Artikelen bij COM(2010)330 - Voortgang bij de maatregelen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52010DC0330

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de voortgang bij de maatregelen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen /* COM/2010/0330 def. */


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 25.6.2010

COM(2010)330 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

inzake de voortgang bij de maatregelen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

inzake de voortgang bij de maatregelen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen

I. INLEIDING

Met dit verslag wordt voldaan aan de eis van artikel 9 van Richtlijn 2005/89/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 inzake maatregelen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen (hierna 'de richtlijn'). In het verslag wordt de voortgang van de lidstaten beschreven bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn en wordt een overzicht gegeven van de centrale wijzigingen bij het toezicht op de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening.

Het doel van de richtlijn is maatregelen vast te stellen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening te bevorderen en een adequaat productiecapaciteitsniveau, een adequaat evenwicht tussen aanbod en vraag en een passend koppelingsniveau tussen de EU-lidstaten te garanderen. Voorts wordt bij de richtlijn een kader ingesteld waarbinnen de lidstaten transparante, stabiele en niet-discriminerende beleidsmaatregelen voor de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening moeten vaststellen die verenigbaar zijn met de eisen van een concurrentiële interne markt voor elektriciteit. De richtlijn vormt een aanvulling op de maatregelen die reeds zijn vastgesteld bij de Elektriciteitsrichtlijn 2003/54/EG en Verordening (EG) nr. 1228/03 betreffende grensoverschrijdende handel in elektriciteit. Samen genomen vormen deze wetgevingsbesluiten de grondslag voor een coherente reeks basisregels voor deze belangrijke kwesties die bijdragen tot het waarborgen van een toereikende productie- en transmissiecapaciteit.

II. GEDETAILLEERDE BEVINDINGEN

ARTIKEL 3: VOORNAAMSTE BEPALINGEN

De bepalingen van deze richtlijn hebben tot doel een hoog niveau van elektriciteitsvoorzieningszekerheid te waarborgen door een gunstig investeringsklimaat tot stand te brengen en door de rol en de verantwoordelijkheden van de bevoegde instanties en alle betrokken partijen nader te omschrijven. Daarbij moeten de lidstaten rekening houden met elementen zoals de behoefte aan een stabiel regelgevingsklimaat, de bevordering van hernieuwbare energiebronnen (hierna 'HEB') en de noodzaak om de transport- en distributienetwerken regelmatig te onderhouden en, in voorkomend geval, te vernieuwen.

In het algemeen hebben de lidstaten dit artikel op adequate wijze omgezet, hetzij door de vaststelling van nieuwe wetgevingseisen, hetzij door gebruik te maken van het bepaalde in andere richtlijnen waarmee dezelfde doelstellingen worden nagestreefd. De bepalingen van deze richtlijn worden versterkt door het derde pakket betreffende de interne energiemarkt (hierna 'het derde pakket') dat eist dat de transportnetbeheerders hun samenwerking op een aantal gebieden versterken met name wat de planning van de investeringen betreft. In het kader van het derde pakket is ook het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (ENTSB-E) opgericht dat de taak heeft netwerkontwikkelingsplannen op te stellen, geïntegreerde netwerkmodellering uit te voeren en scenario's te ontwikkelen en beoordelingen uit te voeren inzake de stressbestendigheid en toereikendheid van het geïntegreerde systeem. In de ontwikkelingsplannen moet voldoende ver vooruit worden gekeken opdat leemten op investeringsgebied snel worden gedetecteerd, voornamelijk wat de grensoverschrijdende capaciteit betreft.

Er blijven nog enkele belangrijke belemmeringen bestaan op de Europese interne markt. Tariefrisico's vormen een cruciaal element bij het bepalen van de haalbaarheid van investeringsprojecten. In vele EU-lidstaten is het nog steeds volkomen normaal dat open energiemarkten samengaan met gereguleerde energieprijzen: meer dan de helft van de lidstaten hebben nog steeds gereguleerde tarieven. Systemen van gereguleerde tarieven die van algemene aard zijn en die niet transparant en exclusief op kwetsbare gebruikers toegesneden zijn, worden niet als onmisbaar beschouwd. Gereguleerde tarieven hebben vaak weinig verband met de groothandelstariefniveaus, wat nadelig kan zijn voor investeringen in nieuwe opwekkingscapaciteit. Op middellange termijn kan dit de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening in het gedrang brengen.

