Artikelen bij COM(2000)50 - "De betrekkingen tussen Indonesië en de EU nauwer aanhalen"

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2000)50 - "De betrekkingen tussen Indonesië en de EU nauwer aanhalen".
document COM(2000)50 NLEN
datum 2 februari 2000
Avis juridique important

|
52000DC0050

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement 'De betrekkingen tussen Indonesië en de Europese Unie nauwer aanhalen' /* COM/2000/0050 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT 'DE BETREKKINGEN TUSSEN INDONESIË EN DE EUROPESE UNIE NAUWER AANHALEN'

1. Inleiding

2. politieke dialoog

2.1 Indonesië's rol in de betrokken regio

2.1.1 Een sleutelrol in de regio Azië-Stille-Oceaangebied

2.1.2 Toekomstige relatie met Oost-Timor

2.2 Mensenrechten

2.3 Begrippen als democratie, rechtsstaat en goed bestuur verankeren

2.3.1 Constitutionele hervormingen

2.3.2 De rol van de strijdkrachten

2.3.3 Rechtsstaat, wettelijke en institutionele hervormingen en toegang tot de justitie

2.3.4 Het gerechtelijk stelsel en het wettelijk en bestuursrechtelijk kader

2.3.5 Goed bestuur

2.4 Stabiliteit en samenhang in Indonesië

2.4.1 Behoud van Indonesië's samenhang

2.4.2 Een verdraagzame samenleving

3. Economische en commerciële betrekkingen

3.1 Handel

3.1.1 Multilaterale handel

3.1.2 Bilaterale handel

3.1.3 Systeem van algemene preferenties (SAP)

3.2 Herstel van de crisis

3.2.1 De uitdagingen van het economisch herstel

3.2.2 De rol van de internationale financiële instellingen (IFI's)

3.2.3 Toekomstig investeringsbeleid

3.3 De economie herstructureren

3.3.1 Goed bestuur

3.3.2 Hervorming van hte bankwezen

3.3.3 Economische voorschriften

4. Duurzame ontwikkeling

4.1 Sociale ontwikkeling - achtergrond

4.2 Bestrijding van de armoede

4.3 Bevordering van betere milieuprestaties

4.4 Bosbouw en milieu

4.4.1 Bosbouw en EU-optreden

5. Toekomstige aanpak

5.1 Politieke en veiligheidsproblemen

5.2 Economische en commerciële betrekkingen

5.3 Verbetering van het profiel van de EU in Indonesië

5.3.1 Een dialoog met de overheid aanknopen

5.3.2 De zichtbaarheid van de EU in Indonesië bevorderen

5.4 De steun op ontwikkelingsdoeleinden richten


1. Inleiding

De EU onderhoudt nu al dertig jaar betrekkingen met Indonesië. Als een van de stichters van de ASEAN, was Indonesië betrokken bij de ASEAN-EU-dialoog, die op de eerste ministersvergadering tussen deze beide partijen in 1978 op gang werd gebracht, terwijl dit land ook een van de ondertekenaars van de samenwerkingsovereenkomst EG-ASEAN van 1980 was. In ASEAN-verband heeft Indonesië een uiterst belangrijke rol gespeeld, maar het Oost-Timor-probleem heeft de relatie van de EU met Indonesië en, daardoor ook, met de ASEAN, jarenlang belemmerd. Door het feit dat Indonesië van zijn territoriale aanspraken heeft afgezien, is er thans echter een nieuwe situatie ontstaan, waardoor de EU een andere, meer algemene kijk op Indonesië en de relatie van dit land met de Unie kan krijgen.

Ook is Indonesië recentelijk tot de meest verregaande verandering in zijn geschiedenis als onafhankelijk land overgegaan, door vrije, eerlijke verkiezingen voor een democratische regering te houden.

Het is dan ook tijd om de EU te bevestigen als een van de essentiële partners van Indonesië, dat qua inwonertal het vierde land ter wereld is, de grootste moslimbevolking heeft en in strategisch opzicht een sleutelrol speelt in de betrokken regio. Stabiliteit in Indonesië is belangrijk voor deze regio en dit land heeft het potentieel om een uiterst belangrijke rol te spelen bij de bevordering van vrede, stabiliteit en democratische waarden in Azië. In de afgelopen tientallen jaren en tot aan de recente economische crisis had dit land indrukwekkende vooruitgang geboekt met zijn economische ontwikkeling, een vermindering van de armoede en een verbetering van de maatschappelijke omstandigheden. Europa heeft reeds hechte banden met Indonesië op het gebied van handel, investeringen en zaken, maar die banden zouden nog nauwer kunnen worden aangehaald. Indonesië zal in de toekomst zelfs nog meer mogelijkheden te bieden hebben.

In deze mededeling wordt nagegaan hoe de EU de regering en het volk van Indonesië kan helpen, op hun meest dringende uitdagingen op politiek, sociaal, ontwikkelings- en milieugebied in te gaan en een hernieuwde, meer intensieve relatie met allerlei facetten met een steeds democratischer Indonesië op te bouwen.

Wanneer de EU van deze gelegenheid gebruik maakt, moet zij naar behoren aandacht schenken aan de bevordering van verbeteringen op het stuk van mensenrechten: een allereerste voorwaarde voor zowel een democratische samenleving als duurzame ontwikkeling.

2. Politieke dialoog

2.1. Indonesië's rol in de betrokken regio

2.1.1. Een sleutelrol in de regio Azië-Stille-Oceaangebied

Indonesië speelt een sleutelrol in de regio Azië-Stille-Oceaangebied. Europa zou ernaar moeten streven om zowel bilateraal overleg als regionale samenwerking te bevorderen. Indonesië speelt ook een doorslaggevende rol bij het ASEAN-proces, niet alleen omdat dit land het grootste lid van deze organisatie is, maar ook wegens het van oudsher bestaande respect voor Indonesië's internationale standpunt, in het bijzonder bij de beweging van niet-gebonden landen. Ook Indonesië's betrekkingen met Japan, China en Australië zijn van invloed op ASEAN's relatie met deze landen.

De relatie tussen de EU en Indonesië heeft zich ontwikkeld in het kader van het EU-ASEAN-partnerschap. Indonesië was ook een belangrijke partner bij de ASEM. Het 'ASEAN Regional Forum' (ARF), waarvan ook de EU lid is, is een kader voor de bespreking van veiligheidsvraagstukken.

In het verleden is de dialoog tussen de EU en Indonesië ter behartiging van gemeenschappelijke belangen in deze fora vrij beperkt gebleven in vergelijking met het contact met andere ASEAN-leden, zoals Thailand en Singapore. De verandering aan de top in Indonesië opent nieuwe mogelijkheden voor dialoog over:

- de bevordering van veiligheid in deze regio, zoals bijvoorbeeld in de Zuid-Chinese Zee; een versterking van het ARF; kleine wapens;

- een verbetering van de EU-ASEAN-Dialoog: de hervatting van de politieke dialoog tussen de EU en de ASEAN dient positief door alle ASEAN-leden te worden gesteund om ervoor te zorgen dat dit tot zinvolle discussies over de belangrijkste onderwerpen leidt;

- de bevordering van begrippen als democratie en mensenrechten in de betrokken regio: Indonesië is een van de leden van ASEAN die tot het huidige streven naar democratie en aandacht voor mensenrechten bijdragen. De EU zou de prikkel die deze leden tot een meer open politieke dialoog binnen de ASEAN kunnen geven, moeten steunen. Aangezien Indonesië in het verleden als een voorbeeld voor Birma werd beschouwd, dienen gunstige ontwikkelingen in Indonesië te worden aangewend om meer democratie en respect voor mensenrechten in Birma te bevorderen.

2.1.2. Toekomstige relatie met Oost-Timor

Een van de meest dringende onderwerpen waarmee de EU zich zou moeten bezighouden is de totstandbrenging van een vreedzaam partnerschap tussen Indonesië en Oost-Timor, waarmee beide partijen akkoord gaan. Open grenzen en vrijhandelsverkeer tussen Oost- en West-Timor zijn belangrijk voor de toekomstige ontwikkeling van de beide delen van dit eiland. Er zijn veelbelovende tekenen dat dit mogelijk is: het bezoek van Xanana Gusmao aan Jakarta en de verzoenende woorden over en weer. De langzame vooruitgang die er met de repatriëring van de Oost-Timorese vluchtelingen vanuit West-Timor wordt geboekt en het onderzoek naar de schendingen van de mensenrechten op Oost-Timor, zijn echter minder bemoedigend. Wat het eerste aspect betreft, wordt de samenwerking met de Indonesische overheid beter en het is te hopen dat deze moeilijke situatie tegen eind februari is opgelost, zoals de Indonesische regering heeft beloofd. Het welslagen van het laatste aspect zal grotendeels afhangen van de samenwerking tussen de onderzoekscommissie van de VN en de Indonesische commissie voor mensenrechten (KomNasHAM).

2.2. Mensenrechten

De overgangsregering Habibie had reeds hervormingen op gang gebracht om in de ernstige tekortkomingen van het verleden te voorzien. Sinds mei 1998 omvatte dit maatregelen ter bevordering van de vrijheid van de media , de vrijlating van de meeste politieke gevangenen en een gedeeltelijk onderzoek naar schendingen van de mensenrechten in het verleden, waaronder ook die in Oost-Timor. Deze regering bekrachtigde verscheidene internationale mensenrechteninstrumenten. De Nationale Commissie voor mensenrechten, de KomNasHAM (Komisi Nasional Hak Asasi Manusia), is een doeltreffender instrument geworden voor het instellen van onderzoeken naar schendingen van de mensenrechten, waaronder ook geschillen omtrent grondbezit en arbeidsrecht, beschuldigingen van moorden, verdwijningen en folteringen. In sommige van de door deze commissie gepubliceerde bevindingen werd aangegeven wie verantwoordelijk was voor bepaalde schendingen van mensenrechten, waaronder ook die in de provincie Atjeh, waar werd vastgesteld dat de strijdkrachten daarbij betrokken waren. Een soortgelijke 'test case' voor de geloofwaardigheid van de KomNasHAM zijn de conclusies die deze commissie uiteindelijk zal trekken uit de gewelddaden op Oost-Timor en het gevolg dat de autoriteiten aan haar bevindingen zullen geven.

