Artikelen bij COM(2006)395 - Samenvatting van de in de loop van 2004 en 2005 uitgevoerde activiteiten in het kader van Titel II, hoofdstukken 3 tot en met 10, van het Euratom-Verdrag

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. Inleiding 4

2. Reorganisatie van de diensten van de Commissie 4

3. Beleidsmatige en juridische ontwikkelingen 5

3.1. Status van de wetgevingsvoorstellen van de Commissie 5

3.1.1. Nucleair pakket 5

3.1.2. Richtlijn inzake overbrenging 5

3.1.3. De nieuwe verordening betreffende veiligheidscontrole 5

3.2. Tenuitvoerlegging van de wetgeving – Inbreuken 6

3.2.1. Juridische ontwikkelingen 6

3.2.2. Omzetting van wetgeving en inbreuken 6

4. Uitbreiding 7

5. Algemene ontwikkelingen op nucleair gebied in de EU 8

5.1. Ontmanteling, afvalbeheer en -vervoer 8

5.1.1. Ontmanteling 8

5.1.2. Radioactief afval 8

5.1.3. Vervoer van radioactief materiaal 9

5.2. Nucleaire beveiliging 9

5.2.1. Beveiligingsinspecties 9

5.2.2. Aanvullende protocollen 9

5.3. Stralingsbescherming 10

5.3.1. Activiteiten uit hoofde van artikel 31 van het Euratom-Verdrag 10

5.3.2. Toepassing van de Euratomvereisten op omgevingsradioactiviteit 10

5.3.3. Voorbereiding op noodsituaties 11

5.4. Levering van nucleair materiaal 12

6. Internationale samenwerking 13

6.1. Overeenkomsten met derde landen 13

6.1.1. Japan 13

6.1.2. Oekraïne 13

6.1.3. Kazachstan 13

6.1.4. Oezbekistan 13

6.2. Internationale verdragen 13

6.2.1. Verdrag inzake nucleaire veiligheid 13

6.2.2. Gezamenlijk Verdrag 14

6.2.3. Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal 14

6.2.4. Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval en Verdrag inzake de verlening van bijstand in het geval van een nucleair ongeval of een calamiteit met radioactieve stoffen 14

6.3. Samenwerking met het IAEA en andere internationale organisaties 14

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Samenvatting van de in de loop van 2004 en 2005 uitgevoerde activiteiten in het kader van Titel II, hoofdstukken 3 tot en met 10, van het Euratom-Verdrag

1. INLEIDING

In deze mededeling worden de activiteiten beschreven die door de directoraten H (Kernenergie) en I (Nucleaire Garanties) van het directoraat-generaal Energie en vervoer zijn uitgevoerd en die een onderdeel vormen van de activiteiten die de Commissie in het kader van het Euratom-Verdrag (hierna 'het Verdrag' genoemd) uitvoert. Het DG TREN is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van het merendeel van de bepalingen van Titel II van het Euratom-Verdrag (Hoofdstukken 3 tot en met 10), die betrekking hebben op bescherming van de gezondheid, investeringen, gemeenschappelijke ondernemingen, veiligheidscontrole en betrekkingen met derden. In deze mededeling wordt eveneens een overzicht gegeven van de activiteiten van het Voorzieningsagentschap van Euratom. Activiteiten die betrekking hebben op het bevorderen van onderzoek zijn vermeld in de jaarlijkse activiteitenverslagen van het DG RTD en het JRC. De voorbereiding en tenuitvoerlegging van het TACIS-programma valt onder de verantwoordelijkheid van zowel het DG RELEX als het DG AIDCO, PHARE wordt beheerd door het DG ELARG en de toekenning van Euratomleningen wordt beheerd door het DG ECFIN. De werkzaamheden van twee in-situlaboratoria (La Hague en Sellafield) in opwerkingsfabrieken worden gecontroleerd door het JRC en gefinancierd door het DG TREN.

2. REORGANISATIE VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE

Sinds de oprichting van de directoraten H en I in 2003 zijn de diensten van de Commissie op het gebied van kernenergie verder gereorganiseerd. De bevoegdheden en het personeel voor juridische en technische kwesties en voor internationale betrekkingen en handel op nucleair gebied zijn gegroepeerd in de vestiging in Luxemburg. Als gevolg hiervan zijn alleen de diensten die zich bezighouden met het Euratom-onderzoeksprogramma en het TACIS-programma in Brussel gevestigd. Directoraat H houdt zich vooral bezig met de onderhandelingen over internationale akkoorden en overeenkomsten, de toepassing van het Verdrag en de afgeleide wetgeving, technische aspecten van de splijtstofcyclus, het beheer van het boekhoudings- en controlesysteem voor kernmateriaal en de rapportering daarover, en stralingsbescherming. Directoraat I is bevoegd voor de planning en uitvoering van de activiteiten die verband houden met veiligheidsinspecties, inclusief de logistieke ondersteuning van deze activiteiten. De taak van het ESA is een regelmatige en eerlijke splijtstofvoorziening van de communautaire gebruikers te garanderen door middel van een gemeenschappelijk voorzieningsbeleid. Het ESA is in de loop van 2004 eveneens naar Luxemburg verhuisd.

