Indiening en verspreiding van subindexcijfers van het GICP !...*..................19

6.2.8.    Gemeenschappelijke referentieperioden...................................:................20

6.3. EICP en MUICP..................................................................................................20

6.4.    Verspreiding van GlCP-gegevens door de Commissie (Eurostat)..........................21

7. Afwijkingen van de bepalingen van de GlCP-verordening van de Raad.............................22

8. Verdere stappen op weg naar harmonisatie.......................................................................23

8.1.    Ruimere dekking.................................................................. 23

8.2.    Minimumnormen voor de kwaliteit van GlCP-gewichten......................................25

8.3.    Geografische dekking en dekking wat de populatie betreft....................................26

8.4.    Algemene definitie van GICP's..............................................................................27

9. Uitbreiding van de EU.......................................... 27

10. Het GICP - een vergelijkbare maat voor de inflatie van de consumptieprijzen..................28

10.1.    Betere vergelijkbaarheid............................................... 28

10.2.    Vergelijkbaarheid en dekking..............................................................................30

10.3.    Verschillen tussen ICP's en GICP's.....................................................................31

—Bfe    biz. 2/66

11. Readies van de gebruikers, de media en de iidstaten.......................................................31

11.1.    Advies van het Europees Monetair Instituut (EMI).............................................31

11.2.    Advies van het Directoraat-generaal Economische en Financiele Zaken van de

Europese Commissie (DGII)..............................................................................32

11.3.    Samenvatting van de opinies van de Iidstaten......................................................33

12. Naleving en kwaliteitscontrole....................... 34

12.1.    Specifieke wijzigingen door de Iidstaten..............................................................34

12.2.    Dekking............................ 36

12.2.1.    Voorlopige indexcijfers, vanaf 29 februari 1996......................................36

12.2.2.    De eerste GICP's: 7 maart 1997..............................................................38

12.2.3.    GICP- tegenover ICP-dekking................................................................39

12.3.    Gewichten..................... 42

12.3.1.    Kwaliteit van de gewichten.....................................................................42

12.3.2.    Referentieperiode voor het gewicht........................................................42

12.4.    Gewichten van de subindexcijfers.......................................................................43

12.5.    Onlangs belangrijk geworden goederen en diensten.............................................44

12.6.    Formule voor de berekening van elementaire aggregaten.....................................45

12.7.    Aanpassingen wegens kwaliteitswijziging............................................................48

12.8.    Opzet en handhaving van de steekproef..............................................................51

12.8.1.    Steekproeftrekking en vergelijkbaarheid........................ 51

12.8.2.    Vaststelling en handhaving van de doelsteekproef................ 55

13. Verloop van de procedure volgens artikei 14 van Verordening (EG) nr. 24^4/95 van de

Raad ("Comitologie")....................................................................................................58

Bijlage..................................................................................................................................60

IN DE TEKST GEBRUIKTE AFKORTINGEN

A.................................Oostenrijk

B.................................Belgie

BUL............................Bulgarije    .

COICOP.....................Classificatie van individuele verbruiksfuncties

COICOP/GICP...........COICOP ten behoeve van de GICP's

CSP............................Comite Statistisch Programma

CYP............................Cyprus

CZE............................T sjechische Republiek

D.................................Duitsland

DGII..........................Directoraat-generaal Economische en financiele zaken van de Europese

Commissie

DK..............................Denemarken

E.................................Spanje

ECU............................Europese valuta-eenheid

EG..............................Europese Gemeenschap

EICP...........................Europees indexcijfer van de consumptieprijzen

EL...............................Griekenland

EMI............................Europees Monetair Instituut

ESR 1995....................Europees systeem van rekeningen van    1995

EST............................Estland    •

i

EU..............................Europese Unie

F.................................Frankrijk

FIN.............................Finland

GICP...........................Geharmoniseerd indexcijfer van de consumptieprijzen

GICP's........................Geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen

HUN...........................Hongarije    ,

I..................................Italie

ICP.............................Indexcijfer van de consumptieprijzen

ICP's...........................Indexcijfers van de consumptieprijzen

IRL.............................Ierland

IS................................IJsland

L.................................Luxemburg    §

Lidstaten.....................heeft in dit rapport betrekking op de lidstaten van de EU (B, DK, D,

EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK) plus N en IS

LTU............................Litouwen

LVA............................Letland

MCBH.........................Monetaire consumptieve bestedingen van de huishoudens

MU.............................Monetaire Unie

MUICP.......................Indexcijfer van de consumptieprijzen voor de Monetaire Unie

N..................:..............Noorwegen

NL..............................Nederland

OESO......................... Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

P.................................Portugal

PB...............................Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen

POL............................Polen

ROM...........................Roemenie

S.................................Zweden

SVK............................Slowaakse Republiek

SVN............................Slovenie

UK..............................Verenigd Koninkrijk

UN-ECE.....................Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties

VEU...........................Verdrag inzake de Europese Unie

LIJST VAN TABELLEN

Tabel 1: Overzicht van de sinds 7 oktober 1997 beschikbare GlCP-gegevens.......................22

Tabel 2: Beoordeling van de mate waarin de kandidaat-lidstaten aan de

GlCP-vereisten voldoen: initiele dekking...............................................................28

Tabel 3: Uitgaven die bij de berekening van de voorlopige indexcijfers op basis van het nationale ICP buiten beschouwing werden gelaten - approximative gewichten in %o (januari 1996) -.............................................................................37

Tabel 4: Categorieen die bij de berekening van de voorlopige indexcijfers aan de

nationale ICP's zijn toegevoegd.............................................................................37

Tabel 5: Categorieen van de nationale ICP's die bij de berekening van de voorlopige

indexcijfers buiten beschouwing zijn gelaten..........................................................38

Tabel 6: Voor de opstelling van de GICP's toegevoegde subindexcijfers -

approximatieve gewichten in %o (voor het gehele jaar 1996) -...............................39

Tabel 7: Dekking van het MCBH door het GICP in vergelijking met de dekking door

het nationale ICP - approximatieve gewichten in %o (januari 1996)........................41

Tabel 8: Referentieperiode voor de GlCP-gewichten en frequentie van de bijwerking

in 1997.................................................................................................................43

Tabel 9: Onlangs belangrijk geworden goederen en diensten sinds januari 1997...................45

Tabel 10: Berekening van elementaire aggregaten in het GICP......................... 47

Tabel 11: Maandelijkse steekproef van plaatsen en verkooppunten in de lidstaten..................53

Tabel 12: Maandelijkse steekproef van artikelen en varieteiten in de lidstaten........................55

Tabel 13: Maandelijkse en minder frequente prijswaarneming voor het GICP,

overeenkomstig de doelsteekproeven van de lidstaten...........................................57

Tabel 14: Totaal aantal artikelen en prijswaarnemingen per maand voor de opstelling

van het GICP, overeenkomstig de doelsteekproeven    van de lidstaten.....................58

Tabel 15: Gewichten van de subindexcijfers van het GICP in %o (voor het gehele jaar

1996)....................................................................................................................63


biz. 6/66

SAMENVATTING

Ingevolge Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wordt thans in samenwerking met de lidstaten voor elke lidstaat een 'geharmoniseerd indexcijfer van de consumptieprijzen' geproduceerd. Deze GICP's worden, samen met een geaggregeerd indexcijfer, het "Europees indexcijfer van de consumptieprijzen" (EICP), maandelijks gepubliceerd. Zowel de Commissie als het Europees Monetair Instituut zijn van oordeel dat deze indexcijfers een bevredigende maatstaf vormen voor de beoordeling van de convergentie. Hoewel er nog steeds geen volledige harmonisatie is bereikt, zijn er wel aanzienlijke vorderingen geboekt bij het verwijderen van verschillen in de begrippen, methoden en procedures die de lidstaten bij de opbouw van hun nationale indexcijfer van de consumptieprijzen (ICP) hanteren. In de meeste gevallen blijft men deze indexcijfers publiceren en voor nationale doeleinden gebruiken. Bij de opbouw ervan zal men kunnen profiteren van de in het kader van het harmonisatieproces ontwikkelde verbeterde procedures, maar voor internationale vergelijkingen zijn zij van marginaal belang. De Commissie en het Europees Monetair Instituut streven naar verdere verbeteringen van de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van de GICP's met het oog op het gebruik ervan bij het monetaire beleid en het toezicht op de inflatie binnen de Economische en Monetaire Unie.

De GICP's hebben 1996 als gemeenschappelijke referentiebasis, bestrijken een gemeenschappelijk pakket van consumptiegoederen en -diensten en zijn gebaseerd op een gemeenschappelijke classificatie, zodat de inflatie nu kan worden vergeleken voor ongeveer 100 uitgavencategorieen. Bij de nieuwe indexcijfers moet ook rekening worden gehouden met de inflatie voor nieuwe goederen en diensten en met name voor die welke voortvloeien uit technische innovatie. Belangrijke bronnen van verschillen bij de aan de vaststelling van de indexcijfers ten grondslag liggende rekenprocedures zijn uit de weg geruimd, met name wat betreft de representativiteit van de maandelijkse prijsverzameling, de behandeling van ontbrekende waarnemingen, de verwerking van veranderingen in de kwaliteit van de producten waarvan de prijzen worden verzameld en de formule die wordt gebruikt oiti de waargenomen prijzen te combineren tot een algemene maatstaf.    , '

De deskundigen zijn het er in het algemeen over eens dat de aanpassing voor kwaliteitswijzigingen een van de lastigste, zo niet het lastigste, probleem is bij de opbouw van een ICP. Het probleem wordt echter niet overal op zijn juiste waarde geschat en tal van waarnemers delen de foutieve indruk dat er geen rekening wordt gehouden met een verbetering van de kwaliteit van de producten, zodat de inflatie wordt overschat. In de praktijk zijn er al tal van correcties aangebracht en is op verschillende manieren geprobeerd de problemen op te lossen; hierdoor kunnen even goed kwaliteitsverbeteringen zijn overgecompenseerd. Dit blijft dan ook de belangrijkste bron van onvergelijkbaarheid tussen de GICP's. Op korte termijn is de vergelijkbaarheid verbeterd door een vaak gebruikte maar ongeschikte procedure voor de behandeling van wijzigingen in de kwaliteit van de producten uit te bannen. Verdere verbeteringen mogen worden verwacht van een gecoordineerd werkprogramma van de lidstaten, waaruit al duidelijk is geworden welke operationele kwesties moeten worden opgelost voor vergelijkbare procedures kunnen worden vastgesteld.

De voor de opbouw van de GICP's gebruikte prijssteekproeven lopen in opzet en wat de toegepaste methoden en procedures betreft, ver uiteen. Te vrezen valt dan ook dat de indexcijfers hierdoor wellicht niet vergelijkbaar zijn. Het is evenwel onmogelijk te zeggen dat de een of de andere GICP onbevredigend is omdat een dergelijk oordeel nergens aan kan worden getoetst. De Commissie (Eurostat) werkt met de lidstaten aan een onderzoekprogramma dat naast een empirische beoordeling van de verschillende steekproefmethoden ook maatstaven voor de betrouwbaarheid van de GICP's moet opleveren.

Er worden goede vorderingen met het onderzoek gemaakt, maar men heeft te kampen met allerlei moeilijke kwesties die tot dusverre nooit zijn besproken. Ondertussen dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat hun steekproef representatief is voor alle uitgavencategorieen die door het GICP worden bestreken en op het niveau van januari 1997 blijft.

Als model voor wat GICP's zouden moeten bestrijken moet geen afzonderlijk ICP of groep ICP's worden genomen. Hoewel de dekking van de GICP's al vrij groot is, is een verdere uitbreiding wenselijk. Omdat de regelingen van de instellingen voor het verstrekken van gegevens over gezondheid en onderwijs zeer sterk uiteenlopen, is het momenteel niet mogelijk te zeggen hoe belangrijk deze omissie is voor het verstrekken van vergelijkbare maten waarmee kan worden bepaald wat de invloed van de inflatie voor de consument is. Uiteraard blijven individuele consumenten buiten schot wanneer de totale kosten stijgen, maar al hun betalingen worden vergoed. Andere wenselijke uitbreidingen van de dekking betreffen de diensten van de sociale bescherming en andere verzekeringsdiensten die tot dusver niet zijn opgenomen. Urgent is ook een harmonisatie van de dekking, geografisch en wat de populatie betreft. Sommige lidstaten hebben de dekking van hun ICP uitgebreid om ze met die van de meerderheid in overeenstemming te brengen, maar er blijven vragen ten aanzien van de dekking van uitgaven van toeristen en van de institutionele huishoudens.

De GICP's bestrijken de kosten voor reparaties en onderhoud van bewoners van een eigen huis, inboedelverzekeringen, ophalen van huisvuil, watervoorziening en andere diensten in verband met de woning. Er zal worden gewerkt aan de ontwikkeling van een geschikte maat voor de opneming ervan, maar momenteel beschikken slechts een paar landen over de noodzakelijke gegevens. Dat de huurwaarde (de huur die voor een gelijkwaardige woning wordt betaald), die in sommige nationale ICP's wel is opgenomen, en de hypotheekrentebetalingen voor, die weer in andere ICP's zijn opgenomen, voor het GICP niet in aanmerking worden genomen, is wel bekritiseerd, maar is gerechtvaardigd omdat geen van beide de gevolgen van inflatie voor de eigenaar weergeeft: in het eerste geval omdat het eerder om opportuniteits- dan om werkelijke kosten gaat en de laatste omdat de kosten betrekking hebben op een lening en niet op consumptie.    , '

1. INLEIDING

Op 23 oktober 1995 heeft de Raad van Ministers een verordening1 goedgekeurd, die de rechtsgrondslag vormt voor de vaststelling van een geharmoniseerde methodiek voor de opstelling van indexcijfers van de consumptieprijzen (ICP's) in de lidstaten van de EU.

Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (GICP's) gaf een stapsgewijze aanpak in twee etappes; deze vergen elk specifieke uitvoeringsmaatregelen, die zo nodig werden en worden neergelegd in verordeningen van de Commissie. Wat de tenuitvoerlegging van de GICP's betreft, moet erop worden gewezen dat de verordening in een procedure voorzag waarin het Comite Statistisch Programma (CSP) als reglementeringscomite optreedt.

Binnen dit kader zijn in samenwerking met de lidstaten zowel regels als richtsnoeren en niet-bindende verklaringen over goede procedures in verband met de constructie van GICP's vastgesteld. Tot nu toe heeft de Commissie tw«e verordeningen, nr. 1749/96 en nr. 2214/962, goedgekeurd. Andere verordeningen verkeren tFians in uiteenlopende stadia van voorbereiding. Daarnaast is een op de GICP's gebaseerde index voor de gehele Gemeenschap3 en een index voor het meten van het gemiddelde inflatiepercentage van de leden van de Monetaire Unie4 vastgesteld. Aldus werd en wordt voldoende aandacht besteed aan de eerste doelstelling van de GICP's, namelijk het mogelijk maken van vergelijkingen van de inflatie in een macro-economische context.

De productie van een indexcijfer van de consumptieprijzen is een moeizame en gevoelige operatie. Veel van de noodzakelijke veranderingen werden in langdurige besprekingen overeengekomen en vereisten een aanzienlijke mate van voorbereiding. De berekening van het GICP vergde soms extra verwerkingssystemen om te vermijden dat verwarring met het bestaande ICP mogelijk is. De GlCP-verordening van de Raad en de vele specifieke uitvoeringsmaatregelen die gedurende een periode van slechts drie jaar zijn vastgesteld of aan het CSP zijn voorgelegd, leveren voldoende bewijs voor de moeilijkheden waarpnee men bij de opstelling van GICP's te maken heeft.    '

2. KOSTEN

De Commissie is zich ervan bewust dat de uitvoering van de GlCP-verordening van de Raad en van de verordeningen van de Commissie waarin deze wordt uitgewerkt, extra kosten voor de lidstaten meebrengt. Daarom werd in September 1996 een Besluit van de Commissie (C(96) 2452) goedgekeurd, waarbij de lidstaten in verband hiermee over een periode van twee jaar 3 miljoen ecu wordt toegewezen. Voordiei'! hadden de lidstaten al een bedrag van 670 000 ecu ontvangen.

Hoewel de Commissie (Eurostat) zoveel mogelijk rekening heeft gehouden met de kosten/batenverhouding en alle mogelijke budgettaire middelen ter financiering van het GlCP-project ten voile heeft benut, was de financiering in sommige lidstaten wellicht onvoldoende voor de dekking van twee derde van de werkelijke extra kosten voor de invoering van de GICP's overeenkomstig artikel 13 van de GlCP-verordening van de Raad.

3. ACHTERGROND

Protocol nr. 6 tot uitwerking van artikel 109 J, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) bepaalt: "De inflatie wordt gemeten aan de hand van het indexcijfer van de consumptieprijzen op een vergelijkbare basis, rekening houdend met verschillen in de nationale definities". Aan dit vereiste wordt voldaan door de invoering van GICP's die waar mogelijk zijn gebaseerd op de nationale ICP's.

Voor de opstelling van een ICP worden gegevens over prijzen en uitgaven verzameld en verwerkt aan de hand van bepaalde begrippen, definities, methoden en procedures. De begrippen hebben betrekking op de wezenlijke doelstellingen van het ICP. Doorgaans worden ze uitgedrukt in algemene termen (zo dit al gebeurt). In sommige lidstaten worden ICP's aangeduid als 'indexcijfers van de kosten van levensonderhoud' of als "zuivere prijsindexcijfers". Terwijl de laatste als een algemene maat voor de inflatie van de consumptieprijzen kunnen worden gezien, hebben de eerste wellicht ten doel de koopkracht van de inkomens vast te stellen. In de praktijk zijn er echter belangrijke overlappingen tussen beide begrippen.

Omdat men er zich van bewust was dat de GICP's niet alle aspecten van de inflatie kunnen meten, maar slechts een van de componenten ervan luidt een van de overwegingen in de GlCP-verordening van de Raad dat: "... het algemeen bekend is dat inflatie een verschijnsel is dat zich voordoet bij alle soorten markttransacties, met inbegrip van aankopen van kapitaalgoederen, aankopen door de overheid, loonbetalingen en aankopen door consumenten ...". In artikel 3 van de verordening staat dat het GICP gebaseerd is "op de prijzen van goederen en diensten die in het economisch gebied van de lidstaat gekocht kunnen worden voor de rechtstreekse bevrediging van de behoeften en wensen van de consumenten". Bij het GICP gaat het dus om een 'zuiver prijsindexcijfer' voor het meten van de inflatie van de consumptieprijzen. Het GICP dient zich uit te strekken tot de werkelijke prijzen van goederen en diensten waarmee de consument te maken heeft. Daarom is het begrip dat aan het GICP ten grondslag ligt, gedefinieerd als "monetaire consumptieve bestedingen van de huishoudens".

Het is niet de bedoeling dat de GICP's de nationale ICP's vervangen. Waarschijnlijk zullen veel lidstaten hun ICP's voor binnenlandse doeleinden blijven gebruiken, bijvoorbeeld voor indexeringen of voor loononderhandelingen, hoewel ook het GICP hiervoor kan worden gebruikt. Dit is in overeenstemming met de GlCP-verordening van de Raad waar werd bepaald dat "er naast of in de plaats van de indexcijfers van de consumptieprijzen die de lidstaten nu produceren of die zij in de toekomst zullen produceren, ook vergelijkbare indexcijfers van de consumptieprijzen kunnen worden geproduceerd". In sommige lidstaten zijn er wettelijke of institutionele hinderpalen voor het gebruik van andere indexcijfers dan de nationale ICP's voor dergelijke doeleinden. Voor deze landen kan een wijziging een langdurige procedure zijn, maar wel zullen in de nationale ICP's diverse technische verbeteringen worden opgenomen die zijn ingevoerd voor de GICP's.


biz. 10/66


4. VERGELIJKBAARHEIP EN BELANGRI JKSTE VERSCHILLEN

ICP's zijn door de lidstaten voor binnenlands gebruik ontwikkeld en hoewel ze onderling veel gemeen hebben zijn er toch ook belangrijke verschillen in begrippen eri methoden waarover weinig overeenstemming bestaat. ICP's zijn 'goed' noch 'fout'; ze beantwoorden in meerdere of mindere mate aan de vele doelstellingen waarvoor ze werden ontworpen. De nationale ICP's zijn de gereedschappen waaraan hun gebruikers zijn gewend. Aangezien de GICP's op het stuk van begrippen, definities, methoden en procedures afwijken van de nationale ICP's, is het misleidend nationale ICP's rechtstreeks met de GICP's te vergelijken.

Bij het harmonisatieproject ligt de nadruk op de vergelijkbaarheid van de GICP's van de verschillende landen en op hun onderlinge bewegingen. Het criterium aan de hand waarvan wordt besloten of indexcijfers al dan niet vergelijkbaar zijn, is het 'vergelijkbaarheidsvereiste' uit de GlCP-verordening van de Raad (artikel 4). Dit luidt als volgt:

"GICP's zijn vergelijkbaar wanneer zij uitsluitend nationale verschillen in prijs of consumptiepatronen weergeven.

GICP's die verschillen als gevolg van het gebruik van uiteenlopende begrippen, methoden of procedures bij hun definitie en vaststelling, zijn niet vergelijkbaar.

De Commissie (Eurostat) zal volgens de procedure van artikel 14 regels vaststellen ter verkrijging van vergelijkbare GICP's."

De (ontwerp)-verordening(en) van de Commissie5 met de gedetailleerde uitvoeringsmaatregelen definieren het vergelijkbaarheidsvereiste meer praktisch als "de wijziging van het GICP gemiddeld over een jaar met meer dan 0,1 procentpunt ten opzichte van het voorgaande jaar". Deze limiet werd door de lidstaten geaccepteerd als criterium voor de harmonisatie van niet-vergelijkbare procedures.

Van alle GICP's kan worden gesteld dat zij in onbekende mate voldoen aan hun doelstellingen de 'inflatie te meten waarmee de consument te maken heeft' (misschien is het ook wel niet mogelijk te weten in hoeverre ze eraan voldoen), omdat er geen referentie bestaat waaraan dc mate van een eventuele afwijking kan worden afgemeten. Wel kan worden vastgesteld of verschillen tussen twee GICP's het gevolg zijn van verschillen in opstellingsmethode en sorm is het ook mogelijk te schatten hoe groot de verschillen kunnen zijn.

5. VASTSTELLING VAN REGELS VOOR VERORDENINGEN VAN DE COMMISSIE

Bij de uitvoering moet rekening worden gehouden met de kosten/batenverhouding (artikel 13 van de GlCP-verordening van de Raad), het feit dat het optreden van de Gemeenschap met verder mag gaan dan wat nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken (artikel 3 B van het EG-Verdrag, laatste zin) en de subsidiariteit (artikel 3 B van het EG-Verdrag).

Voor zover mogelijk zijn de uitvoeringsverordeningen van de Commissie gebaseerd op de beste van de huidige procedures, waarbij precedenten, alsmede wettelijke en institutionele omstandigheden in de lidstaten in aanmerking worden genomen. Geen van de nationale ICP's is genomen als model dat door alle andere lidstaten zou moeten worden gevolgd. Er is ook geen algemene overeenstemming over wat moet worden berekend. De bestaande ICP's zijn ontworpen om aan een reeks doelstellingen te beantwoorden en zijn in verschillende contexten ontwikkeld.

De algemene aanpak voor de uitvoeringsverordeningen kan worden gekenmerkt door de term 'minimumnormen', en wel in dubbele zin: enerzijds heeft de uitbanning van erkende slechte procedures niet alleen tot gevolg dat er convergentie op het punt van goede procedures ontstaat, maar ook dat het niveau van de normen in het algemeen omhoog gaat, en anderzijds specificeren de verordeningen in het algemeen de output en niet de input. Ze zeggen wat nodig is en niet hoe de vereiste gegevens moeten worden verkregen. Dit wordt overgelaten aan de lidstaten, soms in overleg met de Commissie (Eurostat).

Meer in het bijzonder zijn de criteria die bij de vaststelling van regels moeten worden aangehouden:

(a)    Noodzaak - Er mogen alleen regels worden opgesteld wanneer vergelijkbaarheid bij het ontbreken van regels niet kan worden gewaarborgd. Anders is het subsidiariteitsbeginsel van toepassing.

(b)    Uitvoerbaarheid - Er mogen alleen regels worden opgesteld wanneer de nationale bureaus voor de statistiek er in het algemeen mee kunnen instemmen en zij in staat zijn het verlangde ook uit te voeren. Het moet ook mogelijk zijn toezicht op de naleving van de regels uit te oefenen.

(c)    Specificiteit - De regels moeten duidelijk, ondubbelzinnig en restrictief genoeg zijn om te zorgen voor vergelijkbaarheid, maar ze moeten ook zo algemeen zijn dat variaties in de procedure mogelijk blijven zolang dit niet tot onvergelijkbaarheid leidt.