De wet op de vrijheid van openbare meningsuiting, die in augustus 1999 door het Parlement werd aangenomen maar nog niet tot wet is verheven, wordt nog steeds als een belemmering beschouwd en als zodanig aangevochten, daar men - zij het ook op betwistbare gronden - zou kunnen volhouden dat een dergelijke regelgeving überhaupt niet nodig is.

De schendingen van de mensenrechten blijven ook bezorgdheid wekken in de provincies waar de regering - die verantwoordelijk is voor de handhaving van de veiligheid - geconfronteerd wordt met aspiraties naar een soort regionale autonomie of onafhankelijkheid.

Desalniettemin blijkt de inzet van de huidige regering om tot een 'cultuur' van respect voor de mensenrechten te komen en met de misbruiken uit het verleden te breken, o.a. uit de aanwijzing van een staatssecretaris voor mensenrechten en de vrijlating van de laatste nog resterende politieke gevangenen, wier straffen door het parlement en de president zijn kwijtgescholden.

Even belangrijk is, dat kwesties als milieubescherming, eerbiediging van de mensenrechten van plaatselijke betrokkenen in beboste gebieden en de rechten van inheemse volkeren, worden aangepakt.

De EU begrijpt dat de beleidsmaatregelen en praktijken van Indonesië op het gebied van mensenrechten in een lange termijn perspectief moeten worden beschouwd. Uit de ervaring is gebleken dat de eerbiediging van mensenrechten, democratische beginselen, de rechtsstaat en een goed bestuur bij de instellingen en de structuren van de staat en de samenleving slechts geleidelijk tot stand komt. Derhalve dient de communautaire steun op een lange termijn strategie en een programma-aanpak te worden gebaseerd - en niet op een project-aanpak.

Tot de mogelijke aanpakmethodes behoort wellicht een permanente dialoog met de regering, regelmatige contacten met de nationale commissie voor mensenrechten en met NGO's, evenals programma's om het inzicht in de mensenrechten problematiek en de institutionele capaciteit van de civiele samenleving te vergroten. In een land van de omvang van Indonesië kunnen algehele verbeteringen niet van de ene dag op de andere worden bereikt; daarvoor moet rekening worden gehouden met de sociale en economische toestand en met de cultuur van dit land.

2.3. Begrippen als democratie, rechtsstaat en goed bestuur verankeren

Indonesië maakt momenteel een proces door van fundamentele democratische staatshervormingen en een verandering van zijn relatie met de civiele samenleving. Gecombineerd met het economisch en sociaal effect van de economische crisis, heeft deze overgangsfase tot een kwetsbare, explosieve situatie geleid.

De EU erkent dat hervormingen om tot de eerbiediging van mensenrechten, democratische beginselen, de rechtsstaat en een goed bestuur te komen, een veeleisende taak zijn voor welk land dan ook. Dit zijn projecten op lange termijn, omdat dergelijke hervormingen niet alleen wetsbesluiten zijn, maar ook veranderingen in de institutionele opzet en het openbaar bestuur vereisen om te verzekeren dat zij worden toegepast. In dit verband is de EU verheugd over de bekrachtiging door Indonesië, van de ILO-overeenkomsten inzake vrijheid van vereniging, collectieve arbeidsonderhandelingen, niet-discriminatie en de afschaffing van dwang- en kinderarbeid. Zij vertrouwt erop dat de Indonesische overheid ervoor zal zorgen dat deze overeenkomsten daadwerkelijk worden uitgevoerd.

De parlementsverkiezingen van 7 juni 1999, die vrij en volgens internationale normen werden gehouden, hebben aangetoond dat Indonesië bereid is zich voor de democratie in te zetten. Uit de verkiezingsuitslag bleek op duidelijke en geloofwaardige wijze dat de kiezers van koers wilden veranderen. Voor het eerst in hun geschiedenis kregen de Indonesiërs de kans om op vreedzame wijze van regering te wisselen. Tal van nieuwe politieke partijen mochten aan de verkiezingscampagne meedoen. Een andere mijlpaal op de weg naar democratische ontwikkeling waren de presidentsverkiezingen van 20 en 22 oktober 1999. Uit de brede, dwars door alle partijen heen gaande samenstelling van de nieuwe regering blijkt de wens om met het verleden te breken.

Thans zijn de formele aspecten van een democratische, verantwoordelijke regering op hun plaats. Maar de goede bedoelingen van de leiders stuiten op verzet bij degenen die, binnen het bureaucratische bestuursapparaat en het leger, de oude structuren steunen. De voornaamste uitdaging voor Indonesië is nu om de nieuwe democratische structuren inhoud te geven en om hun respectieve institutionele capaciteiten te versterken, zonder functionele en regionale conflicten te riskeren.

2.3.1. Constitutionele hervormingen

Een van de meest dringende vraagstukken is de toekomstige machtsverdeling tussen de centrale regering en de provincies. De onrust in bepaalde regio's is een uitdaging voor Indonesië's stabiliteit en het behoud van zijn nationale, territoriale ondeelbaarheid. Indonesië moet een evenwicht bereiken tussen de vraag naar gelijkheid en de erkenning van culturele verschillen op plaatselijk en regionaal niveau en de behoefte aan samenhangende nationale beleidsmaatregelen en een gecoördineerde, eerlijke overdracht van hulpbronnen tussen de regio's en de centrale regering.

2.3.2. De rol van de strijdkrachten

Zelfs na de wijziging van de grondwet beschikken de strijdkrachten nog steeds over onverkozen zetels in het parlement. Onder het vroegere bewind was een van de grondbeginselen de dubbelfunctie ("dwi-fungsi") van de militairen, met hun verantwoordelijkheid voor zowel defensie als nationale veiligheid. Door dit laatste kreeg het leger een doorslaggevende politieke rol. Officieel is er niet van deze dubbelfunctie afgezien. Maar er worden wel pogingen gedaan om de strijdkrachten in een professionele defensie-organisatie om te zetten. Er zijn steeds meer spanningen tussen de pas verkozen regering en de strijdkrachten. Kort geleden is een begin gemaakt met het geven van een andere positie aan de militairen in het land zelf door hen te scheiden van de politie. De EU verheugt zich daarover. In een recent verleden hebben ook andere Zuidaziatische landen aangetoond dat zij in staat zijn de strijdkrachten zowel uit het burgerlijk bestuur als uit de politiek los te weken.

Volgens de EU zouden alle partners dit proces, waarbij meer rekening moet worden gehouden met de wil van de kiezers dan met van oudsher bestaande gevoeligheden, moeten steunen.

2.3.3. Rechtsstaat, wettelijke en institutionele hervormingen en toegang tot de justitie

Het primaat van de wet is een grondbeginsel van alle democratische stelsels, daar het de bescherming en de bevordering van mensenrechten mogelijk maakt en een veiliger klimaat schept voor handel en investeringen in en vanuit de particuliere sector. Dit beperkt de macht van de staat, houdt een duidelijk, transparant wet- en regelgevingskader voor het regeringsoptreden in en vereist daadwerkelijke middelen om de voorschriften toe te passen en, voor de burgers, om verhaal te zoeken ter bescherming van hun rechten.

De regering Habibie heeft een hervormingsproces op gang gebracht, maar schoot tekort in de uitvoering van veel van die initiatieven. De nieuwe regering heeft verklaard duidelijk voornemens te zijn om voort te gaan op de weg van wettelijke hervormingen. Tot dusverre heeft zij nog geen allesomvattend beleid uitgestippeld. Gezien het ingewikkelde karakter van Indonië's wettelijke en politieke stelsel , zou dat enige tijd in beslag kunnen nemen.

In het publiek- en privaatrecht (waaronder ook het handelsrecht), heeft het Nederlandse civielrechtelijke stelsel de overhand. De afgelopen twintig jaar hebben de wetgevingsinitiatieven ook andere invloeden ondergaan. Zo heeft de Indonesische regering bijvoorbeeld in handelsrechtzaken hulp gezocht bij allerlei 'common law'-stelsels, vooral in de VS en in Australië. Op het gebied van familierecht en familie-eigendom houdt men zich dikwijls aan traditionele stelsels, waaronder ook de islamitische wet.

De manier waarop de regering de aantijgingen tegen de voormalige President Soeharto behandelt, zal van betekenis zijn omdat dit van symbolische waarde is.

2.3.4. Het gerechtelijk stelsel en het wettelijk en bestuursrechtelijk kader

Rechtspraak vereist het bestaan van een onafhankelijk gerechtelijk stelsel dat, op zijn beurt, vertrouwen wekt. Er is veel binnenlandse pressie om dit probleem aan te pakken. Een ander belangrijk initiatief zou de oprichting zijn van een enkele, onafhankelijke orde van advocaten zijn, met een duidelijke gedragscode voor praktiserende juristen en de bevoegdheid om juristen die er corrupte praktijken op na houden of andere overtredingen begaan te ontslaan.

De EU dient, via nauwe samenwerking met de Indonesische regering, de totstandbrenging van een volledig onafhankelijke rechterlijke macht te steunen, evenals het streven naar een versterking van de institutionele capaciteit.Een herziening van het wettelijk kader - en in het bijzonder van de economische wetten - schijnt van vitaal belang te zijn. Momenteel zijn de grondslag en de inhoud van de handelswetgeving in Indonesië zeer onvolledig en bestaat er een ernstig gebrek aan deskundigheid en opgeleid personeel om de wetgeving op deze gebieden te hervormen, te moderniseren en uit te voeren. Het nieuwe IMF-memorandum over Indonesië schijnt met klem te wijzen op de noodzaak om de handelswetgevingsstructuur te verbeteren (faillissement, concurrentie, financiën, enz.) en op de rol die het bureau van de procureur-generaal in dat opzicht kan spelen.Behalve zijn rol als insteller van onderzoeken en openbare aanklager, is de procureur-generaal een pro-actief programma van wettelijke hervormingen aan het uitwerken. Tot dusverre kwam dit onder andere neer op het voorstel voor de oprichting van een tribunaal voor mensenrechten. De steun aan de procureur-generaal en zijn bureau moet voorrang krijgen.

