Artikelen bij COM(2007)45 - Toepassing van bijlage X bij het Statuut - (Verordening 3019/1987) - Jaar 2005

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 6.2.2007 COM(2007) 45 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

betreffende de toepassing van bijlage X bij het Statuut (Verordening nr. 3019/1987 van de Raad van 5 oktober 1987)

Jaar 2005

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

betreffende de toepassing van bijlage X bij het Statuut (Verordening nr. 3019/1987 van de Raad van 5 oktober 1987)

Jaar 2005

INHOUD

In artikel 101bis van het Statuut is bepaald dat bijlage X, onverminderd de overige bepalingen van het Statuut, de bijzondere afwijkende bepalingen bevat voor de ambtenaren die zijn tewerkgesteld in een derde land.

Artikel 14 van bijlage X van het Statuut luidt als volgt: “De Commissie dient jaarlijks bij de Raad een verslag in over de toepassing van deze bijlage en met name over de vaststelling van het percentage van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden overeenkomstig artikel 10”.

Sinds 1 januari 1988 heeft de Commissie vijftien verslagen opgesteld. Deze hebben betrekking op de volgende periodes: oktober 1987-december 1988, 1989, 1990-1991, 1992, 1993, 1994, 1995, 1996, 1997-1998, 1999, 2000, 2001, 2002, 2003 en 2004.

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1: Aanwerving

Op 31 december 2005 waren 1.021 ambtenaren/tijdelijke functionarissen1 werkzaam in de delegaties (op 31.12.2004 bedroeg dit aantal 1.008). Op diezelfde datum waren er 26 posten voor arbeidscontractanten ingesteld.

In de loop van 2005 kwamen er de volgende posten bij:

• 3 posten uit de toewijzing voor 2005; 8 extra posten werden door andere DG’s ter beschikking gesteld.

Op 31 december 2005 waren 966 van deze posten bij de delegaties bezet. De 55 vacante posten vormden 5,5% van het personeelsbestand, tegen 11,11% (112 posten) in 2004.

Dit aantal bestaat uit: a) de formeel aan de buitenlandse dienst toegewezen posten (984 posten op 31 december 2005); b) uitgeleende medewerkers in verband met specifieke, tijdelijke maatregelen; c) posten ter beschikking gesteld door directoraten-generaal buiten de RELEX-familie. Deze posten blijven vallen onder het personeelsbestand van het oorspronkelijke directoraat-generaal, maar worden geheel of gedeeltelijk gefinancierd uit de begroting van de buitenlandse dienst.

Artikel 2: Mobiliteit

Rouleringssysteem

In 2005 stonden 170 ambtenaren op de rouleringslijst (was 196 in 2004); dit leidde tot:

– 54 overplaatsingen van delegatie naar delegatie (60 in 2004)

– 89 ambtenaren werden overgeplaatst van een delegatie naar Brussel/Luxemburg (89 in 2004);

– 12 ambtenaren hebben de dienst beëindigd (15 in 2004);

– 19 ambtenaren werden op hun standplaats gehandhaafd (32 in 2004).

Het beginsel van afwisselend werkzaam zijn bij een delegatie en in Brussel/Luxemburg leidde tot:

– 89 ambtenaren werden overgeplaatst van een delegatie naar Brussel/Luxemburg (89 in 2004);

– 82 ambtenaren werden overgeplaatst van Brussel/Luxemburg naar een delegatie (94 in 2004).

In totaal vonden in 2005 dus 237 overplaatsingen plaats in het kader van het rouleringssysteem (tegen 258 in 2004).

Herindeling

Er zijn acht posten heringedeeld:

– 1 A-post: van India naar Sri Lanka (uitbreiding delegatie);

– 1 A-post: van Rusland naar Moldavië;

– 1 B-post: van Rusland naar Moldavië;

– 1 C-post: van Japan naar Sri Lanka;

– 1 C-post: van Ghana naar Ethiopië;

– 1 A-post: van Nicaragua naar Honduras;

– 1 A-post: van Nicaragua naar El Salvador;

– 1 A-post: van Mauritanië naar Kenia (bijzondere gezant Somalië).