Modernisering en vernieuwing van de productie- en netwerkactiva, met name met het oog op het bereiken van de HEB-doelstellingen, zullen in de komende jaren aanzienlijke investeringen vergen. Deze investeringen moeten worden gefinancierd, wat inhoudt dat de investeerders erop moeten kunnen vertrouwen dat zij de langlopende marginale kosten terug kunnen verdienen. Het grootste deel van deze financiering zal bijna zeker van de markt komen. De manier waarop maatregelen met betrekking tot de HEB-doelstellingen interageren met het geheel van de elektriciteitsmarkt en waarop de transportnetbeheerders het netwerk ontwikkelen zal steeds belangrijker worden. Een diepe en liquide geïntegreerde Europese elektriciteitsmarkt kan prijsvolatiliteit verminderen en investeringen bevorderen die de integratie van de interne elektriciteitsmarkt zullen versterken.

ARTIKEL 4: OPERATIONELE NETWERKBEVEILIGING

Met het oog op de operationele netwerkbeveiliging wordt in de richtlijn gespecificeerd dat de lidstaten of andere bevoegde instanties ervoor moeten zorgen dat de transportnetbeheerders (hierna "TNB's") minimale operationele voorschriften en verplichtingen inzake netwerkbeveiliging vaststellen en dat de netwerkbeheerders aan deze voorschriften voldoen. In het bijzonder moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de beheerders van gekoppelde transport- en distributienetwerken (hierna "DNB's") informatie over de functionering van hun netwerken uitwisselen. Een andere eis is onder meer dat verplichtingen worden opgelegd inzake de verwezenlijking van leveringskwaliteit en inzake netwerkbeveiliging.

De elektriciteitsnetbeheerders spelen een centrale rol bij het oplossen van eventuele onderbrekingen van de elektriciteitsvoorziening. Daarbij zijn transparantie en uitwisseling van informatie met andere netwerkbeheerders van zeer groot belang. Een betere coördinatie vermindert het risico van black-outs en verbetert de bescherming van de Europese consument. De interconnectiecapaciteit tussen de TNB's speelt een zeer grote rol bij de handhaving en versterking van de netwerkbeveiliging bij onderbrekingen van de productie. De netwerkincidenten en elektriciteitsblack-outs in 2003 en 2006 zijn veroorzaakt of werden versterkt door de ontoereikende coördinatie van de netwerkexploitatie en door de missing links in de elektriciteitsnetten. Zij hebben duidelijk de beperkingen aangetoond van een samenwerking op basis van vrijwilligheid.

In de meeste EU-lidstaten zijn de operationele netwerkregels door de TNB's opgesteld op grond van technische criteria, met één of andere vorm van goedkeuringssysteem waarbij de regelgevers en/of de regering betrokken zijn. In alle lidstaten zijn de operationele netwerkbeveiligingscriteria voor procedures in noodgevallen van te voren vastgesteld en bestaan er regels voor samenwerking met naburige TNB's inzake aspecten die belangrijk zijn voor de operationele veiligheid. In Tsjechië, Luxemburg, Portugal en Slowakije bijvoorbeeld heeft de regering een nauwkeurig bepaalde rol bij het bewaken en ontwikkelen van de operationele veiligheid.