2.3.5. Goed bestuur

Het stelt de EU gerust dat een goed bestuur - waaronder ook de bestrijding van corruptie, in het bijzonder bij overheidsaankopen - een topprioriteit voor de nieuwe regering is. Vrijwel alle problemen waarvoor Indonesië zich momenteel gesteld ziet zijn in verband te brengen met het feit dat er geen goed bestuursstelsel en geen rechtsstaat is. Over het geheel genomen is er een politiek klimaat nodig, met efficiënte, transparante en aansprakelijke instellingen, om de democratie te verankeren, het vertrouwen in de openbare besluitvorming te vergroten en tot economisch herstel te komen.

Een van de grote moeilijkheden waarmee de nieuwe regering krijgt te kampen is de hervorming van het openbaar ambt, aangezien vrijwel alle takken van het bestuursapparaat overbezet zijn met onvoldoende opgeleid personeel. Een gebrek aan middelen en het feit dat de ambtenaren terughoudend staan tegenover verandering, zullen de regeringshervormingen waarschijnlijk belemmeren. In dit verband zij gewezen op het belang van een goed onderbouwde besluitvorming, gebaseerd op wetenschappelijk aangetoonde feiten en onderzoek.

De afgelopen tien jaar heeft de EU een duidelijk beleid en een zekere deskundigheid ontwikkeld voor de bevordering van een goed bestuur bij haar internationale samenwerkingspartners. Aangezien de Indonesische regering vastberaden is om voortgang te boeken op dit gebied, zou de EU haar technische bijstand kunnen verlenen. Dit dient te worden gecoördineerd met andere internationale donors en te worden bereikt via door de Indonesische regering getroffen regelingen, waarbij deze laatste als voorzittende en stuwende kracht zou moeten fungeren. Het programma dient gepaard te gaan met acties ter versterking van de bewakingscapaciteit van de organisaties van de civiele samenleving.

Om de participatiedemocratie duurzaam te maken, dienen de actoren van de civiele samenleving daadwerkelijk te worden georganiseerd. Indonesië heeft een groot aantal sociale organisaties die aan de basis werken. Binnen de beperkingen van het vroegere politieke stelsel concentreerden deze zich veelal op sociale hulp. Sommige van deze organisaties leveren reeds waardevolle bijdragen tot de versterking van de civiele samenleving. Als aanvulling op haar dialoog met Indonesië op regeringsniveau, zou de EU de capaciteit van deze organisaties moeten opbouwen en zou zij als katalysator kunnen dienen voor contacten tussen efficiënt beheerde NGO's, zakelijke associatieverbanden, vakbonden en academische of onderzoeksinstellingen.

2.4. Stabiliteit en samenhang in Indonesië

Zijn gehele geschiedenis door heeft Indonesië altijd te kampen gehad met etnische, religieuze en regionale spanningen , maar de afgelopen twee jaar hebben die zich aanzienlijk verscherpt. Dit is een van de belangrijkste uitdagingen voor de nieuwe regering op korte termijn. In het bijzonder het streven naar onafhankelijkheid in Atjeh en, in mindere mate, in Irian Jaya doet een dringend en explosief probleem rijzen. Er wordt algemeen gevreesd dat ieder nieuw geval van afscheiding, na de Oost-Timor-ervaring, de aanzet zal geven tot het uiteenvallen van Indonesië.

Indonesië is het op drie na dichtst bevolkte land in de wereld; het heeft een bevolking van naar schatting 210 miljoen mensen en een grondgebied dat uit 17.506, over eentiende van de evenaar verspreide eilanden bestaat. Die bevolking bestaat hoofdzakelijk uit Maleisiërs/Indonesiërs, met Melanesiërs in Irian Jaya en op de oostelijke eilanden en met een etnisch-Chinese minderheid van 3%. De Indonesische bevolking bestaat voor 87% uit moslims, voor 10% uit christenen en voor 3% uit hindoes/boeddhisten.

2.4.1. Behoud van Indonesië's samenhang

Indonesië zoekt steun bij de internationale gemeenschap voor zijn territoriale ondeelbaarheid. Hiervoor heeft dit land reeds een positieve reactie gekregen van de VS, de ASEAN en zijn Oostaziatische partners, die de niet-gewelddadige pogingen om een einde te maken aan de separatistische onrust in Atjeh steunden, evenals het standpunt van Wahid dat Atjeh niet onafhankelijk moest worden.

Het huidige standpunt van de EU is dat Indonesië's territoriale ondeelbaarheid moet worden gesteund (zie de verklaring van het voorzitterschap van 25.11.99) en dat er moet worden aangedrongen op een vreedzame beslechting van het huidige Atjeh-geschil. Indonesië's culturele diversiteit binnen één enkele eenheid kan een voordeel zijn: de Europese ervaring is daar een goed voorbeeld van. Ook het streven van de ASEAN om meer diepgang te geven aan de regionale integratie dient daarbij in aanmerking te worden genomen. Om beter op de afsplitsingsaspiraties van de regio's in haar lidlanden te kunnen ingaan, zou de ASEAN wellicht een sterkere regionale dimensie willen ontwikkelen, zoals de Europese Unie heeft gedaan.

Een belangrijke stap voorwaarts zal de opzet van een algemeen en goed uitgebalanceerd kader voor een zekere mate van autonomie voor de provincies zijn. De besprekingen over de decentralisatie en/of echt federale elementen zijn verre van beslissend geweest, gezien de uiteenlopende belangen op nationaal niveau (de behoefte aan coördinatie van de overdracht van hulpbronnen; de nationale samenhang) en op provinciaal niveau (provincies die over veel of weinig natuurlijke hulpbronnen beschikken, maar aspiraties naar regionale autonomie hebben, enz.).

2.4.2. Een verdraagzame samenleving

Een ander onderwerp van vitaal belang is de etnische en religieuze beroering. Ondanks de tekortkomingen van het verleden, is het vroegere bewind erin geslaagd om tot een vreedzame samenleving van de islamitische meerderheid met tal van andere godsdiensten te komen. De laatste tijd heeft de politieke onstabiliteit de religieuze spanningen echter vergroot, in het bijzonder op Ambon en in andere delen van de Molukken waar het transmigratiebeleid, dat nu al tientallen jaren wordt gevoerd en bedoeld is ter verlichting van de bevolkingsdruk vanuit overbevolkte gebieden, tot de etnische en religieuze spanningen heeft bijgedragen. De etnische problemen zijn ook van bijzonder belang voor de Chinese minderheid, die wegens haar economisch succes in periodes van civiele beroeringen regelmatig het doelwit is van relletjesschoppers. De etnische beroering heeft in het verleden zelfs vluchtelingenproblemen veroorzaakt voor het naburige Papoea-Nieuw-Guinea.

Dit zijn zeer zorgwekkende problemen en de Europese Unie heeft herhaaldelijk een beroep op de Indonesische regering gedaan om deze problemen vreedzaam op te lossen en voor elk daarvan een verzoenende aanpak uit te werken. Uit het feit dat er een minister voor vestiging en territoriale ontwikkeling is benoemd, blijkt dat er een verschuiving heeft plaatsgehad m.b.t. het binnenlandse vestigingsbeleid.

Speciale verantwoordelijkheid voor Ambon werd gegeven aan Vice-president Megawati Soekarnoputri, die deze regio samen met de president bezocht. Hun gemeenschappelijke verklaring inzake de verzoening verdient ten volle door de EU te worden gesteund. De Commissie (ECHO) hervat momenteel haar humanitaire hulp aan de ontheemden in de Molukken.

Fundamentele rechten, waaronder ook de rechten van minderheden, zouden een essentieel onderdeel moeten zijn van iedere vorm van toekomstige politieke dialoog met Indonesië, ter ondersteuning van een constructieve benadering van dit probleem.

3. Economische en commerciële betrekkingen

3.1. Handel

In 1998-99 bleef de Indonesische handel traag, ondanks de prikkel van de muntontwaarding. Uit Indonesische bronnen blijkt dat de uitvoer, na een achteruitgang met 9% in 1998, in januari-oktober 1999 met 3,5% is gedaald, ook al werden aardolie en aardgas tegen recordprijzen verkocht. Na een sterke daling in 1998 liep de invoer in januari-oktober 1999 met 7,1% terug. Deze stagnatie van de invoer houdt verband met de daling van de investeringen en de geringe hoeveelheid binnenlandse kredieten voor de industriesector.

3.1.1. Multilaterale handel

Indonesië is een invloedrijk lid van de WTO en speelt een sleutelrol binnen de ASEAN over multilaterale handelsvraagstukken. Sinds de afsluiting van de Uruguay-Ronde schijnt Indonesië zijn verbintenissen trouw te zijn nagekomen. Een discriminerende regeling inzake motorvoertuigen werd met succes door de EU en andere WTO-leden aangevochten en is gewijzigd.Indonesië heeft een constructieve rol kunnen spelen bij de aanloop tot de ministersconferentie te Seattle en behoorde tot de ontwikkelingslanden waarmee de EU heeft samengewerkt om tot een goed uitgebalanceerd pakket van resultaten te komen, met een brede basis. Tot de prioriteiten voor Indonesië bij de WTO behoren een betere markttoegang voor textiel- en kledingproducten, de herziening en verscherping van antidumping-voorschriften en meer soepelheid voor ontwikkelingslanden op een aantal terreinen. De EU heeft er belang bij om de besprekingen met Indonesië over zaken van gemeenschappelijk belang bij de WTO te bevorderen en om tot nauwere samenwerking te komen - zowel bilateraal als in EG-ASEAN - en ASEM-verband - om de opgangbrenging van een nieuwe ronde van WTO-handelsbesprekingen in het belang van beide partijen te vergemakkelijken.

Verslag van het Indonsië-panel: 'certain measures affecting the automobile industry', 2.7.99 ref. WT/DS64/R.

3.1.2. Bilaterale handel

De EU is een van de belangrijkste handelspartners voor Indonesië. Het is de belangrijkste bestemming voor Indonesië's andere uitvoerproducten dan aardolie/gas en de grootste leverancier van goederen aan Indonesië. De bloeiende Indonesische economie in de jaren 80 en 90 was van bijzonder grote invloed op de handel tussen de EG en Indonesië, die in 1997 in totaal over en weer 16,5 miljard EUR bedroeg (respectievelijk 8,27 miljard en 8,29 miljard): meer dan achtmaal zoveel als in 1980.

