Artikelen bij COM(2001)35-1 - Verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in zeehavens: van cruciaal belang voor het vervoer in Europa

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1 - - Doelstelling

Vrije verlening van havendiensten geldt voor verleners van havendiensten in de Gemeenschap overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn. Verleners van havendiensten hebben toegang tot haveninstallaties in de mate die nodig is voor de uitoefening van hun activiteiten.

Artikel 2 - - Reikwijdte

1. Deze richtlijn is van toepassing op de in de bijlage vermelde havendiensten die binnen het havengebied ten behoeve van gebruikers van de haven worden verleend.

2. Deze richtlijn geldt voor op het grondgebied van een lidstaat gevestigde zeehavens of havensystemen die geopend zijn voor het algemene commerciële maritieme vervoer, mits de haven in de afgelopen drie jaar jaarlijks niet minder dan 3 miljoen ton of 500.000 passagiersbewegingen heeft verwerkt.

3. Wanneer een haven de in lid 2 vermelde vrachtverkeersdrempel haalt, maar beneden de corresponderende drempel voor passagiersbewegingen blijft, zijn de bepalingen van deze richtlijn niet van toepassing op havendiensten die uitsluitend voor passagiers zijn gereserveerd. Wanneer de drempel voor passagiersbewegingen wel, maar de vrachtvervoerdrempel niet werd bereikt, zijn de bepalingen van deze richtlijn niet van toepassing op havendiensten die uitsluitend voor vracht zijn bestemd. Ter informatie publiceert de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een lijst van de in dit artikel bedoelde havens die gebaseerd is op de door de lidstaten verstrekte gegevens. Deze lijst wordt voor het eerst drie maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn en vervolgens jaarlijks gepubliceerd.

4. De lidstaten kunnen eisen dat de verleners van havendiensten in de Gemeenschap zijn gevestigd en dat vaartuigen die uitsluitend voor de verlening van havendiensten worden gebruikt zijn geregistreerd in en onder de vlag varen van een lidstaat.

Artikel 3

1. Deze richtlijn laat de verplichtingen van de bevoegde instanties die voortvloeien uit Richtlijn 92/50/EEG, Richtlijn 93/36/EEG, Richtlijn 93/37/EEG en Richtlijn 93/38/EEG onverlet.

2. Wanneer op grond van een van de in lid 1 genoemde richtlijnen een dienstverleningscontract verplicht moet worden aanbesteed, zijn artikel 8, leden 1, 2, 3, 4 en 5, artikel 12, lid 1 en lid 2, en artikel 13 van deze richtlijn niet van toepassing op de gunning van dat contract.

3. De richtlijn laat de verplichtingen van de bevoegde instanties die voortvloeien uit de Richtlijnen 89/48/EEG, 92/51/EEG en 99/42/EG inzake wederzijdse erkenning door de lidstaten van beroepsopleidingen onverlet.

Artikel 4 - - Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

(1) 'zeehaven' (in deze richtlijn 'haven' genoemd: een uit land en water bestaand gebied met verbeteringswerken en voorzieningen die voornamelijk dienen voor de ontvangst van schepen, het laden en lossen daarvan, de opslag van goederen, het in ontvangst nemen en leveren van deze goederen via de binnenvaart en het in- en ontschepen van passagiers:

(2) 'havensysteem': twee of meer havens die binnen een samenwerkingsverband dezelfde stad of conurbatie bedienen;

(3) 'havenautoriteit' of 'havenbeheerder (hierna 'havenbeheerder" genoemd): een instantie waarvan de doelstelling overeenkomstig de nationale wet- of regelgeving, al dan niet in combinatie met andere activiteiten, bestaat in de administratie en het beheer van de haveninfrastructuur en de coördinatie en controle van de activiteiten van de verschillende in de betrokken haven of het betrokken havensysteem opererende exploitanten. Zij kan bestaan uit verschillende afzonderlijke lichamen of verantwoordelijk zijn voor meer dan één haven;

(4) 'havendiensten': de in de bijlage vermelde diensten met commerciële waarde die normaal tegen betaling in een haven worden verleend;

(5) 'verlener van havendiensten': elke natuurlijke of rechtspersoon die een of meer categorieën havendiensten verleent of wil verlenen;

(6) 'openbare dienstverplichting': een door een bevoegde instantie opgelegde verplichting die een adequate verlening van bepaalde categorieën havendiensten moet waarborgen;

(7) 'zelfafhandeling': de situatie waarin een havengebruiker voor zichzelf één of meer categorieën havendiensten verzorgt en waarin normaal geen contract van enigerlei aard met een derde wordt gesloten voor de verlening van dergelijke diensten;

(8) 'vergunning': elke toestemming, met inbegrip van een contract, op grond waarvan een natuurlijke of rechtspersoon havendiensten mag verlenen of aan zelfafhandeling mag doen.