3. BELEIDSMATIGE EN JURIDISCHE ONTWIKKELINGEN

3.1. Status van de wetgevingsvoorstellen van de Commissie

3.1.1. Nucleair pakket

De Commissie heeft actief deelgenomen aan de besprekingen in de Raad en het Parlement over haar in 2003 ingediende voorstellen voor richtlijnen van de Raad inzake de veiligheid van nucleaire installaties en het veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval. Op 8.9.2004 heeft de Commissie twee gewijzigde voorstellen goedgekeurd, waarin rekening is gehouden met het standpunt van het Parlement en de besprekingen in de Raad. Hoewel het Europees Parlement een gunstig advies heeft uitgebracht over deze voorstellen en een meerderheid van de Raad deze voorstellen steunde, werd de vereiste gekwalificeerde meerderheid niet bereikt en werden de gewijzigde voorstellen in 2004 en 2005 niet verder besproken in de Raad.

In plaats daarvan werd een 'Actieplan inzake nucleaire veiligheid en het veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval' opgesteld op basis van de conclusies van de Raad van juni 2004, teneinde deze kwesties verder te bestuderen. De speciaal daartoe opgerichte Groep nucleaire veiligheid bereidt een technisch verslag voor (gepland voor eind 2006). De diensten van de Commissie nemen deel aan dit proces.

3.1.2. Richtlijn inzake overbrenging

De Commissie heeft een voorstel goedgekeurd voor een richtlijn van de Raad betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof, ter vervanging van Richtlijn 92/3. De voorgestelde richtlijn, die ook van toepassing moet zijn op voor opwerking bestemde bestraalde splijtstof, vereenvoudigt de procedures en zorgt tegelijk ook voor samenhang met de richtlijn inzake de basisnormen en internationale verdragen. In november 2004 is het voorstel ter advies doorgestuurd naar het EESC. In december 2005 is een definitief voorstel goedgekeurd en bij de Raad ingediend.

3.1.3. De nieuwe verordening betreffende veiligheidscontrole

De besprekingen over de nieuwe verordening inzake veiligheidscontrole zijn in april 2004 afgerond. De Raad van Ministers heeft de verordening op 30.4.2004 goedgekeurd. Meteen daarna is de procedure voor de definitieve vaststelling door de Commissie op gang gebracht. De verordening is pas op 28.2.2005 gepubliceerd omdat ze eerst nog in alle officiële talen moest worden vertaald en is in werking getreden op 20.3.2005.

De Commissie heeft een aanbeveling goedgekeurd inzake richtsnoeren voor de toepassing van de nieuwe verordening betreffende de veiligheidscontrole van Euratom, waarin de verklaringen van de lidstaten en de afspraken en overeenkomsten met de lidstaten zijn samengevat en niet-bindende richtsnoeren voor exploitanten van nucleaire installaties worden gegeven.

3.2. Tenuitvoerlegging van de wetgeving – Inbreuken

3.2.1. Juridische ontwikkelingen

Net voor het einde van 2003 zijn twee belangrijke stukken wetgeving afgerond.

De richtlijn van de Raad inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen werd internationaal (G8, IAEA) als een belangrijke verwezenlijking beschouwd omdat ze tegemoet komt aan de bezorgdheid over kwaadwillig gebruik van medische of industriële stralingsbronnen. Tijdens een in maart 2005 georganiseerde workshop werd ingegaan op de moeilijkheden waarmee de lidstaten werden geconfronteerd bij de omzetting van deze richtlijn. Op 31 december 2005, de uiterste datum voor de omzetting, hadden 19 lidstaten nationale ontwerpmaatregelen tot omzetting van de richtlijn meegedeeld, zoals bepaald in artikel 33 van het Verdrag; vijf van deze lidstaten hebben ook definitieve maatregelen vastgesteld en meegedeeld.

De aanbeveling van de Commissie inzake gestandaardiseerde informatie over de lozing van radioactieve stoffen in de lucht en het water door kerncentrales en opwerkingsfabrieken in normaal bedrijf heeft bijgedragen tot de vaststelling van de specificaties voor een nieuwe gegevensbank die momenteel wordt opgezet.

3.2.2. Omzetting van wetgeving en inbreuken

De Commissie heeft een uitgebreide evaluatie uitgevoerd van de tenuitvoerlegging van het Verdrag en de daaruit afgeleide secundaire wetgeving voor de jaren 2004 en 2005.