Japan koopt de grootste hoeveelheid aardolie/gas.

De financiële crisis leidde echter tot een sterke daling van de EG-uitvoer naar Indonesië (met 53% in 1998 en met 23% in het eerste halfjaar van 1999). De waarde van de EG-invoer vanuit Indonesië steeg (+7% in 1998), maar daalde (-11%) in het eerste halfjaar van 1999. De EG registreerde in 1998 een bilateraal handelstekort van 5 miljard EUR. Dit handelstekort is een essentiële bijdrage van de EU tot het herstelproces en de EU heeft zich volkomen aan de ASEM-handelstoezegging van april 1988 gehouden. Een nieuwe 'handelstoezegging' ten behoeve van Indonesië zou een uitgesproken politiek teken zijn dat zij het streven van de Indonesische regering om de economische problemen van haar land aan te pakken, steunt.

Er is een aanzienlijk potentieel om de handel uit te breiden, zowel in goederen als in diensten. Dit kan nog worden vergroot door zich voortdurend op de openstelling van de markten te richten. Inmiddels zouden de beide partners besprekingen op gang moeten brengen over lopende marktvraagstukken, ter stimulering van wederzijds handelsverkeer. Dergelijke besprekingen zijn in het EG-ASEAN-kader gepland en zouden in een bilateraal SOM-kader nader kunnen worden uitgewerkt d.w.z. op een vergadering van hooggeplaatste ambtenaren.

3.1.3. Systeem van algemene preferenties (SAP)

In 1997 nam Indonesië de derde plaats in als land waaraan het SAP van de EG over het geheel genomen ten goede kwam en was dit het ASEAN-land dat het meest van dit systeem profiteerde: ongeveer 55% van Indonesië's handel met de EU kreeg de SAP-status. In januari 1998 was de totale graduering van Indonesië voor drie vitale producten - hout, schoeisel en dierlijke vetten en oliën - van aanzienlijke invloed op de potentiële toegang van dit land tot de Europese markt. Dit viel helaas samen met het dieptepunt van de economische crisis in deze regio. Voor de ontwikkelingsindex was dit gradueringsstelsel op cijfers uit 1992 gebaseerd en voor de handelsgegevens op cijfers uit 1993. Daardoor is het geen weergave van het effect van de crisis op Indonesië's export. Bovendien werd een voor 1999 geplande herziening van het gradueringsmechanisme tot 2000 uitgesteld. Daarbij zou rekening worden gehouden met de cijfers over 1999, waarin het ongunstige effect van de economische crisis beter tot uiting zou komen, dan in die welke in het overzicht 1999 zouden zijn gehanteerd. Met betrekking tot hout zou Indonesië kunnen nagaan of het gebruik kan maken van de in 1998 ingevoerde stimuleringsprogramma's , die extra voordelen bieden aan landen welke zich houden aan normen in verband met een duurzaam beheer van de tropische bossen (ITTO). Tot dusverre heeft Indonesië nooit belangstelling getoond voor deze programma's, maar in het kader van het bosbouwprogramma van de EU zou kunnen worden overwogen, Indonesië te helpen deze normen geleidelijk toe te passen.

Verordening van de Raad (EG) nr. 1154/98 van 25 mei 1998.

3.2. Herstel van de crisis

Voordat de crisis uitbrak, had de Indonesische economie opvallend veel vooruitgang geboekt. Van de zestiger tot de negentiger jaren was Indonesië één van de slechts drie economieën ter wereld, die van onderaan de tabellen van de economische groei in de wereld tot bovenaan zijn opgeklommen. Dit had een aanzienlijke vermindering van de armoede ten gevolge, evenals sociale vooruitgang van betekenis, vooral op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg.

Deze groei berustte echter gedeeltelijk op zwakke bank- en financiële systemen die samen met vriendjespolitiek en corruptie, mede aan de wortel lagen van de financiële crisis overal in de betrokken regio. In het geval van Indonesië - het armste van alle door de crisis getroffen landen - waren de economische en politieke stelsels zelfs nog kwetsbaarder en nog minder doorzichtig dan elders. Voorts was de door de crisis in het politieke stelsel veroorzaakte verandering hier dramatischer dan in de andere landen van deze regio, waardoor Indonesië het zwaarst getroffen was van al deze landen. Ook is dit het land dat zich het moeilijkst en het langzaamst heeft hersteld.

3.2.1. De uitdagingen van het economisch herstel

De voornaamste uitdaging is de totstandbrenging van een nieuw, democratische politiek bewind om dit land opnieuw te bestendigen. Door het houden van vrije, eerlijke verkiezingen en de vorming van een regering die op het in brede kringen geuite verlangen naar verandering zou moeten ingaan, zijn de voorwaarden voor herstel geschapen. Maar er is nog veel te doen.

De regering moet snel en strikt op de macro-economische uitdagingen ingaan, in het bijzonder door:

- het financiële stelsel te hervormen en nieuw kapitaal te verschaffen

- de openbare en de buitenlandse schuld en in het bijzonder de openbare buitenlandse schuld te beperken

- corruptie en vriendjespolitiek uit te bannen en de rechtsstaat te vervangen.

De nieuwe Indonesische regering schijnt te hebben besloten, haar economisch beleid op deze uitdagingen toe te spitsen. Daarvoor heeft zij de hulp nodig van internationale partners - en in het bijzonder van de internationale financiële instellingen - om de vereiste hervormingen door te voeren.

3.2.2. De rol van de internationale financiële instellingen (IFI's)

De huidige staat van Indonesië's openbare financiën is ernstig. Een beperking van de nationale schuld van dit land is een belangrijke uitdaging. Doordat er belastingprikkels nodig zijn om de economie te ondersteunen en de bankzuiveringen steeds meer kosten met zich meebrengen, wordt de druk op de openbare middelen steeds groter. De Wereldbank heeft gewaarschuwd dat Indonesië's buitenlandse schuld in 2000 tot ongeveer 100% van het BBP zou kunnen stijgen, tegenover slechts 24% medio 97. Derhalve is de steun van de IFI meer dan ooit nodig. Bovendien zullen de IFIs een doorslaggevende rol spelen bij de advisering van de Indonesische regering in verband met economische, sociale en administratieve hervormingen. Daar haar lidstaten belangrijke bijdragen leveren tot de IFI's en zij zelf ook een belangrijke donor is, heeft de Unie een taak te vervullen: ervoor zorgen dat de juiste steun onder de juiste voorwaarden wordt verleend. Het IMF heeft besprekingen met de Indonesische regering gevoerd over deze punten en op 20 januari werd een memorandum van overeenstemming getekend, waarin een duidelijk hervormingsprogramma werd uitgestippeld. Daarbij is waarschijnlijk naar behoren aandacht geschonken aan de sociale kosten van dergelijke hervormingen. Dit is een belangrijke factor, aangezien een vroeger hervormingsplan, gecombineerd met politieke frustratie, in mei 1998 de aanzet gaf tot sociale beroeringen.

In dit verband zou de EU haar coördinatie met de IFI's en, in het bijzonder, met de Wereldbank en de Aziatische Ontwikkelingsbank moeten versterken. Een regelmatige, naar behoren functionerende coördinatieregeling in Jakarta, voor de Hoofden van de Missies (HOM's) en de IFI's, zou substantiële voordelen opleveren voor beide partijen.

3.2.3. Toekomstig investeringsbeleid

Er zijn dringend nieuwe investeringen in de particuliere sector nodig om nieuw leven in te blazen aan de economie. Maar uit de tot het derde kwartaal van 1999 beschikbare gegevens schijnt te blijken dat de investeringen zich nog niet van hun bescheiden niveau van 1998 hebben hersteld en weer beginnen te stijgen. Dit komt tot uiting in de EU-uitvoer van machines en kapitaalgoederen naar Indonesië, die in het eerste halfjaar van 1999 bleef dalen.

Voor de crisis waren de directe investeringen van de EU in Indonesië aanzienlijk: tot gemiddeld 550 miljoen EUR in de jaren 1995-1997. Volgens het Indonesische Bureau voor Investeringscoördinatie was de EU, sinds er in 1967 met de registratie van de gegevens omtrent de directe buitenlandse investeringen (FDI) werd begonnen, de grootste investeerder in Indonesië.

Qua investeringsbeleid heeft het huidige bewind zich er duidelijk toe verbonden om de allergrootste voorrang te geven aan het aantrekken van nieuw, buitenlands kapitaal. Toch hebben ook vroeger gesloten sectoren (b.v. vervoer, opslag, telecommunicatie) zich sinds medio 1999 allengs voor buitenlandse investeringen opengesteld, terwijl andere sectoren zich vriendelijker opstellen tegenover directe buitenlandse investeringen (FDI). Door de sector financiële diensten verder voor buitenlandse dienstverleners open te stellen, zou men de Indonesische regering nieuwe vorm kunnen geven aan de financiële sector, waardoor deze laatste de vereiste diversiteit, liquiditeit en stabiliteit zou krijgen. Tenslotte zou er moeite moeten worden gedaan om de huidige aansprakelijkheidspraktijken te verbeteren.

Verscheidene sectoren blijven gesloten voor de FDI of laten deze slechts in beperkte mate toe, maar de nieuwe regering zal de trend naar meer openstelling voor FDI's waarschijnlijk voortzetten.

Gezien de verbintenis van de regering en de overwegende rol die de EU als investeerder in Indonesië speelt, zou de gedachtenwisseling tussen Europa en Indonesië over deze beleidsmaatregelen moeten worden verbeterd, in het bijzonder op het niveau van hooggeplaatste ambtenaren (SOM). Er bestaan ook fora voor een dialoog met Indonesië over investeringen binnen de ASEM (de groep van investeringsdeskundigen) en in het EG-ASEAN-kader.