Artikel 3: Bijscholing

In 2005 hadden de besluiten inzake bijscholing betrekking op 58 ambtenaren van de buitenlandse dienst die opnieuw in Brussel/Luxemburg werden tewerkgesteld bij een van de directoraten-generaal van de Relex-familie in het kader van het rouleringsbeleid.

HOOFDSTUK 2: VERPLICHTINGEN

Artikel 4: Uitoefening van de functie in de plaats van tewerkstelling

Dit artikel behoeft geen commentaar.

Artikel 5: Huisvesting

Eind 2005 heeft DG Buitenlandse betrekkingen de werkzaamheden op het gebied van de huisvestingsnormen in derde landen afgerond. Voor alle delegaties zijn nu huisvestingsnormen voor het gastland opgesteld. Tegelijkertijd is de administratieve verantwoordelijkheid hiervoor overgedragen aan de delegaties.

HOOFDSTUK 3: ARBEIDSVOORWAARDEN

Artikelen 6, 7 en 9: Jaarlijks vakantieverlof

Ambtenaren in derde landen blijven zich inspannen om hun rechten te gebruiken en de overdracht van een te groot aantal dagen te verminderen, daarmee de in Brussel/Luxemburg geldende aanbevelingen volgend. In verband met de administratieve decentralisatie werd weliswaar meer personeel ingezet, maar de werkdruk nam toe, waardoor de ambtenaren enigszins belemmerd werden in het opnemen van het gewenste aantal vakantiedagen.

Uit onderstaande tabel blijkt dat het merendeel van de 912 ambtenaren en arbeidscontractanten (54,84%) minder dan 14 verlofdagen overdraagt. Het aantal overdrachten van meer dan 14 dagen daalde procentueel gezien ten opzichte van het jaar ervoor (45,16% tegen 47,12%). Het aantal overdrachten van 36 tot 50 verlofdagen steeg licht (5,92% tegen 5,89%). Het aantal overdrachten van 50 tot 70 verlofdagen daalde: 2,3% in 2005 tegen 3,44% in 2004.

Overzicht van de overdracht van jaarlijks vakantieverlof
Aantal ambtenarenOverdracht 2003/2004Overdracht 2005/2006
Minder dan 14 dagen431500
52,88%54,84%
Meer dan 14 dagen384412
47,12%45,16%
14-35 dagen298323
36,56%35,42%
36-49 dagen4854
5,89%5,92%
50-70 dagen2821
3,44%2,3%
Meer dan 70 dagen1014
1,23%1,53%
Totaal ambtenaren en arbeidscontractanten815912

Artikel 8 en artikel 9, lid 2: Bijzonder ontspanningsverlof

De Commissie heeft op 28 april 2004 besloten de bij het ambtenarenstatuut en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden (RAA) aan het tot aanstelling bevoegde gezag (AIPN) toegekende bevoegdheid over te dragen aan het gezagsorgaan dat bevoegd is om aanstellingsovereenkomsten aan te gaan (AHCC), te weten de directeur-generaal van DG RELEX.

Sinds de inwerkingtreding van het nieuwe statuut op 1 mei 2004 kan ook aan in derde landen tewerkgestelde arbeidscontractanten bijzonder ontspanningsverlof worden toegekend.

Het tot aanstelling bevoegde gezag (AIPN) heeft in het kader van zijn jaarlijkse werkzaamheden op 8 april 2005 besloten voor 2005 bij wijze van uitzondering ontspanningsverlof te verlenen voor de standplaatsen waar de levensomstandigheden 'bijzonder zwaar' werden geacht waarbij men zich baseert op de parameters die worden gebruikt voor de jaarlijkse vaststelling van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden en voor standplaatsen in een crisissituatie.

Door een strikte toepassing van de voorwaarden van artikel 8 van bijlage X bedroeg het aantal standplaatsen waarvoor in 2005 ontspanningsverlof werd toegekend 32 (was 30 in 2004) (zie bijlage I). Voor plaatsen waar een crisissituatie heerst, wordt het recht toegekend naar rato van de effectieve duur van de crisis.

