Artikelen bij COM(2007)644 - Rol van Eurojust en van het Europees justitieel netwerk bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en het terrorisme in de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52007DC0644


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 23.10.2007

COM(2007) 644 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

over de rol van Eurojust en van het Europees justitieel netwerk bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en het terrorisme in de Europese Unie

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

over de rol van Eurojust en van het Europees justitieel netwerk bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en het terrorisme in de Europese Unie

Na de positieve ervaringen met Pro-Eurojust werd Eurojust opgericht bij besluit van 28 februari 2002 (hierna 'besluit' genoemd). Eurojust heeft zijn doeltreffendheid bewezen door een reële versterking van de operationele justitiële samenwerking tussen de 27 lidstaten en heeft reeds opmerkelijke operationele successen geboekt.

De Europese Raad heeft de Commissie in het Haags programma verzocht zich te beraden over de verdere ontwikkeling van Eurojust. Tegen die achtergrond hebben de bij de justitiële samenwerking betrokken actoren zich tijdens een bijeenkomst te Wenen in september 2006 gebogen over Eurojust. Het Europees justitieel netwerk (hierna 'EJN' genoemd) heeft deelgenomen aan deze denkoefening. Ook Eurojust zelf heeft meegewerkt aan dit toekomstproject. In zijn conclusies van 13 juni jl. heeft de Raad de Commissie opnieuw verzocht om haar mededeling over de rol van Eurojust en van het EJN in te dienen.

1. Een positieve, zij het gemengde balans inzake de omzetting van het besluit

Naast de juridische balans inzake de omzetting van het besluit, wil de Commissie ook wijzen op de positieve operationele resultaten van Eurojust. In 2006 zijn er 771 operationele dossiers geregistreerd. Dat komt neer op een stijging met 31% ten opzichte van 2005. Erkend wordt dat zaken goed en snel worden behandeld. Met het oog op de verdere ontwikkeling van Eurojust moeten de bevoegdheden van de nationale leden echter worden verduidelijkt en verruimd en moeten de bevoegdheden van het college worden uitgebreid. Daartoe zou het besluit kunnen worden gewijzigd.

Mogelijke verbeteringen

2. Nationale leden ruimere bevoegdheden geven

Dat er geen samenhang is tussen de bevoegdheden van de nationale leden belemmert de versterking van de samenwerking. Gezien het belang van Eurojust moeten er nationale bepalingen worden aangenomen waarin de bevoegdheden van de nationale leden en het college expliciet worden omschreven. Een administratief besluit met de aanwijzing van het nationale lid, de omschrijving van zijn statuut en een beknopte opsomming van zijn bevoegdheden, volstaat niet om het lid het nodige gezag te verlenen in de nationale rechtsorde of op Europees niveau.

Nationale leden hebben bijna nooit gezagsbevoegdheden ten aanzien van hun nationale autoriteiten. Slechts enkele lidstaten staan toe dat hun nationale lid de instelling van een onderzoek gelast. Hoewel de meeste nationale leden kunnen voorstellen een gemeenschappelijk onderzoeksteam in te stellen, kunnen slechts weinig leden onderhandelen over de instelling van zo'n team en kunnen nog minder leden de instelling ervan gelasten. Meer dan de helft van de nationale leden behoudt in het land van oorsprong justitiële bevoegdheden. De met deze bevoegdheden samenhangende rechten worden echter zelden gebruikt wegens de specifieke aard van de met internationale rechtshulp in strafzaken samenhangende activiteiten en omdat de leden onvoldoende op het nationale grondgebied aanwezig zijn.