De lidstaten doen steeds meer moeite om investeringsbanden aan te knopen met Indonesië. Er is behoefte aan coördinatie van de zakelijke contacten met de EU. Dit kan o.m. worden bereikt door steun te verlenen aan de pas opgerichte Europa-Indonesië-Vereniging (Europe-Indonesia Association = EIA).

3.3. De economie herstructureren

Over het geheel genomen heeft de regering als voornaamste taak om het vertrouwen in de Indonesische economie in binnen- en buitenland te herstellen door nieuwe, efficiënte beleidsmaatregelen te treffen, die duidelijk aangeven dat zij op de meeste beleidsterreinen met het verleden heeft gebroken. Bij dat proces kan veel worden geleerd van de ervaring van de Unie die, waar nodig, zou kunnen overwegen om bijstand te verlenen. Daarbij dient bijzondere aandacht te worden geschonken aan:

3.3.1. Goed bestuur

Een van de belangrijkste middelen om meer investeringen aan te trekken en tot een gezonde economische ontwikkeling te komen en ervoor te zorgen dat de belastingbetalers waar voor hun geld krijgen, is een verbetering van het bestuur. Zie deel 2.3.5.

3.3.2. Hervorming van het bankwezen

Indonesië's programma voor de herstructurering van het bankwezen wordt voortgezet. Er zijn reeds veel hervormingen uitgevoerd, maar er moet nog steeds op enorme uitdagingen worden ingegaan. Het IMF en de Wereldbank hebben hun invloed herhaaldelijk met succes aangewend om dit proces op het goede spoor te houden. Het Bank Bali-schandaal heeft een smet geworpen op het image van het Indonesische Bureau voor de Herstructurering van het Bankwezen (Indonesian Bank Restructuring Agency's = IBRA). Een recente overdracht van de bevoegdheid om controle uit te oefenen op IBRA, van het ministerie van financiën naar de president zelf, is bedoeld om dit Bureau onafhankelijker te maken. De geraamde kosten in verband met de verschaffing van nieuw kapitaal zijn enorm: de totale kosten in de betrokken regio zullen eventueel uiteindelijk 60% van het BBP bedragen. De EU-steun voor de herstructurering van het bankwezen werd verleend via de IFI's, het ASEM-Trust Fonds en de bijstand van de lidstaten.

3.3.3. Economische voorschriften

Het economische wetgevingskader in Indonesië is zeer zwak en moet grootscheeps worden hervormd en gemoderniseerd. Doordat er geen operationeel systeem bestaat en de corruptie bij de rechterlijke macht zo wijd verbreid is, wordt het wetsstelsel niet gerespecteerd. En de algemene praktijk van onverantwoordelijke leningen heeft de kredietmarge voor deugdelijke zakentransacties ernstig beperkt. Terwijl de particuliere sector zijn zakelijke activiteiten moet voortzetten, dient de regering dringend een sterk wettelijk kader voor de economie in te voeren, waarbij voorzien wordt in aansprakelijkheid en goede zakenpraktijken worden bevorderd. Daarnaast dient onmiddellijk te worden begonnen met de privatisering van de activa die nog in handen zijn van de IBRA en die een nominale waarde van ongeveer 80% van Indonesië's BBP hebben. Als wetgevingsterreinen die bijzondere aandacht verdienen kunnen worden genoemd: faillissementsrecht (samen met bepalingen voor de beslechting van geschillen zijn deze nodig om weer tot een gezond bedrijfsleven te komen), mededingingsrecht, financiële voorschriften en intellectuele eigendomsrechten. Er zijn ook verbeteringen nodig in de bedrijfsbewakings- en boekhoudmethoden. Op die terreinen beschikt Europa over aanzienlijke ervaring, die zou kunnen worden benut bij samenwerkingsinitiatieven met Indonesië.

4. Duurzame ontwikkeling

4.1. Sociale ontwikkeling - achtergrond

De regering Soeharto (1965-1998) heeft bewust naar ontwikkeling gestreefd en indrukwekkende vooruitgang geboekt op sociaal gebied en wat het onderwijs betreft. De armoede daalde zowel in absolute als in relatieve cijfers. De urbanisatie vond voortgang, met een hoog niveau van huisvesting en openbare infrastructuurvoorzieningen. De bevolkingsgroei werd gestadig beperkt tot een percentage van 1,7% per jaar: een opvallend laag cijfer, dat zonder dwangmaatregelen werd bereikt. Van de categorie van de armste naties ter wereld in de jaren 1950 en het begin van de jaren 1960, schoof Indonesië op naar de categorie van landen met een middelgroot inkomen, en tegen medio 1990 bedroeg het BBP daar meer dan 1.100 $. Andere resultaten van betekenis waren o.m. de gezondheidszorg, de levensverwachting en de alfabetiseringsgraad. Als gevolg van de crisis ging de sociale ontwikkeling niet meer vooruit en zelfs achteruit, hetgeen nog werd verergerd door een ernstige droogte. In 1998 slonk de economie met 13,6%, tegenover de gemiddelde economische groei met 6,5% die Indonesië in de periode van 1967 tot en met 1997 te zien gaf. De lagere en de middenklassen in de steden schijnen het zwaarst getroffen te zijn door de afnemende vraag naar arbeidskrachten en het dalende peil van de reële lonen. In verhouding tot haar oorspronkelijk minder gunstige positie, kwam de plattelandsbevolking er relatief beter vanaf. Een belangrijk punt van bezorgdheid is de werkloosheidsstijging en het nadelige effect daarvan op de werkgelegenheidsomstandigheden. De Indonesische regering heeft dit probleem aangepakt en is erin geslaagd om extra werkgelegenheid te scheppen, maar uiteraard zullen jaarlijkse economische groeipercentages van minder dan 5% ontoereikend zijn om het probleem van de werkloosheid of het gebrek aan werkgelegenheid ook maar enigszins op te lossen.

Om deze ongunstige gevolgen op te vangen, werden er in 1998 met hulp van de Wereldbank sociale vangnetprogramma's ingevoerd. De waarde van deze programma's wordt door geen van de politieke partijen betwist, gezien de miljoenen mensen die beneden de armoedegrens leven, de vele schoolkinderen die het onderwijs voorgoed dreigen te verlaten en het belang van die programma's voor de subsidiëring van de voedselvoorziening en de gezondheidszorg. De uitvoering van deze programma's is echter wel omstreden en wordt bekritiseerd wegens het wegvloeien van kapitaal en de inadequate bewaking.

Ook al zijn de overheidsuitgaven voor het onderwijs tussen 1996 en 1998 sterk gedaald, dan schijnt het lagere schoolbezoek toch stabiel te blijven nagenoeg 95 %; het middelbare schoolbezoek is enigszins gedaald : van 54,4 % tot 53,2 %.

In afwachting van de oplossing van het Bali-Bank-probleem, hebben de internationale financiële instellingen alle snel uit te betalen begrotingssteun opgeschort. Daartoe behoorden ook leningen voor het sociale vangnetprogramma. Daar de Indonesische regering ermee akkoord is gegaan om het accountantsverslag van dit incident openbaar te maken, kunnen de IFI's thans hun steun hervatten, maar er is kostbare tijd verloren gegaan.

De EU zou meer steun moeten verlenen aan de sociale sector. Om in de tekortkomingen van het verleden te voorzien, dient de dialoog tussen de verschillende betrokken groeperingen te worden verbeterd, evenals de administratie op nationaal en provinciaal niveau. Op den duur zou er een algemeen sociale zekerheidsstelsel kunnen worden overwogen.

Op langere termijn zou de EU, om economische problemen met een dergelijk ongunstig sociaal effect te voorkomen, Indonesië moeten helpen om de dringendst nodige, onafhankelijke sociale zekerheidsstelsels op te zetten, om praktisch alle werknemers zowel minimale werkloosheids- en/of pensioenuitkeringen te verschaffen, als de allernoodzakelijkste medische verzekering. Daarmee zou kunnen worden voorkomen dat werklozen bij een economische crisis massaal onder de armoedegrens terechtkomen. Dergelijke programma's zullen ook tot een verlichting van de armoede bijdragen door de kwetsbaarheid te verminderen van mensen die vlak boven de armoedegrens zitten. Dergelijke programma's moeten buiten het bedrijfsleven om worden uitgevoerd, om ervoor te zorgen dat zij ingeval van faillissement niet met het bedrijf zelf verdwijnen. Europa heeft een langdurige, uiteenlopende ervaring op dit gebied, die van groot belang zou kunnen zijn voor Indonesië.

4.2. Bestrijding van de armoede

Door de crisis en de ernstige droogte in 1998 is het armoedecijfer van 11% in 1996 tot 14-20% in 1998 gestegen . In de stadsgebieden is het armoedecijfer vrijwel dubbel zo hoog geworden (t.o.v. 3,8%). In de plattelandsgebieden steeg dit aanzienlijk: in absolute cijfers tot ongeveer 17,6%. Over het geheel genomen schijnt economische ongelijkheid weinig te zijn veranderd, maar een gedetailleerde beoordeling geeft zeer verschillende regionale en sociale patronen te zien. De armoede is meer gestegen in stadsgebieden dan op het platteland. Java heeft meer te lijden gehad dan de andere eilanden. De sectoren landbouw en bouwbedrijf, waarin de armere bevolkingsgroepen werkzaam zijn, waren kwetsbaarder. Eigenaardig genoeg waren ook de middenklassen in de steden zwaar getroffen. Het blijft evenwel onduidelijk, in hoeverre de ernstige recessie in Indonesië een verschillend effect had op mannen en vrouwen - informatie daaromtrent is belangrijk om de armoede doelgericht te kunnen bestrijden.

Gegevens volgens de in methodologisch opzicht meest betrouwbare bronnen (Wereldbank-studies 1998).

De regering van Indonesië heeft bij de verzachting van de ongunstige gevolgen geholpen door gesubsidieerd voedsel te verschaffen.

Ook het ASEM Trust Fund, dat speciaal werd opgezet om de door de crisis veroorzaakte, financiële en sociale hervormingsproblemen aan te pakken, is een waardevol werktuig geweest voor Indonesië. Hiermee kon een aantal advies- en voorlichtingsmaatregelen in verband met uiterst belangrijke sociale beleidsvraagstukken, snel worden uitgevoerd. De EU heeft in aanzienlijke mate tot dit Fonds bijgedragen . Met het tot dusverre aan Indonesië toegekende bedrag van 4,5 miljoen EUR konden onder meer projecten worden gefinancierd op gebieden als schoolsubsidies, snelle armoede-evaluaties, medische bijstand en nutsvoorzieningen.