HOOFDSTUK 4: FINANCIËLE BEPALINGEN EN SOCIALE BEPALINGEN

AFDELING 1:FINANCIËLEBEPALINGENEN GEZINSTOELAGEN

Artikel 10, lid 1: Toelage wegens bijzondere levensomstandigheden

De Commissie heeft op 28 april 2004 besloten de bij het ambtenarenstatuut en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden (RAA) aan het tot aanstelling bevoegde gezag (AIPN) toegekende bevoegdheid over te dragen aan het gezagsorgaan dat bevoegd is om aanstellingsovereenkomsten aan te gaan (AHCC), te weten de directeur-generaal van DG RELEX.

Sinds de inwerkingtreding van het nieuwe statuut op 1 mei 2004 kan ook aan in derde landen tewerkgestelde arbeidscontractanten een toelage wegens bijzondere levensomstandigheden worden toegekend.

Het AIPN heeft op 20 december 2004 de percentages van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden (TBL) voor het jaar 2005 vastgesteld (zie de tabel in bijlage II):

– 1 stijging (van 15 naar 20%): Jamaica;

– 2 stijgingen (van 30 naar 35%): Laos en Pakistan;

– 1 daling (van 20 naar 15%): Roemenië;

– 1 daling (van 30 naar 25%): Kaapverdië;

– 2 dalingen (van 35 naar 30%): Algerije en Servië en Montenegro (Kosovo).

Halverwege het jaar heeft ook een herziening plaatsgevonden (besluit van het AIPN van 21 september 2005), met ingang van 1 juli 2005, voor de volgende landen:

– 1 stijging (van 15 naar 20%): Zuid-Afrika;

– 1 daling (van 20 naar 15%): Bulgarije;

– 3 opheffingen (van 10 naar 0%): Australië, Kroatië en Nieuw-Zeeland (de diensten zijn van mening dat de levensomstandigheden in deze landen gelijkwaardig zijn aan die in de EU-25) (zie artikel 10, lid 1, tweede alinea van bijlage X bij het Statuut).

Artikel 10, lid 2: Aanvullende toelage

De Commissie heeft op 28 april 2004 besloten de bij het ambtenarenstatuut en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden (RAA) aan het tot aanstelling bevoegde gezag (AIPN) toegekende bevoegdheid over te dragen aan het gezagsorgaan dat bevoegd is om aanstellingsovereenkomsten aan te gaan (AHCC), te weten de directeur-generaal van DG RELEX.

Sinds de inwerkingtreding van het nieuwe statuut op 1 mei 2004 kan ook aan in derde landen tewerkgestelde arbeidscontractanten een aanvullende toelage worden toegekend.

In 2005 werden geen nieuwe aanvullende toelagen toegekend. Voor de hierondergenoemde standplaatsen werd de aanvullende toelage verlaagd:

DelegatieDatum inwerkingtredingToelage (%)Aantal

betrokken

ambtenaren
Ivoorkust (Abidjan)7 november 2004 Vanaf 8 november 2004 Vanaf 1 juni 20055 10

5
8

Artikelen 11 en 12: Wijze van betaling van de bezoldiging

In 2005 bedroegen de percentages voor de munt waarin de bezoldiging aan de ambtenaren en arbeidscontractanten werd uitbetaald, als volgt:

– 72% koos ervoor om zijn salaris in euro's te laten uitbetalen, overeenkomstig artikel 11 van bijlage X van het Statuut;

– 25% verzocht om uitbetaling van een gedeelte van de bezoldiging in plaatselijke valuta. Van hen verzocht 48% om uitbetaling van het maximum dat is vastgesteld in de interne richtlijnen betreffende artikel 12 van bijlage X (80%) en de resterende ambtenaren kozen voor percentages die schommelen tussen 7% en 78%;

– 14% verzocht, op basis van de vereiste bewijsstukken, om uitbetaling van een gedeelte van de bezoldiging in een andere munteenheid dan die van de standplaats, overeenkomstig artikel 12, tweede alinea, van bijlage X van het statuut (Angola, Kazachstan, Democratische Republiek Congo en Oekraïne).