Krachtens de Elektriciteitsrichtlijn 2005/89/EG moeten de TNB's en, in voorkomend geval, de DNB's prestatiecriteria voor de kwaliteit van de voorziening en de netwerkbeveiliging vaststellen en naleven. In 2008 heeft de CEER (Council of European Energy Regulators) een benchmarking uitgevoerd betreffende de kwaliteit van de elektriciteitsvoorziening. In dit overzicht werd opgemerkt dat alle lidstaten ongeplande onderbrekingen van meer dan drie minuten monitoren en dat de algemene continuïteit van de elektriciteitsvoorziening in Europa erop vooruitgaat, met een gestage en bijna continue terugloop van het aantal verloren minuten voor de consument sinds 2002. In het overzicht wordt tevens aangestipt dat de meeste lidstaten informatie verzamelen over de oorzaken van onderbrekingen. Zoals kon worden verwacht is de voorzieningszekerheid beter in stedelijke dan in landelijke gebieden. In het kader van het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (CENELEC) wordt echter verder gewerkt aan de ontwikkeling van geharmoniseerde continuïteitsindicatoren waarmee de doeltreffendheid van regelingen voor de monitoring van de continuïteit van de voorziening kan worden verbeterd.

De Commissie brengt twee keer per jaar het Comité voor Grensoverschrijdende elektriciteitsvoorziening bijeen waarin de prognoses voor elektriciteitsaanbod en -vraag voor de zomer- en winterperiode worden besproken. Het doel van deze vergaderingen is informatie uit te wisselen om het bewustzijn inzake potentiële voorzieningskwesties te vergroten. Op Europees niveau wordt dan een seizoensrapport (zomer of winter) opgesteld waarin een samenvatting wordt gemaakt, op weekbasis, van de nationale of regionale vermogensbalansen tussen voorspelde opwekkingscapaciteit en piekvraag in de komende zomer-/winterperiode. Wanneer de situatie dat vergt, kan de Commissie 'cellules de vigilance' ad hoc voor de kritische periode instellen om een snelle uitwisseling van informatie tussen de buurlanden en transportnetbeheerders te waarborgen. Een dergelijke waakzaamheidscel werd opgericht tijdens de zomermaanden van 2007-2009. De voornaamste conclusie van de vergaderingen die plaatsvonden in de periode 2007-2009 is dat de nationale productie-/belastingsbalansen in de meeste lidstaten doorgaans als adequaat worden beschouwd voor een veilige systeemexploitatie onder normale omstandigheden. Gedurende strenge weerscondities of in andere specifieke periodes waarin er eventueel een elektriciteitstekort kan optreden, zijn mitigatiemaatregelen ingevoerd; met de huidige interconnectiecapaciteit kan de benodigde invoer probleemloos plaatsvinden.

Met het derde pakket zijn de verplichtingen van de regelgevers versterkt om de prestaties van de netwerkbeveiliging en de netwerkbetrouwbaarheid uit het verleden op te nemen in de monitorings- en evaluatiepraktijk. De regelgevers moeten ook normen en eisen inzake de kwaliteit van de dienst en de voorziening vaststellen en goedkeuren of daartoe bijdragen in samenwerking met andere bevoegde instanties. Op de regelgevers berust ook de taak om erop toe te zien dat de TNB's en DNB's aan hun verplichtingen krachtens de richtlijn voldoen, waaronder begrepen hun verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de netwerken steeds aan een redelijke elektriciteitsvraag kunnen voldoen. Wat het transportniveau betreft moeten de regelgevers voorts toezien op de investeringsplannen van de TNB's en op de samenhang daarvan met het EU-brede netwerkontwikkelingsplan, dat ook een door de ENTSB-E opgestelde prognose inzake de toereikendheid van de productiecapaciteit omvat.

ARTIKEL 5: HANDHAVING VAN HET EVENWICHT TUSSEN AANBOD EN VRAAG

Teneinde een evenwicht tussen aanbod en vraag te handhaven moeten de lidstaten passende maatregelen treffen om een evenwicht tussen de elektriciteitsvraag en de beschikbare productiecapaciteit te waarborgen. Dit moeten gebeuren door het aanmoedigen van een kader voor de groothandelsmarkt dat passende prijssignalen voor productie en verbruik afgeeft, alsook door de TNB's ertoe te verplichten een productiereservecapaciteit van een passende omvang beschikbaar te houden en/of gelijkwaardige marktgerichte maatregelen te nemen om een evenwicht tot stand te brengen.