De toezegging van 15 miljoen EUR door de Commissie werd aangevuld met verbintenissen van de lidstaten, waarmee in totaal een bedrag van 28 miljoen EUR gemoeid was (Denemarken, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk).

Aangezien de via het ASEM Trust Fonds verstrekte expertise doeltreffend is gebleken, zou de EU moeten overwegen om extra middelen te verschaffen, eventueel ook via een uitbreiding van het ASEM Trust Fonds. In het algemeen dient te worden nagegaan wat de mogelijkheden zijn voor een sociale dialoog tussen de EU, de regering en de NGO's over en weer.

4.3. Bevordering van betere milieuprestaties

Tientallen jaren lang waren de economische groeiprestaties zeer hoog en werd er weinig aandacht besteed aan de milieuproblematiek. Als gevolg daarvan is er veel vervuiling in tal van gebieden. Dit is schadelijk voor de gezondheid en een oorzaak van overmatige sterfte, vooral in stadsgebieden. Arme mensen, die over het algemeen meer afhankelijk zijn van natuurlijke hulpbronnen, hebben bijzonder veel van de milieu-achteruitgang te lijden. De geplande hervormingen om tot een beter bestuur te komen zouden een gelegenheid kunnen bieden om het belastingbeleid te hervormen en sommige subsidies die schadelijk zijn voor het milieu (op bepaalde, zeer vervuilende motorbrandstoffen b.v.) af te schaffen.

Bovendien zouden het economisch herstel en nieuwe investeringsstromen ook een gelegenheid kunnen zijn om meer milieuvriendelijke (of schonere) technologieën in te voeren en om een efficiënt brandstofgebruik te bevorderen. De EU heeft een bijzonder grote ervaring op dit gebied en zou Indonesië zeer waardevolle technische bijstand kunnen verlenen.

De financiële crisis in Indonesië heeft de milieuproblemen verergerd en tot nieuwe problemen op dit gebied geleid; er bestaat een reëel risico dat er weinig aandacht wordt besteed aan de milieuproblematiek om der wille van het economisch herstel. De Unie dient er fundamenteel van te moeten uitgaan dat Indonesië niet met de aanpak van zijn milieuproblemen kan wachten, totdat de financiële toestand beter wordt. Het risico dat de achteruitgang van het milieu de oorzaak van de volgende crisis wordt, is daarvoor te groot.

De afgelopen jaren hebben bosbranden en de daaruit voortvloeiende 'nevel'-problemen (zie punt 4.4) de aandacht gevestigd op de vraag of Indonesië in het algemeen een geschikt milieubeleid voert, ook in verband met de industrieproductie, het kustbeheer, de mijnbouw, het stedelijk milieu, enz.

Indonesië dient ertoe te worden aangemoedigd om in alle andere beleidsmaatregelen ook milieuoverwegingen op te nemen. Tot de specifieke beleidsterreinen behoren industriebeleid (b.v. door de bevordering van een gedegen regeling voor de milieueffectrapportage, die met name gericht is op alle investeringen in nieuwe industriebedrijven), in het onderwijs, door een bevordering van milieu-educatie op alle niveaus; bij de ontwikkeling van het platteland en het stadsplanningsbeleid; bij de vervoerspolitiek en het beleid voor de ontwikkeling van het platteland. Indonesië dient steun te krijgen bij het kiezen van zijn milieuprioriteiten en het doorsluizen van middelen in die richting. Waar zulks van toepassing is, zullen ter zake dienende milieutechnologieën uit de EU in de samenwerkingsprogramma's op economisch en ontwikkelingsgebied worden opgenomen.

Gezien Indonesië's omvang en het potentiële milieu-effect van dit land tijdens de komende tientallen jaren, wanneer de verwachte economische groei zich sneller voltrekt, zouden specifieke, algemene milieuprioriteiten, zoals een vermindering van de broeikasemmissies, moeten behoren tot de samenwerkingsactiviteiten waarvoor de EU hulp verleent.

4.4. Bossen en milieu

De bossen van Indonesië maken 10% van het resterende tropische bosbestand in de wereld uit en worden, qua biodiversiteit, als één van de rijkste beschouwd, daar zij een groot aantal plant- en diersoorten herbergen die nergens anders in de wereld te vinden zijn. Hun functie als 'koolstofput' en hun biodiversiteit zijn van wereldwijd belang.

De bossen van dit land werden al voor de economische crisis bedreigd. De toen reeds bestaande problemen waren een overmatige verwerkingscapaciteit bij de industriële timmerhoutindustrie, het geven van voorrang aan productie boven natuurbehoud, onvoldoende recht van toegang tot bossen op plaatselijk niveau, gebrek aan bescherming van de biodiversiteit en een verwoede neiging tot het illegaal kappen van bomen. De economische crisis en het politieke overgangsproces hebben deze tekortkomingen nog verergerd, de illegale boomkap versneld en de economische positie van de plaatselijke betrokkenen verzwakt.

Behalve de illegale boomkap, zijn de bosbranden het dringendste probleem. Onder bepaalde klimaatsomstandigheden zijn bosbranden de uiting van trends bij grondgebruikspraktijken. Het nationale beleid in verband met industriële plantages is bepalend voor het gebruik van bebost land. De regering handhaaft een beleid van uitbreiding van de oliepalmplantages, ten nadele van de bosgebieden. Ook al staat deze sector bekend om zijn financiële prestaties, dan nog is het een vaststaand feit dat hij zich weinig bekommert om duurzame grondbeheerspraktijken en de bevordering van investeringen. Er moeten nog steeds alternatieven worden gezocht en ontwikkeld voor brandcultuur ("slash and burn").

Naar schatting hebben Indonesië's bosbranden in 1997 meer CO2-emissies door mensen veroorzaakte bronnen van vervuiling uit Noord-Amerika. Oncontroleerbare bosbranden hebben ernstige schade veroorzaakt (nevel, verlies aan timmerhout, achteruitgang van het toerisme, enz.). Ook is dit een symptoom van de tekortkomingen bij het bosbeheer en de uitvoering van beleidsmaatregelen. Reeds in 1995 werd het gebruik van vuur voor de ontginning van landbouwgrond onwettig verklaard, maar wegens een gebrek aan politieke inzet en begrotingsmiddelen werd dit verbod niet daadwerkelijk toegepast.

Indonesië's bossen worden in een snel tempo omgekapt, zowel 'legaal' in daartoe aangewezen bosomschakelingsgebieden, als illegaal in veel andere gebieden en zelfs in nationale parken. Het klimaats- en milieueffect hiervan op lange termijn is een reden van ernstige bezorgdheid voor de wereldgemeenschap. Toch zijn de verliezers bij dit proces ook de vele groepen in de marge van de samenleving, die min of meer van de bossen afhankelijk zijn om in hun levensonderhoud te voorzien en aan wier belangen dikwijls niet is gedacht.

4.4.1. Bosbouw en EU-optreden

De nieuwe Indonesische regering heeft verklaard zich voor hervormingen te willen inzetten. Een waarachtig andere aanpak in de bosbouwsector zou de Commissie de gelegenheid geven om een aanzienlijke bijdrage te leveren. De EU heeft de ontwikkeling van de bosbouwsector als één van haar topprioriteiten voor steunverlening gekozen. Ongeveer 60% van de ontwikkelingshulp aan de bosbouwsector van dit land wordt momenteel via Commissie-projecten verschaft. Het huidige bosbouwprogramma van de EG (ongeveer 106 miljoen EUR) bestaat uit zes onderling samenhangende projecten, waarmee zeer belangrijke problemen worden aangepakt : bosbranden, bosbeheer, duurzame oogst en het bewaren van een ecologisch evenwicht. Bij de op bepaalde gebieden gebaseerde bosbouwprojecten worden reeds acties gevoerd om te helpen bij de oplossing van conflicten tussen de betrokkenen, hetgeen thans zowel op nationaal als op provinciaal niveau gemakkelijker kan worden bereikt.

1. Het Leuser-ontwikkelingsprogramma (het nationale park 'Gunung Leuser', dat zich over 2 miljoen ha in Noord-Sumatra en Atjeh uitstrekt), 2. Het project voor de preventie van en de controle op bosbranden (Zuid-Sumatra), 3. Het Berau-bosbeheersprogramma (Oost-Kalimantan), 4. Het bosinventaris en -bewakingsproject (bijwerking van nationale gegevens over boshulpbronnen en het opzetten van een geïntegreerd informatiestelsel), 5. Het productiebosproject in Zuid- en Centraal-Kalimantan, 6. Het bos-verbindingsbureau (Jakarta).

Ook al wordt er reeds veel werk in deze sector door de Commissie gefinancierd, dan nog moeten er wellicht nog extra acties worden overwogen. In de nabije toekomst dient een aantal problemen te worden aangepakt, in samenwerking met andere donors (met name de lidstaten). Daartoe behoort onder meer het feit dat er onvoldoende inheems personeel ter beschikking van de projecten wordt gesteld, dat de doelgroepen waaraan de projecten ten goede komen daarbij soms onvoldoende betrokken zijn, de vrij beperkte neiging om het project over te nemen en het gebrek aan politieke doorvoering. De EG zou ook in staat moeten zijn om haar acties te intensiveren, vooral door zo spoedig mogelijk een volledig programma voor de preventie van en de controle op branden op te zetten. Het zou nuttig zijn, het probleem van de Indonesische houtkapbedrijven buiten hun eigen land - die soms betrokken zijn bij niet-duurzame houtkapoperaties in het buitenland - in de dialoog met de Indonesische overheid en ook in het kader van de ASEAN-EU-dialoog op te nemen.