Verzoeken om inlichtingen worden door de justitiële autoriteiten van de lidstaten uitsluitend ingediend in het kader van rechtshulpverzoeken die lopende onderzoeken en justitiële procedures in eigen land vooruit moeten helpen. Eurojust houdt zich te weinig bezig met proactieve informatievergaring. Toegang tot informatie is van essentieel belang. Met behulp van de in het kader van het AGIS-programma gefinancierde projecten E-POC I en II kon er een beveiligd intern communicatienetwerk worden geïnstalleerd. Via het project E-POC III, dat momenteel wordt getest, zullen gegevens veilig kunnen worden uitgewisseld. Toegang tot SIS II-gegevens zal het werk van de nationale leden vergemakkelijken. Elke lidstaat zal rechtsinstrumenten moeten vaststellen om de nationale leden toegang te geven tot nationale bestanden van gevangenen, tot het nationale strafregister en tot DNA-gegevensbanken.

Krachtens artikel 9, lid 4, en artikel 13 van het besluit en artikel 2 van het terrorismebesluit moeten de nationale leden gegevens ontvangen van de lidstaten, zodra deze bekend zijn. Niet alle lidstaten nemen die verplichting ten volle in acht. De Raad heeft de nationale justitiële autoriteiten onlangs opgeroepen om gecompliceerde en ernstige zaken sneller aan Eurojust voor te leggen. Sommige lidstaten hebben de verplichting opgelegd dat hun nationale vertegenwoordiging in kennis moet worden gesteld van grensoverschrijdende zaken, zodat die vertegenwoordiging initiatieven kan nemen en zaken met behulp van de Eurojust-gegevensbank met elkaar in verband kan brengen. Deze praktijk zou moeten worden bevorderd door een wijziging van het besluit.

Voorstellen

De ambtstermijn van de nationale leden varieert van één jaar tot onbeperkt. De ambtstermijn van de meeste leden bedraagt drie jaar en kan een keer worden verlengd. Met het oog op de stabiliteit van Eurojust zou de ambtstermijn van de nationale leden bij Eurojust moeten worden geharmoniseerd en worden vastgesteld op ten minste drie jaar. De mogelijkheid van een terugroeping zou moeten worden afgeschaft. Artikel 9, lid 1, zou dienovereenkomstig moeten worden gewijzigd.

Het is ook belangrijk dat het nationale lid voltijds voor Eurojust werkt en wordt bijgestaan door één (of meerdere) medewerker(s) teneinde te zorgen voor een permanente aanwezigheid en een volledige deelname aan de werkzaamheden van het college. De versterking van de nationale bureaus is van essentieel belang omdat de operationele capaciteit van Eurojust daarvan afhangt. Artikel 2, lid 2, moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. Bovendien moedigt de Commissie Eurojust en de lidstaten aan een beroep te doen op nationale deskundigen. Deze mogelijkheid is reeds opgenomen in artikel 30, lid 2.

Het lijkt nodig een gemeenschappelijke basis voor minimumbevoegdheden vast te stellen. Het is niet de rol van de nationale leden om in de plaats te treden van nationale ministeries en gerechten die belast zijn met het dagelijkse beheer van internationale verzoeken om rechtshulp in strafzaken. Wel moeten de nationale leden hun praktische ervaring aanwenden op operationeel, juridisch en technisch niveau teneinde de doeltreffendheid van de rechtshulp en andere samenwerkingsvormen te verbeteren. De Commissie moedigt de lidstaten dus aan om hun praktijken in die zin te ontwikkelen.

Er zou kunnen worden gedacht aan de volgende vernieuwingen:

Het nationale lid zou samen met de nationale justitiële autoriteiten de volgende taken moeten hebben:

- indien nodig of in dringende gevallen, verzoeken van nationale justitiële autoriteiten ontvangen en doorgeven, en toezien op de goede uitvoering ervan

Deze taken zijn reeds opgenomen in artikel 6, onder a), punt v), en artikel 6, onder g). Alleen het 'toezicht op de uitvoering van verzoeken' zou daaraan moeten worden toegevoegd.