Elektriciteitsvraag

Uit de tweede strategische energiebeleidsevaluatie van de Commissie blijkt dat de elektriciteitsvraag blijft toenemen, wat consistent is met de prognoses van de bij de elektriciteitssector betrokken partijen, hoewel de groei iets trager verloopt dan verwacht. De raming van de Commissie is dat, als de huidige trends en beleidslijnen aanhouden, de elektriciteitsvraag in de komende 20 jaar met ongeveer 1% per jaar zal toenemen. In de onlangs gepubliceerde prognose van het ENTSB-E inzake de adequaatheid van het systeem voor de periode 2010-2025 is aangegeven dat de elektriciteitsvraag naar verwachting zal toenemen, waarbij de meeste lidstaten na 2015 een vrij forse toename van de belasting van het net zullen kennen.

Jaarlijkse gemiddelde groei van de belasting overeenkomstig het ENTSB-E | 2010 t/m 2015 | 2015 t/m 2020 | 2020 t/m 2025 |

Januari, 19.00 uur | 1,32% | 1,45% | 1,21% |

Juli, 11.00 uur | 1,49% | 1,66% | 1,32% |

Bron: ENTSB-E System adequacy forecast report

Deze prognose moet worden bekeken in het licht van de recente economische crisis die de vraag naar elektriciteit in heel Europa aanzienlijk heeft doen teruglopen. Op jaarbasis is het maandelijkse elektriciteitsverbruik in de EU met meer dan 5%, 10%, 6% en 5% omlaag getuimeld in respectievelijk maart, april, mei en juni 2009. Het Europese elektriciteitsverbruik heeft in juni 2009 zelfs een historisch laag dieptepunt bereikt, namelijk -23% ten opzichte van het jaarbegin. Ondertussen is de daling van het elektriciteitsverbruik stilaan afgevlakt en valt er terug enige groei waar te nemen, maar de niveaus blijven aanzienlijk lager liggen dan die van de voorafgaande jaren.

In een aantal landen, zoals Duitsland, Frankrijk, Polen en Portugal, is de verwachting dat de lopende energiebesparingsprogramma's en de grotere technologische efficiëntie een invloed zullen hebben op de groei van het energieverbruik. In andere landen wordt opgemerkt dat de overgang naar koolstofarme energiesystemen het gebruik van elektriciteit daarentegen kan doen toenemen, met name gezien het verbruik van warmtepompen en elektrische voertuigen.

Directe energiebesparingen en investeringen in energie-efficiëntie behoren tot de meest kosteneffectieve manieren om een toekomstige groei van de vraag in te tomen. Overeenkomstig de verplichtingen van Richtlijn 2006/32/EG betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten hebben alle lidstaten nationale actieplannen voor energie-efficiëntie (NAPEE's) opgesteld met daarin een veelomvattende lijst van acties en maatregelen. Uit de door de Commissie uitgevoerde analyse van die NAPEE's blijkt dat diverse lidstaten, afgezien van directe financiële maatregelen zoals subsidies of leningen, belastingsverminderingen plannen of reeds toepassen voor investeringen in energie-efficiëntie in bepaalde sectoren (huizen, bepaalde industrietakken, enz.). Zij hanteren tevens energiebelastingen als middel om energiebesparingen in andere sectoren te sturen. Op middellange termijn zal de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van dergelijke maatregelen cruciaal zijn om de elektriciteitsvoorzieningszekerheid te waarborgen.

