Artikelen bij COM(2006)246 - Verbetering van de Raadpleging inzake het gemeenschappelijke visserijbeheer

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. Inleiding 3

2. Voorspelling en beheer van vangstmogelijkheden 4

2.1. Adviesmethoden en gegevensbehoeften 4

2.2. Huidige procedure 5

2.3. Standpunten van de belanghebbenden 6

3. Aanbevelingen voor verbetering van het systeem 7

3.1. Verandering van het visseizoen 7

3.2. Wijziging van het tijdschema voor wetenschappelijke bestandsevaluaties 7

3.3. Aspecten die verband houden met derde landen 8

3.4. Eerder overleg met belanghebbenden in de EU over besluiten betreffende visserijbeheer 8

3.5. Wijziging van de timing van wetgevingsvoorstellen en -besluiten 10

3.6. Scheiding van quotaregelingen en andere beheersinstrumenten 11

4. Conclusie: Een nieuwe kalender voor het debat over visserijbeheer 12

INLEIDING

Om te zorgen voor “een brede betrokkenheid van de belanghebbenden bij alle stadia van het beleid van concipiëring tot tenuitvoerlegging” (artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad), moeten de geldende procedures voor de goedkeuring van de jaarlijkse besluiten inzake het communautaire visserijbeheer worden gewijzigd.

De vangstmogelijkheden waarover de vissers van de Europese Gemeenschap beschikken, worden gewoonlijk ieder jaar eind december vastgesteld tijdens een vergadering van de Raad Landbouw en visserij. De goedgekeurde verordening treedt op 1 januari van het volgende jaar in werking en omvat besluiten tot vaststelling van TAC’s en quota voor de lidstaten, de toegestane visserij-inspanning per vistuigtype en per gebied, en enkele technische maatregelen betreffende het dat jaar toegestane vistuig.

Het besluit van de Raad is gebaseerd op een voorstel van de Commissie, zoals overeenkomstig het Verdrag is vereist. Tot nu toe heeft de Commissie haar voorstel steeds zeer laat in het jaar uitgebracht, zodat zij nog rekening kon houden met de laatste wetenschappelijke en technische informatie. Dit betekende dat er zeer weinig tijd over was voor overleg met de belanghebbenden.

Omdat vele visbestanden uitgeput zijn, zijn sinds kort bredere beschermingsmaatregelen nodig. De vermindering van de TAC’s als enige maatregel is onvoldoende gebleken, en dus is een heel pakket van maatregelen met daarin beheer van de visserij-inspanning, technische maatregelen en controle- en inspectievoorzieningen, nodig gebleken. De vaststelling van dergelijke maatregelen binnen de korte termijn van het hierboven beschreven jaarlijkse besluitvormingsproces is moeilijk gebleken.

De Commissie heeft in 2005 informeel met de belanghebbenden en de lidstaten overlegd over alternatieve werkmethoden voor de voorbereiding van besluiten over het communautaire visserijbeheer. Veel lidstaten stonden open voor verandering, maar de meeste waren terughoudend ten aanzien van de periode waarop de TAC’s van toepassing zijn. De Commissie werd verzocht te onderzoeken of het mogelijk was het wetenschappelijke advies over het visserijbeheer eerder in het jaar in te winnen. Veel lidstaten hebben de Commissie aangespoord om vroeg met de regionale adviesraden (RAR’s) in gesprek te gaan over de besluiten inzake vangstmogelijkheden. Enkele lidstaten waren echter van mening dat de tijdsdruk die in het huidige systeem is ingebouwd, een efficiënte besluitvorming bevordert.

De Commissie heeft reeds stappen ondernomen om de opeenhoping van besluiten over het visserijbeheer aan het eind van het jaar te verminderen. In 2005 heeft de Commissie eerst afzonderlijk een voorstel inzake de TAC’s voor bestanden in de Oostzee ingediend. Het hele jaar zijn besprekingen gevoerd met de lidstaten ter voorbereiding van besluiten over het beheer van de visserij-inspanning, het vaststellen van de TAC’s en aanverwante onderwerpen. TAC’s voor diepzeesoorten worden al voor twee jaar per keer vastgesteld in een aparte verordening.