Artikel 13: Aanpassingscoëfficiënten

Sinds de inwerkingtreding van het nieuwe statuut op 1 mei 2004:

– zijn de aanpassingscoëfficiënten ook van toepassing op de arbeidscontractanten die in derde landen zijn tewerkgesteld;

– moet de Raad overeenkomstig artikel 13 van bijlage X van het nieuwe statuut voortaan één keer per jaar de in derde landen geldende aanpassingscoëfficiënten vaststellen.

Artikel 33, lid 4, van het toetredingsverdrag van de 10 nieuwe lidstaten heeft een rechtsgrond gecreëerd die de verlenging toestaat van de toepassing van bijlage X van het Statuut (regeling voor standplaats buiten de Gemeenschap) op de ambtenaren die gedurende een periode van maximaal 15 maanden na de toetreding in deze nieuwe lidstaten in dienst blijven. Voor deze nieuwe lidstaten moeten er dus niet alleen aanpassingscoëfficiënten worden vastgesteld overeenkomstig bijlage XI van het statuut, maar ook aanpassingscoëfficiënten overeenkomstig bijlage X.

De Raad heeft op 27 februari 2006 Verordening nr. 351/2006 vastgesteld2 houdende vaststelling van de aanpassingscoëfficiënten die met ingang van 1 juli 2005 van toepassing zijn op de bezoldigingen van de ambtenaren, tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten van de Europese Gemeenschappen die in derde landen tewerkgesteld zijn.

Daarnaast heeft de Commissie op 18 juli 2005 het besluit goedgekeurd tot wijziging van de zogeheten tussentijdse aanpassingscoëfficiënten die met ingang van 1 augustus, 1 september, 1 oktober, 1 november en 1 december 2004 en 1 januari 2005 van toepassing zijn3 en op 16 januari 2006 het besluit tot wijziging van de aanpassingscoëfficiënten die met ingang van 1 februari, 1 maart, 1 april, 1 mei en 1 juni 2005 van toepassing zijn4 op de bezoldigingen van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen die in derde landen tewerkgesteld zijn.

De Werkgroep inzake artikel 64 van het Statuut heeft zich gebogen over de mogelijkheid tot meer coördinatie tussen de belangrijkste publieke organen op dit vlak om de statistische kwaliteit van de aanpassingscoëfficiënten te verbeteren en de resultaten van deze organen beter op elkaar te laten aansluiten.

2             PB L 59 van 1.3.2006, blz. 1.

3             PB L 190 van 22.7.2005, blz. 29.

4             PB L 21 van 25.1.2006, blz. 17.

Artikel 15: Schooltoelagen

In totaal werd in 2004/2005 3.818.180,64 euro aan schooltoelagen uitbetaald. Het systeem van de toekenning van voorschotten op de schooltoelagen voor ambtenaren die bijzonder hoge schoolkosten moeten betalen, is gehandhaafd. Alle voorschotten die in het schooljaar 2004/2005 zijn toegekend, zijn binnen de daarvoor gestelde termijnen geregulariseerd.

De algemene toename van de schoolkosten heeft de Commissie ertoe bewogen overschrijdingen van de maxima in bepaalde standplaatsen (met name Japan, Washington en New York) toe te staan.

Dit echter slechts bij wijze van uitzondering en uitsluitend voor kinderen die in de standplaats een opleiding volgen aan een internationale school die opleidt voor Europese of internationale middelbareschooldiploma’s, om de continuïteit van het niveau van de schoolopleiding te waarborgen. Op grond van dit principe kregen ook zeventien ambtenaren die bijscholing volgden en op wie bijlage X van toepassing is, toestemming om in het schooljaar 2004/2005 het maximum te overschrijden. In het kader van de overschrijdingen van de maxima voor het schooljaar 2004/2005 werd in totaal 181.987,43 euro betaald.