Artikel 5 - - Bevoegde instanties

De lidstaten wijzen de met de uitvoering van de artikelen 6, 7, 8, 10, 11, 12 en 19 van deze richtlijn belaste bevoegde instantie of instanties aan.

Artikel 6 - - Vergunningverlening

1. De lidstaten kunnen eisen dat een verlener van havendiensten vooraf een vergunning verkrijgt onder de in de leden 2, 3, 4 en 5 vermelde voorwaarden. Aan overeenkomstig artikel 8 geselecteerde dienstverleners wordt automatisch een vergunning verleend.

2. De criteria voor de toekenning van een vergunning door de bevoegde instantie moeten transparant, niet-discriminerend, objectief, relevant en proportioneel zijn. De criteria mogen alleen betrekking hebben op de beroepskwalificaties van de dienstverlener, zijn financiële positie en verzekeringsdekking, maritieme veiligheid of de veiligheid van installaties, uitrusting en personen. De vergunning kan openbare dienstverplichtingen met betrekking tot veiligheid, regelmatigheid, continuïteit, kwaliteit en prijs omvatten, alsook de voorwaarden waaronder de dienst mag worden verleend.

3. Wanneer de vereiste beroepskwalificaties specifieke plaatselijke kennis of ervaring met plaatselijke omstandigheden omvatten, moet de bevoegde instantie een passende opleiding voor aspirant-dienstverleners verzorgen.

4. De in lid 2 bedoelde criteria worden openbaar gemaakt en de verleners van havendiensten worden van tevoren ingelicht over de procedure voor het verkrijgen van de vergunning. Dit voorschrift geldt eveneens voor een vergunning waarbij de dienstverlening wordt gekoppeld aan investeringen in onroerende activa die na het verstrijken van de vergunning aan de haven toevallen.

5. De verlener van havendiensten heeft het recht zelf personeel te kiezen voor de uitvoering van de dienst waarop de vergunning betrekking heeft.

Artikel 7 - - Beperkingen

1. De lidstaten kunnen het aantal verleners van havendiensten alleen beperken om redenen in verband met ruimte- of capaciteitsbeperkingen of, wat technisch-nautische diensten betreft, met de veiligheid van het maritieme verkeer. De bevoegde instantie moet:

(a) de belanghebbende partijen er met opgaaf van redenen van op de hoogte stellen voor welke categorie of categorieën havendiensten en voor welk specifiek gedeelte van de haven de beperkingen gelden;

(b) het in de gegeven omstandigheden hoogst haalbare aantal dienstverleners toelaten.

2. Wanneer er ruimte- of capaciteitsbeperkingen bestaan verleent de bevoegde instantie, voor zover er geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden wat verkeersvolume en categorieën vracht betreft, een vergunning aan tenminste twee volledig van elkaar onafhankelijke dienstverleners per vrachtcategorie.

3. Wanneer de bevoegde instantie die belast is met de besluitvorming over beperkingen met betrekking tot de betrokken haven tevens havenbeheerder is en de havenbeheerder zelf of een dienstverlener waarover hij direct of indirect zeggenschap heeft of waarbij hij betrokken is tevens als dienstverlener in die haven optreedt of wil optreden, wijzen de lidstaten een andere bevoegde instantie aan die zij belasten met de besluitvorming of goedkeuring van de besluitvorming over eventuele beperkingen. Deze nieuwe bevoegde instantie moet onafhankelijk zijn van de havenbeheerder en mag:

(a) geen havendiensten verlenen die vergelijkbaar zijn met die welke door een in de betrokken haven opererende dienstverlener worden verstrekt; en

(b) geen directe of indirecte zeggenschap hebben over of betrokken zijn bij een in de betrokken haven opererende dienstverlener.

Artikel 8 - - Selectieprocedure

1. Wanneer het aantal verleners van havendiensten overeenkomstig artikel 7 is beperkt, neemt de bevoegde instantie de nodige maatregelen om te zorgen voor een transparante en objectieve selectieprocedure in de vorm van een aanbesteding aan de hand van proportionele, niet-discriminerende en relevante criteria.

2. De bevoegde instantie publiceert in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een uitnodiging aan de belanghebbende partijen om aan het selectieproces deel te nemen. In deze uitnodiging kan melding worden gemaakt van de internetpagina van de bevoegde instantie of van de haven zelf dan wel, wanneer geen internetpagina voorhanden is, van enige andere wijze waarop de nodige informatie tijdig ter beschikking kan worden gesteld van eenieder die in het selectieproces geïnteresseerd is.