Deze problemen houden ten nauwste verband met de specifieke sociale en politieke realiteit van Indonesië. Om ze op te lossen, moet er verandering komen in de wijze waarop beleidsbesluiten worden genomen en uitgevoerd. Daarbij zal de civiele samenleving in haar diverse verschijningsvormen een actieve rol moeten spelen. Dit proces is reeds begonnen. Indien de geldmiddelen efficiënter worden doorgesluisd en de Indonesische regering beter zou profiteren van de uitgebreide ervaring waarover de Commissie en de lidstaten beschikken, zou het sneller kunnen verlopen. Een stap in die richting werd gedaan met het door de regering gesponsorde bosseminar in januari 2000.

5. Toekomstige aanpak

Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de Europese Unie haar relatie tot Indonesië zou moeten aanpassen en versterken. Dit dient te worden bereikt door een stapsgewijze aanpak, waarbij rekening wordt gehouden met de vooruitgang die de Indonesische regering heeft geboekt bij de vreedzame oplossing van interne conflicten, een hervorming van de economie en een versterking van 's lands democratische instellingen.

Bij de uitstippeling van de voornaamste strategische doelstellingen voor nauwere betrekkingen met Indonesië zou de EU moeten aansturen op een dialoog, die weliswaar specifiek op Indonesië is afgestemd, maar toch binnen het ASEAN-EU-partnerschap plaatsvindt. Dit zou een bilaterale politieke en economische dialoog voor een betere behartiging van de wederzijdse belangen kunnen inhouden, waarbij rekening wordt gehouden met het respectieve regionale belang van beide partners.

5.1. Politieke en veiligheidsproblemen

De bijdrage van de EU tot het verkiezingsproces bleek buitengewoon veel succes te hebben en viel in zeer goede aarde bij het Indonesische volk. Maar daarbij dient het niet te blijven met de ondersteuning van het democratiseringsproces door de EU.

Voor de parlementsverkiezingen werd aanzienlijke financiële steun verleend, terwijl er een grote verkiezingswaarnemingsgroep, die uit 136 waarnemers op lange en korte termijn bestond, naar dit land werd uitgezonden. De nauwe samenwerking van dit team met de Indonesische overheid werd met waardering als een aanzienlijke bijdrage tot een versterking van de democratie beschouwd.

(1) De EU zou een politieke dialoog met Indonesië moeten aanknopen, op gelijke voet en met als hoofddoel om:

- van gedachten te wisselen over regionale ontwikkelingen op politiek en veiligheidsgebied en na te gaan op welke punten er kan worden samengewerkt;

- het streven van de regering te steunen om tot de noodzakelijke hervormingen te komen en verdere maatregelen om de democratie in Indonesië te verankeren, te bevorderen;

- het onderwerp mensenrechten met Indonesië te bespreken.

(2) De Unie zou speciale aandacht moeten schenken aan de bevordering van een goed bestuur en de toepassing van de rechtsstaat: een prioriteit voor de Indonesische regering. De Europese bijstand zou gericht kunnen zijn op:

- samenwerking bij het opzetten van een onafhankelijk gerechtelijk stelsel en de opleiding van het personeel daarvoor, waaronder ook de bevordering van de eerbiediging van mensenrechten en een versterking van het Bureau van de Procureur-Generaal;

- steun voor de hervorming van het openbaar ambt, met een of twee zeer belangrijke concentratiegebieden, een waarvan bosbouw zou kunnen zijn, gezien de leidende rol van de EU als donor op dit terrein;

- het leggen van contacten tussen Europese en Indonesische ambtenaren op defensiegebied;

- een versterking van de civiele samenleving.

(3) De acties ter vermindering van de culturele en religieuze spanningen dienen te worden toegespitst op:

- humanitaire hulp voor ontheemden of mensen die gevaar lopen;

- pogingen om dialoog en verzoening te bevorderen, waarbij zowel rekening wordt gehouden met regeringsacties, als met internationale en regionale maatregelen. Daarbij zou vooral de civiele samenleving moeten worden betrokken;

- het delen met Indonesië van de uitgebreide en uiteenlopende ervaring van de EU-lidstaten bij de aanpak van decentralisatie en regionale verandering. De uitwisseling van kennis en informatie over bestaande federale stelsels in Europa zou een waardevolle bijdrage kunnen blijken.

(4) Voor regio's die naar afscheiding streven zou de Unie een dialoog met Indonesië en andere internationale partners moeten aanknopen om te helpen bij het zoeken naar levensvatbare oplossingen, die zowel aan de aspiraties van deze regio's beantwoorden als aan het doel om het uiteenvallen van Indonesië te voorkomen. Hoewel dit een zaak van binnenlands beleid is, heeft het toch een sterk potentieel effect op internationaal niveau.

5.2. Economische en commerciële betrekkingen

De verbetering van de handelsbetrekkingen zou een van de voornaamste doelstellingen van de strategie moeten zijn. Daarbij valt in het bijzonder op de volgende punten te wijzen:

- De EG heeft er belang bij om de besprekingen met Indonesië over zaken van gemeenschappelijk belang bij de WTO te bevorderen en dient een meer intensief samenwerkingsverband te ontwikkelen - zowel bilateraal als via de ASEAN- en ASEM-fora - ter vergemakkelijking van de opgangbrenging van een nieuwe ronde van WTO-handelsbesprekingen, die zou zijn opgezet om aan de belangen van beide partijen te voldoen.

- Een 'nieuwe handelstoezegging' ten behoeve van Indonesië, ter herhaling van de ASEM-handelstoezegging, zou een sterk politiek signaal zijn dat de EU het streven van de Indonesische regering om de economische problemen van haar land aan te pakken, steunt.

- Er dienen besprekingen te worden aangeknoopt over de huidige markttoegangsproblemen voor de handel in goederen en diensten tussen beide partners om het handelsverkeer over en weer te stimuleren.

- Steun voor economisch herstel dient een prioriteit te zijn bij de strategie van de EU op korte termijn ten behoeve van Indonesië.

- De EU dient haar coördinatie met de IFI's te versterken, in het bijzonder met de Wereldbank en de Aziatische Ontwikkelingsbank. Een reguliere coördinatieregeling in Jakarta voor HOM's en IFI's zou beide partijen aanzienlijke voordelen kunnen opleveren. De EU zou hierdoor meer inzicht kunnen krijgen in de ontwikkeling van de situatie en dus tot een gecoördineerde projectaanpak kunnen komen, die met de goedgekeurde beleidsmaatregelen strookt. Voor de IFI's zou dit een gelegenheid zijn om de EU-bijdragen op meer doeltreffende wijze in het algemene streven op te nemen.

Uiteraard moet er ook aandacht worden geschonken aan de consequenties van het zich over 3 jaar uitstrekkende hervormingsprogramma, waaromtrent de Indonesische regering op 20 januari 2000 overeenstemming heeft bereikt met het IMF. Dit plan behelst onder meer verregaande hervormingen in het bankwezen (privatisering), in de energiesector en op gebieden als belastingheffing en handelsbeleid. Daarna dient er een gedetailleerde evaluatie te worden gemaakt van dit ambitieuze hervormingsprogramma en van de gevolgen daarvan voor de handel met en de investeringen vanuit de EU.

- Gezien de overwegende rol van de EU als investeerder in Indonesië, zou de gedachtenwisseling tussen Europa en Indonesië over investeringsbeleidsmaatregelen moeten worden geïntensiveerd, in het bijzonder op SOM -niveau bij de ASEM-groep van investeringsdeskundigen (ASEM Investment Experts Group) en in EG-ASEAN kader.

Senior officials meeting.

- De Europese instrumenten ter bevordering van investeringen, zoals AsiaInvest, zouden nuttig kunnen zijn voor de bevordering van Europese MKB-investeringen in Indonesië. Er bestaan ook allerlei economische samenwerkingsprogramma's tussen de EG en de ASEAN om het zakenklimaat te verbeteren en het vertrouwen van de investeerders te herstellen. De Commissie zal nagaan of het mogelijk is om deze instrumenten en programma's in Indonesië beter te benutten via seminars of zakelijke evenementen.

- Gezien het belang van de communautaire vervoerswetgeving, dient de EU samen met de Indonesische overheid na te gaan of er kan worden samengewerkt op terreinen als satellietnavigatie (GNSS), luchtvaarteconomie (b.v. verplichtingen als openbare dienst en regionale lijnvluchten), veiligheid bij de luchtvaart, piraterij op zee en andere zaken van gemeenschappelijke belang.

5.3. Verbetering van het profiel van de EU in Indonesië

Indonesië ziet de EU als zodanig niet als een van haar belangrijkste partners en krijgt, in vergelijking met de Verenigde Staten of Japan, slechts weinig aandacht. De EU wordt in de eerste plaats als een handelsblok beschouwd en weinig als een supranationale eenheid onderkend.

5.3.1. Een dialoog met de overheid aanknopen

Door de aanknoping van een bilaterale dialoog EU-Indonesië zou de wijze waarop de Indonesische regering Europa en Europa's belangstelling voor de toekomst van Indonesië waarneemt, aanzienlijk kunnen worden verbeterd. Dit zou de positie van de Europese Unie als een van Indonesië's belangrijkste gesprekspartners kunnen bevorderen. Net zomin als met de andere oorspronkelijke lidstaten van de ASEAN, bestaat er een bilaterale overeenkomst tussen de EU en Indonesië. De EG-ASEAN-overeenkomst van 1980 dient als kader voor de economische betrekkingen, terwijl de ministersvergadering EU-ASEAN een platform voor de politieke dialoog is. De Commissie heeft positief gereageerd op het Indonesische verzoek om in de toekomst regelmatig vergaderingen van hooggeplaatste ambtenaren te beleggen, zoals reeds het geval is met Thailand en de Filippijnen. Behalve de bestaande samenwerkingsovereenkomst EG-ASEAN, zou er een bilaterale samenwerkingsovereenkomst met Indonesië kunnen worden overwogen. Het behoeft geen betoog dat de EU er voordeel bij zou hebben om een allesomvattende dialoog met een hervormingsgezinde Indonesische regering aan te knopen. Een dergelijke dialoog zou zelfs een prikkel kunnen zijn voor de dialoog tussen de EU en de ASEAN.