Er zijn nog meer verbeteringen nodig, met name om tot een zinvol overleg met de belanghebbenden te komen. In dit document wordt een nieuwe werkmethode voorgesteld voor de voorbereiding van de besluiten van de Raad inzake de jaarlijkse vangstmogelijkheden en de bij de visserij in acht te nemen voorschriften binnen de Gemeenschap. Het doel is om het overleg met de belanghebbenden en de coördinatie tussen de Commissie, de lidstaten en de wetenschappelijke adviseurs over langetermijndoelen van het visserijbeheer en de middelen om die doelen te bereiken, te verbeteren, nog vóór de indiening door de Commissie van voorstellen voor het jaarlijkse visserijbeheer. Ook de timing van de indiening van de voorstellen van de Commissie zou daardoor, tenminste gedeeltelijk, worden gewijzigd.

Versterkt overleg met de belanghebbenden heeft geen invloed op het recht van initiatief van de Commissie. Het doel van dergelijk overleg is de wetenschappelijke basis voor het voorstel van de Commissie te verbeteren en advies van belanghebbenden in te winnen.

Voorspelling en beheer van vangstmogelijkheden

Adviesmethoden en gegevensbehoeften

Het advies- en beheerssysteem voor visserijbeheer dat in de Gemeenschap algemeen wordt gebruikt, is ontwikkeld bij de aanvang van het gemeenschappelijk visserijbeleid begin jaren ’80 van de vorige eeuw. Destijds werd nog niet gezien dat de visbestanden risico liepen, en de voornaamste zorg was toen nog niet zozeer het beheer van de duurzame ontwikkeling van de visserij, als wel het voorspellen van de mogelijke vangsten van ieder visbestand op de korte termijn, om nationale quota te kunnen vaststellen en om de relatieve stabiliteit van de visserijsector te kunnen garanderen.

Het door wetenschappelijke instanties als de Adviescommissie voor Visserijbeheer van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) aanbevolen “vangstniveau” op korte termijn weerspiegelde deze zienswijze en werd geformuleerd onder verwijzing naar de veronderstelde vangsten die zouden worden binnengehaald bij ongewijzigde bevissingsniveaus, zolang de omvang van het visbestand niet tot onder een biologisch minimumniveau daalde.

Met de ontwikkeling van de voorzorgsbenadering in het visserijbeheer na de goedkeuring van de VN-overeenkomst inzake grensoverschrijdende visbestanden in 1995 is advies ingewonnen over de grootste vangst die mogelijk zou zijn zonder de paaibiomassa van de bestanden op korte termijn te schaden, of zonder een visserijsterfte te veroorzaken met een buitensporig hoog risico voor de paaibestanden op de langere termijn. In 2002 heeft de Gemeenschap de voorzorgsbenadering alsmede de ecosysteembenadering opgenomen in het visserijbeheer in haar kaderverordening voor het gemeenschappelijk visserijbeleid. Verder hebben de Gemeenschap en haar lidstaten zich er in 2002 toe verbonden de visbestanden te handhaven op, of te herstellen tot een niveau dat hoge opbrengsten kan opleveren, zoals vastgesteld in het uitvoeringsplan van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling, zoals overeengekomen in Johannesburg in 2002.

Huidige procedure

De communautaire traditie van visserijbeheer op basis van kortetermijnvoorspellingen heeft de besluitvorming ongewild moeilijker gemaakt.

Ten eerste: omdat besluiten veeleer op de korte termijn dan op de lange termijn zijn gericht, is de discussie over langetermijnbeheer daardoor nooit goed van de grond gekomen. Dit is erkend bij de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid; toen is namelijk een wettelijke basis gelegd voor het langetermijnbeheer.

Ten tweede: er is een behoefte aan zo accuraat mogelijke kortetermijnvoorspellingen door ontstaan. Dit betekent dat wetenschappelijke evaluaties tot later in het jaar moeten worden uitgesteld, zodat de informatie van de meest recente studies kan worden gebruikt voor de voorspellingen.

Ten derde: de over het algemeen hoge bevissingsniveaus hebben met name bij de demersale visserij tot een situatie geleid waarbij een groot deel van de vangsten ieder jaar uit jonge vis bestaat die in het jaar daarvoor nog niet beschikbaar was voor de visserij. Dit heeft de noodzaak van het gebruik van “last-minute” studies voor vangstvoorspellingen versterkt.