3. De bevoegde instantie vermeldt in haar uitnodiging

(a) vergunnings- en selectiecriteria die de minimumeisen van die instantie weergeven;

(b) gunningscriteria die de basis vormen waarop de instantie een keuze zal maken uit de aan de selectiecriteria beantwoordende offertes; en

(c) voorwaarden die aangeven welke dienstverleningsverplichtingen in het contract worden opgenomen en welke activa ter beschikking van de geselecteerde inschrijver worden gesteld, onder vermelding van de daarbij geldende voorwaarden en regels.

4. De procedure dient te voorzien in een tussenpoos van tenminste 52 dagen tussen de verschijning van de uitnodiging tot het indienen van voorstellen en de uiterste indieningstermijn.

5. De bevoegde instantie verstrekt bij de voorlichting van potentiële dienstverleners alle relevante informatie waarover zij beschikt.

6. Wanneer de bevoegde instantie die voor de betrokken haven de selectieprocedure uitvoert tevens havenbeheerder is en de havenbeheerder zelf of een dienstverlener waarover hij direct of indirect zeggenschap heeft of waarbij hij betrokken is als dienstverlener in die haven optreedt of wil optreden, wijzen de lidstaten een andere bevoegde instantie aan die zij met de selectieprocedure belasten. Deze nieuwe bevoegde instantie moet onafhankelijk zijn van de havenbeheerder en mag:

(a) geen havendiensten verlenen die vergelijkbaar zijn met die welke door een in de betrokken haven opererende dienstverlener worden verstrekt, en

(b) geen directe of indirecte zeggenschap hebben over of betrokken zijn bij een in de betrokken haven opererende dienstverlener.

Artikel 9 - - Looptijd van de vergunning

Verleners van havendiensten worden geselecteerd voor een beperkte periode die wordt vastgesteld aan de hand van de volgende criteria.

1. Wanneer de dienstverlener voor het verlenen van de betrokken diensten geen of onbeduidende investeringen verricht, bedraagt de maximale looptijd van de vergunning vijf jaar.

2. Wanneer de dienstverlener aanzienlijke investeringen verricht in

(a) roerende activa, bedraagt de maximale looptijd tien jaar;

(b) onroerende activa, bedraagt de maximale looptijd 25 jaar, ongeacht of de eigendom daarvan na afloop al dan niet aan de haven toevalt.

Artikel 10 - - Boekhoudkundige bepalingen

De bevoegde instantie legt de geselecteerde dienstverleners de verplichting op voor elk van de betrokken havendiensten een afzonderlijke boekhouding te voeren. De boekhoudkundige procedures moeten in overeenstemming zijn met de gangbare commerciële praktijk en algemeen aanvaarde boekhoudprincipes.

Artikel 11 - - Zelfafhandeling

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om zelfafhandeling overeenkomstig deze richtlijn toe te staan.

2. Voor zelfafhandeling kan een vergunning verplicht worden gesteld waarvoor de criteria niet stringenter mogen zijn dan die welke gelden voor verleners van dezelfde of een vergelijkbare havendienst.

Artikel 12 - - Havenbeheerder

1. Wanneer de havenbeheerder havendiensten verleent, moet deze voldoen aan de criteria van artikel 6 en voor elk van de door hem verleende havendiensten een afzonderlijke boekhouding voeren. De boekhoudkundige procedures moeten in overeenstemming zijn met de gangbare commerciële praktijk en algemeen aanvaarde boekhoudprincipes, om ervoor te zorgen dat:

(a) de interne rekeningen voor de verschillende activiteiten gescheiden zijn;

(b) alle kosten en opbrengsten, op grond van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijsadministratie, correct worden toegerekend;

(c) de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de gescheiden boekhouding wordt gevoerd, duidelijk zijn vastgelegd.

2. In het accountantsverslag over de jaarrekeningen moeten eventuele financiële stromen tussen de activiteiten op het gebied van havendiensten van de havenbeheerder en diens andere activiteiten worden vermeld. Het accountantsverslag moet door de lidstaten worden bewaard en op verzoek aan de Commissie ter beschikking worden gesteld.

3. Wanneer na afloop van een selectieprocedure als bedoeld in artikel 1 voor een specifieke havendienst geen geschikte dienstverlener is gevonden, kan de bevoegde instantie, met inachtneming van de voorwaarden van lid 1 van dit artikel, de verlening van deze dienst gedurende een periode van maximaal vijf jaar reserveren voor de havenbeheerder.

4. De havenbeheerder discrimineert niet tussen dienstverleners. Met name onthoudt hij zich van discriminatie ten gunste van een onderneming of instantie waarin hij een belang heeft.

5. De bepalingen van deze richtlijn laten de rechten en verplichtingen van de lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2000/52/EG (de 'transparantierichtlijn') volledig onverlet.

Artikel 13 - - Beroepsprocedures

1. De lidstaten waarborgen dat elke partij die hierbij een gewettigd belang heeft, gerechtigd is tegen de overeenkomstig deze richtlijn door de bevoegde instanties of de havenbeheerder genomen besluiten of individuele maatregelen in beroep te gaan.