Op langere termijn zal de rol van elektriciteit in het eindenergiegebruik naar alle waarschijnlijkheid blijven toenemen. De beslissingen die vandaag worden genomen zullen van centraal belang zijn om te waarborgen dat de vereiste vermindering van de koolstofemissies in de periode na 2020 een effectief antwoord bieden op het klimaatveranderingsprobleem. De uitdaging voor de beleidsmakers is om ervoor te zorgen dat de energiemarkten in Europa, zowel de gereguleerde als de niet-gereguleerde, een klimaat scheppen dat er investeerders toe aanspoort de vereiste zeer grote kapitaalinvesteringen uit te voeren. Er zal ook passende steun nodig zijn om technologieën te ontwikkelen die koolstofarme of koolstofvrije oplossingen in de elektriciteitssector mogelijk maken.

Toereikendheid van de productiecapaciteit

Tussen de 1997 en 2007 is de geïnstalleerde productiecapaciteit in de EU-27 met 18% toegenomen tot 779 GW. De geïnstalleerde capaciteit van thermische centrales is toegenomen met 16%, de waterkrachtcapaciteit steeg met 5% en er was een verelfvoudiging van de HEB-capaciteit. Overeenkomstig de laatste gegevens van de European Wind Energy Association waren installaties met hernieuwbare energieproductie in 2009 goed voor 61% van alle nieuwe installaties, wat van 2009 het tweede opeenvolgende jaar maakt waarin hernieuwbare energiebronnen goed zijn voor de meerderheid van de nieuwe elektriciteitsproductie-installaties. In 2009 werd er in de EU voor een bedrag van 13 miljard euro geïnvesteerd in windparken, wat resulteerde in een nieuwe windvermogencapaciteit van 10,2 GW of 39% van alle nieuwe opwekkingscapaciteit. De integratie van grootschalige offshore windparken in de netten aan land doet in de interne markt vrij ingewikkelde problemen ontstaan wat de ontwikkeling van infrastructuur, de balancering en de terugwinning van kosten betreft.

Ondanks de grote groei van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen blijft de productie van elektriciteit in thermische centrales het grootste deel van de elektriciteit in de EU leveren. In 2007 waren thermische centrales goed voor het grootste deel van de geïnstalleerde capaciteit in de EU-27 (namelijk 58%), wat werd gevolgd door waterkrachtcentrales (18%) en kernenergie (17%), terwijl HEB (exclusief waterkracht) een aandeel in de capaciteit hadden van 7% in 2007 vergeleken met 1% in 1997.

[pic]

Tot dusverre heeft de productiecapaciteit in de EU gelijke tred gehouden met de gestaag toenemende vraag. Uit een gedetailleerde analyse van het ENTSB-E in zijn system adequacy forecast blijkt dat er waarschijnlijk een afdoende opwekkingscapaciteit zal zijn in de periode tussen 2010 en 2025. In door de lidstaten ingediende nationale rapporten wordt echter aangegeven dat de adequaatheid van de nationale productiecapaciteit sterk afhankelijk is van belangrijke aannamen, met name wat de verlenging van de levensduur van bestaande installaties betreft. Zonder vervanging van de bestaande productie-installaties is tussen 2009 en 2025 een extra capaciteit van 100-300 GW vereist.

Uit het system adequacy report van het ENTSB-E blijkt, zoals getoond in onderstaande figuur, dat de netto productiecapaciteit zal stijgen, zowel in het meer conservatieve ENTSB-E-scenario (ScA) als wanneer de beste raming wordt gebruikt (ScB):

[pic]

De toereikendheid van de productiecapaciteit kan worden kan worden beoordeeld door het verschil te meten tussen de vraag en de betrouwbare beschikbare capaciteit; dat verschil wordt de 'resterende capaciteit' genoemd. Uit onderstaande figuur blijkt dat die resterende capaciteit positief blijft, maar wanneer overeenkomstig scenario A slechts weinig nieuwe opwekkingscapaciteit in gebruik wordt genomen, duikt het volume ervan steil omlaag na 2015.

[pic]

Het is duidelijk dat de toereikendheid van de productiecapaciteit varieert over de lidstaten en dat er binnen elke jurisdictie verschillende omstandigheden zullen bestaan voor de basis-, gemiddelde piekgeneratiesegmenten. Het is belangrijk niet alleen te kijken naar nieuwe productie-installaties, maar ook naar de leeftijd van de bestaande installaties.