- wanneer er zich problemen voordoen bij de uitvoering, de betrokken justitiële autoriteit, via het desbetreffende nationale lid, verzoeken aanvullende uitvoeringsmaatregelen te nemen, of voorstellen aanvullende onderzoeken te verrichten

Op basis van artikel 6, onder a), punt i), kan het nationale lid de autoriteiten van zijn lidstaat reeds verzoeken om een onderzoek te verrichten; de werkingssfeer van dit artikel zou moeten worden uitgebreid.

- de officier van justitie of rechter die een zaak behandelt, voorstellen ter zake van bepaalde feiten bijzondere onderzoeksmaatregelen te nemen

Deze mogelijkheid zou in artikel 6 moeten worden opgenomen.

- vooraf in kennis worden gesteld van de beslissing tot instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam

De mogelijkheid tot instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam is opgenomen in artikel 6, onder a), punt iv). Indien Eurojust systematisch vooraf op de hoogte zou worden gebracht van de instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam, zou het de nationale autoriteiten kunnen verzoeken om te worden betrokken bij onderzoeksteams die voor Eurojust van belang kunnen zijn, zodat eventuele latere problemen kunnen worden vermeden.

- zo nodig en wanneer daarbij twee andere lidstaten zijn betrokken, op de hoogte worden gebracht van gecontroleerde afleveringen, infiltraties of discrete onderzoeken en de uitvoering ervan controleren

- spontane, tijdige, volledige en voortdurende verstrekking van informatie over alle strafzaken waarbij minstens drie staten zijn betrokken, dan wel minstens twee staten wanneer het gaat om zeer ernstige strafbare feiten (terrorisme en mensenhandel), voor zover dat nodig is ter vervulling van de taken van Eurojust

De Commissie had dit reeds gevraagd in haar mededeling van 2000.

- deze informatie doorgeven aan het nationale lid van een niet op de hoogte gebrachte staat die wel bij de zaak betrokken is

Deze taak valt onder artikel 13, lid 2, dat moet worden gewijzigd in die zin dat daarin moet worden verwezen naar de niet op de hoogte gebrachte staat die wel bij de zaak betrokken is.

- naast terrorismedossiers, van de nationale justitiële autoriteiten alle rechterlijke beslissingen in grensoverschrijdende zaken ontvangen die betrekking hebben op het witwassen van geld, georganiseerde criminaliteit en mensenhandel, voor zover dat nodig is ter vervulling van de taken van Eurojust

Hoewel deze informatieverstrekking reeds onder artikel 6, onder a), punt v), valt, moet dit artikel toch worden verduidelijkt.

Bij de uitoefening van al deze taken is het belangrijk dat door de nationale leden gedane verzoeken om inlichtingen worden beantwoord. Het geheim van het strafonderzoek zou geen belemmering mogen vormen voor het doorgeven van informatie aan het nationale lid van de betrokken staat. De artikelen 14 tot en met 25 bieden een adequaat niveau voor de bescherming van persoonsgegevens.

Bovendien zal de Commissie op langere termijn nagaan hoe de mogelijkheden van een nieuwe rechtsgrond kunnen worden benut om de bevoegdheden van de nationale leden aanzienlijk te versterken en om hen in het bijzonder een grotere rol te laten spelen bij:

- het op gang brengen van strafzaken, met name bij strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad;

- het instellen van en het deelnemen aan gemeenschappelijk onderzoeksteams;

- het nemen van specifieke onderzoeksmaatregelen.

- Bevoegdheden van het college

Het college heeft dezelfde bevoegdheden als de nationale leden en voert daarnaast nog specifieke taken uit.

De registratie op verzoek van de lidstaten van nieuwe dossiers in het Case Management System is een belangrijke stap voor de informatievergaring en -doorgifte. Door te beslissen een dossier te behandelen, kan het college zijn strafbeleid sturen in de door hem gewenste richting.

Net als de nationale leden kan het college jurisdictiegeschillen beslechten (artikel 7, onder a), punt ii)), alsook geschillen bij samenloop van aanhoudingsbevelen. Hoewel de weinige tot op heden genomen beslissingen nooit werden betwist, zijn beslissingen van het college juridisch niet bindend ten aanzien van de betrokken lidstaten.