(d)    Coherentie - De regels mogen niet in strijd zijn met andere regels of richtlijnen.

(e)    VoIIedighcid - De regels en de richtsnoeren moeten tezamen alle aspecten van de

constructie van GICP's bestrijken. Indien het niet nodig wordt geacht de bestaande procedures te harmoniseren, moeten wel de grenzen van deze procedures worden vastgesteld.    '

(f)    Beste procedure - Zo mogelijk moeten de regels de beste van de bestaande procedures volgen, mits deze overal in de Unie kunnen worden toegepast.

(g)    Effectiviteit - De kosten van het naleven van de regels mogen niet meer bedragen dan wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van vergelijkbare GICP's. De meerkosten moeten worden vastgesteld en de Commissie en de nationale bureaus voor de statistiek moeten regelingen treffen om deze kosten te dekken voordat de regels worden goedgekeurd.

6. UlTVOERING VAN DE VERORPENING VAN DE RAAD

Artikel 5 van de GlCP-verordening van de Raad verplichtte de lidstaten tot een gefaseerde uitvoering:

"(a)Fasel:

Uiterlijk in maart 1996 produceert de Commissie (Eurostat) in samenwerking met de lidstaten ten behoeve van het in artikel 109 J van het Verdrag bedoelde verslag ("convergentiecriteria") een voorlopige reeks indexcijfers van de consumptieprijzen voor iedere lidstaat. Deze indexcijfers worden volledig gebaseerd op gegevens die ten grondslag liggen aan de bestaande nationale indexcijfers van de consumptieprijzen, maar worden met name als volgt gecorrigeerd:

i) bewoning van een woning door de eigenaar zelf blijft buiten beschouwing;

ii) diensten op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs blijven buiten beschouwing;

iii) bepaalde andere posten die door een aantal lidstaten niet of op uiteenlopende wijze worden verwerkt, blijven buiten beschouwing.

(b) Fase II:

Het GICP is van toepassing vanaf het iridexcijfer voor januari 1997. De gemeenschappelijke referentieperiode voor het indexcijfer is het jaar 1996. De schattingen van de prijsvariaties voor de twaalf maanden voorafgaande aan januari 1997 en voor de daaropvolgende maanden worden opgesteld in het licht van de indexcijfers voor 1996."

6.1. Fase 1 van het harmonisatieproces: januari 1996

Op 29 februari 1996 nam de Commissie (Eurostat) het initiatief5 tot de voorlopige reeks ICP's waarvan sprake is in artikel 5, lid 1, sub a), van de GlCP-verordening van de Raad. Deze voorlopige indexcijfers waren volledig gebaseerd op bestaande nationale ICP's, die alleen waren aangepast om de dekking van goederen en diensten waar mogelijk gelijk te trekken7. De methoden, begrippen en definities van de nationale ICP's vielen dus wel samen met die van de desbetreffende voorlopige indexcijfers, maar niet de dekking van goederen en diensten. Daarom vormden zij een betere vergelijkingsbasis voor de inflatie van de consumptieprijzen dan de niet-gecorrigeerde nationale ICP's en zij werden door de Commissie en het Europees Monetair Instituut gebruikt in hun eerste convergentierapport aan de Raad in 1996.

Bepaalde uitgavencategorieen werden buiten beschouwing gelaten omdat het binnen de beschikbare tijd onmogelijk was overeenstemming te bereiken over de vraag hoe het best een vergelijkbare maat zou kunnen worden geconstrueerd. Buiten beschouwing bleven met name de uitgaven voor de aanschaf van een eigen woning, die in sommige landen niet werden bestreken en in andere aan de hand van de huurwaarde dan wel op basis van de hypotheekrentebetalingen werden gemeten. Ook de uitgaven voor gezondheidszorg en onderwijs werden niet in aanmerking genomen, omdat er tussen de landen grote institutionele verschillen zijn wat betreft de wijze waarop de consument voor deze diensten betaalt, rechtstreeks dan wel via de belastingen. Terwijl bepaalde posten buiten beschouwing bleven, werden sommige andere uitgavencategorieen die niet overal deel uitmaken van het nationale ICP - met name alcoholische dranken en tabak -, wel voor alle lidstaten in aanmerking genomen.

Deze voorlopige indexcijfers werden slechts een jaar opgesteld door alle lidstaten van de EU, IJsland, Noorwegen en Zwitserland8. Ingevolge de verordening van de Raad werden de indexcijfers voor januari 1997 voor het eerst in de vorm van een GICP opgesteld.

6.2. Fase 2 van het harmonisatieproces: januari 1997

Op 7 maart 1997 publiceerde de Commissie (Eurostat) de eerste reeks geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (GICP’s) overeenkomstig artikel 5, lid 1, sub b), van de GlCP-verordening van de Raad9. Anders dan de voorlopige indexcijfers zijn de GICP's geharmoniseerd wat een aantal aspecten van de methodiek en de dekking betreft. Bij de GICP's

News Release nr. 15/96, Eurostat, 29 februari 1996.

Zie voor nadere gegevens punt 12.2.1.

Liechtenstein berekent geen nationaal ICP en verschafte daarom ook geen voorlopig indexcijfer. Zie voor nadere gegevens over de beschikbare informatie punt 6.4.

gaat het niet enkel om een uitbreiding vap de voorlopige indexcijfers, maar om nieuwe, andere indexcijfers.

In het algemeen zullen de GICP's achteraf herzien worden. Gedurende de cruciale periode voor het besluit over fase III van de Monetaire Unie zal er echter geen herziening van de berekening van het GICP worden verlangd en zullen door de lidstaten voorgestelde herzieningen op reeds gepubliceerde cijfers niet door de Commissie (Eurostat) worden uitgevoerd. Dit betekent dat vanaf de publicatie van het indexcijfer voor december 1997 (in januari 1998) tot de bekendmaking van het indexcijfer voor december 1998 gepubliceerde indexcijfers niet zullen worden veranderd. Herzieningen achteraf zijn weer mogelijk vanaf de publicatie van het indexcijfer voor januari 1999.

In het kader van de GlCP-verordening van de Raad heeft de Commissie tot dusverre twee gedetailleerde verordeningen met specifieke uitvoeringsmaatregelen voor de productie van het GICP goedgekeurd; andere ontwerp-verordeningen zijn in voorbereiding.

• Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie met initiele uitvoeringsmaatregelen voor

zes technische gebieden: initiele dekking, onlangs belangrijk geworden goederen en diensten, elementaire aggregaten, alsmede minimumnormen voor steekproeven, prijzen en aanpassingen wegens kwaliteitswijziging.    -

• Verordening (EG) nr. 2214/96 van de Commissie betreffende het GICP en de subindexcijfers hiervan die aan Eurostat moeten worden overgedragen en door deze worden verspreid.

• In een ontwerp-verordening van de Commissie worden minimumnormen voor de kwaliteit van GlCP-gewichten vastgesteld.

• In een andere ontwerp-verordening van de Commissie wordt Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie gewijzigd ten aanzien van de dekking van goederen en diensten; er wordt een gefaseerde procedure voorgesteld voor de uitbreiding van de dekking van het GICP.

• In een derde ontwerp-verordening van de Commissie wordt Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie gewijzigd ten aanzien van de dekking, geografisch en wat de populatie betreft, van het GICP.

6.2.1. Initiele dekking

In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie wordt de initiele dekking van de GICP's gedefinieerd aan de hand van een vrij nieuwe internationale classificatie van de consumptieve bestedingen, de COICOP (classificatie van individuele verbruiksfuncties). Deze classificatie is in de COICOP/GICP-versie6 speciaal aangepast voor GICP's. De COICOP/GICP is gebaseerd op de ontwerp-COICOP die is goedgekeurd tijdens een gemeenschappelijke vergadering van de UN-ECE, de OESO en Eurostat over nationale rekeningen, die van 30 april tot en met 3 mei 1996 in Geneve werd gehouden.

De aan iedere categorie van de COICOP/GICP toegekende gewichten lopen van land tot land uiteen afhankelijk van het relatieve belang van de consumptieve bestedingen voor elk van deze goederen en diensten in ieder land. Er is dus geen voor alle lidstaten gemeenschappelijk goederenpakket. Dit is in overeenstemming met het vergelijkbaarheidsvereiste van artikel 4 van de GICP-verordening van de Raad.

Ten opzichte van de voorlopige indexcijfers7 van fase 1 werd de dekking uitgebreid met bijvoorbeeld: autoverzekeringen, verzekeringen in verband met de woning, pakketreizen, bankdiensten, goederen en diensten op onderwijsgebied zoals avondcursussen, en medische producten die zonder recept kunnen worden verkregen8. Bepaalde moeilijke categorieen, zoals de meeste diensten op het gebied van gezondheid en onderwijs, worden nog niet door het GICP bestreken.

In een ontwerp-verordening van de Commissie wordt Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie gewijzigd ten aanzien van de dekking. Voorgesteld wordt een uitbreiding van de dekking van het GICP in fases, vanaf december 1998, met moeilijke categorieen zoals diensten op gezondheids- en onderwijsgebied waarvoor belangrijke institutionele verschillen tussen de lidstaten bestaan9. De woonkosten van bewoners van een eigen huis, uitgedrukt in de huurwaarde of in hypotheekrentebetalingen, worden niet geacht deel uit te maken van het inflatieproces en worden voor het GICP dan ook niet in aanmerking genomen. Wei wordt gedacht aan opneming van de nettoaankoopprijzen van nieuwe woningen.

6.2.2. Onlangs belangrijk geworden goederen en diensten

Een veelgehoorde klacht over ICP's is dat geen nieuwe producten, zoals mobiele telefoons en pc's, zijn opgenomen. Omdat ingevolge de GlCP-verordening van de Raad (artikel 5, lid 3) de relevantie van de GICP's moet worden gehandhaafd, moeten stappen worden ondernomen om ervoor te zorgen dat op dit punt geen kritiek op de GICP's kan worden uitgeoefend. Indien sommige landen nieuwe producten waarvan de consumptie aanzienlijk toeneemt, toevoegen, maar anderen doen dit niet, kan dit belangrijke verschillen in de gemeten inflatiepercentages tot gevolg hebben.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie zorgt ervoor dat de GICP's grofweg met elkaar in de pas blijven lopen en de marktontwikkelingen blijven volgen. In het algemeen worden nieuwe producten in het GICP opgenomen zodra de omvang van de verkopen meer dan l%o van de totale consumptieve bestedingen in de lidstaten gaan bedragen. De lidstaten moeten vanaf januari 1997 een toezichtsysteem opzetten voor de vaststelling van onlangs belangrijk geworden goederen en diensten. Zij moeten voorzieningen treffen om nieuwe producten te identificeren en deze aan de Commissie (Eurostat) door te geven. Deze draagt zorg voor de uitwisseling van informatie en geeft aan alle landen door welke nieuwe producten door andere landen in hun GICP zijn opgenomen10. Het is evenwel niet zo eenvoudig om te bepalen wat onlangs belangrijk geworden producten zijn of om handzame identificatieprocedures vast te stellen. Naarmate er meer mee wordt gewerkt, zal duidelijker worden wat vereist is.    .

6.2.3. Minimumnormen voor aanpassingen wegens kwaliteitswijziging

De GICP's moeten de zuivere prijswijziging meten zonder wijzigingen in de kwaliteit van de gekochte goederen en diensten. Daarom moeten de voor een GICP verzamelde prijzen dienovereenkomstig worden gecorrigeerd. Er is evenwel geen algemene overeenstemming over

biz. 15/66


het feit hoe dit precies in zijn werk moet gaan en in de praktijk zijn er grote verschillen tussen de landen. Waarschijnlijk is dit de grootste afzonderlijke bron van onvergelijkbaarheid15.

Verschillen tussen ICP's zijn mogelijk omdat dezelfde wijziging in de fysieke kenmerken van een artikel in het ene land op geheel andere wijze wordt behandeld dan in een ander land. Dit betekent niet dat hetzelfde kwaliteitskenmerk in de verschillende landen op dezelfde wijze moet worden gewaardeerd, maar alleen dat de waarderingsprincipes en -procedures gelijk moeten zijn. De verschillen die bij de door de indexcijfers bestreken goederen en diensten optreden, heffen elkaar niet op, maar hebben eerder de neiging te cumuleren tot een waarde die ruim boven 0,1 procentpunt ligt. Lopende studies over de verschillende behandeling van kwaliteitswijzigingen bij auto's geven de indruk dat deze factor op zich kan leiden tot een afwijking van het ICP van meer dan 0,1 procentpunt op jaarbasis.

Ingevolge artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie moeten de lidstaten de procedures voor aanpassing wegens kwaliteitswijziging bestuderen en een "automatische koppeling" vermijden. Bij automatische koppeling gaat men ervan uit dat een verschil in prijs tussen twee opeenvolgende 'modellen' volledig aan een verschil in kwaliteit kan worden toegerekend. Indien een lidstaat aanneemt dat een prijsstijging tussen twee 'modellen' altijd het gevolg is van een kwaliteitswijziging en derhalve geen prijsverandering in het ICP verwerkt, kan deze automatische koppeling leiden tot een onderschatting van de inflatie en vice versa. De lidstaten moeten hun procedures veranderen om ervoor te zorgen dat vanaf januari 1997 geen automatische koppeling meer wordt gebruikt. Een niet-automatische koppeling is dan nog wel toegestaan, d.w.z. wanneer kan worden gemotiveerd dat het prijsverschil tussen het oude en het nieuwe artikel betrekking heeft op een kwaliteitswijziging. Ook is overlappende prijsregistratie mogelijk, d.w.z. wanneer op een vervanging vooruit wordt gelopen en in verband daarmee zowel de prijs voor het oude als dat voor het nieuwe artikel wordt geregistreerd; het prijsverschil in de overlappingsperiode wordt gebruikt als schatting voor de waarde van het kwaliteitsverschil.

De lidstaten moeten kunnen aantonen dat er geen gebruik wordt gemaakt v^ri automatische koppeling. Selectief toezicht op impliciete en expliciete aanpassingen wegens kwaliteitswijziging is vereist om vergelijkbare goede procedures vast te stellen16. De Commissie (Eurostat) zal de lidstaten hierin bijstaan door een gegevensbank op te zetten met schattingen van kwaliteitswijzigingen die door de lidstaten zelf zijn verschaft of die uit andere bron afkomstig zijn.

De problemen in verband met de vaststelling van kwaliteitswijzigingen vergen nog veel nader onderzoek. De verordening van de Commissie vestigt de aandacht op deze problemen doordat specifieke aanpassingen moeten worden gemaakt in de vele gevallen dat er van automatische koppeling gebruik is gemaakt. De Commissie (Eurostat) steunt een werkprogramma voor het ontwerpen van goede aanpassingen voor kwaliteitswijzigingen van goederen en diensten waarvan de prijzen voor de productie van specifieke GlCP-subindexcijfers worden gebruikt. Momenteel richt het onderzoek zich vooral op de ontwikkeling van procedures in geval van kwaliteitswijziging voor geselecteerde hightechgoederen en op de vaststelling van informatie die in de centrale gegevensbank van Eurostat voor aanpassingen wegens kwaliteitswijziging kunnen worden opgenomen.

Zie bijvoorbeeld het 'Boskin Report': 'Towards a more accurate measure of the cost of living'. Final report to the United States Senate Finance Committee from the Advisory Commission to study the Consumer Price Index, Michael J. Boskin, Chairman et. al., 4 december 1996 Zie voor nadcrc gegcvens punt 12.7.

6.2.4. Minimumnormen voor prijzen

Het veldwerk bij prijsenquetes bestaat uit de prijswaarneming, gewoonlijk maandelijks, van een reeks gespecificeerde producten in gespecificeerde detailhandelszaken. Indien nu om de een of andere reden een bepaalde prijs niet wordt of niet kan worden verzameld, komt het veelvuldig voor dat gewoon een bij de vorige gelegenheid waargenomen prijs wordt gebruikt, maar dit kan maanden eerder zijn geweest.

Het uitbannen van deze praktijk, die tot ernstige vertekeningen kan ieiden, is de hoofdreden voor artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie, waarin van de lidstaten wordt verlangd dat ze hun doelsteekproef van maand tot maand handhaven. Handhaving van de steekproef is belangrijk omdat het de bedoeling is prijsveranderingen te meten en niet het prijspeil op zich. Wanneer geen prijzen zijn waargenomen, moeten ze worden geschat aan de hand van een geschikte procedure en niet door automatisch de laatst waargenomen prijs over te nemen. De lidstaten moeten hun "doelsteekproef' - dit is in wezen het bestaande programma voor het aantal prijzen dat moet worden verzameld - opgeven, alsmede beknopte informatie over het aantal ontbrekende prijzen die door schattingen zijn vervangen en over de schattingsprocedures11.

De verordening van de Commissie laat de volgende vragen onbeantwoord:

• Wat zijn 'niet-geschikte schattingen' voor ontbrekende (of niet-waargenomen) prijzen?

• Hoe groot mag het aantal gebruikte schattingen (ontbrekende prijzen) zijn zonder dat dit ten koste gaat van de vergelijkbaarheid?

De Commissie (Eurostat) zal studies uitvoeren naar de effecten van schattingen en het maximale aantal geschatte prijzen en de toelaatbare procedures vaststellen. De studies moeten een overzicht geven van de procedures die bij het ontbreken van prijzen worden gebruikt of zouden kunnen worden gebruikt en daar reen oordeel over geven. Bij de evaluatie moet rekening worden gehouden met kwesties als de vervanging van artikelen en aanpassingen wegens kwaliteitswijziging. In het ideale geval dient te worden aangegeven wat de orde van grootte van de fouten bij de thans bij ontbrekende prijzen gebruikte schattingen is, maar hiervoor moet men al min of meer weten wat het 'juiste antwoord' is. Als alternatief kan een kwalitatieve beoordeling worden gemaakt van de hypotheses die ten grondslag liggen aan verschillende toerekenprocedures. Men mag bijvoorbeeld niet aannemen dat het voorkomen van ontbrekende prijzen een willekeurige gebeurtenis is, hoewel dit wellicht in de eerste maand nog niet leidt tot onaanvaardbare fouten.

6.2.5. Prijsindexcijfers voor elementaire aggregaten

Volgens artikel 9 van de GlCP-verordening van de Raad moet het GICP een index van het Laspeyres-type zijn. Hoewel de door de lidstaten geproduceerde GICP's en ICP's op ondergeschikte punten kunnen verschillen, bijvoorbeeld ten aanzien van de frequentie waarmee gewichten worden bijgewerkt12, gaat het in het algemeen om indexcijfers van het Laspeyres-type, d.w.z. indexcijfers waarbij de maandelijkse prijsontwikkelingen worden gemeten als gemiddelde van prijsindexcijfers. Hierbij wordt gebruik gemaakt van uitgavengewichten die een goede weergave vormen van het consumptiepatroon van de indexpopulatie en structuur van de door haar betaalde prijzen in de referentieperiode voor het gewicht.

De GlCP-verordening van de Raad geeft echter niet de formule die moet worden gebruikt voor de berekening van 'elementaire aggregaten', het laagste niveau waarvoor uitgavengewichten bekend zijn. Indien er geen uitgavengewichten zijn, moeten de elementaire aggregaten worden berekend door het aggregeren van prijzen. Artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie betreft de formule die moet worden gebruikt voor de berekening van elementaire aggregaten. De praktijk in de lidstaten liep sterk uiteen en het was moeilijk tot overeenstemming te komen. Twee kwesties stonden centraal in de argumentatie. De eerste ging over de vraag of gedetailleerde indexcijfers moeten worden berekend door de verhouding vast te stellen tussen de gemiddelden van de prijzen van artikelen in een bepaald stratum of dat het gemiddelde moet worden genomen van de verhoudingen tussen deze artikelen. De tweede betrof de vraag of het bij het 'gemiddelde' in bovenstaande berekening om het rekenkundig of het meetkundig gemiddelde gaat19.

De verordening van de Commissie staat het gebruik toe van de verhouding tussen zowel de rekenkundige als de meetkundige gemiddelden van de prijzen, maar niet van het rekenkundig gemiddelde van de prijsverhoudingen20. Lidstaten die andere formules gebruiken dan de verhouding tussen de rekenkundige of meetkundige gemiddelden van de prijzen, moeten kunnen aantonen dat de gebruikte alternatieve berekening(en) aan het vergelijkbaarheidsvereiste voldoet. De lidstaten behoefden de formule voor de berekening van de elementaire aggregaten voor de indexcijfers niet voor januari 1997 te veranderen, maar ze werden wel hiertoe aangemoedigd.

Het besluit om het gebruik van de formule voor het gemiddelde van de prijsverhoudingen te verbieden, werd niet genomen omdat deze algemeen als fout wordt erkend, maar omdat de hiermee verkregen resultaten niet 'vergelijkbaar' zijn met die van andere formules. Het besluit betekent wel dat toekomstig onderzoek kan worden geconcentreerd op de voordelen van deze andere formules.

6.2.6. Minimumnormen voor steekproeven

Volgens de statistische theorie is aselecte steekproeftrekking wenselijk om systematische fouten in een statistiek te vermijden. Dit is echter niet gemakkelijk te realiseren bij dc verzameling van prijzen voor een ICP, zodat de meeste lidstaten steekproefprocedurcs hanteren die 'pragmatisch' of "representatief' worden genoemd. Welke prijzen worden verzameld is daarom soms afhankelijk van de mate van medewerking van detailhandelaars of van de voorkeuren van een bepaalde prijsverzamelaar. Hoewel dit wellicht geen juutc werkwijze lijkt, is het niet gemakkelijk aan te tonen dat de resulterende indexcijfers daarom onvergelijkbaar zijn.    .

Uit studies die de Commissie (Eurostat) hierover heeft laten uitvoeren, blijkt dat bn verschillende steekproeftechnieken onvergelijkbaarheid op de loer ligt. Het lijkt erop dat er naargelang de keuze voor een representatieve of een aselecte steekproef voor bepaalde artikelengroepen grote verschillen kunnen zijn, maar dat deze voor het gemiddelde niet significant zijn. Verder gaven de studies aan dat het aantal elementaire aggregaten op korte termijn gevolgen voor de vergelijkbaarheid kan hebben. Verschillen in de regionale dekking van ICP's leken daarentegen niet tot onvergelijkbaarheid te leiden, aangezien de verschillen tussen de regionale indexcijfers en het algemene indexcijfer volkomen toevallig lijken te zijn

Uit het Boskin-rapport blijkt dat ook het Bureau voor arbeidsstatistieken van de Verenigde Staten hicr onderzoek naar vcrricht.

Zie voor nadere gegevens punt 12.6.

Uit de studies bleek duidelijk dat er behoefte bestaat aan een regel om de huidige procedures zodanig te veranderen dat de vergelijkbaarheid toeneemt.

Met artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie wordt beoogd om waar mogelijk de betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid van de GICP's te verbeteren door fouten die voortvloeien uit verschillen in de steekproefopzet en -procedures te verminderen. De lidstaten moeten hun prijzensteekproeven controleren op geschiktheid voor het GICP en de steekproefprocedures aanpassen indien zij dit noodzakelijk achten. De lidstaten mogen niet zonder meer aannemen dat hun doelsteekproef adequaat is; er wordt enig bewijs verlangd13.

Het uitgebreide gebruik van pragmatische steekproeven betekent dat er geen goed theoretisch kader bestaat om de betrouwbaarheid (representativiteit en nauwkeurigheid) van GICP's te beoordelen. Slechts een paar lidstaten doen een poging steekproefFouten voor hun ICP's te berekenen en geen van hen heeft een maatstaf voor systematische fouten. De vaststelling van dergelijke fouten kan van nut zijn voor het ontwerpen van een effectievere steekproefopzet. Er worden momenteel studies uitgevoerd om zowel de steekproeffout als de systematische fout in de GICP's te beoordelen; deze zullen later worden gebruikt om passende grenzen voor dergelijke fouten vast te stellen. Het is noodzakelijk te bepalen welke combinatie van aantallen en specificaties van elementaire aggregaten enerzijds en aantal vereiste prijzen binnen ieder elementair aggregaat anderzijds nodig is om een voldoende betrouwbaar GICP te krijgen.