In de tweede strategische energiebeleidsevaluatie wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van de leeftijd van de operationele productie-installaties. Samenvattend kan worden gesteld dat de meeste Europese gasgestookte eenheden in 2008 minder dan vijf jaar oud waren. De meeste kolen- en kerncentrales waren echter meer dan 21 jaar oud. Vele daarvan zijn weldra 40 jaar oud en naderen dus stilaan, dit naar gelang van hun type, hun buitenbedrijfstellingsleeftijd. De systeembeheerders worden dus geconfronteerd met een combinatie van ouder wordende installaties die moeten worden vervangen, en een groeiend aandeel van HEB-gebaseerde opwekking, met name on- en offshore windenergie, als resultaat van de verbintenissen voor de periode tot 2020 en Richtlijn 2001/80/EG inzake grote stookinstallaties. Die combinatie vormt voor de systeembeheerders de komende jaren een grote uitdaging, zowel wat de balancering van het net als wat de toereikendheid ervan betreft. Na 2015 zijn er extra investeringen in opwekkingscapaciteit vereist om de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening op een voldoende hoog niveau te waarborgen. De ERGEG heeft zich met enige bezorgdheid afgevraagd of de financiële crisis de vereiste investeringen voor projecten die reeds op de tekentafel lagen in het gedrang kan brengen, aangezien de lagere elektriciteitsvraag twijfels doet rijzen over de economische levensvatbaarheid van die projecten.

De meeste lidstaten laten het vraagstuk van de toereikendheid van de productiecapaciteit aan de markt over. In Richtlijn 2005/89/EG wordt echter een reeks maatregelen opgesomd die de lidstaten kunnen nemen om de voorzieningszekerheid te waarborgen. Er kan worden gedacht aan dergelijke tussenkomsten, alsook aan de aanbestedingsprocedure van Richtlijn 2003/54/EG. Overeenkomstig artikel 7 van die richtlijn mag de aanbestedingsprocedure slechts als laatste toevlucht worden gebruikt, namelijk wanneer de vergunningsprocedure onvoldoende capaciteit heeft voortgebracht om aan de vraag te voldoen.

Een aanbesteding is een belangrijke interventie op de markt, die kan leiden tot marktverstoring tussen bestaande en nieuwe capaciteit en tot het haperen van de investeringscyclus. Producenten zullen naar alle waarschijnlijkheid immers aarzelen om te investeren wanneer een daaropvolgende aanbesteding de waarde van hun investering omlaag kan halen. Een nationale aanpak heeft bijna altijd effecten op naburige markten. Een aanbesteding voor nieuwe productiecapaciteit dichtbij de grens met een buurland kan ook van invloed zijn op het investeringsgedrag in dat buurland (verplaatsing van geplande investeringen) en heeft effecten op de grensoverschrijdende handel. Aanbestedingen moeten derhalve uitsluitend als laatste maatregel worden gebruikt om fysieke tekorten bij de elektriciteitsvoorziening te voorkomen, namelijk wanneer er absoluut geen andere manier is om de vereiste capaciteit op het moment van een verwacht tekort te waarborgen. Verscheidene lidstaten (Spanje, Italië, Griekenland, Denemarken en Ierland) hebben diverse regelingen gehanteerd om tot de vereiste productiecapaciteit te komen.

Wat aanbestedingen betreft, is de situatie anders wanneer het om HEB-productiecapaciteit gaat omdat hernieuwbare energiebronnen in de meeste gevallen niet economisch levensvatbaar zijn zonder specifieke stimulansen. Voor dergelijke capaciteit worden door de lidstaten vaak aanbestedingsprocedures gebruikt. Elektriciteitsproductie via windenergie wordt stilaan een belangrijke aanvulling op de elektriciteitsproductiemix van de EU en het gebruik van aanbestedingsprocedures voor de ontwikkeling van die energievorm gaat bij voorkeur gepaard met een zorgvuldige inschatting van het effect op de markt.