De reden waarom artikel 7 bijna nooit is toegepast, kan zijn dat de lidstaten het niet nodig vonden zaken aan het college voor te leggen of dat geschillen konden worden opgelost zonder het college in te schakelen. De lidstaten zijn zich vaak niet bewust van de ware omvang van een zaak, omdat gegevens niet worden gegroepeerd op Europees niveau, hoewel de registratie van gegevens in de Eurojust-gegevensbank thans mogelijk is en wordt aangemoedigd.

De rol van het college bij de instelling van gemeenschappelijke onderzoeksteams is eerder beperkt omdat de lidstaten Eurojust nog steeds slechts zelden betrekken bij de instelling van en het toezicht op dergelijke teams. Tot op heden werd Eurojust slechts betrokken bij drie van de achttien ingestelde gemeenschappelijke onderzoeksteams.

Dat het college bijna niet is betrokken bij operationele dossiers is een gevolg van het feit dat het college zelf geen dossiers start: het college wordt slechts ingeschakeld wanneer de lidstaten het niet eens zijn over de te ondernemen stappen. Indien Eurojust echter over uitgebreidere gegevens zou beschikken, zou het college deze bij het besluit aan hem opgedragen taken beter kunnen vervullen, en dit niet alleen bij verzoeken in de zin van artikel 7 maar ook bij alle andere zaken die aan het college worden voorgelegd.

Voorstellen

Ook het college zou over ruimere bevoegdheden moeten beschikken. De coördinatie en het beheer van rechtshulp in strafzaken moet in de eerste plaats door het nationale lid worden verricht, terwijl het college een instantie voor de beslechting van geschillen tussen de lidstaten zou kunnen worden. Het college zou zijn rol als bemiddelaar moeten kunnen versterken om bevoegdheidsgeschillen tussen de lidstaten te voorkomen en te helpen oplossen.

Bovendien zal de Commissie op langere termijn nagaan hoe de mogelijkheden van een nieuwe rechtsgrond kunnen worden benut om de voorwaarden en nadere regelingen vast te stellen waaronder het college:

- bevoegdheidsgeschillen tussen de lidstaten kan beslechten, alsook geschillen inzake de toepassing van instrumenten betreffende wederzijdse erkenning;

- in een lidstaat onderzoeken kan starten en kan voorstellen daar vervolgingen in te stellen, alsook betrokken kan worden bij specifieke onderzoeksmaatregelen;

- een strafonderzoek op Europees niveau op gang kan brengen, met name bij strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

- Wijzigingen in de structuur van Eurojust

Artikel 29, lid 1, zou moeten worden gewijzigd in die zin dat het college niet langer eenparig moet instemmen met de benoeming van de administratief directeur maar dat daartoe een meerderheid van 2/3 volstaat. In artikel 29, lid 1, zou ook moeten worden bepaald dat er een lid van de Commissie deel uitmaakt van het selectiecomité.

3. Eurojust en de andere actoren die bij de justitiële samenwerking in strafzaken zijn betrokken

De betrekkingen van Eurojust met zijn partners moeten worden verduidelijkt en vereenvoudigd.

4. Betrekkingen met het EJN en met de verbindingsmagistraten

5. EJN

Met zijn horizontale en flexibele structuur heeft het EJN de justitiële samenwerking tussen de lidstaten vergemakkelijkt. Het EJN is een nuttig instrument: er kan met name worden verwezen naar zijn internetsite over de Europese rechtsstelsels.

Het EJN zou moeten worden gereorganiseerd omdat er tussen de lidstaten verschillen bestaan inzake de organisatie van het netwerk, alsook taalproblemen, juridische problemen in verband met de internationale samenwerking en talrijke overlappingen met de bevoegdheden van Eurojust.

Om de samenwerking tussen Eurojust en het EJN te versterken en te verbeteren, stelt de Commissie de volgende structuur voor.