Uit hoofde van artikel 141 tot en met 143 van het Verdrag zijn 13 nieuwe zaken geopend. In totaal zijn 29 inbreukprocedures behandeld wegens gebrekkige naleving van de bepalingen inzake bescherming van de gezondheid (Titel II, hoofdstuk 3 van het Verdrag), veiligheidscontrole (Titel II, hoofdstuk 7) en betrekkingen met derden (Titel II, hoofdstuk 10).

Specifieke tekortkomingen zijn verholpen met de specifieke middelen van hoofdstuk 7. De Commissie heeft een richtlijn vastgesteld uit hoofde van artikel 82 van het Verdrag, waarbij het betrokken land wordt verzocht te garanderen dat alle kernmateriaal in het boekhoudingssysteem wordt opgenomen en toegankelijk is voor Euratominspecteurs. Aangezien het antwoord van de nationale autoriteiten niet bevredigend was, heeft de Commissie besloten de zaak voor het Hof van Justitie te brengen.

In een andere zaak heeft de Commissie een besluit vastgesteld uit hoofde van artikel 83 van het Verdrag, waarbij een sanctie wordt opgelegd (krachtens artikel 83, lid 1, onder a)) aan de exploitant van een kerninstallatie die zijn verplichtingen niet volledig is nagekomen.

Zie de bijlage voor informatie over andere zaken (opgesomd in het werkdocument van de diensten van de Commissie).

4. UITBREIDING

In de loop van 2004 en de eerste helft van 2005 is bijzondere aandacht besteed aan de voorbereiding van de tenuitvoerlegging van de Euratom-beveiligingscontrole in de nieuwe lidstaten. Er is een computersysteem ontwikkeld om de rapporteringsverplichtingen van de nieuwe lidstaten te vereenvoudigen, waarbij rekening is gehouden met de nieuwe, hierboven vermelde verordening betreffende de veiligheidscontrole. In de tweede helft van 2004 is begonnen met de installatie van de overeenkomstige hard- en software. Verwacht wordt dat de exploitanten van de nieuwe lidstaten vanaf begin 2006 dit systeem volledig ten uitvoer zullen leggen en in hun dagelijkse routine zullen integreren.

De contacten tussen de nationale autoriteiten en de exploitanten van kerninstallaties zijn opgedreven om de overgang van de rapportering over de tenuitvoerlegging van de veiligheidscontrole in het kader van bilaterale overeenkomsten met het IAEA naar de rapportering over de tenuitvoerlegging van de veiligheidscontrole in het kader van de Overeenkomst tussen de lidstaten, Euratom en het IAEA te vergemakkelijken.

Er is ook bijzondere aandacht besteed aan toekomstige inspectieactiviteiten in de nieuwe lidstaten. De kernindustrie van deze lidstaten blijft meestal beperkt tot kernreactoren en opslagfaciliteiten. Er is een programma van informatievergarings- en technische missies uitgevoerd.

De EU heeft herhaaldelijk benadrukt dat Bulgarije en Roemenië een hoog niveau van nucleaire veiligheid moeten handhaven met het oog op de nakende uitbreiding.

Bulgarije moet de eisen en procedures van Euratom in acht nemen. Naar aanleiding van een peer review van de veiligheid in de kerncentrale van Kozloduy in 2003 is een statusrapport opgesteld. Daarin is nogmaals benadrukt dat Bulgarije zich ertoe moet verbinden de eenheden 1 tot en met 4 van de kerncentrale van Kozloduy zo snel mogelijk definitief te sluiten. Deze verbintenis is opgenomen in de Akte van toetreding van Bulgarije, die op 25.4.2005 in Luxemburg is ondertekend.

De onderhandelingen met Roemenië over het energiehoofdstuk zijn eind 2004 gesloten. Roemenië is zijn regelgevingskader voor nucleaire veiligheid verder blijven ontwikkelen. Het moet echter nog steeds de veiligheid van de kerncentrale van Cernavoda, die gebruik maakt van de Candu-technologie, blijven verbeteren, de ontwikkeling van nationale programma's voor het veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval voortzetten en de bevoegdheden van de nucleaire regelgevende autoriteiten versterken.

Zowel voor Kroatië als Turkije wordt de relevante wetgeving gescreend.

5. ALGEMENE ONTWIKKELINGEN OP NUCLEAIR GEBIED IN DE EU

5.1. Ontmanteling, afvalbeheer en -vervoer

5.1.1. Ontmanteling

De Commissie heeft verder werk gemaakt van de toepassing van de protocollen bij het toetredingsverdrag voor Ignalina en Bohunice. In 2004 werd 138 miljoen euro toegekend, en in 2005 nogmaals 139 miljoen euro. Het grootste gedeelte van deze steun werd verleend via internationale fondsen ter ondersteuning van ontmanteling, die worden beheerd door de EBRD en gecontroleerd door bijeenkomsten van financiers die worden voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. Op verzoek van de begunstigde is het aandeel van de ontmantelingssteun die door Litouwen en de Commissie bilateraal wordt beheerd, bijna verdubbeld, van 10 miljoen euro in 2004 tot 18 miljoen euro in 2005. Deze steun wordt verleend zoals PHARE-steun en wordt gebruikt om een veiligheidscultuur in stand te houden en voor sociale kwesties.