In 2004/2005 heeft de Commissie ook voor het eerst schooltoelagen van het type A toegekend. Deze toelage, die bedoeld is voor kinderen jonger dan acht jaar die niet in het eerste leerjaar van het basisonderwijs zitten, is ingesteld bij de administratieve hervorming van 1 mei 2004. Overeenkomstig artikel 15 van bijlage X kon de Commissie de voorschoolse kosten van ambtenaren in derde landen gedeeltelijk vergoeden. In 35 gevallen werd overschrijding van het maximum toegestaan, voor een totaalbedrag van 79.900 euro. 65 verzoeken werden binnen het maximum gehonoreerd, voor een totaalbedrag van 27.042,64 euro.

Artikel 16: Inrichtingsvergoedingen en inrichtingsvergoedingen bij beëindiging van de dienst

In 2005 werd een bedrag van 3.176.424,63 euro betaald aan gewone inrichtingsvergoedingen (voor ambtenaren die van Brussel/Luxemburg naar een delegatie verhuizen of van de ene delegatie naar de andere) en inrichtingsvergoedingen (voor ambtenaren die vanuit een delegatie de dienst definitief verlaten) (tegen 2.440.382,86 euro in 2004).

Dit bedrag was als volgt verdeeld:

– Inrichtingsvergoeding

• 2.544.183,03 euro aan betalingen in België, rechtstreeks door PAIE uitgevoerd;

• 346.645,77 euro voor aparte betalingen in lokale valuta op de standplaats, met koopkrachtpariteit (rekening houdend met aanpassingscoëfficiënt en wisselkoers).

– Inrichtingsvergoedingen bij beëindiging van de dienst

• 55.206,19 euro voor betalingen in België;

• 230.389,64 euro voor betalingen in lokale valuta in het land van vestiging, met koopkrachtpariteit.

AFDELING 2: NADERE BEPALINGEN BETREFFENDE VERGOEDING

VAN KOSTEN

Artikel 17: Vergoeding van de kosten van verhuizing van de persoonlijke inboedel en van de werkelijk gemaakte inrichtingskosten aan de ambtenaar die niet langer op dezelfde plaats van tewerkstelling de beschikking heeft over een hem door de instelling beschikbaar gestelde gemeubileerde woning

Dit artikel is in 2005 niet toegepast.

Artikel 18: Voorlopige huisvesting

In 2005 zijn 1645 besluiten tot goedkeuring van voorlopige huisvesting genomen (187 in 1998, 163 in 1999, 195 in 2000, 184 in 2001, 318 in 2002, 270 in 2003 en 284 in 2004).

Artikel 19: Dienstauto/vergoeding per kilometer

Dit artikel is in 2005 niet toegepast.

Artikel 20: Aan het ontspanningsverlof verbonden reiskosten

De aan het ontspanningsverlof verbonden reiskosten zijn vergoed op basis van de afstand tussen de plaats van tewerkstelling en de door de Commissie vastgestelde plaats van verlof. Als het ontspanningsverlof op een andere plaats wordt doorgebracht, zijn de reiskosten vergoed tot ten hoogste bovenbedoeld bedrag. In 2005 werd daarvoor een bedrag van 700.000 euro uitgegeven.

Artikel 21: Vergoeding van de kosten voor het vervoer van persoonlijke bezittingen, verhuiskosten en kosten voor de opslag van de inboedel

In 2005 vonden 324 verhuizingen plaats (266 in 1998, 237 in 1999, 278 in 2000, 324 in 2001, 358 in 2002, 331 in 2003 en 415 in 2004) op basis van de regels voor de verhuizing van persoonlijke bezittingen die in 1997 werden herzien; deze herziening werd in 1998 van kracht.

Artikel 23: Vergoeding van de huur indien de ambtenaar niet beschikt over een door de instelling ter beschikking gestelde woning

In 2005 werd in 134 gevallen6 artikel 23 toegepast (10 in 1999, 8 in 2000, 7 in 2001, 31 in 2002, 40 in 2003 en 31 in 2004), in 48 gevallen voor functionarissen en in 86 voor arbeidscontractanten.

Op basis van 121 antwoorden van de delegaties.