6.2.7. Indiening en verspreiding van subindexcijfers van het GICP

Ingevolge de GlCP-verordening van de Raad moet samen met de GICP's een specificatie worden gegeven van de subindexcijfers die moeten worden geproduceerd en gepubliceerd. Hoewel de beoordeling van de prijsstabiliteit in het kader van het convergentiecriterium hoofdzakelijk de GICP's voor alle artikelen betreft, is voor een analyse van de bronnen van inflatoire druk een onderverdeling van het GICP in componenten voor verschillende productgroepen noodzakelijk. Verordening (EG) nr. 2214/96 van de Commissie geeft een reeks subindexcijfers van het GICP met gemeenschappelijke dekking, die de lidstaten bij de Commissie (Eurostat) moeten indienen. De subindexcijfers zijn gebaseerd op de COICOP/GICP-classificatie14. Voor vele gebruikers was dit een belangrijke stap voorwaarts, aangezien de componenten van de nationale ICP's niet in overeenstemming zijn met een gemeenschappelijke classificatie.

Iedere maand dienen de lidstaten de primaire reeksen indexcijfers, d.w.z. het GICP en de subindexcijfers hiervan, bij de Commissie (Eurostat) in tot op een decimaal nauwkeurig, bijvoorbeeld 99,5 of 102,4, waarbij 1996 = 100. Om teveel en met elkaar in strijd zijnde afrondingsfouten te vermijden worden alle afgeleide statistieken op basis van deze primaire reeksen berekend. Alle afgeleide statistieken worden afgerond tot op een cijfer achter de komma gepubliceerd. De jaarlijkse gemiddelde indexcijfers zijn de som van de twaalf maandcijfers (met een decimaal) gedeeld door twaalf en afgerond tot op een cijfer achter de komma. De verandering over twaalf maanden in dit jaarlijks gemiddelde wordt echter gebaseerd op de niet-afgeronde gemiddelden, d.w.z. rechtstreeks verkregen uit de primaire reeksen. Ook verstrekten de lidstaten de Commissie (Eurostat) de initiele gewichten van de subindexcijfers die werden gebruikt; latere wijzigingen zullen ook worden doorgegeven. De gewichten voor de subindexcijfers worden naar Eurostat gezonden met een mate van gedetailleerdheid van ten minste l%o. De gewichten van de subindexcijfers van het EICP en het MUICP worden met een mate van gedetailleerdheid van eveneens ten minste l%o verspreid.

Sinds maart 1997 verspreidt de Commissie (Eurostat) maandelijks alle subindexcijfers met hun gewicht23.

6.2.8. Gemeenschappelijke rcferentiepcriodcn

Bij de opbouw van ICP's worden drie soorten referentieperioden gebruikt: die voor het gewicht24, waarvoor de gewichten van de uitgaven worden vastgesteld, die voor de prijzen, waarin de basisprijzen worden gewaardeerd, en die voor het indexcijfer, waarvoor de indexbasis op 100 wordt gesteld. Voor al deze referentieperioden zijn er verschillen tussen de nationale ICP's.

Voor het GICP is volgens de verordening van de Raad 1996 de referentieperiode voor het indexcijfer (1996=100). Aangezien de GICP's aan de nationale ICP's zijn ontleend, was het noodzakelijk 1996 als referentiejaar voor het GICP en zijn subindexcijfers vast te stellen of de prijzen naar dat jaar om te rekenen, d.w.z. de bewegingen in het GICP en de subindexcijfers ervan moeten worden uitgedrukt in relatie tot het gemiddelde prijspeil voor 1996 en vervolgens tot het prijspeil van december 1996, december 1997, december 1998 enz. Het vaststellen van een nieuw referentiejaar is gewoon een omzetting van de schaal, die op zich geen effect op het gemeten inflatiepercentage heeft. Hierdoor is het evenwel mogelijk GICP's op dezelfde wijze te behandelen en te presenteren en indexcijfers voor groepen lidstaten of de EU als geheel te construeren, terwijl ook rekening kan worden gehouden met de jaarlijkse verandering van de gewichten van de lidstaten. Wanneer ICP's met verschillende referentiejaren en frequenties voor de bijwerking van de gewichten worden geaggregeerd, komen de rekenvoordelen van de Laspeyres-formule goed tot hun recht25.

6.3. EICP en MUICP

Het Europees indexcijfer van de consumptieprijzen (EICP) wordt berekend als gewogen gemiddelde van de GICP's van de 15 lidstaten van de EU. Het gaat qrri een jaarlijks kettingindexcijfer waarbij de gewichten van de landen ieder jaar kunnen veranderen. Het gewicht van een lidstaat is het aandeel van de consumptive bestedingen van zijn huishoudens in het EU-totaal. De waarde van de consumptieve bestedingen in nationale valuta wordt omgerekend in koopkrachtstandaard (KKS) met behulp van de koopkrachtpariteiten van de consumptie. De in 1997 gebruikte gewichten voor de landen zijn gegevens uit de nationale rekeningen voor 1995 tegen prijzen van 1996. Het indexcijfer van de consumptieprijzen voor de Europese Economische Ruimte (EERICP) wordt op dezelfde wijze berekend, maar dan voor de EU-lidstaten plus IJsland en Noorwegen26.

Het aggregeren van de GICP's van de lidstaten tot een Europees GICP komt neer op het meten en aggregeren van de ontwikkeling van de innerlijke waarde van alle EU-valuta's ter verkrijging van een dienovereenkomstige maat voor de inflatie in de EU. De consumptieve bestedingen in monetaire transacties vormen het juiste gewicht aangezien ze samenvallen met de dekking van de GICP's. Het is correct dat lidstaten in aanmerking worden genomen met de omvang van hun consumptie gewaardeerd tegen standaardprijzen in relatie tot andere lidstaten en niet met waarden die afhankelijk zijn van financiele en andere factoren. Overeenkomstig de gangbare praktijk bij Eurostat worden de nationale gewichten voor ICP's en GICP's

Zie voor nadere gegevens punt 6.4.

Zie voor nadere gegevens punt 12.3.2.

Zie ook punt 6.2.5.

Liechtenstein blijft bij dc EERICP buiten bcschouwing aangezien het geen nationaal ICP of een GICP berekent.

omgerekend met behulp van koopkrachtpariteiten (KKP's). Hierdoor vermindert de verstoring door schommelingen van de wisselkoersen en wordt het relatieve belang van de consumptieve bestedingen van iedere lidstaafr op een andere, betekenisvolle manier uitgedrukt: zo hebben twee landen waarvan de consumptie even groot is ook hetzelfde gewicht.

Voor de in de Monetaire Unie deelnemende landen worden de nationale valuta's vervangen door de euro. Het staat nog niet vast hoe het indexcijfer van de consumptieprijzen voor de Monetaire Unie (MUICP) zal worden berekend en met name hoe het relatieve gewicht van iedere lidstaat in het MUICP moet worden vastgesteld wanneer de consumptieve bestedingen van de huishoudens in de deelnemende landen in euro's wordt uitgedrukt.

6.4. Verspreiding van GTCP-gegevens door de Commissie (Eurostat)

De GICP's zijn het resultaat van drie jaar samenwerking tussen de Commissie (Eurostat) en de nationale bureaus voor de statistiek met betrekking tot de harmonisatie van de bij de opstelling van de prijsindexcijfers gevolgde methoden en werkwijzen. De eerste reeks GICP's werd op 7 maart 1997 gepubliceerd. Sindsdien publiceert de Commissie (Eurostat) maandelijks:

• de GICP's voor alle artikelen voor alle EU-lidstaten plus IJsland en Noorwegen15,

• het Europese indexcijfer van de consumptieprijzen (EICP),

• het indexcijfer van de Europese Economische Ruimte (EER),

• ongeveer 100 subindexcijfers met een gewicht en gewogen gemiddelden (EICP en EER), en

• de gewichten van de landen.

Voor de GICP's en hun subindexcijfers is de volgende informatie beschikbaar:

• het maandelijkse indexcijfer,

• de maandelijkse verandering,    ’

• dejaarlijkse verandering,    '

• het jaarlijkse gemiddelde indexcijfer, en

• de gemiddelde jaarlijkse verandering.

De informatie wordt maandelijks bijgewerkt en is voor alle gebruikers verkrijgbaar in de gegevensbasis 'NEWCRONOS' van Eurostat. De informatie kan worden verkregen via het net van Data Shops van Eurostat.

De publicatie van de eerste reeks GICP's op 7 maart 1997 had een goede ontvangst in de media en de maandelijkse publicatie sindsdien verloopt tot tevredenheid van de gebruikers. Als gevolg van de ingewikkeldheid van de opstelling van GICP's ontdekte Finland een fout in zijn GlCP-berekening pas net na de publicatie van de eerste reeks indexcijfers. Deze fout werd gecorrigeerd en de Finse GlCP-reeks werd herzien bij de publicatie van de indexcijfers voor februari op 7 april 1997. Ook in het Duitse en het Oostenrijkse GICP werden fouten gecorrigeerd; voor beide lidstaten werden herziene cijfers verspreid bij de publicatie van de GICP's voor augustus op 7 oktober 1997.

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, sub b), van de GlCP-verordening van de Raad begint het GICP met het indexcijfer voor januari 1997. De referentieperiode voor het gemeenschappelijk indexcijfer is 1996. De veranderingen voor 1997 worden vastgesteld op basis van de indexcijfers voor 1996. De QlCP-begrippen zijn dus van toepassing met ingang van het indexcijfer voor januari 1996.

Hoewel de indexcijfers voor 1995 niet wettelijk vereist waren, stemden alle lidstaten ermee in deze te verstrekken16. De indexcijfers voor 1995 voor het Verenigd Koninkrijk zijn de voorlopige indexcijfers voor 1995 die zijn gecorrigeerd voor het effect van het meetkundig gemiddelde17. De indexcijfers voor 1995 en de veranderingen tussen 1995 en 1996 voldoen niet aan de GlCP-normen, maar hun vergelijkbaarheid wordt geacht superieur te zijn aan die van de nationale ICP's en de voorlopige indexcijfers18. Zij worden daarom beschouwd als de geharmoniseerde maatstaf voor de maandelijkse inflatie in 1996 en zij worden door de Commissie (Eurostat) gepubliceerd.

Ierland schatte de maandelijkse GICP's en subindexcijfers voor 1995 en 1996 op basis van zijn kwartaalgegevens. Bij de maandcijfers gaat het om gecorrigeerde lineaire interpolaties van de kwartaalindexcijfers waarbij rekening is gehouden met diverse verkoopeffecten. De schatting hiervan is gebaseerd op seizoenspatronen die aan gegevens voor het Verenigd Koninkrijk zijn ontleend.

Om de inflatiecijfers voor 1995 te berekenen doet de Commissie (Eurostat) een toerekening van de indexcijfers voor de maanden van 1994 die zijn gebaseerd op de veranderingen voor de voorlopige indexcijfers in 1995. Deze schattingen zijn alleen voor het indexcijfer voor alle artikelen beschikbaar.

Tab el 1:

Overzicht van de sinds 7 oktober 1997 beschikbare GlCP-gegevens
199519961997
MaandindexcijfersGICPalle lidstatenalle lidstatenalle lidstaten
Subindexcijferszonder F en VKalle lidstatenalle lidstaten
[1995/1994]191996/1995' 1997/1996
Maandelijkse

veranderingen
GICPalle lidstatenalle lidstatenalle lidstaten
Subindexcijfersgeenzonder F en VKalle lidstaten

7. AFWIJKINGEN VAN DE BEPALTNGEN VAN DE GICP-VERORPENING VAN PE

RAAP

Ingevolge artikel 5 van de GlCP-verordening van de Raad kan de Commissie (Eurostat) na raadpleging van het EMI zo nodig afwijkingen van het in de verordening neergelegde tijdschema voor een periode van maximaal een jaar toestaan. Met 'zo nodig' wordt bedoeld dat een lidstaat significante aanpassingen aan het statistische systeem moet maken om aan zijn verplichtingen te voldoen.

Slechts een paar lidstaten hebben om een afwijking gevraagd20. In de meeste gevallen ging het om kleine aanpassingen waarvoor bevredigende oplossingen konden worden gevondfcn zonder dat het overeengekomen tijdschema moest worden gewijzigd. Uiteindelijk heeft de Commissie (Eurostat) alleen een afwijking voor Denemarken toegestaan zodat dit land de formules voor de elementaire aggregaten pas in September 1997 hoefde toe te passen. Er moeten wel retrospectieve reeksen worden verstrekt.

8. VERPERE STAPPEN OP WEG NAAR HARMON1SATIE

Hoewel de GICP's thans de beste statistische basis voor internationale vergelijkingen van de inflatie van de consumptieprijzen bieden en er zeer veel vorderingen zijn gemaakt bij het harmoniseren van de methoden, moet men blijven werken aan een nog betere vergelijkbaarheid. GICP's zijn geen 'volledig' geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen en zullen dat ook nooit worden, want er wordt gestreefd naar vergelijkbaarheid en niet naar volledige harmonisatie. Het Verdrag betreffende de Europese Unie staat verschillen tussen de landen met zoveel woorden toe; deze zullen er dan ook blijven zolang dit niet ten koste gaat van het vereiste van vergelijkbaarheid van het GICP. Binnenkort zullen technische verordeningen en overeenkomsten worden voorgesteld op de volgende gebieden.

8.1. Ruimere dekking

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie stelt de initiele dekking21 van de GICP's vanaf januari 1997 vast. Een aantal moeilijke categorieen, zoals gezondheid en onderwijs, waar zich grote institutionele verschillen tussen de lidstaten voordoen, worden nu nog niet volledig door het GICP gedekt. Aangezien vele goederen en diensten op het gebied van gezondheid, huisvesting en onderwijs van overheidswege zwaar gesubsidieerd worden, is niet altijd duidelijk welke prijzen in het indexcijfer van de consumptieprijzen moeten worden opgenomen; de lidstaten behandelen dit probleem niet allemaal op dezelfde wijze.

In een ontwerp-verordening van de Commissie wordt Verordening (EG) ,nr. 1749/96 ten aanzien van de dekking van het GICP gewijzigd; deze moet in fases worden verruimd. Het begrip 'monetaire consumptive bestedingen van de huishoudens' in de ontwerp-verordening definieert zowel de in aanmerking te nemen goederen en diensten als de te gebruiken prijzen, waarbij vergoedingen, subsidies en kortingen buiten beschouwing moeten blijven. De ontwerp-verordening volgt de definities in het nieuwe Europees Systeem van Rekeningen (ESR 1995) voor zover deze van belang zijn voor internationale inflatievergelijkingen, en stelt de bijzonderheden vast aan de hand van de COICOP/GICP22. In de ontwerp-verordening wordt bepaald dat de dekking van goederen en diensten in twee fases wordt uitgebreid, in december 1998 en december 1999:

(a)    Huren: in december 1998 wordt de behandeling van gesubsidieerde huren geharmoniseerd.

(b)    Diensten in verband met de woning: in december 1998 wordt de dekking van het ophalen van huisvuil, de riolering en de watervoorziening uitgebreid, tenzij ze uit de algemene belastingen worden gefinancierd.

(c)    Financiele diensten: vanaf december 1999 zal het GICP de overige financiele diensten, bv. de kosten van belasting- of beleggingsadviezen, bestrijken.

32

33

34

(d)    Onderwijs: vanaf december 1998 zal het GICP alle goederen en diensten op onderwijsgebied op geharmoniseerde wijze bestrijken. Deze dekking geschiedt op een nettobasis, d.w.z. de gewichten en de prijzen hebben betrekking op de werkelijk door de consument betaalde bedragen, zonder vergoedingen door de overheid. Dit heeft betrekking op schoolboeken en ander materiaal, schoolmaaltijden en op onderwijsdiensten van alle soorten scholen en universiteiten. Voor de oplossing van een aantal methodologische detailpunten, waaronder de behandeling van inkomensafhankelijke prijzen, heeft Eurostat een speciale task force opgericht.

(e)    Gezondhcid: vanaf december 1998 zal het GICP alle goederen en diensten op gezondheidsgebied (afgezien van ziekenhuisdiensten) op geharmoniseerde wijze bestrijken. De gezondheid zal op een nettobasis worden gedekt, d.w.z. de gewichten en

v de prijzen hebben betrekking op de werkelijk door de consument betaalde bedragen zonder vergoedingen door de sociale verzekering. De task force zal kijken naar de methodologische aspecten van de tenuitvoerlegging. De methode voor de opname van ziekenhuisdiensten moet uiterlijk in december 1998 worden geregeld. Zo spoedig mogelijk daarna zal ook deze categorie in het GICP worden opgenomen.

(f)    Verzekering: vanaf december 1998 zal het GICP alle verzekeringen in verband met de woning bestrijken, en niet meer alleen de inboedelverzekering. Uiterlijk vanaf december 1999 zal het GICP ook particuliere verzekeringen in verband met de gezondheid, wettelijke-aansprakelijkheidsverzekeringen en reisverzekeringen omvatten. Voor de vaststelling van de methoden wordt nog een andere speciale task force door Eurostat opgericht. Indien deze al snel een oplossing vindt, kan de uitvoering worden vervroegd.

(g)    Diensten op het gebied van de sociale bescherming: vanaf december 1998 zal het GICP de diensten van creches, kinderdagverblijven en dergelijke op geharmoniseerde wijze bestrijken. De dekking geschiedt op een nettobasis, d.w.z. het gewicht en de prijzen hebben betrekking op het werkelijk door de consument betaalde bedrag zonder vergoedingen door de overheid. Andere diensten op het gebied van de sociale bescherming, en met name bejaardentehuizen, geven dezelfde uitvoerin'gsproblemen als ziekenhuisdiensten. Aangezien het belang van deze diensten evenwel toeneemt, moeten ze door het GICP worden bestreken. De methoden voor het opnemen van bijvoorbeeld bejaardentehuizen zullen uiterlijk in december 1998 zijn vastgesteld. Zo spoedig mogelijk daarna zal het GICP tot deze categorie worden uitgebreid.

(h)    Uitzonderingen: voor de opstelling van het GICP blijven buiten beschouwing: drugs, de

huurwaarde van een eigen huis, andere huurwaarden, kansspelen, bepaalde diensten in verband met persoonlijke verzorging, levensverzekering en indirect gemeten diensten van financiele intermediairs.    '

Indien het technisch mogelijk is, zullen retrospectieve reeksen worden opgesteld. Geschat wordt dat het gecombineerde gewicht van bovenstaande goederen en diensten ongeveer 6% van de monetaire consumptieve bestedingen van de huishoudens23 uitmaakt.

Ook is er nog het vraagstuk hoe de gevolgen van inflatie moeten worden gemeten voor de bewoning van een eigen huis24. De prijzen die bewoners van een eigen huis werkelijk moeten betalen voor kleine reparaties of regelmatig onderhoud, worden al door het GICP gedekt. De huurwaarde of de hypotheekrentebetalingen, die in sommige ICP's wel in aanmerking worden genomen, zijn geen werkelijke prijstransacties en worden niet geschikt geacht voor intemationale vergelijkingen van de inflatie van de consumptieprijzen. De lidstaten hebben hierover uitvoerig gesproken. Eurostat heeft op 13 maart 1997 de situatie op papier aan het CSP uiteengezet en gevraagd of men van mening was of een dergelijk niet-vergelijkbare post bij de GICP's buiten beschouwing zou moeten worden gelaten dan wel of deze post wel in aanmerking moest worden genomen op basis van de nettoverwervingsprijs voor nieuwe door de eigenaar bewoonde woningen. Veel lidstaten voelden wel voor het idee deze prijs in het GICP op te nemen, maar waren anderzijds van oordeel dat het voorbarig is een indexcijfer voor de nettoverwerving van nieuwe woningen op te stellen. Overeengekomen werd de besprekingen hierover voort te zetten en nader onderzoek te verrichten voordat een definitief besluit kan worden genomen. In 1998 zal Eurostat hiervoor een speciale task force oprichten.

De uitbreiding van de dekking tot andere goederen en diensten dan die welke voor de hand liggen, vereiste overeenstemming over de definitie van inflatie. In theorie moet het waarnemingsgebied de 'monetaire consumptieve bestedingen van de huishoudens' omvatten. Sommige commentatoren zijn van oordeel dat de indeXcijfers hopeloos tekortschieten wegens de onvolledige dekking (in de praktijk); volgens hen blijft de dekking ver achter bij die van sommige ICP's, wat belangrijke gevolgen heeft. De Commissie (Eurostat) wees erop dat de ICP's als referentie niet voldoen en dat de significantie van omissies afhankelijk is van hun relatieve prijsbeweging en niet van hun omvang die, omdat vergoedingen buiten beschouwing blijven, klein zal zijn25.

8.2. Minimumnormen voor de kwaliteit van GTCP-gewichten

Ingevolge artikel 8, lid 3, van GlCP-verordening nr. 2494/95 van de Raad moeten de GlCP-gewichten voldoende up to date zijn om te zorgen voor vergelijkbaarheid, zonder dat evenwel vaker dan om de vijf jaar een budgetonderzoek moet worden gehouden. Verder bepaalt artikel 5, lid 3, dat er uitvoeringsmaatregelen ter handhaving van de "betrouwbaarheid en relevantie" van de GICP's moeten komen. De ICP's zijn vrij ongevoelig voor veranderingen van het gewicht. Het is niet wenselijk de landen op kosten te jagen door te verlangen dat alle gewichten door een frequente en uitvoerige bijwerking een hoge mate van nauwkeurigheid bereiken. Wel moet men er tot op zekere hoogte van op aan kunnen dat grote verschillen in dc frequentie van de bijwerking niet tot onvergelijkbaarheid leiden.

In een ontwerp-verordening van de Commissie worden minimumnormen voor de kwaliteit van GICP-gewichten gegeven. De gebruikte gewichten mogen in het algemeen betrekking hebben op een referentieperiode voor het gewicht die tot maximaal zeven jaar voor het lopende jaar teruggaat. Wel moeten in de tussenliggende periode correcties worden aangebracht \oor significante veranderingen in het bestedingspatroon. De ontwerp-verordening geeft aldus cen minimale garantie voor de kwaliteit van de voor de constructie van het GICP gebruikte gewichten en brengt het risico dat GICP's als gevolg van verschillende bijwerkingsfrequentics uiteenlopen, tot een minimum terug26.

De lidstaten kunnen zelf besluiten welke methode ze voor de herziening van de gewichten gebruiken; zij moeten hun besluit wel motiveren. De Commissie (Eurostat) denkt dat het mogelijk is procedures voor de kwaliteitscontrole te ontwikkelen die speciaal gericht zijn op het vrij kleine aantal gewichten die van essentieel belang zijn voor de vergelijkbaarheid, relevantie en betrouwbaarheid van het GICP. De Commissie (Eurostat) moet een rapport krijgen over de herziening van de gewichten/ Hierin moet in ieder geval staan dat, indien wijzigingen in de prijzen van bepaalde goederen en diensten afwijken van de beweging voor het


algemene GICP, er maatregelen zijn genomen om het gewicht van deze artikelen te controleren en er aldus voor te zorgen dat deze correct zijn.

De Commissie (Eurostat) werkt al een aantal jaren met de lidstaten samen om het ontwerp, de inhoud en de frequentie van de budgetonderzoeken te harmoniseren. Aangezien de kwaliteit en de actualiteit van de gewichten afhankelijk zijn van dergelijke bronnen, alsook van andere bronnen zoals de gegevens uit nationale rekeningen, kan dit werk van belang zijn voor de harmonisatie van de TCP's.

8.3. Geografische dekking en dekking wat de populatie betreft

De nationale ICP's hebben niet allemaal betrekking op dezelfde populatie; sommige laten bewoners van instellingen buiten beschouwing, andere niet. Een speciaal probleem betreft de uitgaven van ingezetenen tijdens een verblijf in het buitenland en de uitgaven van buitenlandse bezoekers in het land zelf en in hetzelfde kader het onderscheid tussen zakelijke en particuliere uitgaven. In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad worden de GICP's beperkt tot "goederen en diensten die in het economisch gebied van de lidstaat gekocht kunnen worden", maar dit zegt nog niets over het ingezetenschap van de consument. Deze kwestie is gerelateerd aan het feit of de lidstaten de nationale rekeningen of een budgetonderzoek als primaire bron voor de GlCP-gewichten gebruiken. Leden van institutionele huishoudens en bezoekers uit het buitenland worden doorgaans niet door budgetonderzoeken bestreken, maar in beginsel wel door de nationale rekeningen; in het laatste geval kan een nauwkeurige afleiding van de overeenkomstige GlCP-gewichten echter moeilijk zijn.

De GICP's waarmee in maart 1997 van start werd gegaan, bestrijken alle huishoudens ongeacht hun inkomen, die ergens in het economisch gebied woonachtig zijn (in de stad of op het platteland). Daarom moesten lidstaten als Griekenland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk hun nationale GlCP-gewichten aanpassen voor huishoudens (die niet door hun nationale ICP werden bestreken. De behandeling van de uitgaven van niet-ingezetenen, 1 zakenreizigers en institutionele huishoudens voor het GICP is evenwel gelijk &an die voor het nationale ICP27.