Het nationale contactpunt in de zin van het gemeenschappelijk optreden zou in het eigen land ook de nationale correspondent van het nationale lid van Eurojust zijn, zoals bedoeld in artikel 12 van het besluit. Deze op het nationale grondgebied gevestigde nationale correspondent zou deel uitmaken van het team van het nationale lid van Eurojust. Hij zou samen met de nationale justitiële autoriteiten de verschillende over het nationale grondgebied verspreide contactpunten beheren en zou in de lidstaat het doorgeefluik zijn voor het communicatiebeleid van Eurojust. Hij zou ook de nationale vertegenwoordiger van de contactpunten zijn voor alle betrekkingen met het EJN-secretariaat. Het nationale contactpunt zou ook bevoegd zijn om de andere contactpunten op zijn grondgebied te helpen bij de oplossing van problemen. Het nationale contactpunt zou het bevoorrechte aanspreekpunt zijn van het nationale lid van Eurojust, zonder te tornen aan de vanuit het oogpunt van doeltreffendheid fundamentele regel dat het nationale lid in rechtstreeks contact staat met zijn justitiële autoriteiten. De Commissie wenst deze structuur, die reeds in een aantal landen bestaat en daar haar doeltreffendheid heeft bewezen, dus te veralgemenen.

Dit voorstel vereist een wijziging van artikel 26, lid 2, en artikel 12. Deze nationale coördinator zou het nationale lid van Eurojust systematisch de multilaterale zaken waarvan hij kennis heeft, moeten doorzenden, alsook de complexe bilaterale zaken die niet correct en snel konden worden opgelost door de contactpunten. Als medewerker van het team van het nationale lid moet hij ervoor zorgen dat alle onder de bevoegdheid van Eurojust vallende zaken onverwijld aan het nationale lid worden doorgezonden.

Volgens de Commissie zouden naast het EJN-secretariaat, ook de secretariaten van operationele justitiële netwerken, zoals het netwerk van de contactpunten terrorisme, het CARIN-netwerk en het genocidenetwerk, bij Eurojust moeten worden ondergebracht.

6. Verbindingsmagistraten

De lidstaten maken niet in dezelfde mate gebruik van de mogelijkheid om verbindingsmagistraten aan te stellen ter verbetering van de bilaterale samenwerking. Dit samenwerkingsinstrument, dat is ingevoerd bij een gemeenschappelijk optreden van 1996, wordt door de lidstaten zeer uiteenlopend gebruikt. Slechts weinig lidstaten hebben verbindingsmagistraten, die nochtans een nuttige rol kunnen spelen bij de internationale justitiële samenwerking. Eurojust zou in de toekomst zelf verbindingsmagistraten in derde landen kunnen aanstellen om de samenwerking tussen de lidstaten en het land waar zij zijn aangesteld te vergemakkelijken. Deze verbindingsmagistraten zouden dezelfde taken hebben als de huidige verbindingsmagistraten van NO en US bij Eurojust.

7. Versterking van de samenwerking met Europol

Sinds de ondertekening van een samenwerkingsovereenkomst zijn de betrekkingen tussen Eurojust en Europol voortdurend verbeterd. Er moet worden gewezen op het voortreffelijke werk dat deze partners hebben verricht bij de organisatie van deskundigenvergaderingen over gemeenschappelijke onderzoeksteams. Op 7 juni 2007 werd een Memorandum of Understanding tot instelling van een beveiligd communicatienetwerk ondertekend. Hierdoor zal de informatie-uitwisseling tussen Eurojust en Europol nog verder kunnen worden verbeterd.

Het op 18 april 2007 in werking getreden protocol van 27 november 2003 tot wijziging van de Europol-overeenkomst zal de toegang tot de analysebestanden van Europol (AWF) vergemakkelijken en zal leiden tot een nauwere betrokkenheid bij deze analyses.