In antwoord op de bezorgdheid van het Europees Parlement over de richtlijn betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit is in 2004 een verslag gepubliceerd over het gebruik van de voor de ontmanteling van kerncentrales bestemde financiële middelen. Daarin benadrukt de Commissie dat de vier basisbeginselen – geschiktheid, beschikbaarheid, gebruik en transparant beheer van de financiële middelen – moeten worden nageleefd. In 2005 werd een tweede verslag over alle types nucleaire installaties in de EU opgesteld. Dit verslag is gebaseerd op raadplegingen van de lidstaten, het Europees Parlement en deskundigen van de sector en op antwoorden van een vragenlijst voor een specifiek land. Er zal een aanbeveling worden gedaan waarin de lidstaten worden verzocht de nodige maatregelen te nemen op het vlak van de bovenvermelde basisbeginselen.

5.1.2. Radioactief afval

De beschikbaarheid van technologieën die tot doel hebben het volume en de radiotoxiciteit van langlevende radionucliden te beperken, waardoor de behandeling en verwijdering van dergelijk materiaal veiliger en beter aanvaardbaar wordt, kan ertoe bijdragen dat nationale besluiten over het beheer van radioactief afval worden genomen.

In het werkprogramma van de Commissie voor 2005 was het voorstel opgenomen om een gemeenschappelijke onderneming voor onderzoek naar het beheer van radioactief afval op te richten. Er worden voorbereidende stappen ondernomen om een brede consensus voor dit initiatief tot stand te brengen. De diensten van de Commissie bestuderen hoe een technologisch initiatief kan worden genomen dat fungeert als een instrument om industriële partners te raadplegen, een consensus tot stand te brengen en de meest veelbelovende technologieën voor efficiënt beheer van radioactief afval te identificeren. Het initiatief heeft uiteindelijk als doel aan te tonen dat het mogelijk is de levenscyclus van radioactieve afvalproducten te beperken en deze ondergronds te verwijderen. Hiervoor zullen voorbereidingen worden getroffen in het kader van het zevende Euratom-kaderprogramma voor onderzoek.

5.1.3. Vervoer van radioactief materiaal

In 2004 heeft de Permanente werkgroep inzake vervoer van radioactief materiaal zijn vijfde verslag opgesteld, waarin wordt voorgesteld de werking van de sector te verbeteren en het veiligheidsniveau te verhogen. Dit verslag is ondertussen bijgewerkt en aangepast aan de huidige situatie, na de recentste uitbreiding van de EU.

5.2. Nucleaire beveiliging

5.2.1. Beveiligingsinspecties

Op 30.4.2004 heeft de Commissie een mededeling goedgekeurd waarin de beginselen van een nieuwe benadering van nucleaire veiligheid worden vastgesteld. Deze mededeling, waarin is uiteengezet hoe de aan DG TREN toevertrouwde inspectietaken zullen worden uitgevoerd, is rechtstreeks gefocust op de doelstelling van het Verdrag en houdt rekening met de internationale ontwikkelingen.

Sinds oktober 2004 is in de Raad regelmatig besproken hoe nucleaire beveiligingscontroles moeten worden aangepakt. In de loop van 2005 heeft ook bilateraal overleg plaatsgevonden met diverse lidstaten (België, Finland, Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje, Zweden, VK) om het nieuwe beveiligingbeleid voor te stellen en te bespreken. Het VK-voorzitterschap heeft een document opgesteld over een nieuw kader voor Euratom-beveiligingscontroles, waar de COREPER nota van heeft genomen. Dit is een stap in de richting van een gemeenschappelijke visie van de lidstaten en de Commissie op de wijze waarop het nu verder moet met de tenuitvoerlegging van de beveiligingscontroles, met inachtneming van de rol van alle betrokken partijen, zoals bepaald in het Verdrag. Tegelijk zijn vergaderingen gehouden met grote industriële exploitanten om het effect van nieuwe methodes, zoals audits van de door de exploitant toegepaste boekhoudkundige controlesystemen voor kernmateriaal, en de herziene basisperiodiciteit van de inspecties te beoordelen.

Het IAEA is op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. Momenteel wordt gewerkt aan een kader voor de toekomstige samenwerking tussen Euratom en het IAEA.

Sinds 1 mei 2004 voeren de diensten van de Commissie beveiligingsinspecties uit in nucleaire installaties in de nieuwe lidstaten.