In een ontwerp-verordening van de Commissie wordt een geharmoniseerde definitie gegeven van de dekking van het GICP, geografisch en wat de populatie betreft. Volgens dit ontwerp omvat de dekking, voor de berekening van de GlCP-gewichten, alle "monetaire consumptieve bestedingen van de huishoudens"28 die op het economisch gebied van die lidstaat plaatsvinden29. Met name omvat de dekking de uitgaven van buitenlandse bezoekers, maar niet die van ingezetenen in het buitenland, d.w.z. het GICP moet het 'binnenlandse begrip' aanhouden. De dekking moet betrekking hebben op de uitgaven van alle particuliere huishoudens ongeacht het gebied waar zij wonen en ook op die van bewoners van een instelling. Alle huishoudens moeten worden bestreken ongeacht hun inkomenspeil. Uitgaven voor zakelijke doeleinden moeten buiten beschouwing blijven.

8.4. Algemene definitie van GICP's

Om een volledig, ofFicieel overzicht van de opstelling van een GICP te geven, zal de Commissie (Eurostat) de door het CSP in januari 1997 goedgekeurde uitvoeringsovereenkomst herzien en uitbreiden. Er zal een aantal aspecten van de opstelling van GICP's aan de orde komen, met name voor die gebieden waarvoor wetgeving voorbarig of ongeschikt werd geacht. Voorbeelden hiervan zijn de behandeling van kortingen, de bewerking van de gegevens, het tijdstip waarop de gegevens worden verzameld en seizoencorrecties. Om de voltooiing van het methodologisch kader voor de GICP's te versnellen, zullen "richtsnoeren" worden opgesteld over de verscheidenheid aan bestaande begrippen, methoden en procedures die worden geacht vergelijkbare resultaten te geven. Het is de bedoeling in 1998 een volledige beschrijving van de wezenlijke kenmerken van het GICP te geven.

Tot dusverre is een wettelijk kader gecreeerd voor die aspecten van de GlCP-opbouw waarbij men het meest gevaar loopt onvergelijkbare resultaten te krijgen. Hoewel essentiele onderdelen van de indexcijfers zijn gedefinieerd, zijn diverse andere aspecten van de GlCP-opbouw dus buiten beschouwing gebleven, wat van invloed kan zijn op de resulterende indexcijfers. Voor zover uit de thans beschikbare gegevens blijkt, leiden deze verschillen niet tot significante onvergelijkbaarheid. Dit ontbreken van een volledige definitie heeft als voordeel dat de lidstaten de verscheidenheid aan procedures die zij voor hun ICP's hebben ingevoerd, kunnen blijven toepassen, maar als nadeel dat de gevolgde procedure niet is opgeschreven of aan andere lidstaten, aan Eurostat en aan de gebruikers bekend is. Bovendien kunnen ze worden gewijzigd zonder rekening te houden met instanties buiten het nationale bureau voor de statistiek. Ter voltooiing van het kader waarbinnen de GICP's zijn gedefinieerd en gelegitimeerd, is het nodig een beschrijving te hebben van wat thans door de lidstaten wordt gedaan. Daarbij is het niet de bedoeling een evaluatic op te stcllcn, maar om een gedetailleerde beschrijving van de gangbare praktijk te geven.

9. UlTBREIDING VAN DE EU    .

i

Bij de beslissing over de aanvragen om toetreding tot de Europese Unie30 wordt rekening gehouden met het vermogen van de kandidaten om te voldoen aan de verplichtingen van het lidmaatschap. Dit betreft onder meer de aanvaarding van de doelstellingen van de politieke en de economische en monetaire unie. De statistische informatie die in verband met het lidmaatschap relevant is, wordt door Eurostat verstrekt.

Voorafgaand aan de toetreding wordt de kandidaat-lidstaten gevraagd de 'communautaire verworvenheden'31 toe te passen; hiertoe behoort ook de tenuitvoerlegging van de geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (GICP's). In 1996 vond een eerste ontmoeting met de kandidaat-lidstaten plaats, teneinde deze zoveel mogelijk bij het harmonisatieproject te betrekken. Eind 1996 heeft Eurostat een vragenlijst naar alle kandidaten gestuurd over het wettelijk kader voor de opstelling van GICP's in de lidstaten. Hiermee werd beoogd vast te stellen op welke punten de landen niet voldeden aan de GlCP-vereisten, waar er behoefte was aan technische steun, welke middelen beschikbaar waren, hoe hoog de kosten kunnen uitvallen en volgens welk tijdschema de GICP's kunnen worden ingevoerd. De informatie vormt de basis voor de besprekingen tijdens toekomstige vergaderingen en voor de opstelling van een gedetailleerd werkprogramma.

Eerst zijn de vragenlijsten geevalueerd op het vermogen van de kandidaat-lidstaten om een indexcijfer voor alle goederen en diensten te verschaffen, zoals dit wordt verlangd door artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie waarin de initiele dekking van het GICP wordt gedefinieerd32. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de resultaten.

Tabel 2:

Beoordeling van de mate'waarin de kandidaat-lidstaten aan de GlCP-vereisten voldoen:

initiele dekking
Tijdschcma van de kandidaat-lidstaten voor uitvocring van de vercisten van de initiele dekking van het GICP:Eurostats oordccl over het al dan niet voldoen aan de vercisten van de initiele dekking:
BULmomenteel niet mogelijk
CYPvanafjan. 1998: opstelling van GICP's (gegevens beschikbaar in het voorjaar van 1998)waarschijnlijk in 1998
CZE1998: herclassificatie overeenkomstig de COICOP/GICP;

1999: herziening van het ICP-pakkct; vanaf begin 2000: opstelling van GICP's
waarschijnlijk in 2000
ESTvanaf 1998: keuze van representatieve artikclcn voor de GlCP-subindcxcijfers die nog niet door het nationale ICP worden gedekt    •mogelijk in 2000
HUN1997: invocring van vast warenpakket;

1997 - 1998: invoering van COICOP/GICP
mogelijk in 2000
LTU2 jaar zijn nodig voor de uitvoering van de GlCP-vereistenmomenteel niet mogelijk
LVAmogelijk in 2000
POL1997: invoering van COICOP in het budgetonderzock;

jan. 1998: invoering van COICOP/GICP en ontwikkcling van

software voor de berekening van het GICP;

maart 1998: invocring van wogingssyslcem op basis van de

COICOP

vanaf 1999: opstelling van GICP's
waarschijnlijk in 1999
ROMniet voor 1998gecn plannen pm het nationale ICP te herzien voor 2000
SVKmomenteel niet mogelijk
SVNdec. 1998: dekking van alle goederen en diensten volgens de definitie van de verordening inzake de initiele dekking, invoering van de COICOP/GICP;

vanaf 1999: opstelling van GICP’s en alle subindexcijfers
waarschijnlijk in 1999

10. HET GICP - EEN VERGELTJKBARE MAAT VOOR DE INFLATIE VAN DE

CONSUMPTIEPRTJZEN

10.1. Betere vergelijkbaarheid

De GICP's zijn gebaseerd op geharmoniseerde begrippen, methoden en procedures waardoor ze beter dan de nationale ICP's geschikt zijn voor het vergelijken van de inflatie in de lidstaten. Als gevolg van het harmonisatieproject werden ook sommige nationale ICP's op diverse punten geschikter voor het meten van de inflatie.

Binnen het kader van de GlCP-verordening van de Raad heeft de Commissie (Eurostat) een serie specifieke maatregelen vastgesteld in de vorm van verordeningen van de Commissie tot

44


invoering van een gemeenschappelijke classificatie (COICOP/GICP), een gemeenschappelijke GlCP-dekking en een reeks minimumnormen zoals33:

• opnemen van onlangs belangrijk geworden goederen en diensten (bv. rhobiele telefoons);

• voldoende rekening houden met kwaliteitsveranderingen van de artikelen die de consument koopt (aanpassing wegens kwaliteitswijziging);

• ervoor zorgen dat steekproeven van prijzen representatief zijn;

• gebruiken van vergelijkbare formules voor het meten van prijsveranderingen.

Het Boskin-rapport en het antwoord van het BLS34 onderbouwen de resultaten van het harmonisatieproces. De punten die Boskin aan de orde stelde, stonden bij de harmonisatie al centraal, met name aanpassingen wegens kwaliteitswijziging, de basisformule en aanpassing aan de marktontwikkelingen (nieuwe goederen en gewichten).

De uniformisering van de aanpak van bewoners van een eigen huis, gezondheid en onderwijs in de eerste fase van de GICP's was een belangrijke stap op weg naar vergelijkbaardere indexcijfers. Het gebruik van minimumnormen had direct een groot gevolg voor de vergelijkbaarheid omdat ongeschikte procedures moesten verdwijnen en de vertekeningen als gevolg daarvan, zoals die in verband met nieuwe goederen, kwaliteit, ontbrekende prijzen of aggregatie, dan wel die in relatie tot de formule, de substitutie en de verkooppunten, grotendeels werden uitgeschakeld. Het verder verkleinen van resterende vertekeningen en fouten wordt beschouwd als een taak op middellange termijn die begonnen is met de opstelling van de eerste reeksen GlCP-gegevens. Toch zullen de GICP's altijd te kampen hebben met een zekere marge aan statistische fouten en onbekende vertekeningen.

Als het mogelijk zou zijn de vertekening in een ICP te kwantificeren, zou er geen probleem zijn omdat het ICP dan dienovereenkomstig zou worden gecorrigeerd. Tenzij er alternatieve maten zonder vertekening kunnen worden gedefinieerd en geconstrueerd, is de omvang van iedere vertekening een speculatieve aangelegenheid. Men is het er in het algemeen toVer eens dat de belangrijkste bron van vertekeningen in de ICP's voortvloeit uit de behandeling van kwaliteitsveranderingen, maar de mate van vertekening is niet bekend. De nationale ICP's kunnen echter worden gebruikt voor een onderzoek naar alternatieve methoden om het probleem van de constructie van de prijsindexcijfers aan te pakken.

De regels en minimumnormen die in de verordeningen en richtsnoeren zijn neergelegd, garanderen niet enkel de vergelijkbaarheid, nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de GICP's, maar zij leiden ook tot kwaliteitsverbeteringen bij het meten van de inflatie. Ook bij de opstelling van de nationale ICP's kan men hiervan voordeel ondervinden wanneer deze minimumnormen worden overgenomen. Zo produceert Ierland sinds januari 1997 een maandelijks in plaats van een driemaandelijks ICP. Luxemburg is de eerste lidstaat die zijn nationale ICP's door het GICP heeft vervangen, terwijl Griekenland met een nieuw nationaal ICP is gekomen dat in hoofdzaak is gebaseerd op de GlCP-normen.

Door de voorgestelde koppeling aan het nieuwe Europees Systeem van Rekeningen (ESR 1995) via de invoering van het begrip "monetaire consumptieve bestedingen van huishoudens"35 bieden de GICP's een duidelijk en ondubbelzinnig begrip om de dekking vast te stellen, gewichten te construeren en de compatibiliteit met de nationale rekeningen te verbeteren.

10.2. Vergelijkbaarheid en dekking

De vergelijkbaarheid van de GICP's is het resultaat van de uitvoering van een aantal maatregelen waarop in punt 6.2. nader wordt ingegaan. In deze sectie staat evenwel de dekking van het GICP centraal. Na de invoering van het GICP kregen de Commissie (Eurostat) en statistici uit de lidstaten kritiek omdat zij niet in staat bleken de dekking van de GICP's uit te breiden tot de eigen woning, onderwijs en gezondheid36,

De door de bewoners van een eigen huis betaalde werkelijke prijzen voor kleine reparaties en het regelmatig onderhoud van de woning worden al door het GICP gedekt. De huurwaarde of de hypotheekrentebetalingen, die in sommige ICP's worden gebruikt voor het meten van de "inflatie" waarmee de bewoners van een eigen huis te kampen hebben, worden niet geschikt geacht voor internationale vergelijkingen van de inflatie van de consumptieprijzen aangezien het hierbij niet gaat om feitelijke monetaire transacties. Bij de huurwaarde gaat het om opportuniteitskosten voor de bewoners van een eigen huis en niet om een weerspiegeling van prijzen die zij als consument werkelijk moeten betalen. Deze en andere opportuniteitskosten worden niet geacht bij te dragen aan de inflatie. Bij hypotheekrentes gaat het enkel om kredietkosten en gewoonlijk worden kredietbetalingen niet in de ICP's begrepen. Het CSP heeft de behandeling van de eigen woning in het GICP op 13 maart 1997 besproken. Veel lidstaten stonden positief tegenover het idee de verwervingskosten voor de eigen woning in het GICP op te nemen, maar ze waren van mening dat het nog voorbarig was een indexcijfer voor de nettoverwerving van nieuwe woningen in te voeren. Overeengekomen werd de discussies over dit onderwerp voort te zetten en verder onderzoek te verrichten alvorens een definitief besluit te nemen. In 1998 zal hiervoor een speciale task force door Eurostat worden opgericht.

Welke gevolgen de uitsluiting van het grootste deel van de gezondheids- en onderwijsdiensten van het GICP heeft, hangt ervan af hoe deze diensten uiteindelijk worden gemeten, en met name hoe de vergoedingen worden behandeld. Niet alle ICP's bestrijken alle gezondheids- en onderwijsdiensten, en als deze wel zijn inbegrepen, wordt niet altijd rekening gehouden met het feit dat de consumenten vaak een vergoeding krijgen. Sommige problemen zijn al opgelost doordat in twee fases - in december 1998 en december 1999 - een bijna volledige dekking van gezondheid en onderwijs zal worden bereikt. Dat een aantal posten pas na 1998 zal worden opgenomen, vloeit voort uit het feit dat geen enkele lidstaat een technische oplossing voor de behandeling ervan heeft gevonden (bv. welke prijs betaalt de consument voor ziekenhuisdiensten?) of dat de methoden en procedures moeten worden verfijnd voordat vergelijkbaarheid verzekerd is.

Als men ervan uitgaat dat voor een volledige dekking in de zin van de definitie van 'monetaire consumptieve bestedingen van de huishoudens' nog 6% ontbreekt, is dit alleen van belang wanneer de inflatie bij de buiten beschouwing blijvende posten aanzienlijk afwijkt van de inflatie in het algemeen. Indien bijvoorbeeld het GICP duidt op een inflatie van 2,0%, moet de inflatie bij de buiten beschouwing gebleven artikelen twee keer zo hoog zijn om het gemeten inflatiecijfer tot 2,1% te laten stijgen. Indien het subindexcijfer voor de niet-bestreken artikelen gelijke tred houdt met het indexcijfer voor alle artikelen is het niet van invloed op het door het GICP gemeten inflatiecijfer. Hoewel het feit dat artikelen buiten beschouwing blijven een

48

nadeel van het GICP is, dient bij de evaluatie ervan toch ook rekening te worden gehouden met de andere belangrijke verworvenheden van het harmonisatieproces.

10.3. Verschillen tussen ICP's en GICP's

Cijfermatig zijn er verschillen tussen de GICP's en de nationale ICP's als gevolg van verschillen in begrippen, methoden en procedures. Aangezien het doel van de nationale ICP's en de GICP's niet gelijk is, kan een directe vergelijking van beide indexcijfers misleidend zijn37. De cijfermatige verschillen kunnen positief dan wel negatief zijn, maar het is niet de bedoeling in dit rapport verder op deze verschillen in te gaan, want dat is al gedaan door de Europese Commissie in zijn convergentierapport van 199638. In dit document gaat het erom te onderzoeken of de GICP's vergelijkbaar zijn en of de lidstaten voldoen aan de rechtsvoorschriften. De GICP's zijn de enige vergelijkbare basis voor de beoordeling van de convergentie op het gebied van de inflatie tussen de lidstaten. Overeenkomstig het Verdrag zal deze tijdens de kritische periode voor het begin van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie op basis van deze vergelijkbare GICP's worden beoordeeld. Aangezien artikel 109 J VEU de mogelijkheid biedt ook andere prijsindexcijfers in aanmerking te nemen, kunnen ook de nationale ICP's, onder andere, in overweging worden genomen.

11. REACHES VAN DE GEBRUIKERS, DE MEDIA EN DE LIDSTATEN

11.1. Advies van het Europees Monetair Institiiut (EMI)

Het EMI heeft de volgende verklaring afgelegd:

"Als een van de belangrijkste gebruikers en als voorloper van de Europese Centrale Bank (ECB) was het EMI nauw betrokken bij het voorbereidende werk voor de GICP's, via de overlegprocedures van artikel 5, lid 3, van de GlCP-verordening van de Raad en via de deelname van technische deskundigen van het EMI in de werkgroep van Eurostat.

■    t

Tegen de achtergrond van de uiteenlopende doelstellingen, begrippen en methoden die aan de nationale ICP's ten grondslag liggen, acht het EMI de harmonisatiepogingen van wezenlijk belang voor de evaluatie van de convergentie overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie. De GICP's zullen de basis zijn voor de beoordeling van de convergentie van de prijsstabiliteit in het convergentieverslag van het EMI van begin 1998. Op korte en middellange termijn staat derhalve de vergelijking van de GICP's van de lidstaten centraal. Vanaf het begin van fase III van de Monetaire Unie blijven de GICP's deze rol nog vervullen voor lidstaten die niet tot de ruimte van de ene Europese munt gaan behoren, maar ze zullen dan tevens een centrale indicator voor het gemeenschappelijke valutabeleid zijn, wat inhoudt dat gebruik wordt gemaakt van het indexcijfer voor de Monetaire Unie als geheel (MUICP). De maatregelen die voor de beoordeling van de convergentie zijn ingevoerd, zullen een goede statistische grondslag voor het MUICP vormen. Tegelijkertijd zal door het gebruik van het MUICP voor monetaire beleidsdoeleinden het belang van overwegingen als de actualiteit van de gegevens toenemen, aangezien de gegevens waarschijnlijk een belangrijk ingredient voor de maandelijkse beleidsanalyse zullen zijn.

Tot dusverre lijkt de harmonisatie in het algemeen bevredigend te verlopen. De gemeenschappelijke dekking, de gemeenschappelijke classificatie en de gedetailleerde publicatie van subindexcijfers zijn een belangrijke verbetering voor analytische doeleinden. Er is een vergelijkbare basisformule opgesteld en de eerste maatregelen ter verbetering van de vergelijkbaarheid van methodologische kwesties (aanpassing wegens kwaliteitswijziging en de steekproeftrekking) zijn genomen. Het EMI ondersteunt de vastlegging van minimumnormen nu en de invoering van vergelijkbaardere en betrouwbaardere methoden op middellange termijn. Veel van de behandelde onderwerpen betrefFen de meting van de inflatie en de betrouwbaarheid van de statistiek van de consumptieprijzen in het algemeen en de werkzaamheden op dit gebied zijn daarom vanuit het oogpunt van het monetaire beleid bijzonder toe te juichen. Deze positieve beoordeling van de bereikte vorderingen betekent echter niet dat alle verschillen in methoden uit de weg zijn geruimd. Bovendien is het EMI met name geinteresseerd in de uitbreiding van de dekking naar die aspecten van de consumptieve bestedingen die niet door de initiele GICP's worden gedekt.

Over het geheel genomen ziet het EMI de plannen voor een verdere ontwikkeling van het GICP als een noodzakelijke voorwaarde voor het gebruik ervan in het monetaire beleid, zonder af te willen doen aan hun nut voor de beoordeling van de convergentie."

11.2. Advies van het Directoraat-generaal Economische en Financiele Zaken van de

Euronesc Commissie (DGH)

DGII heeft de volgende verklaring afgelegd:

"Als belangrijke gebruiker heeft DGII, Directoraat-generaal Economische en financiele zaken, voortdurend aangedrongen op een tijdige beschikbaarheid van vergelijkbare en betrouwbare gegevens voor de beoordeling van de convergentie van de inflatie. DGII juicht het derhalve toe dat het tijdschema voor de invoering van de GICP's, dat is neergelegd in Verordening (EG) nr 2494/95 van de Raad inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen, is aangehouden. Hierdoor was de Commissie in staat de GICP's te gebruiker) in haar reccntc officiele documenten en meer in het bijzonder in het voortgangsrapport over de uitvoering van de algemene economische beleidslijnen van 1996 en in de aanbeveling van de Commissie voor de algemene beleidslijnen voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap van 1997. Het 'operationele' gebruik van de GICP's een jaar voor de opstelling van het convergentierapport van 1998 is zeer belangrijk, aangezien de beleidsmakers en dc economische subjecten zo de tijd hebben aan het nieuwe indexcijfer te wennen.

De invoering van de GICP's moet ook daarom als een belangrijke prestatie worden beschouw J omdat de actualiteit niet ten koste is gegaan van de kwaliteit. De GICP's bieden in hun huidigc vorm een hoge mate van vergelijkbaarheid tussen de lidstaten, niet alleen wat de dekkinc betreft, maar ook kwalitatief gezien. De nationale bureaus voor de statistiek zijn minimumnormen overeengekomen, alsmede goede procedures ten aanzien van enkele belangrijke methodologische aspecten, zoals de formule voor de elementaire aggregaten of de actualisering van de gewichten. De gebruikers hebben veel waardering voor het feit dat dc verbetering in vergelijkbaarheid gepaard is gegaan met een verbetering in kwaliteit.

DGII werd bij de uitvoering van zijn werk echter gehinderd door het ontbreken van historische reeksen voor de GICP's van sommige Ianden, wat in tegenspraak is met de in de desbetreffende verordeningen neergelegde vereisten of met de afspraak met Eurostat. Hoewel deze problemen nadien zijn opgelost, hoopt DGII dat dergelijke tekortkomingen zich niet opnieuw zullen voordoen bij de bekendmaking van gewijzigde GlCP-reeksen (wanneer bijvoorbeeld de dekking wordt uitgebreid). Ook zijn sommige GlCP-reeksen in de maanden na de invoering van de GICP's nog op significante wijze herzien. Hoewel DGII zich ervan bewust is dat sommige herzieningen niet geheel en al kunnen worden vermeden, moeten de nationale bureaus voor de statistiek er alles aan doen om de omvang van dergelijke herzieningen te minimaliseren.

Wat de toekomstige ontwikkelingen betreft, steunt DGII de activiteiten van de werkgroep om de dekking van de GICP's uit te breiden en de statistische nauwkeurigheid van zowel de ICP's als de GICP's te verbeteren. Tenslotte wil DGII er nogmaals op wijzen hoe belangrijk het volgens hem is dat ook verder op de actualiteit van de GICP's wordt toegezien, aangezien het van cruciaal belang is dat de gebruikers de ontwikkeling van de inflatie in de komende EMU en in de Europese Unie als geheel effectief kunnen volgen."

11.3. Samenvatting van de oninies van de lidstaten

In alle lidstaten is de start van het GICP met succes verlopen. De belangrijkste gebruikers, centrale banken, ministeries van financien en economische zaken, financiele en onderzoeksinstellingen, hebben veel belangstelling voor het GICP getoond. Aangezien de belangrijkste gebruikers in de meeste lidstaten volledig op de hoogte werden gehouden van de vorderingen en de resultaten van het harmonisatieproject, was het niet moeilijk hun de verschillen in methoden en begrippen tussen het nationale ICP en het GICP duidelijk te maken. Bovendien hielden sommige lidstaten voor de belangrijkste gebruikers studiebijeenkomsten over het GICP.

De belangstelling van het grote publiek voor deze nieuwe maat voor de inflatie was daarentegen gering. De lidstaten denken evenwel dat de situatie in 1998 zal veranderen wanneer wordt besloten welke landen aan de Economische en Monetaire Unie zullen deelnemen.

Sommige lidstaten hebben ervoor gekozen het GICP en het nationale ICP zoveel mogelijk gelijk te houden door de methodologische verbeteringen van het GICP ook door te voeren voor het ICP en door goederen en diensten die voor de opstelling van het GICP werden toegevoegd, ook in te voeren voor het ICP. Andere lidstaten proberen juist het GICP en het nationale ICP zo verschillend mogelijk te houden om te benadrukken dat ze voor verschillende doelen worden gebruikt.

Luxemburg heeft als eerste land het nationale ICP door het GICP vervangen. Hoewel er aan het gebruik van het GICP als maat voor de inflatie nooit is getwijfeld, waren er toch langdurige discussies over de vraag of het GICP als nationaal ICP zou moeten worden gebruikt, dus ook voor de loonindexatie.