5.3.2. De zichtbaarheid van de EU in Indonesië bevorderen

In de nieuwe Azië strategie werd reeds gewezen op de behoefte aan meer kennis over Europa in Azië en omgekeerd. Daarom moeten de afzonderlijke actoren in de Europese Unie hun krachten bundelen op gebieden als voorlichting, hoger onderwijs en cultuur. De Commissie en de lidstaten zouden ernaar kunnen streven om nog meer gemeenschappelijke activiteiten 'ter plaatse, aan de basis' te ontplooien, om te bevorderen dat dit doel wordt bereikt. Met de huidige EG-strategie voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs zijn diverse programma's op gang gebracht of nog in voorbereiding. Deze programma's zijn een goede grondslag voor een betere samenwerking met Indonesië, maar moeten in dat land naar behoren worden bevorderd om ten volle vrucht te kunnen afwerpen.

5.4. De steun op ontwikkelingsdoeleinden richten

Indonesië's behoeften aan ontwikkelingshulp zijn enorm. Vooralsnog is de EG veel minder financiële verbintenissen ten opzichte van Indonesië aangegaan, dan andere donors. Maar wanneer ook de bilaterale hulp van de lidstaten en de bijdragen aan de IFI's in aanmerking worden genomen, dan is de steun die de EU in totaal aan Indonesië verleent aanzienlijk. Als eerste stap in de goede richting dient het effect van de totale EU-bijdrage zo groot mogelijk te worden gemaakt door een verbetering van de Unie's algemene aanpak van de ontwikkelingssamenwerking met Indonesië.

De veranderingen die zich in Indonesië voordoen trekken de aandacht van alle belangrijkste spelers op het politieke toneel, die er allemaal belang bij hebben dat dit land zo spoedig mogelijk tot hervormingen overgaat. Er is coördinatie nodig om ervoor te zorgen dat de toekomstige EU-samenwerking een aanvulling vormt op de bijdragen van andere donors.

Bij haar ondersteuning van een duurzaam ontwikkelingsproces in Indonesië zou de EU zich meer bepaald op een aantal doelstellingen kunnen richten:

(1) Om aan de behoeften van de doelgroepen die onder het effect van de crisis lijden te voldoen, zou er bij toekomstige acties voorrang moeten worden gegeven aan sociale vangnetprogramma's zoals gezinsplanning, steun om kinderen op school te houden, gezondheidszorg en voeding voor moeder en kind, en aan steun ten behoeve van het NGO-netwerk .

D.w.z het Gemeenschapsherstelprogramma (Community recovery Programme) van de Wereldbank.

(2) De Unie dient ook bijzondere aandacht te schenken aan armoedebestrijding, in het bijzonder in probleemgebieden als de Molukken en West-Timor. Dit zou het volgende kunnen inhouden: kleinschalige ontwikkelingsprojecten op het platteland, het opzetten van kleine bedrijven en agro-business bedrijven, watervoorziening en sanering voor plattelandsgemeenschappen en gezondheidszorg en onderwijs voor dergelijke gemeenschappen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de conclusies van de conferentie van Caïro, in het bijzonder wat de rol van de vrouw in het sociale en economische ontwikkelingsproces betreft.

(3) Een van de voornaamste prioriteiten voor de EU blijft een duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen, in het bijzonder ten aanzien van de bosbouw, waarvoor de EG en de lidstaten in Indonesië reeds een degelijke samenwerkingsachtergrond hebben opgebouwd. Dit geldt voor de daadwerkelijke instandhouding van gebieden met een vrij grote biodiversiteit en maatregelen om een duurzaam beheer van de bosbouwproductie te bevorderen. In dat verband zou de capaciteit voor wetenschappelijk onderzoek in Indonesië moeten worden versterkt, maar niet alleen voor bosbouwonderzoek. Het is voldoende aangetoond dat duurzame ontwikkeling investeringen vereist in schone technologieën, de beste praktijken en een betere capaciteit om de natuurlijke hulpbronnen te beheren.

Klaarblijkelijk vormen de beperkte financiële middelen die de Commissie voor Azië heeft uitgetrokken een belemmering voor haar toekomstige acties op welbepaalde voorrangsgebieden. Toch moet er nog meer worden gedaan om haar samenwerkingsstreven op te voeren tot een niveau dat aan Indonesië's behoeften beantwoordt.

De politieke toestand schijnt thans zodanig te zijn, dat er een doelgerichte programmeringsdialoog tussen de Commissie en de Indonesische regering kan worden aangeknoopt, in het bijzonder over duurzame ontwikkeling.

De Raad wordt verzocht om deze aanpak goed te keuren en de Commissie, de lidstaten, de zakenwereld en het bedrijfsleven en andere actoren ertoe uit te nodige om samen te werken, teneinde dit doel te bereiken.


FINANCIEEL MEMORANDUM

1. Titel

Mededeling van de Commissie: 'De betrekkingen tussen Indonesië en de Europese Unie nauwer aanhalen' - een strategie.

2. Begrotingsposten

- B7-20 Voedselhulp en ondersteunende maatregelen

- B7-21 Humanitaire hulp

- B7-30 Samenwerking met de ontwikkelingslanden in Azië

- B7-60 Communautaire maatregelen ten behoeve van NGO's

- B7-61 Voorlichting en educatie op ontwikkelingsgebied

- B7-62 Milieubeheer, gezondheidszorg en drugsbestrijding in ontwikkelingslanden

- B7-63 Bevolking en demografie in de ontwikkelingslanden

- B7-64 Specifieke steunmaatregelen op ontwikkelingsgebied

- B7-65 Maatregelen ter bestrijding van fraude in de sector samenwerking, en beheer en evaluatie van de communautaire steun

- B7-70 Europees initiatief voor de democratie en de mensenrechten

- B7-87 Bevordering van de handelsbetrekkingen

- B8-01 GBVB

3. Rechtsgrond

Verordening betreffende de ontwikkelingslanden in Azië en in Latijns-Amerika(PVD/ALA); Verordening inzake democratie en mensenrechten, enz.

4. Beschrijving

4.1 Algemene doelstelling

Deze is aangegeven in de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement met de hoofdpunten van een strategie voor het nauwer aanhalen van de betrekkingen tussen de EU en Indonesië in het nieuwe millennium.

4.2 Periode waarop de maatregel betrekking heeft en verlengingsregelingen

5. Indeling van de uitgaven of ontvangsten

5.1 Niet-verplichte uitgaven

5.2 Gesplitste kredieten

5.3 Aard van de ontvangsten

De krachtens deze mededeling op gang gebrachte projecten zullen geen specifieke ontvangsten opleveren.

6. Aard van de uitgaven of ontvangsten

- gesubsidieerd voor 100%

7. Financiele gevolgen

Dit document heeft op zichzelf geen directe financiële gevolgen. De kosten die de afzonderlijke maatregelen voor de meeste, eventueel daarbij betrokken kredietlijnen met zich mee brengen, zullen gevalsgewijs worden berekend en bij besluit vastgesteld.

7.1 Methode voor berekening van de totale kosten (verhouding tussen de kosten per onderdeel en in totaal)

7.2 Opsplitsing van de kosten

Vastleggingskredieten in mln euro (tegen de huidige prijzen)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.3 Operationele uitgaven voor studies, deskundigen e.d. opgenomen in deel B van de begroting

Vastleggingskredieten in mln euro (tegen de huidige prijzen)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.4 Tijdschema voor de vastleggingen en betalingen

Op verzoek, na een beoordeling van het project door de diensten van de Commissie en tot een bedrag van niet meer dan de bij elke jaarlijkse begrotingsprocedure onder de desbetreffende begrotingsposten te boeken kredieten.

8. Fraudebestrijdingsmaatregelen

- Er worden specifieke controlemaatregelen overwogen

- De Indonesische overheid en de Commissie zullen de controlemaatregelen toepassen die gebruikelijk zijn bij de uitvoering van projecten, zoals bepaald in alle financieringsovereenkomsten en -contracten.

9. Gegevens voor de kosten-batenanalyse

9.1 Specifieke en gekwantificeerde doelstellingen; doelgroep

- Specifieke doelstellingen: verband met de algemene doelstelling

- Gevalsgewijs vast te stellen.

- Doelgroep: een onderscheid maken tussen de doelgroepen voor elke afzonderlijke doelstelling; aangeven aan wie de financiële bijdrage van de Gemeenschap uiteindelijk ten goede komt en wie de tussenpersonen zijn.

- Gevalsgewijs te omschrijven.

9.2 Motivering

- De behoefte aan financiële hulp van de Gemeenschap, in het bijzonder met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel

- Gevalsgewijs vast te stellen.

9.3 Het volgen en evalueren van de maatregel

- Gekozen prestatie-indicatoren

Deze dienen gevalsgewijs te worden vastgesteld en in alle financieringsovereenkomsten en -contracten te worden opgenomen.

10. Huishoudelijke uitgaven (Afdeling III, deel A van de begroting)

Dit onderdeel van het financieel memorandum moet aan de Directoraten-generaal 'Personeelszaken en algemeen beheer' en 'Begroting' worden toegezonden; het DG 'Personeelszaken en algemeen beheer' zal het dan aan het DG 'Begroting' doorzenden, vergezeld van zijn advies.

De daadwerkelijke beschikbaarstelling van de vereiste huishoudelijke middelen hangt af van het jaarlijks door de Commissie te nemen besluit over de toekenning van de middelen, waarbij rekening moet worden gehouden met het aantal personeelsleden en de extra bedragen, waarvoor de begrotingsautoriteit toestemming heeft gegeven.

10.1 Effect op het aantal ambten


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


Als er extra personeel vereist is, aangeven in welk tempo dit moet worden ingeschakeld.

10.2 Algemeen financieel effect van het extra personeel

EURO


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


De opgegeven bedragen moeten de totale kosten voor extra ambten dekken, en wel voor de gehele duur van de maatregel, wanneer die duur van tevoren is vastgesteld, of voor 12 maanden, wanneer de actie van onbeperkte duur is.

10.3 Stijging van andere huishoudelijke uitgaven als gevolg van deze maatregel

EURO


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


De opgegeven bedragen moeten alle door deze maatregel vereiste uitgaven dekken, wanneer de duur van de actie van tevoren is vastgesteld, of de uitgaven voor 12 maanden, wanneer de actie van onbeperkte duur is.

De kosten worden door de bestaande middelen gedekt.