5.2.2. Aanvullende protocollen

De aanvullende protocollen (AP), die betrekking hebben op de 15 nieuwe EU-lidstaten, zijn op 30 april 2004 van kracht geworden. Vergeleken met de traditionele beveiligingsovereenkomst verlenen de AP het IAEA twee soorten nieuwe bevoegdheden. Ten eerste moeten de landen het IAEA een uitgebreide verklaring van activiteiten op nucleair gebied vestrekken, en ten tweede krijgt het IAEA het recht om kort van tevoren aangekondigde bezoeken te brengen aan locaties die verband houden met de splijtstofcyclus (aanvullende toegang).

De Commissie brengt zelf in naam van alle lidstaten verslag uit bij het IAEA over met nucleair materiaal verband houdende informatie die in het kader van de AP is meegedeeld. Bovendien stelt de Commissie verslagen op om tegemoet te komen aan de uitgebreide informatievereisten van de AP voor 10 van de 13 landen zonder kernwapens (deze tien landen staan bekend als de “side-letter”-landen). Deze landen blijven verantwoordelijk voor de correctheid van de verstrekte gegevens, maar de Commissie heeft ermee ingestemd in hun naam de gegevens te verzamelen en de verslagen in te dienen. Oostenrijk, Zweden en Finland hebben verkozen dit gedeelte van de informatie, die onder staatsverantwoordelijkheid valt, rechtstreeks bij het IAEA in te dienen en de Commissie een kopie toe te sturen. De twee landen met kernwapens (Frankrijk en het VK) sturen hun verklaringen rechtstreeks naar het IAEA.

De Commissie heeft alle uiterste termijnen voor het indienen van de verslagen van de “side-letter”-landen nageleefd, ondanks het feit dat zij veel verklaringen laattijdig had ontvangen.

In december 2005 hebben Slowakije en Estland de procedures om toe te treden tot de trilaterale overeenkomst (INFCIRC/193) voltooid. In alle overige acht nieuwe lidstaten is een bilaterale beveiligingsovereenkomst en een aanvullend protocol van kracht. Verwacht wordt dat deze staten in 2006, nadat de nationale wetgevingsprocedures zijn voltooid, tot de gemeenschappelijke overeenkomst zullen toetreden.

In 2004 heeft het IAEA één keer gebruikt gemaakt van zijn bevoegdheden om verificatieactiviteiten uit te voeren (aanvullende toegang), op 21 december 2004 in Helsinki, Finland, in aanwezigheid van een inspecteur van het DG TREN. In 2005 vonden in het kader van de INFCIRC 193-overeenkomst meerdere gevallen van aanvullende toegang plaats in bijna alle lidstaten. De bepalingen van de AP inzake de rechten van toegang zijn over het algemeen complex. Ambtenaren van de Commissie die aanwezig zijn tijdens een aanvullende toegang krijgen de instructie de rechten te respecteren van het IAEA, de lidstaten en de exploitant van de installatie waar de kort van tevoren aangekondigde inspectie plaatsvindt.

5.3. Stralingsbescherming

5.3.1. Activiteiten uit hoofde van artikel 31 van het Euratom-Verdrag

Eind 2004 heeft de Commissie, met het oog op een eventuele herziening van de basisveiligheidsnormen, een conferentie georganiseerd over de nieuwe ontwerp-aanbevelingen van de ICRP inzake stralingsbescherming voor 2005. Op basis van de conclusies van de groep van wetenschappelijke deskundigen heeft de Commissie haar standpunt over de ICRP-aanbevelingen opgesteld en dit aan de ICRP toegestuurd.

Overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag is een nieuwe deskundigengroep samengesteld, waarin ook deskundigen uit de nieuwe lidstaten zijn opgenomen. Deze groep heeft een werkprogramma voor de herziening van de basisveiligheidsnormen opgesteld.

5.3.2. Toepassing van de Euratomvereisten op omgevingsradioactiviteit

In 2004 heeft de Commissie vijf inspecties uitgevoerd overeenkomstig artikel 35 van het Verdrag: drie in de EU-15 (Sellafield-opwerkingsinstallatie, Trillo NPP (E), de Dounreay-vestiging (VK)), en twee in de nieuwe lidstaten (Temelin (CZ) en Paks (HU)). In 2005 is het aantal inspecties gestegen tot zes, voornamelijk in de nieuwe lidstaten: Ignalina (LT), Temelin (CZ), Slowakije en Estland. In Griekenland en de opwerkingsinstallatie van La Hague (FR) vond bovendien reeds voor de tweede keer een inspectie plaats.

Het document waarin de aanpak en de standaardregelingen voor de uitvoering van inspecties overeenkomstig artikel 35 zijn uiteengezet, is bijgewerkt en ter informatie naar de 10 nieuwe lidstaten gestuurd. Het ontwerp van dit document is in december 2004 met vertegenwoordigers van de lidstaten besproken. Hoewel dit document is opgenomen in individuele bilaterale protocollen met sommige nieuwe lidstaten, stelt de Commissie een mededeling over de uitvoering van artikel 35-inspecties voor teneinde deze activiteiten in alle lidstaten te harmoniseren. De goedkeuring van deze mededeling is gepland voor 2006.