In de andere lidstaten zijn er tot dusver geen bijzondere moeilijkheden geweest bij de invoering van een extra prijsindexcijfer, aangezien benadrukt werd dat het GICP vooral voor internationale inflatievergelijkingen wordt gebruikt en dat het nationale ICP voor nationale doeleinden de beste indicator bleef. In Griekenland, Ierland, Italie en Oostenrijk viel de invoering van het GICP samen met de invoering van een bijgewerkt nationaal ICP. Ierland schakelde met succes over van een kwartaal- op een maandcyclus voor de opstelling van het nationale ICP. Griekenland meldde dat de publicatie van het GICP het vertrouwen in het herziene nationale ICP versterkte. Wei waren er in Griekenland discussies of niet de GICP's in plaats van de ICP's zouden moeten worden gebruikt als deflator voor tal van economische en monetaire variabelen, wat zou kunnen leiden tot herziene cijfers voor diverse internationale vergelijkingen.

12. NALEVING EN KWALITEITSCONTROLE

Indirect legde artikel 12 van de GlCP-verordening van de Raad de Commissie (Eurostat) de verplichting op toezicht op de naleving te houden, door haar te machtigen bij de lidstaten informatie te verzamelen die nodig is voor de beoordeling van

(a)    de naleving van de vereisten in verband met de vergelijkbaarheid en

(b)    de kwaliteit van de GICP's.

Bovendien moeten de lidstaten volgens de verordening van de Commissie voldoende informatie verschaffen voor het toezicht op en de controle van de kwaliteit. De algemene aanpak in de verordeningen van de Commissie is dat de output wordt gespecificeerd, terwijl aan de lidstaten wordt overgelaten de middelen vast te stellen waarmee dit kan worden bereikt39. Hiervoor is een effectief toezicht op de naleving noodzakelijk, teneinde ervoor te zorgen dat de lidstaten in de praktijk naar de letter en de geest aan de vferschillende verordeningen en richtsnoeren voldoen. Om ervoor te zorgen dat de indexcijfers betrouwbaar zijn, kan de Commissie echter meer informatie verlangen dan de lidstaten zelf nodig zouden . hebben.

In de punten 12.1. tot en met 12.8. wordt een overzicht gegeven van de eerste ervaringen met het toezicht op de naleving. Ondertussen worden de discussies voortgezet over een optimaal systeem voor onafhankelijke statistische controles dat een hoge kwaliteit van de GICP's moet waarborgen, alsmede over de oprichting van een toezichtsysteem dat niet indruist tegen de in veel lidstaten bestaande praktijk. De Commissie (Eurostat) gaat ook na of er meer mechanismen nodig zijn om de kwaliteit en de integriteit van deze belangrijke nieuwe economische indicator te waarborgen. Een van de mogelijkheden is de oprichting van een onafhankelijk adviesorgaan.

De compilatie van GICP's is grotendeels gebaseerd op de nationale ICP's. Voor die aspecten van de indexopbouw waarbij het gevaar voor onvergelijkbaarheid het grootst i,s,' zijn de GICP's gebaseerd op geharmoniseerde begrippen, methoden en procedures, waardoor ze de beste maatstaf zijn voor het vergelijken van de inflatie tussen de lidstaten. Het doel van deze sectie is de verbeteringen in de vergelijkbaarheid ten gevolge van de invoering van de GICP's te beoordelen. In de punten 12.2. tot en met 12.8. worden de verbeteringen beschreven die vereist zijn binnen het bestaande wettelijk kader voor het GICP, terwijl in punt 12.1. wordt ingegaan op verbeteringen die verder gaan dan de minimale vereisten van de verordeningen.

12.1. Snccificke wijzigingen door de lidstaten

Het harmonisatieproject en de opstelling van het GICP vergden aanzienlijke middelen, zowel wat het personeel als wat de computeruitrusting betreft40. In diverse landen nam het aantal specialisten en andere personeelsleden toe en/of werd het computersysteem uitgebreid om vanafjanuari 1995 het GICP te kunnen opstellen. Dit was bijvoorbeeld het geval in Ierland, Luxemburg, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. In Oostenrijk kregen de instanties die zich met de prijsverzameling bezighouden, begin 1997 speciale software voor het verzamelen en indienen van de gegevens.

Om de GlCP-tijdreeksen zo vergelijkbaar mogelijk te maken, berekenden de lidstaten retrospectieve gegevens voor het GICP. Alle lidstaten verstrekten maandelijkse GICP's vanaf

51

52

het indexcijfer voor januari 1995 en op Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk na stelden alle landen vanaf januari 199533 GlCP-subindexcijfers op aan de hand van de COICOP/GICP-classificatie54. Ierland en het Verenigd Koninkrijk leverden de retrospectieve gegevens evenwel pas vanaf de publicatie van de augustus-cijfers op 7 oktober 1997. Om de retrospectieve gegevens te kunnen leveren, moesten sommige landen overgaan tot een schatting van historische prijzen en gewichten voor een aantal artikelen die niet onder het nationale ICP vielen. Griekenland, Luxemburg, Oostenrijk, Finland en het Verenigd Koninkrijk voerden bovendien de formule met het meetkundig gemiddelde in voor de berekening van de elementaire aggregaten voor de indexcijfers voor januari 199755. Diverse lidstaten voerden de COICOP-classificatie voor hun nationale ICP in of waren van plan dit te doen. Dit zal door veel gebruikers worden toegejuicht aangezien de componenten van het nationale ICP niet in overeenstemming zijn met een gemeenschappelijke classificatie.

Griekenland, Oostenrijk, Portugal en het Verenigd Koninkrijk corrigeerden hun dekking, geografisch en wat de populatie betreft, op tijd voor de start van het GICP. Hierbij liepen zij deels vooruit op een ontwerp-verordening van de Commissie met een geharmoniseerde definitie van de dekking van het GICP56. Aangezien Griekenland riu de plattelandsgebieden opneemt, Portugal de Azoren en Madeira en het Verenigd Koninkrijk ook de 4% met de hoogste inkomens en de gepensioneerden die voornamelijk van overheidsuitkeringen afhankelijk zijn, hebben de in maart 1997 gei'ntroduceerde GICP's betrekking op alle huishoudens, ongeacht het inkomen en ongeacht het gedeelte van het economisch gebied waar zij wonen (platteland of in de stad). Oostenrijk schakelde over op het 'binnenlands begrip' van het GICP door de uitgaven van buitenlandse bezoekers in Oostenrijk in aanmerking te nemen.

Diverse lidstaten hielden bij de opbouw van hun GICP rekening met nieuwe goederen en diensten, zoals mobiele telefoons. Belgie, Denemarken, Italie, Luxemburg en Oostenrijk voerden op tijd voor de invoering van het GICP nieuwe gewichten in, eerder dan oorspronkelijk was gepland. Nederland besloot om vanaf december 1997 over te schakelen op een jaarlijkse bijwerking van de voor de opstelling van het GICP en het • nationale ICP gebruikte gewichten. De invoering van nieuwe goederen en diensten en het gebruik van actuelere gewichtsinformatie zou moeten leiden tot betrouwbaardere en relevantere indexcijfers57.

In Duitsland waar regionale bureaus (Statistische Landesamter) in belangrijke mate verantwoordelijk zijn voor de gegevensverzameling en de kwaliteitscontrole, is een systeem ingevoerd waardoor het Statistisches Bundesamt microgegevens van de regionale bureaus kan ontvangen teneinde de door Eurostat verlangde statistische informatie op te stellen die nodig is om de kwaliteit van het GICP aan te tonen in het kader van het toezicht op de naleving van de wetgeving.

Zie ook de tabel bij punt 6.4.

Zie ook de punten 6.2.1. en 6.2.7.

Zie ook punt 12.6.    '

Zie ook punt 8.3.

Zie voor nadere gegeveiis de punten 12.3. en 12.5.

12.2. Dekking

12.2.1. Voorlopige indexcijfers, vanaf 29 februari 1996

Gedurende 1996 publiceerde de Commissie (Eurostat) maandelijks de voorlopige indexcijfers. Ze werden door de Commissie (DGII) en het Europees Monetair Instituut gebruikt voor hun eerste convergentierapport aan de Raad in 1996. Voor de periode tussen januari 1994 en december 1996 zijn er voorlopige indexcijfers beschikbaar voor aile EER-landen en voor Zwitserland. Ingevolge de verordening van de Raad werden zij met ingang van het indexcijfer voor januari 1997 vervangen door de GICP's41.

De voorlopige indexcijfers42 boden een betere vergelijkingsgrondslag voor de inflatie van de consumptieprijzen dan de nationale ICP's omdat ze werden gecorrigeerd om de dekking van goederen en diensten zo gelijk mogelijk te maken. Bepaalde uitgavencategorieen werden buiten beschouwing gelaten, terwijl andere, die niet door alle nationale ICP's werden bestreken, nu wel door alle lidstaten in aanmerking werden genomen. Het gecombineerde gewicht van deze nieuwe dan wel buiten beschouwing gelaten artikelen bedroeg ongeveer 16% van de totale consumptieve bestedingen. De juiste cijfers lopen van land tot land uiteen; de tabellen 4 en 5 geven nadere informatie voor de lidstaten van de EU. Afgezien van deze verschillen in de dekking van goederen en diensten werden de voorlopige indexcijfers op precies dezelfde wijze opgebouwd als de nationale ICP's waarvan zij waren afgeleid.

Tabel 3 laat het verschil in dekking van goederen en diensten zien tussen de voorlopige indexcijfers en de nationale ICP's. De tabel is overgenomen uit persbericht nr. 15/96 van Eurostat van 29 februari 1996 in verband met de invoering van de voorlopige indexcijfers en gecorrigeerd wat de schattingen voor het Verenigd Koninkrijk betreft. Uit de tabel blijkt dat de voorlopige indexcijfers ongeveer 84% van de goederen en diensten bestreken die al in de nationale ICP's waren opgenomen; de overeenstemming was het grootst in Griekenland (92%) en het kleinst in “Nederland (75%). De belangrijkste verschillen betroffen de behandeling van het eigenwoningbezit43. De variantie in de gewichten voor gezondheid en onderwijs, die uiteenloopt van 11% in het Franse ICP tot minder dan 1% in dat van het Verenigd Koninkrijk, weerspiegelt niet alleen belangrijke institutionele verschillen tussen de landen in de wijze waarop de consument voor dergelijke diensten betaalt, maar ook verschillen in de manier waarop deze artikelen in het ICP worden behandeld.

Tabel3:

Uitgaven die bij de berekening van de voorlopige indexcijfers op basis van het nationale ICP buiten beschouwing werden gelaten - approximatieve gewichten in %o (januari 1996)44 -

BDKDELEFIRLIL
Voorlopig indexcijfer822821826916913875846900883
+ Eigen woning4012692-17-40--
+ Gezondheid en onderwijs5636457644112437885
+/- Overige82173782613712232
= nationaal ICP
100010001000100010001000100010001000
NLApFINsUKISN
Voorlopig indexcijfer749871876774793796750803
+ Eigen woning118961100160120108115
+ Gezondheid en onderwijs124639412594331
+/- Overige12174248522759951
= nationaal ICP
10001000100010001000100010001000

De tabellen 4 en 5 komen ook uit persbericht nr. 15/96 van Eurostat van 29 februari 1996; zij geven nadere informatie over de categorieen van de nationale ICP's die buiten- beschouwing zijn gelaten en de toegevoegde categorieen. Ze bevatten alleen informatie voor de lidstaten van de EU.

Tabel 4:

Categorieen die bij de berekening van de voorlopige indexcijfers aan de nationale ICP's zijn

toegevoegd    1
BDKDELEFIRLILNLAPFINSUK
Alcoholhoudende drankenin
Tabakinin
Diensten in verband met normaal onderhoud en reparatie van de woningin

Tab el 5:

Categorieen van de nationale ICP's die bij de berekening van de voorlopige indexcijfers

BDKDELEFIRLILNLAPFINsUK
Huurvvaarde eigen woninguituituituituit
Hypotheekrentebetalinguituituituituit
Oplialen van huisvuil en gemeentereiniging (betaald als belasting ongeacht het verbruik)uituituit
Verzekering in verband met de woninguituituituituituituituituit
Watervoorziening (betaald als belasting ongeacht het verbruik)uituit
Gezondheiduituituituituituituituituituituituituituituit
Pakketreizen en uitgaven in het buitenlanduituituituituituituituituituituituit
Reisverzekeringuituituituituit
Belastingen in verband met het gebruik van een auto, wegenbelasting en tolgeldenuituituituituituituituituituituituit
Autoverzekeringuituituituituituituituituituituituituit
Rijbewijsuituituituituituituituit
Onderwijsuituituituituituituituituituituituituituit
Sociale dienstenuituituit
Financiele diensten n.e.g.uituituituituituituituituituituit
Andere diensten n.e.g.uituituituituituituituituituituituituit

12.2.2. De eerste GICP's: 7 maart 1997    ,

Overeenkomstig de verordening van de Raad produceerde de Commissie (Eurostat) op 7 maart 1997 de eerste reeks GICP's voor alle EU-lidstaten, IJsland en Noorwegen45. De GICP's vervingen de voorlopige indexcijfers als beste maatstaf voor het vergelijken van de inflatie van de consumptieprijzen in de lidstaten; ze worden gebruikt in de convergentierapporten van het EMI en de Commissie aan de Raad. Het GICP is een nieuw, afwijkend indexcijfer voor het meten van de inflatie en niet enkel een "uitgebreid voorlopig indexcijfer". Anders dan de voorlopige indexcijfers, die volledig op de nationale ICP's waren gebaseerd en alleen waren gecorrigeerd om de dekking van goederen en diensten zo vergelijkbaar mogelijk te maken, zijn de GICP's ook (en vooral) geharmoniseerd ten aanzien van bepaalde methodologische aspecten van de opbouw van het indexcijfer.

In vergelijking met de voorlopige indexcijfers werd de dekking met name uitgebreid met auto-en woningverzekeringen, pakketreizen, bankdiensten, diverse administratieve kosten, goederen en diensten op onderwijsgebied, zoals. avondcursussen, en goederen ten behoeve van de gezondheid die zonder recept verkrijgbaar zijn46. Het gecombineerde gewicht van deze toevoegingen maakt gemiddeld ongeveer 5% van de totale consumptive bestedingen van de lidstaten uit, met een minimum van ongeveer 2% voor Portugal en een maximum van ongeveer 7% voor IJsland. Zie voor nadere bijzonderheden tabel 6, die een beeld geeft van de consumptive bestedingen voor de belangrijkste categorieen goederen en diensten die voor de constructs van de GICP's aan de voorlopige indexcijfers werden toegevoegd en die dus het gewicht van deze subindexcijfers in het GICP van iedere lidstaat weerspiegelt.

Tabel 6:

Voor de opstelling van de GICP's toegevoegde subindexcijfers - approximatieve gewichteri in

%o (voor het gehelejaar 199664) -
BDKDELEFIRLIL
Gezondheidsproducten - betaald door de consument en niet vergoed8,77,48,511,98,44,86,016,02,8
Pakketreizen31,412,616,72,67,81,430,60,050,0
Onderwijs - gewoonlijk betaald door de consumenten in de lidstaten3,34,613,71,23,76,08,63,4
Verzekering8,73,55,711,64,011,72,51,85,5
Bankdiensten n.e.g.3,520,42,0l0,17,0U3,20,3
Overige diensten n.e.g.11,013,75,318,18,110,53,49,57,0
Totale toevoegingen:63,360,942,857,929,639,149,639,169,0
NLAPFINSUKISN
Gezondheidsproducten - betaald door de consument en niet vergoed7,64,15,611,212,17,09,27,1
Pakketreizen16,416,83,222,09,530,024,520,2
Onderwijs - gewoonlijk betaald door de consumenten in de lidstaten3,03,90,81,31,7n,o0,01,8
Verzekering9,87,05,33,77,36,06,65,3
Bankdiensten n.e.g.0,32,10,20,91,52,013,8l
Overige diensten n.e.g.9,01,00,32,23,15,016,4:
Totale toevoegingen:46,134,915,441,335,261,070,534,4
i

12.2.3. GICP- tegenover ICP-dekking

Met het GICP wordt de inflatie gemeten waarmee de consument te kampen heeft. Het begrip 'monetaire consumptieve bestedingen van de huishoudens' definieert zowel de goedercn cn diensten die door het GICP moeten worden gedekt als het te gebruiken prijsbegrip: prij/cn zonder vergoedingen, subsidies en kortingen. Het begrip is neergelegd in een ontwerp-verordening van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie ten aanzien van de dekking47 48.

"Monetaire consumptieve bestedingen van de huishoudens" heeft alleen betrekking op monetaire transacties en omvat derhalve noch inkomen in natura, zoals bijvoorbceld landbouwproducten die voor eigen verbruik worden geteeld, noch diensten in verband met eigenwoningbezit. Met name de uitgaven waarmee bewoners van een eigen huis te maken hebben in verband met de verwerving van hun huis en die worden uitgedrukt in de huurwaarde of in hypotheekrentebetalingen, worden niet geacht deel uit te maken van het inflatieproces en


blijven bij het GICP derhalve buiten beschouwing. Wei wordt gedacht aan opneming van de nettoverwervingsprijs van nieuwe woningen. Totdat een bevredigende oplossing is gevonden voor de diensten in verband met eigenwoningbezit, blijven deze uitgaven evenwel per defmitie bij de 'monetaire consumptieve bestedingen van de huishoudens' buiten beschouwing.

Tabel 7 geeft een ruwe schatting van de dekking van het GICP vanafjanuari 1997, wat hieraan in 1998 en 1999 nog moet worden toegevoegd en wat buiten het bereik van het GICP valt en derhalve niet relevant wordt geacht voor internationaal vergelijkbare inflatiemetingen, hoewel dit bij sommige nationale ICP's wel in aanmerking wordt genomen. De GICP's van de lidstaten bestrijken thans meer dan 90% van de "monetaire consumptieve bestedingen van de huishoudens". De resterende 10% zal uiterlijk in december 1999 worden toegevoegd.

Ongeveer 6% heeft betrekking op goederen en diensten die nog niet door het GICP worden bestreken omdat geen der lidstaten een technische oplossing voor de behandeling ervan heeft of omdat de methoden en procedures moeten worden verfijnd voordat de vergelijkbaarheid kan worden gegarandeerd. Een volledige dekking van de producten (voor zover mogelijk) zal in twee fases worden verwezenlijkt, in december 1998 en december 1999. De belangrijkste uitbreidingen van de dekking hebben betrekking op gezondheid, onderwijs, diensten van de sociale bescherming zoals bejaardentehuizen, en verzekeringen66.    .

De dekking van sommige GICP's zal met maximaal 4% worden uitgebreid in verband met een correctie ingevolge een ontwerp-verordening van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie ten aanzien van de dekking, geografisch en wat de populatie betreft67. Het GICP heeft betrekking op de "monetaire consumptieve bestedingen van de huishoudens" in het economisch gebied van een lidstaat. Met name moeten alle lidstaten ook rekening houden met de uitgaven van personen die in instellingen wonen; in Denemarken en Italie gebeurt dit overigens al. Belgie, Griekenland, Spanje, Ierland, Luxemburg, Nederland, Portugal, Finland, het Verenigd Koninkrijk, IJsland en Noorwegen moeten de uitgaven van buitenlandse bezoekers opnemen maar de uitgaven van ingezetenen in het buitenland buiten beschouwing laten. De andere lidstaten gebruiken dit 'binnenlands begrip' al. De toename van het gewicht met ongeveer 20% voor Luxemburg duidt op het belang van het grensoverschrijdend winkelen. Het negatieve gewicht voor Noorwegen duidt erop dat ingezetenen meer in het buitenland uitgeven dan buitenlandse bezoekers in Noorwegen. Belgie en Spanje zijn momenteel niet in staat schattingen te geven voor de uitbreiding van de populatie die wordt bestreken.

De laatste twee rijen in tabel 7 laten het verschil zien tussen de 'monetaire consumptieve bestedingen van de huishoudens' en de nationale ICP's. De gewichten vertonen grote schommelingen naar gelang van de lidstaat; in de voetnoten wordt dit enigermate toegelicht. Bij de cijfers gaat het om ruwe schattingen die kunnen veranderen indien de lidstaten besluiten de toevoegingen aan het GICP over te nemen in het nationale ICP. Geen van de afzonderlijke ICP's of groepen ICP's mag als model worden gebruikt voor wat de GICP's zouden moeten bestrijken.

N.B.: MCBH = monetaire consumptieve bestedingen van de huishoudens; voor Luxemburg is het GICP gelijk aan het ICP.

Zie voor naderc gegevcns punt 8.1. Zic punt 8.3.

Tabel 7:

Dekking van het MCBH door het GICP in vergelijking met de dekking door het nationale ICP - approximative gewichten in %o (januari 1996a) __
BDKDELEFIRLIL
Initiele dekking GICP vanaf jan. 97952903953875954847973725
Toevoegingen aan de dekking wat artikelen betreft in dec. 98 en dec. 9948314556461532780
Toevoegingen aan de dekking wat de populatie betreft, uiteriijk dec. 98geen

schatting
66269geen

schatting
00195
Uiteindeiijkc dekking GICP vanaf dec. 99 - MCBH100010001000100010001000100010001000
Uitgaven bestreken door:
a) MCBH, maar niet door ICP
082 b2690o

r-

00
0
b) ICP, maar niet door MCBH
lld114 0114 f05048 8
NLAPFINSUKISN
Initiele dekking GICP vanaf jan. 97886960943930896917908937
Toevoegingen aan de dekking wat artikelen betreft in dec. 98 en dec. 997040494096834268
Toevoegingen aan de dekking wat de populatie betreft, uiteriijk dec. 98440830850-5
Uiteindeiijkc dekking GICP vanaf dec. 99 = MCBII10001000100010001000100010001000
Uitgaven bestreken door:
a) MCBH, maar niet door ICP
84132 h000124 10251
b) ICP, maar niet door MCBH
173 k83 177 m0165 n96°92 p100 q

De referentie-uitgaven zijn de monetaire consumptive bcstedingen van de huishoudens die vanaf decembcr 1999 ondcr het GICP moeten vallcn. Hicrvan is het gcwicht op 1000 gesteld. Bij de gewichten gaat het om ruwe schattingen die betrekking hebben op het gemiddelde prijsniveau van 1996. Pakketreizen, rijbewijzen, wapen- er. jachtvergunningen en paspoorten.

Huishoudelijke diensten, rechtsadviezen, verzekeringen, tvveedehandsauto's, leges.

Autobelasting en belasting op inverkeerstclling ("BIV").    t

Huurwaarde.

Huurwaarde, autobelasting.

Gezondheid, betaald door sociale verzekering, kansspelen.

Uitgavcn door buitenlandse bezoekers in Oostenrijk.

Het GICP bestrijkt de gehele bevolking, terwijl bij het ICP de 4% die het meest verdient en de gepensioneerden die hoofdzakelijk van overheidsuitkeringen leven, buiten beschouwing blijven. Financiele diensten.

Huurwaarde, belastingen voor lokale diensten.

Kansspelen, autobelasting.

Huurwaarde.

Hypotheekrente en andere posten voor bewoners van een eigen huis, kansspelen.

Hypotheekrente, afschrijving, belastingen voor lokale diensten, kansspelen.

Huurwaarde en kansspelen.

Huurwaarde, gezondheid, onderwijs en verzekeringen op brutobasis.


biz. 41/66


12.3. Gewichten

12.3.1. Kwaliteit van de gewichten

Voor de invoering van het GICP werden van de lidstaten geen specifieke maatregelen ten aanzien van de gewichten verlangd. Belgie, Denemarken, Italie, Luxemburg en Oostenrijk hebben hun gewichten vroeger dan gepland en op tijd voor de invoering van het GICP gewijzigd en zijn zo vooruitgelopen op de vereisten inzake de minimumnormen voor betrouwbaarheid en relevantie, die zijn neergelegd in een ontwerp-verordening van de Commissie inzake minimumnormen voor de kwaliteit van GlCP-gewichten49.

Denemarken voerde in oktober 1996 nieuwe gewichten in. Deze worden gebruikt voor de berekening van het GICP en het nationale ICP en werden ook voor de berekening van de voorlopige indexcijfers toegepast. De nieuwe gewichten zijn gebaseerd op de cijfers van de nationale rekeningen en op het budgetonderzoek van 1994.

In januari 1997 werden nieuwe wegingsschema's ingevoerd door Belgie, gebaseerd op het budgetonderzoek van 1995-1996, door Ierland, gebaseerd op het budgetonderzoek van 1994-1995, door Italie, gebaseerd op de cijfers van de nationale rekeningen voor 1995, en door Luxemburg, gebaseerd op het budgetonderzoek van 1993. Het consumptiepatroon van Oostenrijk is gebaseerd op het budgetonderzoek en de cijfers van de nationale rekeningen voor 1993/94 en gecorrigeerd aan de hand van de voorlopige rekeningen voor 1995.