Ten vierde: van een aantal belangrijke bestanden (bijvoorbeeld kabeljauwbestanden in de Noordzee, het Kattegat, de Ierse Zee en de Oostzee, schol in het Skagerrak en het Kattegat, Noordzeeschelvis, ansjovis uit de Golf van Biskaje), overleeft maar een klein deel van het visbestand tot het volgende jaar. Dit heeft potentieel tot gevolg dat de vangstmogelijkheden instabiel worden, omdat de rekruteringsniveaus van jaar tot jaar sterk kunnen verschillen. Zo veranderde de TAC voor Noordzeeschelvis in de periode 1988-2005 ieder jaar met gemiddeld 32%. Grote variaties in vangstmogelijkheden zijn moeilijk te beheren, wat zowel de markt voor vis als de werkgelegenheid voor vissers betreft.

Dit complex van problemen heeft tot een strak tijdschema voor wetenschappelijke analyse en besluiten over het beheer van de meeste demersale visbestanden geleid:

- in september worden de laatste studies afgerond en worden de gegevens aan boord van de onderzoeksschepen geanalyseerd;

- begin oktober worden de wetenschappelijke evaluaties afgerond en worden de resultaten aan de ICES gepresenteerd;

- eind oktober brengt ICES advies uit aan zijn klanten, de Europese Gemeenschap, Noorwegen, IJsland, de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) en anderen;

- in november analyseert de Commissie het wetenschappelijk advies, en raadpleegt zij het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV) en belanghebbenden; dan vinden onderhandelingen plaats met Noorwegen en andere kuststaten over gezamenlijk beheerde bestanden;

- begin december keurt de Commissie haar voorstel voor een verordening tot vaststelling van de vangstmogelijkheden goed, dat de lidstaten, de regionale adviescomités en de belanghebbenden bespreken;

- half december wordt de verordening door de Raad goedgekeurd.

In 2004 en 2005 is de Commissie al vroeg (vanaf het begin van het jaar) met de lidstaten en belanghebbenden besprekingen begonnen over een aantal technische aangelegenheden in de verordening tot vaststelling van de vangstmogelijkheden. Tijdens deze vroegtijdige vergaderingen zijn aangelegenheden zoals technische maatregelen, regelingen voor het beheer van de visserij-inspanning en gesloten gebieden in detail besproken. Dit proces heeft de besluitvorming over technische aangelegenheden in 2005 vergemakkelijkt, met name over de uitvoering van het beheer van de visserij-inspanning.

Standpunten van de belanghebbenden

Het Regionaal Adviescomité voor de Noordzee is geraadpleegd over de wijziging van het jaarlijkse tijdschema voor de besluitvorming. Hun voornaamste zorg was dat de extra tijd zou moeten worden besteed aan de omstandigheden waaronder TAC’s kunnen worden opgevist, met name technische overgangsmaatregelen en systemen voor het beheer van de visserij-inspanningen.

Het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur heeft gezegd dat het eventueel bereid is een verandering van de timing van de verordeningen tot vaststelling van de vangstmogelijkheden in overweging te nemen, mits eventuele veranderingen geleidelijk worden doorgevoerd. Het Raadgevend Comité voor de visserij was positief over het voorstel de belanghebbenden meer te betrekken bij de strategieën voor de middellange termijn, en voor sommige bestanden minder vaak wetenschappelijk advies in te winnen en TAC’s voor een langere periode vast te stellen (hetgeen reeds plaatsvindt voor langoustines en diepzeesoorten). De grootste zorg voor het Raadgevend Comité voor de visserij, evenals voor de regionale adviesraad voor de Noordzee, was dat er meer tijd zou moeten worden uitgetrokken voor besprekingen over de voorwaarden voor het opvissen van de TAC’s, zoals technische maatregelen en de details voor de uitvoering van het beheer van de visserij-inspanningen. Het Raadgevend Comité voor de visserij steunde de opdeling van het TAC- en quotapakket in verschillende elementen niet en was van mening dat een oplossing met een “eindejaarspakket” onvermijdelijk zou blijven.

Het Raadgevend Comité voor de visserij was bereid een verschuiving van het begin van het visseizoen te overwegen, van pakweg 1 januari naar 1 april, maar was het met de Commissie eens dat dit alleen mogelijk is als andere kuststaten daarmee instemmen.