De Commissie heeft een vragenlijst naar de lidstaten gestuurd om informatie te verzamelen over nationale voorschriften voor het uitvoeren van de in artikel 35 vastgestelde inspecties. Momenteel wordt een studie verricht om de antwoorden te analyseren en aanbevelingen voor de toekomstige uitvoeringsregelingen op te stellen.

Krachtens artikel 36 van het Verdrag moeten de lidstaten gegevens verstrekken over het niveau van omgevingsradioactiviteit. In een aanbeveling van de Commissie wordt de inhoud van de over te dragen informatie beschreven, alsook het tijdstip en de wijze van de gegevensoverdracht. Sinds de eerste rapportering (juni 2002) zijn op dit vlak geen problemen meer gerapporteerd.

In 2004 zijn negen door de lidstaten overeenkomstig artikel 37 van het Verdrag ingediende plannen voor de verwijdering van radioactief afval beoordeeld. In 2005 zijn dertien dergelijke plannen beoordeeld. De indiening van de gegevens heeft geleid tot de goedkeuring van de overeenkomstige adviezen van de Commissie. Op 14 maart 2005 heeft de Commissie een verslag aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van artikel 37 van het Euratom-Verdrag tussen juli 1994 en december 2003 goedgekeurd.

5.3.3. Voorbereiding op noodsituaties

De communautaire regeling voor snelle uitwisseling van informatie in geval van stralingsgevaar (ECURIE) werd op 24-urenbasis behouden. Alle kandidaatlanden hadden reeds lang vóór mei 2004 een deelnameovereenkomst getekend. Alle nieuwe lidstaten werden vóór mei 2004 bij ECURIE betrokken, zodat de vereiste contactpunten en bevoegde autoriteiten al vóór de toetreding waren opgericht (behalve voor Malta, waar dat pas in juni gebeurde). De meeste nieuwe lidstaten beschikken nu over volledig operationele specifieke uitrusting. Roemenië en Bulgarije zijn toegetreden tot de ECURIE-regeling; Turkije en Kroatië zijn op dienstniveau bij het systeem betrokken. De operationele status van de ECURIE-regeling wordt regelmatig getest. DG TREN heeft deelgenomen aan internationale noodoefeningen, met inbegrip van de grote oefening Convex-3, die in mei 2005 in Roemenië plaatsvond.

De Commissie heeft een actieve rol gespeeld in het voorstel van de WHO-FAO Codex Alimentarius om op permanente basis richtsnoeren op te stellen voor maximaal toegestane niveaus van radionucliden in voor internationale handel bestemd voedsel. Over een alternatief voorstel van de Commissie is een ruime consensus bereikt in de Raad. Het standpunt van de Commissie werd uiteindelijk onderschreven door de overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag opgerichte deskundigengroep. Hierdoor kwam de Gemeenschap in een sterke positie te staan om haar standpunten door te drukken in het comité van de Codex Alimentarius van april 2005. Het gemeenschappelijk standpunt van de Gemeenschap bewoog het comité van de Codex Alimentarius ertoe de herformulering van de richtsnoeren toe te vertrouwen aan de Gemeenschap, samen met het IAEA (de auteur van het oorspronkelijke voorstel). De nieuwe versie, die mogelijk in 2006 zal worden goedgekeurd, weerspiegelt volledig het standpunt van de Gemeenschap over het toepassingsgebied van de richtsnoeren (alleen in noodgevallen) en over een afzonderlijke overweging inzake kindervoeding.

5.4. Levering van nucleair materiaal

Canada blijft de grootste leverancier van natuurlijk uranium aan de EU; wanneer ook rekening wordt gehouden met heropgewerkte brandstof en hoogverrijkt uranium is Rusland de grootste leverancier.

Zekerheid van de voorziening speelt tegenwoordig een veel grotere rol dan enkele jaren geleden, toen de prijzen lager waren en de voorraden gemakkelijker beschikbaar. In recente jaren werd aan bijna de helft van de brandstofbehoeften van alle reactoren ter wereld voldaan door secundaire leveringen uit inventarissen uit het verleden en door het verarmen van hoogverrijkt uranium uit militaire bronnen. Volgens de ESA moet de primaire productie worden opgedreven. Sinds 2003 hebben de stijgende uraniumprijzen geleid tot een toename van de exploratie- en mijnbouwactiviteiten, waardoor de wereldwijde uraniumproductie in 2004 met 14% is gestegen. Alles wijst erop dat deze stijging zich in 2005 zal doorzetten.