5

AFDELING 3:SOCIALEZEKERHEID

Artikel 24, lid 3: Repatriëring om medische redenen in dringende of zeer dringende gevallen

In 2005 stond de Medische Dienst in 77 gevallen repatriëring toe, waarvan 58 om dringende medische redenen (het totale aantal repatriëringen bedroeg 75 doordat sommige personen bijzondere zorg nodig hadden en meerdere malen gerepatrieerd werden) en 2 om uiterst dringende medische redenen

In 2005 bedroeg de jaarlijkse premie voor SOS Air Ambulance 16.905 euro.

Artikel 25: Dekking bij ongevallen van ten laste van de ambtenaren komende personen

In 2005 werden vijf dossiers betreffende ongelukken geopend, in het kader van de dekking bij ongevallen van ten laste van de ambtenaren komende personen.

Op basis van 121 antwoorden van de delegaties.

6

BIJLAGE I

VASTSTELLING VAN DE RECHTEN OP ONTSPANNINGSVERLOF

(Artikel 8 van bijlage X) Datum van inwerkingtreding: 1 januari 2005

IN HET KADER VAN DE TOELAGE WEGENS BIJZONDERE LEVENSOMSTANDIGHEDEN
Aantal dagen en termijnenStandplaatsPlaats van verlof
9 werkdagen

in maximaal 3

termijnen

(TBL ≥ 12 punten)
AfghanistanBrussel (België)
BangladeshPhuket (Thailand)
LiberiaDakar (Senegal)
Papoea-Nieuw-GuineaDarwin (Australië)
Centraal-Afrikaanse RepubliekLibreville (Gabon)
Sierra LeoneDakar (Senegal)
SudanMombasa (Kenia)
TsjaadDakar (Senegal)
6 werkdagen

in maximaal 2

termijnen

(TBL = 11 punten)
AngolaWindhoek (Namibië)
ArmeniëWenen (Oostenrijk)
BurundiMombasa (Kenia)
CongoLibreville (Gabon)
GeorgiëWenen (Oostenrijk)
GuineeDakar (Senegal)
MauritaniëCasablanca (Marokko)
NigerLibreville (Gabon)
PakistanDelhi (India)
Democratische Republiek CongoLibreville (Gabon)
3 werkdagen

in maximaal 1 termijn

(TBL = 10 punten)
KameroenMombasa (Kenia)
IvoorkustDakar (Senegal)
Guinee-BissauDakar (Senegal)
GuyanaCayenne (Frans-Guyana)
HaïtiSanto Domingo (Dominicaanse Republiek)
SalomonseilandenBrisbane (Australië)
KazachstanFrankfurt (Duitsland)
KirgiziëFrankfurt (Duitsland)
LaosPhuket (Thailand)
NigeriaLibreville (Gabon)
RwandaMombasa (Kenia)
TadzjikistanFrankfurt (Duitsland)
TogoLibreville (Gabon)
JemenDubai (Verenigde Arabische Emiraten)
VANWEGE EEN CRISISSITUATIE IN 2004
Aantal dagen en termijnenStandplaatsPlaats van verlof
9 werkdagen

in maximaal 3

termijnen
Servië en Montenegro (Pristina)

(TBL = 8 punten; crisis van 12 maanden in

2004)
Wenen (Oostenrijk)
3 werkdagen

in maximaal 1 termijn
Saudi-Arabië

(TBL = 7 punten; crisis van 5,5 maand in

2004)
Dubai (Verenigde Arabische Emiraten)

BIJLAGE II

LIJST VAN DE STANDPLAATSEN EN PERCENTAGES VAN DE TOELAGEN

WEGENS BIJZONDERE LEVENSOMSTANDIGHEDEN

(Artikel 10 van bijlage X)

Datum van inwerkingtreding: 1 januari 2005

40%35%30%25%20%15%10%Geen toelage
AfghanistanAngolaAlbaniëSaudi-ArabiëVoormalige Joegoslavische Republiek MacedoniëZuid-AfrikaAustraliëCanada
BangladeshArmeniëAlgerijeBeninBosnië en HerzegovinaArgentiniëBarbadosVerenigde Staten (New York)
LiberiaBurundiBurkina FasoBoliviaBulgarijeBotswanaBraziliëVerenigde