Aanbevelingen voor verbetering van het systeem

Verandering van het visseizoen

TAC’s wordt momenteel vastgesteld voor een kalenderjaar, met ingang van 1 januari, zowel in de EU als in de naburige derde landen. Deze beheersperiode zou wellicht gewijzigd kunnen worden in een periode van twaalf maanden met ingang van een andere datum. Dit zou enkele voordelen kunnen hebben voor specifieke bestanden waarvoor het visseizoen geen natuurlijke onderbreking kent aan het eind van het kalenderjaar. Het seizoen loopt voor de verschillende visserijtakken echter zo sterk uiteen dat dit weliswaar voor enkele visserijtakken bepaalde tijdsproblemen zou kunnen oplossen, maar voor andere visserijtakken nieuwe problemen zou scheppen. Wellicht moet worden bekeken of, om over de hele linie winst te boeken, voor verschillende visbestanden verschillende visseizoenen zouden moeten worden ingevoerd. Dit zou aanzienlijke administratieve kosten met zich meebrengen. De Commissie is over de gehele linie van mening dat als alternatieve oplossingen vergelijkbare resultaten zouden opleveren, deze weg op de korte termijn niet moet worden bewandeld.

Wijziging van het tijdschema voor wetenschappelijke bestandsevaluaties

Wetenschappelijk advies wordt de Commissie momenteel verstrekt door het WTECV, op basis van beoordelingen door en advies van ICES. Op twee verschillende momenten wordt advies uitgebracht:

- in juni voor diepzeesoorten, Oostzeebestanden en verschillende bestanden van haring en sprot;

- in oktober voor makreel, kreeften, en de meeste demersale platvis en rondvis.

De Commissie is met ICES en het WTECV in overleg getreden over de vraag welke mogelijkheden er bestaan om over meer bestanden in juni advies te geven, en niet in oktober. Er zou voor moeten worden gezorgd dat het advies over bestanden die in het kader van de gemengde visserij samen worden gevangen, tegelijk wordt gegeven om samenhang te garanderen. Erkend wordt dat het vroeger geven van advies in sommige gevallen tot een minder exacte voorspelling zal leiden, maar wellicht is dit gevolg aanvaardbaar. De Commissie heeft ook gevraagd of iets eerder in het jaar advies kan worden gegeven, te beginnen in 2007.

ICES onderzoekt momenteel in detail de opties voor een andere timing van de evaluaties en het advies om aan de behoeften van de Commissie te voldoen. Daartoe worden onderwerpen onderzocht zoals: de gevolgen die veranderingen kunnen hebben voor de verschillende bestanden als het advies over meerjarenevaluaties en -beheersplannen door het eerdere tijdstip minder precies wordt; meer strategische adviesproducten; protocollen voor niet-geplande bijwerkingen van evaluaties en/of advies wanneer uit nieuwe informatie blijkt dat dit nodig is; en de beschikbaarheid van wetenschappelijk personeel om in kortere tijd te zorgen voor evaluatie en advies. Op basis van dit onderzoek zal de Commissie met ingang met ICES overeenkomsten sluiten voor een herziene adviesprocedure met ingang van 2007.

Wat betreft het advies voor 2006 kiest ICES voor een overgangsregeling op basis van de meest recente evaluaties en het advies van de Adviescommissie voor visserijbeheer (ACFM), zodat verfijning mogelijk is als nieuwe informatie belangrijk genoeg wordt geacht om het advies sterk te wijzigen. Een belangrijke beperking voor 2006 is dat degenen die ICES van gegevens en deskundige bijstand voorzien, de nationale instellingen voor visserijonderzoek, reeds lang van tevoren een planning hebben gemaakt voor de inzet van hun middelen, en dat het eerder verstrekken van gegevens of het verschuiven van vergaderingen derhalve moeilijk is.

Aspecten die verband houden met derde landen

Op dit moment wordt in november besloten over de regelingen voor bestanden die samen met Noorwegen worden beheerd (Noordzeekabeljauw, schol, koolvis, haring en wijting) en bestanden die normaal gesproken samen met andere kuststaten worden beheerd (blauwe wijting, Atlantisch-Scandinavische haring, makreel), alsmede over maatregelen die in NEAFC-verband worden genomen (diepzeesoorten, makreel, roodbaars). Traditioneel wordt een pakket maatregelen tot stand gebracht waarin beheersmaatregelen als TAC’s, technische maatregelen, controlemaatregelen en overdrachten zijn ondergebracht, om voor zowel biologische samenhang als politiek evenwicht te zorgen.