De samenwerking tussen Eurojust en de verschillende nationale Europol-verbindingsbureaus verloopt nog steeds ongelijkmatig. Deze samenwerking moet structureel worden versterkt en de gegevensuitwisseling met deze bureaus moet worden verbeterd.

Voor zo'n ontwikkeling van de samenwerking tussen Eurojust en Europol is geen wijziging van artikel 26 vereist aangezien Eurojust op grond van de bestaande gegevensbeschermingsregels op correcte wijze gegevens kan uitwisselen.

8. Versterking van de samenwerking met de Commissie (OLAF)

De samenwerking tussen Eurojust en OLAF is geregeld in een Memorandum of Understanding, dat door een samenwerkingsregeling zou moeten worden gewijzigd. De bevoegdheden van Eurojust en OLAF zijn complementair. De uitwisseling van operationele en strategische gegevens is nodig om te kunnen profiteren van potentiële synergieën tussen het gespecialiseerde onderzoeksbureau ter bestrijding van communautaire fraude (OLAF) en het orgaan voor justitiële samenwerking (Eurojust). De Commissie is dan ook van mening dat in het besluit de mogelijkheid moet worden opgenomen om in een voldoende vroeg stadium regelmatig gegevens uit te wisselen. Onderling verenigbare gegevensbeschermingsregels zouden moeten leiden tot een nauwere samenwerking.

De aanwijzing van contactpunten en de organisatie van regelmatige gegevensuitwisselingsbijeenkomsten en van opleidingssessies moeten worden voortgezet.

9. Versterking van de samenwerking met Frontex

De bescherming van de buitengrenzen van de Europese Unie (land- en zeegrenzen) is niet alleen belangrijk ter bestrijding van illegale immigratie maar ook ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit, zoals drugshandel en mensenhandel.

Voor zover er geen juridische belemmeringen zijn, moet de sluiting van een samenwerkingsovereenkomst tussen Frontex en Eurojust worden aangemoedigd.

10. Samenwerking met derde landen

Eurojust heeft met derde landen contacten gelegd om de samenwerking tussen justitiële autoriteiten te vergemakkelijken en te intensiveren.

Op grond van artikel 27 heeft Eurojust samenwerkingsovereenkomsten gesloten, waarin de uitwisseling van informatie en van persoonsgegevens betreffende operationele dossiers wordt geregeld alsook de deelname aan coördinatievergaderingen. Op grond van deze samenwerkingsovereenkomsten hebben NO en US verbindingsprocureurs bij Eurojust aangesteld. Er wordt momenteel onderhandeld over samenwerkingsovereenkomsten met andere landen. Wanneer er geen samenwerkingsovereenkomsten kunnen worden gesloten, tracht Eurojust een netwerk van contactpunten op te zetten, met name in het Middellandse Zeegebied en met het netwerk IBER-RED.

Conclusie

Wanneer bovenvermelde maatregelen zouden worden uitgevoerd via een wijziging van het besluit, zou Eurojust zijn samenwerkingspotentieel kunnen ontwikkelen en verder een essentiële rol kunnen blijven spelen in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit en het terrorisme in Europa.

Eurojust moet een sterkere structuur krijgen, die door alle lidstaten wordt erkend. De lidstaten moeten de bevoegdheden van hun leden en van het college consolideren door het besluit volledig uit te voeren en door hun leden ruimere bevoegdheden te verlenen. Zo zal vooruitgang kunnen worden geboekt bij de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en bij de totstandbrenging van een ware ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in Europa.