12.3.2. Referentieperiode voor het gcwicht

Aangezien de GICP's van de nationale ICP's zijn afgeleid, hebben . ze verschillende referentieperioden voor het gewicht en verschillende frequenties voor de bijwerking van de gewichten. De referentieperiode voor het gewicht is het tijdsbestek waarin de bestedingen of de consumptie plaatsvonden waarop de voor de opstelling van de GICP's voor de maanden van 1997 gebruikte gewichten betrekking hebben. Deze periode loopt, afhankelijk van de lidstaat, uiteen van 1989/1990 tot 1995/1996.

De meeste lidstaten actualiseren de gewichten om de vijf jaar. Vanaf 1998 moeten zij dat jaarlijks doen indien er belangrijke veranderingen in het uitgavenpatroon zijn50. Nederland besloot om vanaf december 1997 over 4e schakelen op een jaarlijkse herziening van het basisjaar voor het GICP en het nationale ICP. Evenkis Frankrijk, Zweden en het Verenigd Koninkrijk zal Nederland dan een kettingindexcijfer berekenen met een jaarlijkse bijwerking van de gewichten. Ook Denemarken en Luxemburg overwegen de gewichten jaarlijks te gaan bijwerken, maar niet voor december 1998. '

Tabel 8 geeft een overzicht van de referentieperioden voor het gewicht en van de frequentie van de bijwerking bij de opstelling van het GICP in 1997.

68

69

Tabel 8:

Referentieperiode voor de GTCP-gewichten en frequentie van de bijwerking in 1997
Referentieperiode voor de

GlCP-gewichten in 1997:
Volgende referentieperiode voor de gewichten vermoedelijk:Invoering in / te beginnen met het indexcijfer voor:Jaarlijkse

bijwerking

("ketting-

indexcijfer"):
B1995 - 1996
DK1994
D19911995dec. 1998/jan. 1999
EL19941998 - 1999dec. 2000/jan. 2001
E1990- 1991
F19951996dec. 1997/jan. 1998X
IRL19941999
I1995
L19931995dec. 1998/jan. 1999
NL19901995dec. 1997/jan. 1998[* vanaf dec. 1997]
A1993/1994- 1995
P1989- 19901994- 1995dec. 1997/jan. 1998
FIN19901995dec. 1997/jan. 1998
S19961997dec. 1997/jan. 1998X
UKjuli 1995 - juni 1996juli 1996 - juni 1997jan. 1998/feb. 1998X
IS19952000dec. 2001/jan. 2002
N1993 - 19951994 - 1996dec. 1997/jan. 1998X

Bij de presentatie van het GICP stelt Eurostat voor de gewichten van alle lidstaten een nieuw referentiejaar vast en actualiseert het de prijzen dienovereenkomstig, eerst voor 1996 (gemiddelde van het jaar) en vervolgens voor december 1996, december 1997, december 1998 enz.51. De bewegingen in het GICP en de subindexcijfers hiervan worden dus uitgedrukt in het gemiddelde prijspeil van 1996 en vervolgens in het prijspeil van december 1996, december 1997, december 1998 enz. Bij deze bijwerking van de prijzen wordt alleen een andere schaal gebruikt, maar wordt” het referentiejaar voor het gewicht niet veranderd, zodat het gemeten inflatiecijfer niet wordt beinvloed.

12.4. Gewichten van de subindexciifers

Iedere maand geven de lidstaten het GICP en de subindexcijfers hiervan aan de Commissie (Eurostat) door. De subindexcijfers zijn gebaseerd op de COICOP/GICP-classificatie52. Ze zijn nodig voor een analyse van de bronnen van de inflatiedruk en worden daarom samen met het GICP maandelijks door Eurostat gepubliceerd.

De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) verder de voor de berekening van het GICP gebruikte gewichten van de subindexcijfers in promillen. Het aan iedere categorie van de COICOP/GICP toegekende gewicht loopt van land tot land uiteen naar gelang van het relatieve belang van de consumptieve bestedingen voor het betreffende artikel in iedere lidstaat. Er is geen uniform pakket voor alle lidstaten.


biz. 43/66


Tabel 15 in de bijlage van dit document is een uittreksel uit de gegevensbasis 'NEWCRONOS'53 van Eurostat, waarin voor alle lidstaten de gewichten voor alle subindexcijfers worden gegeven. Deze gewichten hebben betrekking op 1996, d.w.z. de gewichten voor de referentieperiode voor het gewicht van iedere lidstaat werden omgerekend voor het gemiddelde prijspeil van 199654.

Er zijn grote verschillen tussen de in tabel 15 opgenomen gewichten voor de subindexcijfers. Dit is het gevolg van het feit dat in de lidstaten het relatieve belang van de consumptieve bestedingen voor iedere groep van goederen en diensten uiteenloopt. Ook weerspiegelen de gewichten de verschillen tussen de lidstaten ten aanzien van de referentieperiode voor het gewicht en de frequentie waarmee de gewichten worden bijgewerkt. Een gewicht voor een bepaald artikel weerspiegelt de consumptie van dat artikel in de referentieperiode voor het gewicht, waarbij een verschil van maximaal vijf jaar mogelijk is. Voor de meeste artikelen, zoals brood of huisvesting, kunnen vijf jaar oude gewichten nog een goede schatting opleveren van de huidige consumptieve bestedingen, maar andere artikelen, zoals gegevensverwerkende apparatuur, kunnen aanzienlijk aan belang winnen of verliezen en in dat geval geven vijf jaar oude gewichten het relatieve belang wellicht niet correct weer. Zo zouden de gewichten voor gegevensverwerkende apparatuur (COICOP/GICP 09.1.3.) waarschijnlijk niet zo sterk uiteenlopen (tussen 0,2%o en 6,4%o) indien rekening was gehouden met de toegenomen vraag naar pc's. Aangezien de prijzen voor gegevensverwerkende apparatuur dalen, zijn de gewichten voor de bestedingen uitgedrukt in het gemiddelde prijspeil van 1996 bovendien lager dan in de referentieperiode voor de gewichten.

Vanaf 1998 moeten de lidstaten hun gewichten jaarlijks herzien en aanpassen aan belangrijke veranderingen in het bestedingspatroon, althans indien de ontwerp-verordening van de Commissie over de minimumnormen voor de kwaliteit van de GlCP-gewichten wordt goedgekeurd55. Hierdoor wordt de onvergelijkbaarheid van de GICP's grotendeels uit de weg geruimd, daar deze enkel voortkomt uit methodologische verschillen bij de weging, d.w.z. het verschil tussen een jaarlijkse verandering van het basisjaar en een minder frequente herziening56.    .    '

Als onderdeel van haar toezicht op de naleving van de regels heeft de Commissie (Eurostat) diverse lidstaten gevraagd hun gewichten voor bepaalde subindexcijfers, die in vergelijking met de gegevens van andere lidstaten zeer laag of juist zeer hoog leken, te verifieren en zo nodig te corrigeren. Uit de analyse van de verschillen in het wegingspatroon van de lidstaten bleek voorts dat de behandeling van bepaalde goederen en diensten in het GICP, bijvoorbeeld pakketreizen (COICOP/GICP 09.4.), in de toekomst wellicht moet worden geharmoniseerd.

12.5. Onlangs belangrijk geworden goederen en diensten

Vanaf januari 1997 moeten de lidstaten voorzieningen treffen voor de identificatie van goederen en diensten die een belangrijk onderdeel van de consumptie zijn gaan uitmaken, maar nog niet door het GICP worden gedekt. De drempel is gelegd op een verkoopvolume van meer dan l%o van de totale consumptieve bestedingen in de lidstaat. Om het voor de lidstaten gemakkkelijker te maken, zal de Commissie (Eurostat) informatie uitwisselen over "onlangs belangrijk geworden goederen en diensten" die in het GICP van andere lidstaten zijn opgenomen. Hiermee wordt vooral beoogd de relevantie van het GICP te handhaven door

72

73

74

75

rekening te houden met marktontwikkelingen, maar ook om de GICP's op het stuk van de actualiteit min of meer met elkaar in de pas te laten lopen en zo de vergelijkbaarheid te waarborgen57. Het is echter niet eenvoudig vast te stellen welk artikel onlangs belangrijk is geworden, welk artikel een nieuwe variant op een al bestaand artikel is of welk artikel in het GICP werd opgenomen ter verbetering van de representativiteit.

Tabel 9 geeft onlangs belangrijk geworden artikelen die in 1997 in ten minste een lidstaat voor het eerst in het GICP zijn opgenomen en aan de Commissie (Eurostat) zijn meegedeeld.

Tabel 9:
Onlangs belangrijk geworden goeceren en diensten sinds januari 1997
BetaaltelevisieWegwerpcamera
Toegang tot het InternetDerde remlicht
Mobiele telefoon en gesprekskostenFietszadel
Fax-telefoon (antwoordapparaat of beantwoordingsdienst in verbinding met een telefoonlijn)Kunstmatige zoetstof
ModemEcologische producten (melk, boter, meel)
PrinterIJstaarten en -repen
ThuiscomputerSpeciale melk, bv. verrijkt met vitaminen
Educatieve en andere spellen op cd-romRoom met een laag vetgehalte (15%)
ComputerspellenMargarine met een laag cholesterolgehalte
Niet-geformatteerde pc-diskettesWijn met een laag alcoholgehalte (4,6%)
Geconcentreerd waspoederLimonade met alcohol (< 5% alcohol)
SatellietantenneKiwi's

12.6. Formule voor de berekening van elementaire aggregaten

Voor de berekening van de elementaire aggregaten in het GICP hebben de lidstaten de keuze uit de verhouding tussen hetzij de rekenkundige, hetzij de meetkundige gemiddelden van de prijzen, maar zij mogen niet het rekenkundige gemiddelde van de prijsverhoudingen gebruiken58. Acht landen moesten hun formule veranderen: Denemarken, Griekenland, Frankrijk, Italie, Luxemburg, Oostenrijk, Finland en het Verenigd Koninkrijk. Alle landen, met uitzondering van Italie, kozen voor het meetkundige gemiddelde, alleen Italie schakelde over op de verhouding tussen de rekenkundige gemiddelden van de prijzen. Voor Denemarken geldt tot September 1997 een afwijking omdat dit land "zijn statistisch stelsel in verregaande mate moet aanpassen"59, maar na die datum zal met terugwerkende kracht vanaf het indexcijfer voor januari 1997 het meetkundig gemiddelde worden gebruikt. Alle landen, met uitzondering van Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk, voerden de formulewijziging ook voor hun nationale ICP in.

Ter verbetering van de vergelijkbaarheid voerden Griekenland, Luxemburg en Oostenrijk de formule voor de berekening van het meetkundig gemiddelde met terugwerkende kracht tot het indexcijfer voor januari 1995 in; Italie, Finland en het Verenigd Koninkrijk gebruiken de nieuwe formule vanaf januari 1996.

Frankrijk heeft ervoor gekozen om voor heterogene producten, die ongeveer een derde van alle elementaire aggregaten in hun GICP uitmaken, geleidelijk over te stappen op het meetkundig gemiddelde. De helft van de veranderingen werd eind januari 1997 aangebracht, zodat ongeveer 18% van het GICP thans op basis van het meetkundige gemiddelde wordt berekend. Deze partiele overschakeling op het meetkundig gemiddelde zal worden voltooid.in januari 1998 en januari 1999. Zweden maakt gebruik van de verhouding tussen de gestandaardiseerde gemiddelden van de prijzen, een variant van het meetkundig gemiddelde. Beide lidstaten moeten voor eind 1997 aantonen dat hun formule tot vergelijkbare resultaten leidt en dat het effect op het GICP in 1997 ten opzichte van 1996 gemiddeld minder dan een tiende van een procentpunt bedraagt.

Voor de berekening van de elementaire aggregaten in het GICP maken thans acht lidstaten gebruik van het meetkundig gemiddelde of een variant, acht andere van de verhouding tussen de rekenkundige gemiddelden van de prijzen en Frankrijk van een combinatie. Vanaf het indexcijfer voor januari 1998 zal Portugal ook omschakelen op het meetkundige gemiddelde. Vijf lidstaten schatten het effect van de formulewijziging op het GICP over een periode van 12 maanden op ongeveer een tiende procentpunt. In het Verenigd Koninkrijk verminderde de inflatie door de invoering van het meetkundige gemiddelde met gemiddeld 0,5 procentpunt.

In tabel 10 wordt een overzicht gegeven van de gebruikte formules voor de berekening van de elementaire aggregaten en de in de lidstaten doorgevoerde veranderingen.

Tabel 10:

Berekening van elementaire aggregaten in het GICP
Wijziging formule voor de berekening van de EA t.b.v. het GICP:GlCP-formule is de verhouding tussen de rekenkundige dan wel meetkundige gemid-delden van de prijzen (RGPofMGP):Nieuwe formule GICP ingevoerd met ingang van het indexcijfer voor:Geschat effect op het GICP over een periode van 12 maanden in procentpunten:Nieuwe formule ook in het ICP:
BneenRGP
DKja, maar afwijking tot sep. 1997MGP

- afwijking
jan. 1997 - afwijkingschatting nog niet beschikbaar - afwijkingja, gepland m.i.v. indexcijfer voor begin 1998
DneenRGP
ELjaMGPjan. 1995-0,1ja, m.i.v. indexcijfer voor jan. 1994
EneenRGP
Fja, geleidelijk voor heterogene productenRGP voor homogene , producten (1/3), MGP voor heterogene producten (1/3), andere formule voor verse producten, complexe prijzen en tarieven (1/3)jan. 1997: helft van de omschakeling naar het MGP klaar; 18% van het indexcijfer bcrckend met MGP; jan. 1998, jan. 1999: verdere omschakeling naar MGP-0,1ja
IRLneenRGP
IjaRGPjan. 1996geen schatting beschikbaarja, m.i.v. indexcijfer voor jan. 1996
LjaMGPjan. 1995geen schatting ' beschikbaarGICP en nationaal ICP zijn identiek
NLneenRGP• —■ ...
AjaMGP;

RGP voor bepaalde artikelen zoals groenten en fruit, en huur
jan. 1995-0,1neen (gemiddelde van verhoudingen)
PneenRGPMGPvanafjan. 1998ja, m.i.v. het indexcijfer voor jan. 1998
FINjaMGPjan. 1996-0,1ja, m.i.v. het indexcijfer voor jan. 1996
Sneenvariant van het MGP (verhouding tussen de gestandaardiseerde gemiddelden van de prijzen)
UKjaMGPjan. 199660-0,5neen
ISjaMGPmaart 1997geen schatting beschikbaarja, m.i.v. het indexcijfer voor maart 1997
NneenRGP

12.7. Aanpassingen wegens kwaliteitswijziging

De meeste deskundigen zijn het erover eens dat de aanpassingen wegens kwaliteitswijziging een van de lastigste, zo niet het lastigste, probleem bij de opstelling van een ICP zijn. Uit het Boskin-rapport blijkt dat niet iedereen het probleem doorziet en buitenstaanders hebben vaak de onjuiste indruk dat er geen rekening wordt gehouden met kwaliteitsverbeteringen van het product en dat dus de inflatie wordt overschat. In de praktijk zijn er allerlei aanpassingen gedaan en bij de opstelling van indexcijfers is op tal van manieren geprobeerd de problemen op te lossen, waardoor kwaliteitsverbeteringen wellicht overgecompenseerd zijn.

Als een eerste stap op weg naar controle op de naleving van de regeling en ter initiering van verder onderzoek naar geschikte normen voor de behandeling van veranderingen in de kwaliteit van goederen en diensten in het GICP, heeft de Commissie (Eurostat) informatie nodig over de aanpassingen wegens kwaliteitswijziging in de praktijk. Voor vijf goederen werd de lidstaten gevraagd aan te geven hoeveel prijswaarnemingen gedurende de vier maanden tussen januari 1997 en april 1997 werden vervangen, en voorts welke aanpassingen wegens kwaliteitswijziging werden gemaakt om de nieuwe artikelen in het GICP in te voeren. Gekozen werd voor herenoverhemden, zitbanken, cd-spelers, koelkasten en waspoeder, omdat deze vijf posten in alle GICP's voorkomen, eenvoudig te definieren zijn en met uiteenlopende snelheid veranderen: langzaam, middelmatig of snel. Er werden drie soorten aanpassingen wegens kwaliteitswijziging onderscheiden:

(a)    koppeling, waarbij men ervan uitgaat dat het prijsverschil tussen het oude en het nieuwe artikel geheel toe te schrijven is aan een kwaliteitsverschil. Daarom is van een prijsverschil tussen het oude en het nieuwe artikel niets in het GICP terug te vinden. De lidstaten moeten kunnen aantonen dat de koppeling niet automatisch plaatsvindt, d.w.z. zonder motivering61. Een van de argumenten hiervoor is dat het prijsverschil de marktwaardering van het kwaliteitsverschil weergeeft, zoals dat ook bij prijsoverlapping (zie (c)) het geval is. Een ander argument is dat de artikelen inderdaad zo van elkaar verschillen dat ze niet kunnen worden vergeleken en dat de vervanging is'ingevoerd om de representativiteit van de steekproef te handhaven;

(b)    aanpassing op basis van een zelfde kwaliteit, waarbij het nieuwe artikel wordt behandeld als had dit dezelfde kwaliteit als het artikel dat het vervangt. Het gehele prijsverschil tussen het oude en het nieuwe artikel wordt dan ook in het GICP weerspiegeld. Wanneer een expliciete nationale of Eurostat-schatting van de waarde van de kwaliteitsverandering ontbreekt, moet de aanpassing ingevolge artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1749/96 plaatsvinden op basis van een zelfde kwaliteit;

(c)    aanpassing op basis van een andere kwaliteit, waarbij de waarde van het kwaliteitsverschil tussen het oude en het nieuwe artikel geschat wordt op een bedrag tussen nul en het gehele prijsverschil, en soms ook op een bedrag dat dit verschil te boven gaat. Deze schattingen kunnen worden gemaakt door warendeskundigen of aan de

80


hand van methoden als hedonische regressie62, prijsoverlapping63, facultatieve prijsstelling64, de productiekostenmethode65 of de toerekeningsmethode66.

De resultaten lieten grote verschillen tussen de lidstaten zien in het percentage waarnemingen dat gedurende de eerste vier maanden van 1997 werd vervangen. Sommigen hadden lage vervangingscijfers van 6 tot 12% voor elk van de vijf artikelen, terwijl anderen vervangingscijfers van maximaal 41% voor banken en 54% voor cd-spelers lieten zien. Sommige lidstaten meldden dat zij voor bepaalde artikelen tussen januari en april 1997 geen enkele waameming hadden vervangen.

Wat de aard van de aanpassingen wegens kwaliteitswijziging betreft, kon voor niet meer dan ongeveer tien landen de verdeling worden bestudeerd, aangezien het aantal vervangingen in de andere lidstaten te klein was, namelijk tien of minder vervangen waarnemingen per artikel gedurende de periode van vier maanden. Voor de tien lidstaten bleek uit de resultaten dat de aard van de aanpassingen wegens kwaliteitswijziging verschilt naargelang het artikel en de lidstaat. De meeste lidstaten gebruiken de extreme aanpassingen 'koppeling' en "een zelfde kwaliteit". Sommige landen gebruiken beide procedures in ongeveer gelijke mate, terwijl andere vrijwel uitsluitend de koppelingsmethode gebruiken of voor de meeste vervangingen uitgaan van 'een zelfde kwaliteit'. Slechts een paar lidstaten gebruiken "aanpassingen op basis van een andere kwaliteit" als belangrijkste procedure.

De verschillen in procedure tussen de lidstaten leiden niet noodzakelijkerwijze tot onvergelijkbaarheid, maar versterken wel de algemene bezorgdheid dat "aanpassing wegens kwaliteitswijziging" aanleiding geeft tot een grote mate van vertekening en dus onvergelijkbaarheid. Niet alleen zijn er grote verschillen in de mate waarin productveranderingen worden vastgesteld, maar de procedure die wordt toegepast bij een specifieke verandering is ook bepaald niet overal gelijk. De gevolgde procedures berusten op verschillende uitgangspunten ten aanzien van hetgeen moet worden gemeten en op uiteenlopende hoeveelheden informatie die voor de berekening van een correctie beschikbaar is. In de meeste gevallen behelzen de procedures geen beoordeling van de' verschillen in specificatie tussen het oude en het nieuwe product.

De volgende stap is een nadere analyse van de aanpassingsprocedures en een schatting van het effect op het GICP. Dit vergt de ontwikkeling van een gemeenschappelijke terminologie voor aanpassingen wegens kwaliteitswijziging, en met name ook voor het onderscheid tussen een nieuw, vervangend artikel en een geheel nieuw product. Wanneer gedurende een of twee maanden waarnemingen achterwege blijven en er nadien een nieuw product wordt

geintroduceerd, krijgt men namelijk een geheel ander beeld van een kwaliteitsverandering dan anders het geval zou zijn geweest, wat impliciet tot niet-vergelijkbare resultaten kan leiden.

Op basis van de verzamelde informatie is een schatting van de gevolgen van uiteenlopende procedures op het gebied van de aanpassing wegens kwaliteitswijziging voor het GICP niet mogelijk. Bepaalde procedures, zoals koppeling, kunnen leiden tot een hoger of lager indexcijfer dan bij een correctie op basis van een zelfde kwaliteit, afhankelijk van het feit of de prijs van het nieuwe artikel hoger of lager is dan die van het oude. De Commissie (Eurostat) stelt voor het effect van een bepaalde procedure op het indexcijfer te onderzoeken door het GICP in iedere lidstaat te vergelijken met het indexcijfer dat zou zijn verkregen op basis van een 'standaardreferentieprocedure'. Deze standaardreferentieprocedure hoeft niet de juiste of de beste procedure te zijn, aangezien hierover geen overeenstemming bestaat. Het is evenwel een referentiepunt voor de beoordeling van de procedures van de lidstaten. De Commissie is voornemens om op basis van een aantal elkaar opvolgende enquetes de verbeteringen aan te brengen. De belasting van de lidstaten wordt zo tot een minimum beperkt.

Bovendien moet onderzoek worden gedaan naar de interactie tussen de steekproefprocedure en de aanpassing wegens kwaliteitswijziging. Hoe worden vervangingen vastgesteld? Waarom hebben sommige lidstaten hoge vervangingspercentages, terwijl andere helemaal geen nieuwe artikelen melden? Verschillen in de procedures ten aanzien van de steekproeftrekking en de aanpassing wegens kwaliteitswijziging kunnen een tegengestelde werking hebben op het GICP.

Tenslotte zal de Commissie (Eurostat) controle blijven uitoefenen op de naleving van de regels ten aanzien van het gebruik van koppeling. De lidstaten moeten kunnen aantonen dat er geen automatische koppeling wordt gebruikt. Wanneer nationale schattingen voor de waarde van het kwaliteitsverschil ontbreken, moeten de lidstaten het volledige prijsverschil tussen het oude artikel en het nieuwe in het GICP verwerken. De gegevensbasis van Eurostat voor aanpassingen wegens kwaliteitswijziging zal in 1998 operationeel zijn.

Tot nu toe is de vergelijkbaarheid van de GICP's dus verbeterd door een vaak (g'ebruikte, maar ongeschikte procedure voor de behandeling van wijzigingen in de productkwaliteit uit te bannen. Verdere verbeteringen worden verwacht van een gecoordineerd werkprogramma van de lidstaten. Door de procedures van de lidstaten en de uitgangspunten hiervan met elkaar te vergelijken en door de aandacht met name te richten op de belangrijkste gebieden van productontwikkeling, wordt duidelijkheid verkregen over specifieke operationele aspecten die moeten worden opgelost voordat vergelijkbare procedures kunnen worden vastgesteld. Er moet overeenstemming worden bereikt over de productwijzigingen die als kwaliteitswijzigingen moeten worden gezien en over de procedures die geschikt zijn voor specifieke veranderingen, teneinde een basis te krijgen voor de uitbreiding van de initiele vereisten. Zoals uit de reactie van het BLS op het Boskin-rapport al blijkt, is het onwaarschijnlijk dat ooit alle problemen in verband met kwaliteitsveranderingen in ICP's worden opgelost. Wei kan de vergelijkbaarheid van de GICP's worden verbeterd wanneer in soortgelijke situaties iedereen dezelfde aanpak kiest. Dit verlangt overeenstemming over begrippen en procedures, de uitwisseling van informatie over productspecificaties en de waardering van bijzondere veranderingen. De Commissie (Eurostat) en de lidstaten zijn hiermee actief bezig.    *

12.8. Onzet en handhaving van de steeknroef

12.8.1. Steekproeftrekking en vergelijkbaarheid

Sinds het begin van de harmonisatiewerkzaamheden wordt een goed steekproefplan en de handhaving van de steekproef van wezenlijk belang geacht voor de betrouwbaarheid, relevantie en vergelijkbaarheid van GICP's67. Om financiele redenen en ook om praktische redenen worden bij de trekking van prijssteekproeven voor de nationale ICP's en dus ook voor de GICP's geen geavanceerde statistische methoden gevolgd. Slechts enkele lidstaten stellen dan ook de nauwkeurigheid van hun indexcijfers vast (steekproeffouten) en nergens wordt de systematische fout gemeten.