De Commissie zal besprekingen beginnen met de andere kuststaten over het vervroegen van enkele van die besluiten naar eerder in het jaar. Hoewel sommige van die gezamenlijke besluiten gebaseerd zijn op het verstrekken van de meest recente wetenschappelijke informatie, zijn andere besluiten daar niet in die mate van afhankelijk en bestaat eventueel ruimte voor verandering.

Eerder overleg met belanghebbenden in de EU over besluiten betreffende visserijbeheer

Besluiten inzake beheer kunnen beter worden voorbereid, en overleg kan breder worden gevoerd dan op dit moment. Hoewel de raming van de toename van visbestanden pas laat in het jaar beschikbaar komt, zijn sommige algemene kenmerken van de verschillende visserijtakken wel eerder bekend, zoals visserijsterfte en de visserij-inspanning ten opzichte van de voorzorgslimieten, de marktvraag van de sector en de interacties met de visserij op andere soorten. De voorbereiding van beheersbeslissingen kan worden verbeterd via het voorstel van de Commissie inzake “vangstregels”, op basis waarvan besluiten over TAC’s worden genomen. Dergelijke vangstregels, die reeds door de Raad zijn goedgekeurd in herstelplannen en beheersplannen voor individuele bestanden, zouden bijvoorbeeld het volgende kunnen omvatten:

- de vaststelling van regels over variaties in TAC’s van jaar tot jaar;

- de vaststelling van regels over het terugbrengen van de visserijsterfte tot een duurzaam niveau;

- het aanpassen van de visserij-inspanning (zeedagen) naar gelang van de visserijsterfte (het aandeel vis op zee dat gedurende het jaar wordt gevangen).

In principe kan een beheersaanpak met “vangstregels” worden uitgebreid tot alle bestanden die onder het communautaire visserijbeheer vallen. Dit zou het voordeel hebben dat meer tijd kan worden besteed aan de bespreking van doelstellingen en hoe die te bereiken. Terwijl de wetenschappelijke ramingen van de precieze hoeveelheden betrokken vis binnen ICES en het WTECV steeds verder worden verfijnd, zou een discussie over beheersbeginselen kunnen worden georganiseerd met de betrokken partijen.

Idealiter zouden dergelijke vangstregels moeten worden goedgekeurd als onderdeel van de Verordeningen van de Raad betreffende de belangrijkste visserijtakken en visbestanden, en zouden deze niet zo vaak worden bijgewerkt. Op de korte termijn heeft de Gemeenschap er echter behoefte aan besprekingen te voeren over de juiste procedures voor het vaststellen van TAC’s voor die bestanden waarvoor geen langetermijnplannen bestaan.

Dit zou als volgt kunnen worden gedaan:

Als eerste stap zou de Commissie in april een beleidsverklaring kunnen uitbrengen over haar plannen voor de vaststelling van TAC’s in het volgende jaar. Daarin zouden de strategie van de Commissie en de werkhypothesen voor het beheer worden uiteengezet, op basis van de onderliggende tendensen van het recentste wetenschappelijke advies (d.w.z. het in het afgelopen jaar gepresenteerde advies). Ook zouden daarin de elementen van een algemene aanpak worden gepresenteerd, zoals bijvoorbeeld:

a) een verbintenis om de bestanden te laten groeien tot het meest passende niveau om duurzame exploitatie ervan met hoge opbrengsten te garanderen;

b) TAC’s en inspanningsniveaus voor het volgende jaar, vast te stellen overeenkomstig de regels in herstelplannen of beheersplannen voor de lange termijn, indien die er zijn, of met huldiging van het principe dat van geen enkel bestand de visserijsterfte mag toenemen als de sterfte hoger is dan wat nodig is om op de lange termijn hoge opbrengsten te genereren.

c) een gelijke behandeling van bestanden die zich wat exploitatie of uitputting betreft op een vergelijkbaar niveau bevinden;

d) regels over schommelingen van TAC’s van jaar tot jaar, tenzij zich speciale omstandigheden voordoen, waardoor voor specifieke bestanden grotere wijzigingen nodig zijn.