Omzetting van het Eurojust-besluit en het statuut van het nationale lid |

| BE |BG |CZ |DK |DE |EE |IE |EL |ES |FR |IT |CY |LV |LT |LU |HU |MT |NL |AT |PL |PT |RO |SI |SK |FI |SE |UK | |Behoud van operationele, justitiële bevoegdheden in eigen land |neen |ja |ja |neen |neen |ja |ja |neen |neen |neen |neen |ja |ja |ja |neen |neen |ja |neen |neen |ja |neen |ja |ja |ja |ja |ja |ja | |Bevoegdheid om een rechtshulpverzoek op te stellen |neen |ja |neen |neen |neen |neen |neen |neen |neen |neen |neen |neen |neen |ja |neen |neen |ja |neen |neen |neen |ja |neen |neen |ja |ja |ja |ja | |Onderzoeken en vervolgingen gelasten |neen |ja |neen |neen |neen |neen |neen |neen |neen |neen |neen |neen |neen |ja |neen |neen |ja |neen |neen |neen |ja |neen |ja |ja |ja |ja |neen | |Instelling van een gemeenschappelijk onderzoeksteam |neen |neen |ja |neen |ja |neen |neen |neen |neen |neen |neen |neen |neen |neen |neen |neen |ja |neen |neen |neen |neen |neen |neen |neen |neen |ja |neen | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |

PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1.

PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1.

Document 14123/06 van 19.10.2006, Eurojust 48, LIMITE.

Gemeenschappelijk optreden van 29.6.1998, PB L 191 van 7.7.1998, blz. 4.

Vision Paper van 19.9.2006, document 6053/07 EJN 6.

Conclusies van de Raad, document 9920/07 COPEN 73.

Zie tabel in bijlage.

Jaarverslagen Eurojust 2004, 2005 en 2006.

BG, LT, MT, PT, SI, SK, FI, SE.

CZ, DE, MT, SE.

BG, CZ, EE, IE, CY, LV, LT, MT, PL, RO, SI, SK, FI, SE, UK (in UK alleen bij spoedeisendheid wanneer de bevoegde autoriteit niet kan optreden).

Inlichtingen ingewonnen bij Eurojust op 1 juni 2007.

Tussen IT, FR, PL, RO en SI.

Resolutie van de Raad van 9 juni 1997 inzake de uitwisseling van DNA-analyseresultaten, PB C 193 van 24.6.1997, blz. 2.

Besluit 2005/671/JBZ van de Raad van 20.9.2005 betreffende informatie-uitwisseling en samenwerking in verband met strafbare feiten van terroristische aard, PB L 253 van 29.9.2005, blz. 22.

Conclusies van de Raad over het vijfde jaarverslag van Eurojust.

Punt 4 van de conclusies.

BG, CZ, DE, IE, EL, ES, FR, LT, HU, PT, RO.

In 2004 heeft Eurojust in het kader van het AGIS-programma (EPOC) een systeem voor automatische verwerking van gegevens (CMS) ingevoerd, dat verder wordt ontwikkeld met behulp van dit programma. Momenteel worden er technische oplossingen getest om beveiligde verbindingen met de lidstaten tot stand te brengen.

Artikel 16, lid 2, van het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel (PB L 190 van 18.7.2002).

Cijfers op 15 mei 2007. Onderzoeksteams ingesteld tussen ES, FR, BE, NL, UK, DE, SK.

Ingesteld bij besluit van de Raad van 13.6.2002, PB L 167 van 26.6.2002.

Gemeenschappelijk Optreden 96/277/JBZ van 22 april 1996, PB L 105 van 27.4.1996.

Frankrijk heeft bijvoorbeeld elf verbindingsmagistraten, terwijl sommige lidstaten er geen hebben.

DE, EE, ES, FR, IT, NL, FI, UK.

9 juni 2004.

Jaarverslag Eurojust 2006, blz. 17.

Akte van de Raad van 27 november 2003, PB C 2 van 6.1.2004, blz. 1.

Opgericht bij Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 28.4.1999, PB L 136 van 31.5.1999, blz. 20.

Ondertekening op 14.4.2003, niet gepubliceerd.

Doelstellingen en taken van OLAF zijn omschreven in Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1; en in Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad, PB L 136 van 31.5.1999, blz. 8.

Met NO, IS en US op 15 juni 2007.

Met Zwitserland, Kroatië, Rusland en Oekraïne op 15 juni 2007.

DZ, MA, TN, JO, EG.