In de meeste lidstaten wordt de steekproef doelgericht getrokken en niet aselect. De omvang van de steekproeven hangt meer af van de kosten of van een vroeger genomen besluit dan van de eisen die een bepaald nauwkeurigheidsniveau stelt. Dat een steekproef niet aan de theoretische vereisten voldoet, hoeft echter niet te betekenen dat deze ontoereikende resultaten oplevert. Er is derhalve geen sprake van dat alle lidstaten zich zouden moeten conformeren aan een bepaalde procedure, temeer daar de kosten van een dergelijke wijziging wellicht te hoog zouden zijn. Of een GlCP-steekproef acceptabele resultaten oplevert, is een empirische vraag die alleen kan worden beantwoord door goed onderzoek. De harmonisatie en de samenwerking tussen de lidstaten in verband hiermee biedt een mogelijkheid dit probleem te onderzoeken op een wijze die niet is weggelegd voor een nationaal bureau voor de statistiek alleen. De gevolgen van een bepaalde steekproefpraktijk voor het ene GICP kan worden nagegaan aan de hand van de andere GICP's, hetzij door simulatie, hetzij door andere experimentele methoden.

In een onderzoeksprogramma dat de Commissie (Eurostat) met de lidstaten uitvoert, moeten de steekproefmethoden en -procedures worden vastgesteld die betrouwbare resultaten opleveren en moeten methoden worden ontwikkeld om de betrouwbaarheid van de GICP's vast te stellen ongeacht het gebruikte steekproefplan. In het kader van dit programma heeft het CBS de voor de opstelling van het GICP gebruikte steekproefprocedures voor cle trekking van plaatsen, verkooppunten, artikelen en varieteiten68 geanalyseerd. De lidstaten moesten zeggen tot welk type hun steekproefprocedures behoorden:

(a) Aselecte steekproeftrekking:

SI

PPS

gestratificeerd SI gestratificeerd PPS

eenvoudige aselecte steekproef

steekproef waarbij de kans evenredig is aan de omvang

gestratificeerde steekproef met Sl-steekproef in ieder stratum

gestratificeerde steekproef met PPS-steekproef in ieder

stratum

(b) Niet-aselecte steekproeftrekking:

oordeel    = steekproef waarbij de selectie van de elementen gebaseerd is

op het oordeel van deskundigen

drempel    = steekproef waarbij elementen met een waarde van de

hulpvariabele, bv. de verkoopwaarde, boven een drempelwaarde in de steekproef worden opgenomen quota    = steekproef waarbij het aantal elementen vooraf wordt

vastgesteld en de selectie van de elementen aan de prijsverzamelaars wordt overgelaten

De steekproefmethoden lopen van land tot land sterk uiteen. Alleen Zweden en het Verenigd Koninkrijk streven naar een volledig aselecte trekking, maar alle andere lidstaten passen hoofdzakelijk niet-aselecte procedures toe, zoals steekproeftrekking waarbij de selectie aan het oordeel van deskundigen wordt overgelaten of waarbij een drempel wordt gebruikt. Het belangrijkste voordeel van aselecte steekproeftrekking is dat deze een zekere waarborg geeft tegen systematische fouten. Ook is het dan mogelijk de steekproeffouten te schatten en een optimale steekproefomvang te kiezen voor plaatsen, verkooppunten, artikelen en varieteiten. Vaak maken de lidstaten gebruik van niet-aselecte steekproeftrekking omdat een voor de toepassing van aselecte steekproeftechnieken benodigd steekproefkader ontbreekt.

In de meeste lidstaten wordt de steekproef voor de selectie van de plaatsen en de verkooppunten in twee fases getrokken: eerst wordt een steekproef van plaatsen getrokken en vervolgens wordt binnen iedere gemeente een steekproef van verkooppunten gekozen. Doorgaans worden de gemeenten getrokken met een kans die evenredig is aan het aantal inwoners. Bij de selectie van de verkooppunten wordt uitgegaan van hun omzet, in het algemeen op basis van het oordeel van deskundigen. In zes lidstaten worden de verkooppunten aselect geselecteerd: Nederland, Portugal, * Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen. Zweden kiest niet eerst de plaatsen en vervolgens de verkooppunten, maar gebruikt een aselecte gestratificeerde steekproeftrekking in een fase voor de selectie van verkooppunten uit het Zweedse bedrijferegister. In de meeste lidstaten worden postorderbedrijven en marktkramen uit de selectie van verkooppunten verwijderd.

In alle lidstaten, behalve Zweden, worden de artikelen door het nationale bureau voor de statistiek gekozen aan de hand van een criterium als de representativiteit, eerder dan aan de hand van aselecte steekproeftechnieken. In het algemeen geschiedt de selectie in twee fases: eerst wordt een aantal subgroepen van artikelen geselecteerd met behulp van de drempelmethode waarbij alleen de subgroepen met het grootste marktaandeel worden gekozen; vervolgens worden door een deskundige uit iedere subgroep artikelen gekozen. Wanneer het nationale bureau voor de statistiek de artikelen alleen grofweg specificeert, kiezen de prijsverzamelaars gewoonlijk de varieteit die het vaakst gekocht wordt en die past binnen de beschrijving van het artikel.

De resultaten van het CBS voor de steekproeven van plaatsen en verkooppunten zijn samengevat in tabel 11 en die voor de steekproeven van artikelen en varieteiten in tabel 12.

Tabel 11:

Maandelijkse steekproef van plaatsen en verkooppunten in de lidstaten
Plaatsen

Opzet    Aantal
KaderVerkooppunten

Lage of geen dekking    Opzet
Bijwerking*Aantal
Boordeel65japostorderbedrij venoordeelbij iedere

herziening

basisjaar
9 509
DKoordeel30japostorderbedrij ven, marktenoordeelom de 3 jaar1 900
Ddrempel,

quota
190neenwinkcls voor luxe artikelen of voor artikelen van mindere kwaliteit, weekmarktenoordeelbij iedere

herziening

basisjaar
22 100
ELoordeel23jawinkels voorluxe artikelen, markten voor . non-foodartikelenoordeelbij iedere

herziening

basisjaar
3 200
Edrempel130neencnbekendoordeelnaar aanlciding van signalen uit de markt29 000
Fgestratificeerd

PPS
96neenonbekendoordeeljaarlijks27 300
IRLgestratificeerd

SI
82neenpostorderbedrij ven, marktenoordeel,

quota
bij iedere

herziening

basisjaar
3 898
Ionbekend82japostorder- en telewinkelbedrijvendrempelbij iedere

herziening

basisjaar
25 000
Loordeel22japostorderbedrij ven, markten, kleine niet-gespecialiseerde kxuideniersoordeelnaar aanleiding van signalen uit de markt634
NLgestratificeerd

PPS
100japostorderbedrij vengestratificeerd SI, oordeel, drempelbij iedere

herziening

basisjaar
11 000
Adrempel20nccntijdclijkc verkooppunten, marktenoordeelbij iedere '

herziening

basisjaar
4 200
PPPS41jawinkels voor luxe artikelen, markten, codperatieve winkelsgestratificeerd PPS, oordeelonmiddellijk naar aanleiding van signalen uit de markt9 50(i *x
FINgestratificeerd

PPS
107jamarkten,

huis-aan-huisverkoop, handel via een netwerk
gestratificeerd PPS, oordeel, drempelbij iedere

herziening

basisjaar
: om- !

i

i
Sgecn steekproef plaatsenvanjagcspecialiseerde winkels, postorderbedrij ven, reparatiewerkplaatsengestratificeerd

PPS
rotatie, 20% per jaar7 >    |
UKgestratificeerd

SI
146jamarktkramen met non-foodartikelen, winkels waarvoor men lidmaatschapsgeld moet betalcngestratificeerd

PPS

gestratificeerd

SI
om de 5 jaar18(XK>
ISoordeel4jaonbekendoordeelbij iedere

herziening

basisjaar
420
Ngestratificeerd

PPS
100jawinkels waarvoor men lidmaatschapsgeld moet betalengestratificeerd

PPS
rotatie, 1/6 per jaar2 100

10 700 vanaf de bijwerking van het indexcijfcr eind 1997.

* Met uitzondering van (gedwongen) vervanging van verkooppunten die de activiteiten hebben gestaakt of die verdere medewerking weigeren.

Bron: CBS

Tabel 12:

Maandelijkse steekproef van artikelen en varieteiten in de lidstaten

OntwerpArtikelen

Bijwerking*
AantalVarieteiten

Ontwerp    Aantal

prijsnoteringen

**
Boordeelbij iedere hcrzicning basisjaar461oordeel91 980
DKoordeelnaar aanleiding van signalen uit de markt1 200oordeel25 000
Doordeelbij iedere herziening basisjaar750drempel400 000
ELoordeelbij iedere herziening basisjaar600oordeel20 000
Edrempel,

oordeel
naar aanleiding van signalen uit de markt471oordeel150 000
Foordeel,

drempel
jaarlijks1033quota171 000
IRLoordeelbij iedere herziening basisjaar560quota45 000
Ioordeelbij iedere herziening basisjaar920drempel300 000
Loordeelnaar aanleiding van signalen uit de markt2635 700
NLdrempel,

oordeel
naar aanleiding van signalen uit de markt1 200drempel100 000
Aoordeel,

drempel
bij iedere herziening basisjaar710oordeel, drempel, quota80 000
Pgestratificeerd PPSonmiddcllijk naar aanleiding van signalen uit de markt577 69gestratificeerd PPS40 000
FINoordeelbij iedere herziening basisjaar401oordeel43 600
Sgestratificeerd PPS, SI, oordeelnaar aanleiding van signalen uit de markt318drempel22 800
UKoordeeljaarlijks646drempel    .120 000
ISoordeelbij iedere herziening basisjaar2 131oordeel.    13 738
Noordeeljaarlijks900oordeel    '45 000
* Met uitzondering van (gedvvongen) vervanging van artikelen wanneer deze niet meer worden verkocht.

** Met uitzondering van prijsnotcringen die worden gebruikt voor het meten van artikelen in verband met de


huisvesting. Bron: CBS


12.8.2. Vaststelling en handhaving van de doelsteekproef

Als eerste stap in het kader van het toezicht op de naleving van de regeling en om nader onderzoek naar de verruiming van de minimumnormen voor prijzen en voor de steekproeftrekking te initieren, is de lidstaten gevraagd hun "doelsteekproef' voor het GICP70 te beschrijven. Dit komt in wezen neer op het huidige steekproefplan voor het aantal prijzen dat vanaf januari 1997 voor de opstelling van de GICP's moet worden verzameld. De minimumnormen voor de prijzen verplichten de lidstaten hun doelsteekproef van maand tot maand te handhaven 71, terwijl de minimumnormen voor steekproeven verlangen dat de lidstaten de representativiteit van hun doelsteekproeven zo nodig verbeteren met het oog op de betrouwbaarheid en de vergelijkbaarheid van de GICP's72.

De lidstaten werd gevraagd voor ieder GlCP-subindexcijfer op 3-cijferniveau van de COICOP/GICP het totale aantal artikelen en het totale aantal prijswaarnemingen te geven. Ze moesten het aantal maandelijkse en minder frequente prijswaarnemingen opgeven. Ingevolge artikel 8 van de GlCP-verordening van de Raad moeten de prijzen voor het GICP ten minste eenmaal per maand worden verzameld. De Commissie (Eurostat) kan minder frequente prijswaarnemingen toestaan indien dit de vergelijkbaarheid van het GICP niet in gevaar brengt.

Voor het GICP wordt ongeveer 87% van de prijzen ten minste eenmaal per maand verzameld. In Griekenland, Italie en Portugal worden bepaalde artikelen, zoals vers fruit en verse groenten, tweemaal per maand of zelfs wekelijks verzameld. Voor de doelsteekproef liggen Belgie, Duitsland, Spanje en IJsland wat de maandelijkse prijswaarneming betreft dicht bij 100%, Zweden en het Verenigd Koninkrijk op 97%, Frankrijk en Noorwegen op 95% en Griekenland op 94%. Frankrijk breidde de maandelijkse prijsverzameling uit: in 1996 vonden 15700 waarnemingen maandelijks plaats tegen voordien ieder kwartaal, in 1997 gebeurde dit voor nog eens 8700 waarnemingen. Dit betekent dat er nu 16300 prijzen meer maandelijks worden verzameld. Ook Zweden veranderde de prijswaarneming vanaf januari 1997 voor diverse artikelen: maandelijks tegen voordien een-, twee- of viermaal per jaar.

Minder frequente prijswaarnemingen dan maandelijks vormen voor het GICP de uitzondering; dit geldt bij voorbeeld voor seizoenartikelen die slechts gedurende een aantal maanden beschikbaar zijn. Wei maken Nederland en Portugal frequent gebruik van voortschrijdende of roterende steekproeven waarbij iedere maand 1/x van het totale aantal prijzen voor een bepaald artikel wordt verkregen. Bovendien verzamelt Nederland de prijzen voor bijvoorbeeld de huren maar een keer per jaar. Beide lidstaten moeten kunnen aantonen dat deze behandeling niet tot onvergelijkbaarheid leidt.

Tabel 13 geeft het percentage maandelijkse en minder frequente prijswaarnemingen voor de doelsteekproeven in de lidstaten.

Tabel 13:

Maandelijkse en minder frequente prijswaarneming voor het GICP, overeenkomstig de

doelsteekproeven van de lidstaten
meer dan eens per maandmaandelijksWaargenomer om de andere maandprijzen in % ieder kwartaaltweemaal perjaareenmaal per jaar
B01000000
DK07701203
D01000000
EL38563201
E01000000
F0950500
IRL08701102
I305501500
L0910082
NL059236011
,A07202800
P104304601
FIN08411301
S0970300
UK0970300
IS01000000
N0950311

De meeste lidstaten hebben de gelegenheid te baat genomen om bij de invoering van het GICP hun steekproef te vergroten. Soms hebben ze artikelen toegevoegd of het aantal prijswaarnemingen vergroot om zo hun steekproef voor bepaalde subindexcijferg te verbeteren. Hiervoor waren nieuwe enquetes nodig, alsmede de schatting van historilsche prijzen en gewichten. Griekenland voegde meer dan 200 en Oostenrijk voegde 130 artikelen aan zijn doelsteekproef toe, die hierdoor respectievelijk 13% en 24% groter werd. De meeste lidstaten vergrootten ook het aantal prijswaarnemingen: Denemarken en Griekenland nemen 6% meer prijzen waar dan zij deden voor hun nationale ICP, Oostenrijk 14% en Luxemburg 22%. Tabel 14 geeft het aantal artikelen waarvoor prijzen worden verzameld en het totale aantal waargenomen prijzen per maand, alsmede het aantal toevoegingen voor het GICP.


biz. 57/66


Tab el 14:

Totaal aantal artikelen en prijswaarnemingen per maand voor de opstelling van het GICP, overeenkomstig de doelsteekproeven van de

lidstaten
Totat

artikelen
il aantal waarnemingenToevoegingen

artikelen
voor het GICP waarnemingen
B46191 98000
DK31 158-1 696
D784326 6154356
EL1 76633 687 ”2081 803
E119 143
F1 033171 0882 323
ERL42 37900
I601288 5531• 7
L2636 656211 190
NL16 239115 52200
A67853 4751306 605
P593103 691111 093
FIN39945 8704170
S30929 899327
UK686130 981' 273
IS2 13113 73800
N78147 85700

In het kader van het toezicht op de naleving van de regeling heeft de Commissie (Eurostat) voorts informatie nodig over de mate waarin de doelsteekproef thans in de lidstaten wordt gehandhaafd: hoeveel prijzen die volgens de doelsteekproef maandelijks moeten worden verzameld (of in uitzonderlijke gevallen minder vaak) ook werkelijk worden' waargenomen; welke procedures er worden gebruikt voor het schatten van de ontbrekende waarnemingen. Het handhaven van de steekproef is van wezenlijk belang omdat prijsveranderingen moeten worden gemeten en niet het prijspeil zelf. De steekproef moet zo zijn opgezet dat van referentiemaand tot referentiemaand van hetzelfde goed of van dezelfde dienst de prijs wordt opgetekend om zo bij een 'vast pakket' de verandering vast te stellen. Wanneer geen prijzen kunnen worden waargenomen, is het in eerste instantie van belang dat er goede schattingen worden verricht, terwijl het op lange termijn belangrijk is dat er goede vervangingen worden gevonden. Nu al is de vergelijkbaarheid van de GICP's verbeterd door de vaak gebruikte, maar ongeschikte procedure van de automatische overdracht van de laatst waargenomen prijs uit te bannen. Verdere verbeteringen worden verwacht van studies die de Commissie (Eurostat) in samenwerking met de lidstaten verricht naar goede grenswaarden voor het aantal geschatte prijzen en naar toelaatbare schattingsprocedures.

13. VERLOOP VAN DE PROCEDURE VOLGENS ARTTKEL 14 VAN VERORPENING

(EG) NR. 2494/95 VAN DE RAAP ("COMITOLOGIE")

Ingevolge artikel 145 van het EG-Verdrag "verleent de Raad, in de besluiten die hij neemt, de Commissie de bevoegdheden ter uitvoering van de regels die hij stelt. De Raad kan de

Dit heeft betrekking op een thcorctischc maand waarin van alle artikelen de prijzen worden verzameld, d.w.z. ook alle seizocnartikelen en alle artikelen waarvan de prijs. minder vaak dan maandelijks wordt verzameld.

uitoefening van deze bevoegdheden aan bepaalde voorwaarden onderwerpen    Deze

"voorwaarden" heeft de Raad algemeen gedefinieerd in Besluit 87/373/EEG tot vaststelling van de voorwaarden die gelden voor de uitoefening van aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden; de Commissie is verplicht een uit vertegenwoordigers van de lidstaten samengesteld comite te raadplegen, waarbij een van de in dit besluit omschreven procedures moet worden gevolgd. In ieder besluit van de Raad moet worden aangegeven in welke context welke procedure van toepassing is. In het algemeen wordt deze deelname van comites aan het uitvoeringsproces 'comitologie' genoemd.

In artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wordt voor de geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen vastgesteld volgens welke procedure de Commissie haar bevoegdheden voor de uitoefening van de in deze verordening neergelegde regels mag uitvoeren. Het bepaalt dat de Commissie wordt bijgestaan door het Comite Statistisch Programma (CSP), dat is opgericht bij Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad, en dat procedure Ilia (reglementeringscomite) uit Verordening (EG) nr. 87/373/EEG van de Raad moet worden gevolgd.

In de praktijk werkt de comitologie-procedure bij de opstelling van besluiten van de Commissie (tot dusverre verordeningen) ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad als volgt:

(a)    Indien Eurostat kan aantonen dat er sprake is van onvergelijkbaarheid of ziet dat er behoefte aan harmonisatie bestaat, wordt een eerste voorstel voor een verordening van de Commissie ingediend bij en besproken door een task force. Dit is een subgroep van de werkgroep bestaande uit statistici van de nationale bureaus voor de statistiek, de belangrijkste gebruikers, deskundigen op het gebied van prijsindexcijfers en een vertegenwoordiger van het CEIES73. Op basis van de conclusies van de task force stelt Eurostat een ontwerp-verordening op en legt deze aan de volledige werkgroep voor.

(b)    De werkgroep bespreekt de ontwerp-verordening en dient voorstellen in totdat

overeenstemming over de technische details mogelijk is.    ,

i

(c)    Eurostat zendt de ontwerp-verordening voor interdepartementaal overleg naar de Commissie. Alle relevante directoraten-generaal van de Commissie74 en de Juridische Dienst moeten er hun goedkeuring aan hechten.

(d)    Eurostat legt de ontwerp-verordening voor advies voor aan het CSP, dat als een reglementeringscomite van type Ilia met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen advies moet uitbrengen.

(e)    Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van de GlCP-verordening van de Raad zendt de Secretaris-generaal van de Commissie de ontwerp-verordening voor advies naar het EMI.

(f)    Als alle partijen zijn gehoord en de definitive tekst klaar is voor besluitvorming zendt

Eurostat de ontwerp-verordening ter goedkeuring naar het betrokken lid van de Commissie.    .

(g)    Nadat deze het voorstel heeft goedgekeurd, legt de Secretaris-generaal van de Commissie de ontwerp-verordening ter goedkeuring voor aan de Commissie (het college), dat uiteindelijke over de goedkeuring besluit.

(h)    Wanneer het ontwerp is goedgekeurd, wordt de verordening van de Commissie in het Publicatieblad bekendgemaakt.

Dankzij de medewerking van de lidstaten en de steun van de belangrijkste gebruikers, met name DGII en het EMI, is deze procedure volgens artikel 14 efficient gebleken en is zij steeds tot tevredenheid van alle partijen verlopen.

Als volgende stap is de Commissie (Eurostat) van plan alle uitvoeringsmaatregelen voor het GICP, die thans in diverse verordeningen en ontwerp-verordeningen van de Commissie zijn neergelegd, samen te voegen tot een geconsolideerde verordening van de Commissie. Aangezien in de eerste verordeningen voorlopige uitvoeringsmaatregelen en voorlopige minimumnormen werden neergelegd, was het in verband met de voortgang van het harmonisatieprogramma nodig dat iedere verordening ook weer werd gewijzigd. Dit zal ook in de toekomst het geval zijn, waardoor toepassing ervan nogal verwarrend is. Door de consolidatie, die dient plaats te vinden nadat de belangrijkste verordeningen door de Commissie zijn goedgekeurd, wordt het wettelijk kader vereenvoudigd.

BIJLAGE

In punt 12.4. is al gezegd dat in tabel 15 voor elke lidstaat de gewichten worden gegeven voor ieder GlCP-subindexcijfer. De gewichten, die zijn gebaseerd op de referentieperiode voor het gewicht van elke lidstaat, zijn omgerekend voor het gemiddelde prijspeil van 1996.

In de tabel wordt onderscheid gemaakt tussen echte en afgeronde gewichten nul. Een echt gewicht nul wordt als":" weergegeven; dit betekent dat het desbetreffende subindexcijfcr geen deel uitmaakt van het GICP van de lidstaat. Een afgerond gewicht nul wordt weergegeven als "0,0"; dit betekent dat het desbetreffende subindexcijfer wel deel uitmaakt van het GICP \ar. de lidstaat, maar dat het gewicht minder bedraagt dan 1/1000 en afgerond op nul uitkomt

Voor de volgende subindexcijfers hanteerden de lidstaten andere definities dan die m Verordening (EG) nr. 2214/96 van de Commissie, wat in tabel 15 wordt aangeduid met ccn "d":

• Denemarken:

04.5.5.:    Het gewicht voor 'warm .water, stoom en ijs' omvat de 'vaste brandstoffen',

waarvan het gewicht minder bedraagt dan 1/1000.

• Finland:

04.1.:    Het gewicht voor de 'werkelijke woninghuur' omvat de uitgaven voor

verwarming, water, warmwatervoorziening en ophalen van huisvuil. De huur en de lasten kunnen noch in het indexcijfer noch in het gewicht worden uitgesplitst.

• Zweden:

04.1.:    Het gewicht voor de 'werkelijke woninghuur' omvat de uitgaven voor

elektriciteit, gas, water, warmwatervoorziening en ophalen van huisvuil. De huur en de lasten kunnen noch in het indexcijfer noch in het gewicht worden uitgesplitst.    ,

04.5.5.:    Het gewicht voor 'warm water, stoom en ijs' omvat blokverwarming.

09.1.8.:    Het gewicht voor 'huisdieren' heeft alleen betrekking op diervoeders.

Voor de volgende subindexcijfers gebruikten de lidstaten speciale schattingsprocedures voor

de afleiding van het gewicht; in tabel 15 zijn deze gewichten aangeduid met een 'e':

• Portugal:

09.1.3. en 09.1.4.: De gewichten voor 'gegevensverwerkende apparatuur' en 'andere grote duurzame goederen voor recreatie en cultuur' zijn schattingen gebaseerd op het budgetonderzoek.

12.4.2.A en 12.4.4.A: Het brutogewicht voor "verzekering in verband met de woning:

inboedelverzekering" en voor 'verzekering in verband met het vervoer: autoverzekering' is ontleend aan het budgetonderzoek. Het nettogewicht is geschat met behulp van gegevens van toezichthoudende autoriteiten op verzekeringsgebied: premies en aanspraken op vergoeding in verband met onderhoud en reparaties.

• Finland:

• 02.1.1., 02.1.2. en 02.1.3.: De uitsplitsing van het gewicht voor alcoholhoudende dranken in 'gedistilleerde dranken', 'wijn' en 'bier' is geschat aan de hand van gegevens van het Finse alcoholmonopolie ALKO over het aandeel in de consumptie.