De belangrijkste ontwikkeling in deze industrie in de EU was de goedkeuring door de Commissie (in het kader van de EG-fusieregels), in oktober 2004, van een technologische joint-venture tussen de twee Europese bedrijven die uranium verrijken. Deze joint-venture zal een van beide bedrijven in staat stellen de door het andere bedrijf ontwikkelde centrifugetechnologie te verwerven en een nieuwe centrifugeverrijkingsfabriek te bouwen. Naar verwachting zal de productie in deze fabriek in 2007 van start gaan.

6. INTERNATIONALE SAMENWERKING

6.1. Overeenkomsten met derde landen

6.1.1. Japan

In 2004 heeft de Commissie de onderhandelingen met Japan afgesloten en een aanbeveling goedgekeurd. Zij heeft deze aanbeveling voorgelegd aan de Raad om goedkeuring te vragen voor de sluiting van twee overeenkomsten met Japan: een overeenkomst tot samenwerking bij het vreedzame gebruik van kernenergie en van een overeenkomst tot samenwerking bij onderzoek en ontwikkeling op nucleair gebied. Naar aanleiding van interpretatieve vragen van Japan heeft de Commissie redactionele wijzigingen voorgelegd aan de Raad. De Raad ging hiermee akkoord en de overeenkomst is in februari 2006 ondertekend.

6.1.2. Oekraïne

In september 2004 heeft de Raad zijn goedkeuring gegeven aan de sluiting door de Commissie van een overeenkomst betreffende samenwerking inzake het vreedzame gebruik van kernenergie tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en het kabinet van ministers van Oekraïne. De Commissie heeft de overeenkomst op 28 april 2005 ondertekend.

Deze overeenkomst heeft betrekking op nucleaire veiligheid, beheerste kernfusie, nucleair onderzoek en ontwikkeling, internationale overdrachten, met inbegrip van handel in nucleaire materialen en de levering van diensten op het gebied van de splijtstofkringloop, alsook de preventie van illegale handel in nucleair materiaal.

6.1.3. Kazachstan

De onderhandelingen over een bilaterale overeenkomst voor samenwerking inzake het vreedzame gebruik van nucleaire energie zijn in 2004 voortgezet. In februari 2005 is een gewijzigd voorstel voor de overeenkomst aan Kazachstan voorgelegd.

6.1.4. Oezbekistan

Op 1 augustus 2004 is de bilaterale overeenkomst voor samenwerking inzake het vreedzame gebruik van nucleaire energie van kracht geworden.

6.2. Internationale verdragen

6.2.1. Verdrag inzake nucleaire veiligheid

De Commissie heeft haar Besluit 1999/819/Euratom van 16 november 1999 betreffende de toetreding van Euratom tot het Verdrag inzake nucleaire veiligheid van 1994 gewijzigd met betrekking tot de daaraan gehechte verklaring. Ingevolge een arrest van het Hof is een nieuwe bevoegdheidsverklaring naar het secretariaat-generaal van het IAEA gestuurd.

De derde evaluatievergadering van het Verdrag inzake nucleaire veiligheid (april 2005) was de tweede vergadering waaraan Euratom als overeenkomstsluitende partij deelnam, maar de eerste na de uitgebreide bevoegdheidsverklaring te hebben afgelegd. De Commissie heeft een verslag over alle belangrijke aspecten van dit Verdrag ingediend.

6.2.2. Gezamenlijk Verdrag

Het 'Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval', dat tot stand is gekomen onder de auspiciën van het IAEA, is op 18.6.2001 van kracht geworden. In oktober 2001 heeft de Commissie bij de Raad een voorstel ingediend om toe te treden tot dit verdrag. In januari 2005 heeft de Raad een besluit tot goedkeuring van de toetreding van Euratom tot het verdrag en een verklaring betreffende de bevoegdheden van Euratom goedgekeurd.

Op 14.6.2005 heeft de Commissie het besluit aangenomen dat nodig was om de toetreding van Euratom tot het Gezamenlijk Verdrag goed te keuren. De toetreding is van kracht geworden met ingang van januari 2006.

6.2.3. Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal

Het IAEA heeft in 2004 een voorstel tot wijziging van het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal gedaan. Na een voorbereidende vergadering in april 2005 heeft de wijzigingsconferentie de wijziging van het verdrag op 8 juli van dat jaar goedgekeurd.

De Raad heeft de Commissie bij besluit van 28.6.2005 gemachtigd te onderhandelen over de wijzigingen van het verdrag die betrekking hebben op aangelegenheden die onder communautaire bevoegdheid vallen. Euratom heeft dan ook volwaardig deelgenomen aan de wijzigingsconferentie.

6.2.4. Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval en Verdrag inzake de verlening van bijstand in het geval van een nucleair ongeval of een calamiteit met radioactieve stoffen

De Commissie heeft twee voorstellen voor besluiten van de Raad gedaan houdende goedkeuring van de sluiting van het Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval en van het Verdrag inzake de verlening van bijstand in het geval van een nucleair ongeval of een calamiteit met radioactieve stoffen, teneinde de Gemeenschap nauwer te betrekken bij de mechanismen die zijn opgezet op basis van deze verdragen en synergieën tot stand te brengen met soortgelijke bepalingen die op EU-niveau zijn overeengekomen. De toetreding van Euratom tot deze twee Verdragen is lopende.