De Commissie zou haar aanpak illustreren aan de hand van praktische voorbeelden voor de belangrijkste commerciële visbestanden, door te laten zien hoe deze zou worden vertaald in TAC's of inspanningsniveaus, ervan uitgaande dat het wetenschappelijke advies voor het volgende jaar gelijk blijft aan dat van het lopende jaar. (Er zou dan wel een waarschuwing in de tekst moeten staan dat die “illustraties” in sommige gevallen aanzienlijk zouden kunnen worden beïnvloed door wetenschappelijk advies dat later wordt uitgebracht over bijvoorbeeld de meest recente rekrutering van het bestand).

Voor bestanden die reeds onder de bestaande herstel- of beheersplannen vallen zouden de TAC’s worden geraamd door de bepalingen van dergelijke langetermijnplannen automatisch toe te passen.

De onderhandelingspositie van de Commissie ten aanzien van de deelname van de Gemeenschap in de regionale visserijorganisaties zal geen deel uitmaken van de beleidsverklaring.

Een consultatieronde met de RAR’s en de lidstaten zou in de zomer kunnen plaatsvinden op basis van de beleidsverklaring van de Commissie. Hiermee zou het proces van vroegtijdige consultaties worden versterkt, zodat de belanghebbenden een kans zouden hebben om deel te nemen aan een meer strategisch debat over visserijactiviteiten. Een beleidsdebat zou ook in oktober in de Raad kunnen plaatsvinden, waarbij de Raad zou worden opgeroepen zijn commentaar te leveren op de door de Commissie voorgestelde strategie, rekening houdend met de reactie van de RAR’s

Wijziging van de timing van wetgevingsvoorstellen en -besluiten

De voorstellen van de Commissie inzake het jaarlijkse visserijbeheer hoeven niet één enkel pakket te vormen dat alle bestanden omvat.

De bestanden waarvoor de voorspellingen sterk afhankelijk zijn van de laatste wetenschappelijke ramingen (en de andere bestanden waarmee zij samen worden opgevist) moeten ook in de toekomst aan het eind van het jaar behandeld worden. Voor andere, langer levende bestanden zou het besluitvormingsproces kunnen worden vervroegd. Voor bestanden waarvan geen overbevissing plaatsvindt en waarvan het bestand groot genoeg is om te zorgen voor een aanzienlijke 'overdracht' van het bestand van het ene jaar op het volgende, voegt de laatste evaluatie relatief weinig informatie over de vangstmogelijkheden van het volgende jaar toe. Voor bestanden waarvan de visserijsterfte lager is, kunnen eerder voorstellen worden gedaan en besluiten worden genomen.

De Commissie stelt daarom voor de jaarlijkse besluiten over het visserijbeheer de volgende twee-fasenaanpak voor:

Fase 1 (juni - oktober)

(i) Voor visbestanden die door de Gemeenschap alleen worden beheerd en waarvoor het wetenschappelijke advies van ICES in juni beschikbaar is, zal de Commissie in juni en juli het advies over de betrokken TAC’s bij de betrokken RAR’s inwinnen. De Commissie zal vervolgens vóór eind september een verordeningsvoorstel opstellen. De Raad zou vervolgens in staat moeten zijn om deze TAC’s in oktober goed te keuren. Op dit moment wordt een apart wetgevingsvoorstel gemaakt voor bestanden in de Oostzee en voor diepzeesoorten. Deze aanpak zou in de toekomst kunnen worden uitgebreid tot pelagische soorten die door de Gemeenschap alleen worden beheerd, en (mits eerder met de andere kuststaten tot overeenstemming wordt gekomen) tot blauwe wijting, makreel en gedeelde haringbestanden.