.    ALKO levert ook het indexcijfer voor alcoholhoudende dranken:.een indexcijfer

voor alle alcoholprijzen.    '

04.1., 04.3.2., 04.4.A en 04.5.1.: De gewichten voor 'werkelijke woninghuur', 'diensten in verband met normaal onderhoud en reparatie van de woning', "overige diensten in verband met de woning" en 'elektriciteit' zijn geschat aan de hand van de huisvestingsstatistiek van het Finse bureau voor de statistiek. Aangezien in het budgetonderzoek een andere classificatie wordt gebruikt, kunnen hieraan geen gewichten worden ontleend.

12.4.2.A en 12.4.4.A: Het nettogewicht voor "verzekering in verband met de woning:

inboedelverzekering" en voor 'verzekering in verband met het vervoer: autoverzekering' wordt geschat door de waarde van de vergoedingen door de verzekeringsmaatschappijen af te trekken van het in het nationale ICP gebruikte brutogewicht.

• Zweden:    •

04.5.5.:    Het gewicht voor 'warm water, stoom en ijs' is geschat op basis van de door

het Zweedse bureau voor de statistiek geproduceerde energiestatistiek.

• Verenigd Koninkriik:

07.1.1., 07.2.1. en 07.2.3.: De gewichten voor "nieuwe en tweedehands auto's", 'delen en toebehoren' en 'onderhoud en reparatie' zijn gelijk aan de op basis van het budgetonderzoek berekende gewichten plus een gedeelte van de gewichten voor

verzekering, die overeenkomen met de rechtstreeks door de verzekeringsmaatschappijen betaalde uitkeringen.

09.1.1., 09.1.2., 09.1.3. en 12.2.: De gewichten voor ’'audio- en video-opname- en -weergaveapparatuur", "foto- en filmapparatuur en optische instrumenten”, * "gegevensverwerkende apparatuur" en "artikelen voor persoonlijk gebruik, n.e.g." zijn gelijk aan de op basis van het budgetonderzoek berekende gewichten plus een gedeelte van de gewichten voor verzekering, die overeenkomen met de rechtstreeks door de verzekeringsmaatschappijen betaalde uitkeringen.


biz. 62/66


Tabel 15:

Gewichten van de subindexcijfers van het GICP in %o (voor het gehele jaar 1996)
BDKDELEFIRLILNLAPFINSUKISN
01.VOEDINGSMIDDELEN EN ALCOHOLVRIJE DRANKEN204,5173,7154,1231,7275,4192,7195,7197,4162,0170,5143,3295,0164,0179,8149,0203,6172,6
01.1.Voedingsmiddelen184,7155,9136,0221,8262,3180,3181,0187,3146,0156,7129,3287,2149,3163,1137,0178,1156,3
01.1.1.Brood en granen35,720,428,030,136,326,735,925,625,430,422,944,030,128,525,033,518,3
01.1.2.Vlees58,747,238,556,475,462,952,055,349,142,239,186,434,737,134,040,338,9
01.1.3.Vis13,24,94,316,335,212,84,512,37,74,02,839,16,49,56,08,810,7
01.1.4.Melk, kaas en eieren24,525,621,036,835,627,328,831,219,928,122,135,330,627,921,037,030,4
01.1.5.Olien en vetten5,65,04,619,217,66,77,08,65,34,45,526,55,35,94,04,64,5
01.1.6.Fruit12,98,710,619,126,413,89,118,611,713,88,420,712,011,49,011,511,7
01.1.7.Groenten, incl. aardappelen en andere knollen17,016,912,222,724,814,921,125,613,918,212,524,912,618,419,013,814,2
01.1.8.Suiker, jam, honing, stroop, chocolade en suikenverk13,218,511,514,68,112,513,39,29,611,111,68,614,520,912,020,116,2
01.1.9.Voedingsmiddelen n.e.g.3,88,75,26,72,92,79,20,93,44,44,41,73,13,57,08,711,5
01.2.Alcoholvrije dranken19,917,818,19,913,112,4- 14,7
10,116,013,913,97,814,716,612,025,416,1
01.2.1.Koffie, thee en cacao5,16,06,83,86,55,14,85,06,76,25,84,16,36,24,05,54,6
01.2.2.Mineraahvater, frisdranken en vruchtensappen14,811,811,36,06,67,39,85,19,37,78,23,78,410,58,019,911,5
02.ALCOHOLHOUDENDE DRANKEN EN TABAK    U V '37,959,450,939,331,846,180,330,229,135,239,245,392,262,269,039,035,1
02.1.Alcoholhoudende dranken23,829,524,76,611,524,828,911,318,219,420,226,355,636,435,020,917,5
02.1.1.Gedistilleerde dranken3,43,23,42,62,15,411,52,61,85,03,81,822,le12,710,09,13,9
02.1.2.Wijn13,810,16,41,76,217,38,57,311,77,08,322,110,Oe12,215,04,05,3
02.1.3.Bier6,616,215,02,33,22,19,01,54,77,48,12,423,5e11,410,07,88,2
02.2.Tabak14,129,926,232,620,321,351,418,810,915,719,019,036,625,934,018,117,8
03.KLEDINGEN SCHOEISEL87,360,083,8121,7114,474,768,5117,5117,375,482,4103,677,469,066,071,069,4
03.1.KIcding71,851,070,995,392,360,353,294,994,760,970,378,565,457,954,057,658,0
03.1.1.Kledingstoffen1,10,70,71,33,30,60,51,10,32,61,42,03,21,31,21,2
03.1.2.Bovenkleding    .66,646,564,585,684,252,849,683,090,452,762,871,359,052,949,050,453,2
03.1.3.Andere kledingartikelen en klcdingtocbchoren2,62,43,05,73,65,10,61,81,34,53,53,82,83,34,04,02,7
03.1.4.Stomerijen, reparatie en verhuur van klcding1,51,42,82,81,21,82,59,02,71,02,61,40,50,41,02,01,0
03.2.Schoeisel en schocnreparatics15,69,012,9-26,522,114,415,222,622,614,612,125,112,011,112,013,411,4
04.HU1S VESTING, WATER, ELEKTRICITEIT, GAS EN ANDERE BRANDSTOFFEN156,1194,6202,7140,4112,0138,7125,699,5132,7187,4137,673,1135,2208,9131,0114,9184,5
04.1.Werkelijke woninghuur60,391,599,643,914,563,018,525,756,299,156,317,842,5de129,5d54,029,867,6


page 63/66

BDKDELEFIRLILNLAPFINSUKISN
04.3.Nomiaal onderhoud en reparatie van de woning19,222,911,522,940,518,51,013,621,422,420,710,926,30,918,014,242,7
04.3.1.Producten voor nomiaal onderhoud en reparatie van de vvoning13,812,16,49,127,32,90,51,812,412,510,42,51,00,98,011,817,6
04.3.2.Diensten in verband met normaal onderhoud en reparatie van de woning5,410,85,213,813,315,60,5d11,79,010,010,28,425,3e10,02,424,9
04.4.AOverige diensten in verband met de woning10,313,337,219,024,910,23,119,811,111,710,76,820,6e9,414,025,414,3
04.5.Elcktriciteit, gas en andcrc brandstoffen66,266,954,354,732,047,0102,940,444,054,249,937,645,769,145,045,760,0
04.5.1.Elektriciteit43,625,926,524,820,126,721,515,620,254,223,123,838,5e44,322,020,853,8
04.5.2.Gas10,77,67,12,37,710,84,718,010,16,910,50,20,520,0
04.5.3.Vloeibare brandstoffen10,615,17,423,94,26,98,26,812,86,75,57,31,04,5
04.5.4.Vaste brandstoffen1,4; 3,13,70,617,00,97,83,31,52,01,5
04.5.5.Warm water, stoom en ijs18,3d10,32,051,4d5,317,0de24,90,1
05.STOFFERING, HUISHOUDELIJKE APPARATEN EN DAGELIJKS ONDERHOUD VAN DE WONING91,765,878,989,364,774,160,099,8120,396,098,578,864,764,089,074,185,4
05.1.Meubelen, stoffering en decoratie, vloerbedekking en reparatie hiervan30,223,533,416,616,924,918,835,055,937,042,729,020,228,937,028,830,3
05.1.1.Meubelen en stoffering .27,719,327,014,515,222,56,533,451,628,939,225,715,325,427,026,827,5
05.1.2.Vloerbedekking2,53,46,22,10,41,72,91,64,38,13,52,44,93,510,00,32,8
05.1.3.Reparatie van meubelen, stoffering en vloerbedekking0,80,21,40,79,4d0,91,7
05.2.Huishoudtextiel8,56,76,515,45,67,64,412,710,411,610,37,77,86,56,010,77,4
05.3.Verwarmingsapparatuur, kooktoestellen, koelkasten, wasmachines en andere grotc huishoudelijke apparaten, incl. installatie en reparatie17,112,312,810,810,813,08,810,613,510,620,015,912,68,413,012,017,2
05.3.1/2Grote huishoudelijke apparaten, al dan niet elektrisch, en kleine elektrische huishoudelijke apparaten14,410,612,19,59,411,58,39,813,29,917,710,111,47,411,011,415,8
05.3.3.Reparatie van huishoudelijke apparaten2,71,70,71,31,51,50,50,80,30,82,35,81,21,12,00,61,3
05.4.Vaat- en glaswerkcn huishoudelijke artikelen5,46,75,89,23,98,84,35,84,56,87,05,07,55,17,06,25,2
05.5.Gcreedschappen en werktuigen voor huis en tuin6,04,08,4-2,12,03,45,2M7,25,14,1w5,05,09,03,98,7
05.6.Goederen en diensten voor het dagclijks onderhoud van de woning24,512,612,035,225,416,418,534,328,824,914,419,911,610,117,012,516,7


page 64/66

BDKDELEFIRLILNLAPFINsUKISN
05.6.1.Niet-duurzame huishoudproducten13,68,68,525,516,011,512,818,013,111,710,411,69,210,19,011,114,3
05.6.2.Huishoudelijke diensten en diensten in verband met het onderhoud van de woning10,94,03,69,89,44,95,716,315,713,23,98,32,58,01,42,4
06.AGEZONDHEID: - door de consument betaalde goederen die niet worden vergoed8,77,48,511,98,44,86,016,02,87,64,15,611,212,17,09,27,1
07.VERVOER135,1179,7173,1125,6145,6191,4117,0126,8160,9159,3148,0178,1192,8177,3152,0186,5201,8
07.1Aankoop van voertuigen58,963,883,140,657,544,843,741,382,566,851,372,085,544,157,063,370,3
07.1.1.Nieuwe en tweedehandse auto's54,658,679,038,854,043,242,137,177,460,645,368,978,842,655,Oe60,365,7
07.1.2/3Motorfietsen en fietsen.4,35,24,01,83,51,61,74,25,16,26,03,16,81,52,03,04,6
07.2.Gcbruik van privc-vocrtuigcn68,382,673,568,072,1118,457,463,570,868,282,788,178,5101,576,098,790,9
07.2.1.Delen en toebehoren5,411,66,012,34,531,95,42,85,76,84,87,010,917,08,0e12,78,7
07.2.2.Brandstoffen en smeermiddelen40,632,436,339,644,549,143,527,532,237,139,031,052,653,540,060,552,8
07.2.3.Onderhoud en reparatie19,735,322,711,217,527,96,928,128,517,432,046,710,125,221,0e15,515,9
07.2.4.AAndere diensten in verband met prive-voertuigen2,63,38,55,05,69,51,65,14,46,97,03,45,05,87,010,013,5
07.3.Vervoersdiensten7,933,316,617,016,028,215,921,97,624,314,118,028,731,719,024,540,6
07.3. l.APersonenvervoer per spoor4,12,83,20,32,17,51,93,10,99,23,31,65,54,27,05,5
07.3.2.APersonenvervoer over de weg2,510,40,87,312,36,810,06,71,38,86,25,110,93,09,09,612,5
07.3.3.APersonenvervoer door de-lucht5,10,72,71,45,81,72,41,94,71,55,06,52,013,913,0
07.3.4.APersonenverv'oer over zee of over binnenwateren3,70,82,00,20,40,31,31,30,04,34,11,01,04,5
07.3.5.AAndere aankopen van vervoersdiensten1,80,50,80,80,32,70,50,30,01,60,4
07.3.6.AGecombineerde biljetten1,39,510,63,96,91,75,83,04,58,23,113,45,2
08.COMMUNICATIE23,723,119,522,315,820,221,217,817,024,622,412,0116,929,121,015,721,1
08.1.Communicatic23,723,119,522,315,820,221,217,817,024,622,412,016,929,121,015,721,1
08.1.1.Posterijen1,21,92,70,30,43,01,43,31,53,21,70,11,74,52,01,81,4
08.1.2/3Telefoon- en faxtoestellen en telefoon-, telegraaf- en faxdiensten22,521,216,822,015,517,219,814,515,521,520,711,915,224,619,013,919,7
09.RECREATES EN CULTUUR124,8100,1108,749,569,388,2124,982,8137,6139,3113,038,8123,5108,2130,0143,5140,9
09.1.Apparateii en toebehoren, incl. reparatie43,546,046,216,024,140,240,643,545,954,948,715,451,652,646,045,152,8
09.1.1.Audio- en video-opname- en -weergave-    '

apparatuur
6,810,29,21,16,47,68,513,18,69,68,87,09,39,08,0e7,411,6
09.1.2.Foto- en filmapparatuur en optische instrumenten1,20,63,8_ 2,60,90,90,51,84,82,31,81,03,72,55,0e2,21,8
09.1.3.Gegevensvervverkende apparatuur4,93,72,80,61,20,20,61,53,81,12,50,7e1,82,35,0e5,13,6
09.1.4.Andere grote duurzame goederen voor recreatie en cultuur2,72,42,20,11,51,64,53,56,52,30,4e9,05,41,68,3


page 65/66

*BDKDELEFIRLILNLAPFINSI/KisN
09.1.5.Spellen, speelgoed en hobby's, sport- en kampeerartikelen, artikelen voor recreate in de open lucht6,510,111,55,25,89,95,78,25,88,910,92,513,09,08,013,010,7
09.1.6.Dragers voor het opnemen van beeld en geluid6,05,23,62,05,38,82,93,63,86,64,42,32,95,64,05,25,9
09.1.7.Tuinartikelen8,17,08,82,61,26,85,86,99,410,410,06,910,96,06,66,9
09.1.8.Huisdieren6,05,32,50,91,02,53,33,65,08,16,24,42,9d9,02,11,9
09.1.9.Reparatie van apparaten en toebehoren voor recreatie en cultuur1,31,51,70,92,52,011,7d0,41,21,41,91,50,65,21,02,12,2
09.2. ADicnsten op het gebied van recreatie en cultuur27,725,124,411,317,524,729,417,121,634,029,19,719,623,434,046,635,8
09.3.Krantcn, bockcn en schrijfwaren22,116,421,419,719,921,924,322,120,134,018,410,530,422,720,027,332,0
09.4.Pakkctrcizen31,412,616,82,67,81,430,6l50,016,416,83,222,09,530,024,520,2
10.AONDERWIJS - gewoonlijk betaald door de consumenten in de Lid-Staten*3,34,613,71,23,76,08,63,43,03,90,81,7n*o1,8
11.HOTELS, CAFES EN RESTAURANTS70,666,968,490,4117,891,2156,9119,563,648,6157,4121,780,447,7127,064,845,4
11.1.Catering65,459,552,384,2111,971,3153,689,659,739,8114,8119,573,143,4123,061,040,4
11.1.1.Restaurants en cafes61,159,546,880,3109,154,7144,884,956,337,0107,9111,472,737,0116,051,837,0
11.1.2Kantines4,35,53,92,816,68,84,73,42,86,98,10,46,47,09,23,3
11.2.Accommodatic5,27,416,16,25,919,93,430,03,98,842,62,27,34,34,03,85,0
12.DIVERSE GOEDEREN EN DIENSTEN59,566,046,964,343,574,237,984,153,353,150,247,240,540,048,077,735,0
12.1.Lichaamsverzorging29,419,924,524,125,731,125,639,329,625,227,430,623,918,826,033,824,3
12.1.1.Kapsalons en schoonheidsinstituten13,17,810,73,89,711,411,721,313,210,610,515,09,96,87,014,69,8
12.1.2.Toestellen, artikelen en producten voor lichaamsverzorging16,312,113,820,216,019,713,918,016,414,616,915,614,012,019,019,114,5
12.2.Artikelen voor persoonlijk gebruik, n.e.g.6,98,59,410,55,713,95,330,310,98,812,710,89,99,29,0e7,15,4
12.4.AVcrzekcring8,73,55,711,64,011,72,51,85,59,87,05,33,77,3' 6,06,65,3
12.4.2.AVerzekering in verband met de woning: inboedelverzekering1,21,32,30,50,55,10,60,53,52,70,6el,4e2,82,02,5U
12.4.4.AVerzekering in verband met het vervoer: autoverzekering    -7,62,23,411,13,46,61,91,85,06,34,44,7e2,3e4,54,04,14,1
12.5.ABankdicnstcn n.c.g.3,520,42,0l0,17,01,13,20,30,32,10,20,91,52,013,8:
12.6.AAndere dicnsten n.e.g.11,013,75,318,18,110,53,49,57,09,01,00,32,23,15,016,4:

ISSN 0254-1513

COM(98) 104 def.
DOCUMENTEN

NL

10 11 09 17

Catalogusnummer : CB-CO-98-133-NL-C

ISBN 92-78-31768-3

Bureau voor officiele publikaties der Europese Gemeenschappen L-2985 Luxemburg

1

Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad, PB nr. L 257 van 27.10.1995, biz. 1.

2

PB nr. L 229 van 10.9.1996, biz. 3, en PB nr. L 296 van 21.11.1996, biz. 8.

3

Europees indexcijfer van de consumptieprijzen (EICP).

4

Indexcijfer van de consumptieprijzen voor de Monetaire Unie (MUICP).

5

Zie artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie en artikel 3, lid 4, van de ontwerp-verordening van de Commissie inzake minimumnormen voor de kwaliteit van GlCP-gewichten.

6

Zie ook punt 6.2.7.

7

Zie punt 6.1.

8

Zie voor nadere c punt 12.2.2.

9

Zie ook punt 8.1.

10

Zie voor nadere gegevens punt 12.5.

11

Zie voor nadere gegevens over de doelsteekproeven punt 12.8.2.

12

Zie ook punt 8.2.

13

Zie voor nadere gcgevens over de doclsteekproeven punt 12.8.2.

14

Zie ook punt 6.2.1.

15

Liechtenstein en Zvvitserland berekenen geen GICP.

16

Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk verstrekken geen subindexcijfers voor 1995.

17

Zie voor een toclichting de punten 6.2.5. en 12.6.

18

De voorlopige indexcijfers zijn beschikbaar van januari 1994 tot en met decembcr 1996 voor alle

19

EU-lidstaten, IJsland, Noorwegcn en Zvvitserland.

20

Voorlopige indexcijfers, zie ook punt 6.1.

21

Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italie. Zie ook punt 6.2.1.

22

Zie de punten 6.2.1 en 6.2.7.

23

Zie ook punt 12.2.3.

24

Zie ook punt 10.2.

25

Zie voor nadcre gegevens punt 12.2.3.

26

Zie voor nadere gegevens de punten 12.3. en 12.4.

27

Behalve voor Oostenrijk, waar het nationale ICP betrekking heeft op de uitgaven van ingezetenen op het eigen grondgebied, terwijl het GICP ook de uitgaven van buitenlandse bezoekers omvat ("binncnlands begrip”).

28

Zie ook punt 8.1.

29

Het gecombineerde gewicht van deze uitbreidingen wordt gegeven in punt 12.2.3.

30

De kandidaat-lidstaten zijn: Bulgarije, Cyprus, Tsjechische Rcpubliek, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenie, Slowaakse Republiek en Slovenie.

31

Het wettelijk kader dat voor de lidstaten van de Europese Unie geldt.

32

Zic ook punt 6.2.1.

33

Zie voor meer gegevens de punten 6.2. en 12.

34

Het Bureau of Labor Statistics is verantvvoordelijk voor het berekenen van het ICP van de Verenigde Staten.

35

Zie ook punt 8.1.

36

Zie ook punt 8.1.

37

Zie ook punt 4.

38

"Versing over de convergentie in de Europese Unie in 1996" - COM(96)560 def., gepubliceerd in Europese Economic, supplement A, nr. 1 - januari 1997    -

39

Zie ook punt 5.

40

Zie ook punt 2.

41

Met uitzondering van Zwitserland dat wel een voorlopig indexcijfer opstelde, maar geen GICP.

42

Zie punt 6.1.

43

Zie ook de punten 8.1. en 10.2.

44

De referentie-uitgaven zijn de totale uitgaven die door het nationale ICP van de betrokken lidstaat worden bestreken en waarvan het gevvicht op 1000 is gesteld. Voor het voorlopige indexcijfer en de opgenomen dan wel buiten beschouwing gelaten categorieen zijn dezelfde gewichten gebruikt als voor de opstelling van het indexcijfer van januari 1996.

45

Zie punt 6.2. en voor nadere informatie over de beschikbare gegevens punt 6.4.

46

Zie ook punt 6.2.1.

47

   De referentie-uitgaven zijn de totale uitgaven die door het GICP worden bestreken en waarvan het gewicht op 1000 is gesteld. De GICP's van de lidstaten zijn ontleend aan de nationale ICP's die gebruik maken van uitcenlopende referentieperiodes voor het gewicht, de prijs en het indexcijfer en waarvan de gewichten met een uiteenlopende frequentie worden bijgewerkt. Om ervoor te zorgen dat de gewichten van de lidstaten vergelijkbaar zijn, ook voor de aggregatie tot het EICP, werd 1996 als nieuw referentiejaar vastgesteld (gemiddeld prijsniveau voor het jaar).

48

   Zie punt 8.1.

49

Zie ook punt 8.2.

50

Zie voor naderc gegevcns punt 12.4.

51

Zie ook punt 6.2.8.

52

Zie de punten 6.2.1. en 6.2.7.

53

Zic ook punt 6.4.

54

Zie voor een toelichting punt 6.2.8. en 12.3.2.

55

Zic punt 8.2.

56

Zic voor nadcre gegevens punt 12.3.2.

57

Zie ook punt 6.2.2.

58

Zie ook punt 6.2.5.

59

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad.

60

De schattingen voor 1995 zijn gecorrigeerd om rekening te houden met hct effect van de formulewijziging, zie ook punt 6.4.

61

Zie ook punt 6.2.3.

62

Cocflicienten van een regressicmodel, waarbij de prijs wordt gerelateerd aan een aantal kenmerken van het artikel, worden gebruikt als schattingen van de waarde van het kwaliteitsvcrschil tussen het oude en het nieuwe artikel.

63

Het prijsverschil tussen het oude en het nieuwe artikel in de overlappingsperiode, die als marktwaardering wordt aangemerkt, wordt gebruikt als schatting van de waarde van het kwaliteitsverschil tussen de twee elkaar opvolgende artikelen.

64

De prijzen die in rekening worden gebracht voor kenmerken van het nieuwe artikel die bij het oude artikel nog facultatief zijn, worden gebruikt als schattingen voor de waarde van het kwaliteitsverschil tussen het oude en het nieuwe artikel.

65

Het bedrag dat het meer kost om het nieuwe in plaats van het oude artikel te produceren wordt gebruikt als de geschatte waarde voor het kwaliteitsverschil tussen het oude en het nieuwe artikel.

66

Het prijsverschil tussen het oude en het nieuwe artikel wordt toegerckend op basis van het prijsverschil met de andere artikelen die tot dezelfdc grocp behoren. De waarde van de aanpassing wegens kwaliteitskwijziging tussen het oude en het nieuwe artikel wordt daarom geschat als het vcrschil tussen de prijs van het oude artikel en de toegerekende prijs.

67

Zie ook punt 6.2.6.

68

Een varieteit is een gedetailleerdere omschrijving van een specifiek artikel, d.vv.z. een goed of een dienst die door de prijsvcrzamclaar in een verkooppunt is gcsclecteerd op basis van de door het nationale bureau voor de statistiek vcrstrckte spccificatie van het product.

69

650 vanaf de bijwerking van het indexcijfer eind 1997.

70

In overeenstemming met artikel 9, sub f), van Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie.

71

Zie ook punt 6.2.4.    .

72

Zie ook punt 6.2.6.

73

   Comite inzake statistische informatie op economisch en sociaal gebied.

74

   Secretariaat-Generaal, DG II, DG V, DG IX, DG X, DG XV, DG XIX, DG XX, DG XXIII en DG

XXIV.    .