6.3. Samenwerking met het IAEA en andere internationale organisaties

Het IAEA is wereldwijd verantwoordelijk voor de beveiligingscontrole krachtens het non-proliferatieverdrag. De Commissie fungeert als 'communautair systeem voor boekhouding en controle', voor IAEA-doeleinden. Overeenkomstig driepartijenakkoorden inzake controle mogen IAEA-inspecteurs toezicht houden op de inspectieactiviteiten van de Commissie. Het IAEA mag activiteiten uitvoeren ter aanvulling van die van de Gemeenschap, indien het dit nodig acht. De Commissie steunt het IAEA bij de uitvoering van zijn taken door het Agentschap gebruik te laten maken van haar uitrusting.

De samenwerking met het IAEA op het gebied van de boekhouding van kernmateriaal en aanvullende protocollen was bevredigend. De besprekingen inzake de formele regelingen voor de toetreding van de nieuwe lidstaten tot de communautaire veiligheidscontroleovereenkomst zijn afgerond.

De deelname aan de werkzaamheden van een aantal internationale organisaties en hun comités (zoals het IAEA, de OESO, het NEA en de ICRP) is verbeterd. Met name belangrijk daarbij waren de werkzaamheden betreffende de opstelling van veiligheidseisen voor de geologische opberging van radioactief afval. Helaas zijn nog steeds geen specifieke EU-veiligheidsnormen opgesteld en overeengekomen.

Het jaarverslag is op verzoek verkrijgbaar of kan worden geraadpleegd op http://europa.eu.int/comm/euratom/index_en.html.

Zie http://europa.eu.int/comm/research/ voor het DG Onderzoek (RTD) en http://www.jrc.cec.eu.int/ voor het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC).

DG RELEX: buitenlandse betrekkingen, DG AIDCO: Europese hulp en samenwerking.

DG ELARG: uitbreiding.

DG ECFIN: economische en financiële zaken.

COM(2004) 526 van 8.9.2004.

COM(2004) 716 van 12.11.2004.

COM(2004) 716 def. – 2004/0249 (CNS).

Europees Economisch en Sociaal Comité.

COM(2005) 673 def. van 21.12.2005.

Verordening (Euratom) nr. 302/2005.

C(2005) 5127 van 15.12.2005

PB L 346 van 31.12.2003, blz. 57.

PB L 2 van 6.1.2004, blz. 36 – 46.

“CANada Deuterium Uranium”. Zwaarwaterreactor (Pressurized Heavy Water Reactor, PWHR). In Canada ontworpen kernreactor die gebruik maakt van zwaar water (deuteriumoxide) als moderator en koelmiddel, en van natuurlijk uranium als brandstof.

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (European Bank for Reconstruction and Development)

Verslag over het gebruik van de voor de ontmanteling van kerncentrales bestemde financiële middelen (COM(2004) 719 def.).

Dit verslag moet worden goedgekeurd door de Commissie in 2006.

C(2004)1669 van 30.4.2004.

Rondschrijven ("Information Circular")

Internationale Commissie voor radiologische bescherming (International Commission on Radiological Protection).

Dit artikel verleent de Commissie het recht de exploitatie te controleren van faciliteiten die toezicht houden op het niveau van radioactiviteit in lucht, water en bodem.

Aanbeveling van de Commissie van 8 juni 2000 inzake de toepassing van artikel 36 van het Euratom-Verdrag betreffende de controle van de omgevingsradioactiviteit ter beoordeling van de blootstelling van de bevolking (2000/473/Euratom).

Overeenkomstig dit artikel moet de Commissie (na raadpleging van de deskundigengroep) advies geven over alle door de lidstaten verstrekte gegevens over hun plannen voor de verwijdering van radioactief afval, voorzover de uitvoering van die plannen radioactieve besmetting van andere lidstaten tot gevolg kan hebben.

European Commission Urgent Radiological Information Exchange.

Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organisation) – Voedsel- en Landbouworganisatie (Food and Agriculture Organisation).

SEC(2004) 524 def. van 26.11.2004.

COM(2003)129 def.

Besluit 2004/491/Euratom.

Commissie tegen Raad, Zaak C-29/99, Jurispr. 2002, blz. I-11221. Het Hof heeft de verklaring die de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie heeft afgelegd bij de toetreding tot het Verdrag inzake nucleaire veiligheid gedeeltelijk nietig verklaard.

2005/84/Euratom, PB L 30 van 3.2.2005, blz. 10.

C(2005) 1729.

COM(2005) 199.

COM(2004) 560 van 16.8.2004

INFCIRC 193.