Stap 2 (oktober - december)

ii) Voor visserijtakken die “rekruteringsafhankelijk” zijn, en waarvoor de bestanden die beschikbaar zijn om in één jaar te worden opgevist, grotendeels uit de jonge aanwas van dat bestand bestaan, zal het onvermijdelijk blijven de TAC’s vast te stellen zodra de sterkte van de jongste jaarklasse kan worden geëvalueerd. Dit betekent dat de presentatie van het voorstel van de Commissie moet worden uitgesteld totdat het najaarsadvies van ICES is afgerond (momenteel in oktober, met in de toekomst de mogelijkheid van een iets eerdere datum). Dit impliceert dat er zeer weinig verschil in timing is ten opzichte van het voorstel van de Commissie (eind november). Niettemin zou de voorafgaande raadpleging van de belanghebbenden en de Raad op basis van de beleidsverklaring van de Commissie moeten betekenen dat overleg met de belanghebbenden over het recente advies zal worden vergemakkelijkt. Het eindvoorstel van de Commissie zou geen verrassingen voor de betrokken partners bevatten. Deze tweede stap omvat ook de TAC’s, alsmede de voorlopige toepassing van technische maatregelen die het resultaat zijn van jaarlijkse vergaderingen van de regionale visserijorganisaties als NAFO, ICCAT, CCAMLR of NEAFC.

Scheiding van quotaregelingen en andere beheersinstrumenten

De belanghebbenden en de lidstaten hebben gesuggereerd dat het opnemen van regels over de beperking van de visserij-inspanning in het geheel van het jaarlijkse visserijbeheerspakket het onderhandelingsproces bemoeilijkt, en dat dergelijke regels bij een aparte verordening zouden moeten worden ingesteld.

De Commissie stemt ermee in dat de uitvoeringsbepalingen voor het meten, overdragen en controleren van visserij-inspanningen onderwerp van een zelfstandige verordening zouden kunnen worden. Het vaststellen van de visserij-inspanningslimieten zelf zou echter onderdeel van het jaarlijkse besluitvormingsproces moeten blijven.

Omdat de huidige regels van de Gemeenschap inzake beperking van de visserij-inspanning opnieuw zullen worden bekeken als onderdeel van de geplande herziening van het herstelplan voor kabeljauw dat later dit jaar van start gaat, is de Commissie van mening dat het passend is tot 2007 te wachten voordat een voorstel moet worden gedaan voor een nieuwe, aparte verordening inzake communautaire regels voor het beheer van visserij-inspanningen.

Conclusie: Een nieuwe kalender voor het debat over visserijbeheer

Om de mogelijkheden voor dialoog en discussie over het communautaire visserijbeheer te verruimen, zou het volgende tijdschema kunnen worden gevolgd:

Datum | Maatregel |

April | De Commissie publiceert haar beleidsverklaring betreffende de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor het volgende jaar. Vervolgens wordt met de sector een gesprek over beleidsaangelegenheden gevoerd, dat het hele jaar blijft doorgaan. Dit gesprek gaat ook over vangstregels voor TAC’s en inspanningsniveaus en andere technische aangelegenheden als beheer van de visserij-inspanning. |

Begin juni | ICES en WTECV verstrekken wetenschappelijk advies voor enkele bestanden (met name Oostzee-, pelagische en (om het jaar) diepzeesoorten) |

Juni - juli | De Commissie raadpleegt de RAR’s over de toepassing van het communautaire visserijbeleid op de bestanden waarover in juni advies wordt uitgebracht. Er vinden onderhandelingen plaats met derde landen over gezamenlijk beheerde pelagische bestanden, als zij het daarmee eens zijn. |

Begin september | De Commissie brengt een voorstel voor een verordening over vangstmogelijkheden voor de bestanden van het “juni-advies”. |

Oktober | De Raad keurt een verordening inzake TAC’s goed voor de bestanden van het “juni-advies”. ICES en WTECV geven wetenschappelijk advies over de resterende bestanden. De besprekingen met belanghebbenden over opties in het visserijbeleid en het meest recente wetenschappelijke advies voor bestanden van het “oktober-advies” worden voortgezet. |

November | Onderhandelingen met Noorwegen en de andere kuststaten over de bestanden van het “oktober-advies”. De Commissie houdt rekening met de besprekingen met de RAR’s bij de voorbereiding van haar tweede voorstel over vangstmogelijkheden, dat eind november moet worden uitgebracht. |

December | De Raad keurt een verordening inzake vangstmogelijkheden goed voor de bestanden van het “oktober-advies”. |

Januari | De verordeningen over vangstmogelijkheden treden in werking voor de duur van het kalenderjaar. |

De artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, PB L 388 van 31.12.2002, blz. 59.