2. Wanneer overeenkomstig deze richtlijn een verzoek om toegang tot de markt voor havendiensten wordt afgewezen, wordt de aanvrager in kennis gesteld van de redenen waarom hij geen vergunning heeft verkregen of niet is geselecteerd. Deze redenen moeten objectief, niet-discriminerend en gegrond zijn en moeten terdege worden gemotiveerd. Voor de aanvrager moeten beroepsprocedures beschikbaar zijn. Het moet mogelijk zijn in beroep te gaan bij een nationale rechtbank of een overheidsinstantie die qua organisatie, financiering, juridische structuur en besluitvorming onafhankelijk is van de bevoegde instantie of beheerder van de betrokken haven, alsook van enige dienstverlener.

3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat door de beroepsinstanties genomen besluiten onderworpen zijn aan rechterlijke toetsing.

Artikel 14 - - Veiligheid, beveiliging en milieubescherming

De bepalingen van deze richtlijn laten de rechten en verplichtingen van de lidstaten ten aanzien van ordehandhaving, veiligheid en beveiliging in havens, alsook ten aanzien van milieubescherming volledig onverlet.

Artikel 15 - -Sociale bescherming

Onverminderd de toepassing van deze richtlijn en behoudens de overige bepalingen van het Gemeenschapsrecht, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om de toepassing van hun sociale wetgeving te waarborgen.

Artikel 16 - - Overgangsmaatregelen

1. Wanneer het aantal verleners van havendiensten niet beperkt is wegens ruimte- of capaciteitsbeperkingen dan wel met de maritieme veiligheid samenhangende beperkingen, kunnen bestaande vergunningen ongewijzigd van kracht blijven tot op het moment dat het aantal dienstverleners wel wordt beperkt. Nieuwe vergunningen moeten voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn.

2. Wanneer het aantal verleners van havendiensten in een haven beperkt is, gelden de voorschriften van de punten a) t/m e).

a) Wanneer een bestaande vergunning na een openbare aanbesteding of een vergelijkbare procedure werd verleend en voorts in overeenstemming is met de bepalingen van deze richtlijn, kan die vergunning ongewijzigd van kracht blijven.

b) Wanneer een bestaande vergunning niet overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn werd verleend en de dienstverlener geen of slechts onbeduidende investeringen heeft verricht, moet een nieuwe vergunningsprocedure overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn worden uitgevoerd binnen twee jaar na de omzettingsdatum van deze richtlijn in het geval van één enkele dienstverlener, en binnen vier jaar in alle andere gevallen.

c) Wanneer een dienstverlener in het kader van een bestaande vergunning aanzienlijke investeringen in roerende activa heeft verricht, geldt het volgende:

(i) wanneer de vergunning niet overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn, maar wel na een openbare aanbesteding of een vergelijkbare procedure werd verleend, bedraagt de maximale looptijd van de bestaande vergunning tien jaar;

(ii) wanneer de vergunning niet overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn en niet na een openbare aanbesteding of een vergelijkbare procedure werd verleend, moet een nieuwe vergunningsprocedure overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn worden uitgevoerd binnen drie jaar na de omzettingsdatum van deze richtlijn in het geval van één enkele dienstverlener, en binnen vijf jaar in alle andere gevallen.

d) Wanneer een dienstverlener in het kader van een bestaande vergunning aanzienlijke investeringen in onroerende activa heeft verricht, geldt het volgende:

(i) wanneer de vergunning niet overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn, maar wel na een openbare aanbesteding of een vergelijkbare procedure werd verleend, bedraagt de maximale looptijd van de bestaande vergunning 25 jaar;

(ii) wanneer de vergunning niet overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn en niet na een openbare aanbesteding of een vergelijkbare procedure werd verleend, moet een nieuwe vergunningsprocedure overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn worden uitgevoerd binnen vijf jaar na de omzettingsdatum van deze richtlijn in het geval van één enkele dienstverlener, en binnen acht jaar in alle andere gevallen.

e) Wanneer een dienstverlener in het kader van een bestaande vergunning aanzienlijke investeringen in roerende en onroerende activa heeft verricht, is punt d) van toepassing.

Artikel 17 - - Verslaglegging en herziening

De lidstaten dienen uiterlijke drie jaar na de omzettingsdatum bij de Commissie een verslag over de toepassing van deze richtlijn in.

Op basis van de verslagen van de lidstaten stelt de Commissie een evaluatie van de tenuitvoerlegging van de richtlijn door de lidstaten op, die in voorkomend geval samen met een voorstel voor de herziening van de richtlijn wordt ingediend.

Artikel 18 - - Tenuitvoerlegging

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn daaraan te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst mede van de belangrijke bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 19

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 20 - - Geadresseerden

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.