Staten

(Washington)
PapoeaNieuw-GuineaKameroenCambodjaKaapverdiëZuid-KoreaChiliKroatiëNoorwegen
Centraal-Afrikaanse RepubliekCongoDjiboutiChina (Peking)CubaChina (Hongkong)MarokkoZwitserland
Sierra LeoneIvoorkustEthiopiëWestelijke Jordaanoever – GazastrookGabonCosta RicaMauritius
SudanGeorgiëIndiaColombiaIsraëlEl SalvadorNamibië
TsjaadGuineeIndonesiëEgypteJamaicaHondurasNieuwZeeland
Guinee-BissauMaliEcuadorLesothoJapan (Tokio)Dominicaanse Republiek
GuyanaMozambiqueEritreaMaleisiëJordaniëTrinidad en Tobago
HaïtiNepalGambiaMexicoLibanonTunesië
SalomonseilandenServië en

Montenegro

(Pristina)
GhanaServië en

Montenegro

(Belgrado)
Nieuw-CaledoniëUruguay
KazachstanSri LankaGuatemalaSwazilandParaguay
KirgiziëTanzaniaFijiSyriëRoemenië
LaosVietnamJapan (Naka)ThailandSenegal
MauritaniëZambiaKeniaVanuatuSingapore
NigerMadagaskarZimbabweTaiwan
NigeriaMalawiTurkije
PakistanNicaragua
Democratische Republiek CongoOeganda
RwandaPeru
TadzjikistanFilippijnen
TogoRusland
JemenSuriname
Oekraïne
Venezuela

BIJLAGE III

LIJST VAN DE STANDPLAATSEN EN PERCENTAGES VAN DE TOELAGEN

WEGENS BIJZONDERE LEVENSOMSTANDIGHEDEN

(Artikel 10 van bijlage X)

Datum van inwerkingtreding: 1 juli 2005

40%35%30%25%20%15%10%Geen toelage
AfghanistanAngolaAlgerijeSaudi-ArabiëZuid-Afrika*ArgentiniëBarbadosAustralië*
BangladeshArmeniëAlbaniëBeninVoormalige Joegoslavische Republiek MacedoniëBotswanaBraziliëCanada
LiberiaBurundiBurkina FasoBoliviaBosnië en HerzegovinaBulgarije*MarokkoKroatië*
PapoeaNieuw-GuineaKameroenCambodjaKaapverdiëZuid-KoreaChiliMauritiusVerenigde Staten (New York)
Centraal-Afrikaanse RepubliekCongoDjiboutiChina (Peking)CubaChina (Hongkong)NamibiëVerenigde

Staten

(Washington)
Sierra LeoneIvoorkustEthiopiëWestelijke Jordaanoever – GazastrookGabonCosta RicaDominicaanse RepubliekNoorwegen
SudanGeorgiëIndiaColombiaIsraëlEl SalvadorTrinidad en TobagoNieuwZeeland*
TsjaadGuineeIndonesiëEgypteJamaicaHondurasTunesiëZwitserland
Guinee-BissauMaliEcuadorLesothoJapan (Tokio)Uruguay
GuyanaMozambiqueEritreaMaleisiëJordanië
HaïtiNepalGambiaMexicoLibanon
SalomonseilandenServië en

Montenegro

(Pristina)
GhanaServië en

Montenegro

(Belgrado)
Nieuw-Caledonië
Kazachstan (Almaty)Sri LankaGuatemalaSwazilandParaguay
KirgiziëTanzaniaFijiSyriëRoemenië
LaosVietnamJapan (Naka)ThailandSenegal
MauritaniëZambiaKeniaVanuatuSingapore
NigerMadagaskarZimbabweTaiwan
NigeriaMalawiTurkije
PakistanNicaragua
Democratische Republiek CongoOeganda
RwandaPeru
TadzjikistanFilippijnen
TogoRusland
JemenSuriname
Oekraïne
Venezuela

* Sommige ambtenaren die na de toetreding werkzaam blijven in de nieuwe lidstaten ontvangen gedurende een overgangsperiode van ten hoogste 15 maanden vanaf 1 mei 2004 de TBL die voor de toetreding was vastgesteld.