ARTIKEL 6: NETWERKINVESTERINGEN

De lidstaten moeten een regelgevingskader tot stand brengen dat zowel voor transport- als distributienetbeheerders in investeringssignalen voorziet om hun netwerken zo te ontwikkelen dat zij aan de voorzienbare vraag van de markt kunnen voldoen. Dit kader moet tevens het onderhoud en, in voorkomend geval, de vernieuwing van hun netwerken vergemakkelijken. Onder de lidstaten hebben alleen Nederland en Roemenië hun bestaande wetgeving moeten aanpassen om aan deze bepaling te voldoen.

Het kan noodzakelijk zijn de netwerken te versterken om het voor elektriciteitscentrales mogelijk te maken op hun maximale capaciteit te werken en om de geproduceerde elektriciteit naar de consument te kunnen transporteren. De winter van 2009 heeft nogmaals aangetoond hoe kwetsbaar de bestaande elektriciteitsnetten zijn wanneer zij aan een sterk gestegen vraag het hoofd moeten bieden. De versterking van de netten kan echter op negatieve wijze worden beïnvloed door lang aanslepende nationale plannings- en vergunningsprocedures. In de meeste lidstaten zijn de netwerkbeheerders ertoe verplicht hun netwerken te ontwikkelen en in stand te houden overeenkomstig de behoeften en de eis om aan operationele en langetermijnzekerheid van de voorziening te voldoen. Dit gebeurt hetzij via wetgeving, hetzij via de vergunningsprocedure, waarbij uit de transport- en distributietarieven wordt geput om de investeringskosten terug te winnen. Krachtens de richtlijn moeten de transport-, en in voorkomend geval, de distributienetbeheerders prestatiecriteria voor de kwaliteit van de voorziening en de netwerkbeveiliging vaststellen en naleven. Dit houdt de vaststelling in van regelgevingsstimuli om te investeren in efficiënte en veilige netwerken. Overeenkomstig de verslagen van de lidstaten is deze eis sinds 2008 ten uitvoer gelegd in de meeste lidstaten.

Elektriciteit wordt doorgaans op korte afstand van de plaats van consumptie geproduceerd. De fysica van elektriciteit houdt echter in dat die bliksemsnel over lange afstanden kan worden getransporteerd, wat grensoverschrijdende handel vergemakkelijkt. Bij de uitwerking van het nationale beleid wordt niet alleen gekeken naar de eigen productiecapaciteit, maar ook naar de bestaande interconnectiecapaciteit. Bepaalde lidstaten hebben ervoor gekozen niet te investeren in lokale productiecapaciteit, maar vertrouwen veeleer op interconnectie- en leveringscontracten met hun buurlanden:

[pic]

In de afgelopen tien jaar bleef de netto-invoer van elektriciteit in de EU-27 vrij stabiel. Er waren echter grote verschillen tussen de lidstaten onderling. In 2007 bedroeg de netto-invoer van elektriciteit in de EU-27 ongeveer 10,5 TWh. Van de EU-27-lidstaten was Frankrijk traditiegewijs de grootste netto-elektriciteitsexporteur terwijl Italië de grootste netto-importeur was. Landen waarvan de binnenlandse elektriciteitsproductiecapaciteit niet volstaat om het verbruik in piekperiodes te dekken, beschikken doorgaans over afdoende interconnectiecapaciteit om de ontbrekende hoeveelheid in te voeren.

Het aspect toereikendheid van de interconnectiecapaciteit wordt niet omschreven in de EU-wetgeving en bij Richtlijn 2005/89/EG wordt geen specifiek niveau van interconnectie tussen de lidstaten vereist. Op de Europese Raad van Barcelona van 15-16 maart 2002 is er als streefcijfer echter een interconnectieniveau van minimaal 10% van het geïnstalleerde vermogen vastgelegd. Een laag interconnectieniveau heeft een versnippering van de interne markt tot gevolg en vormt een hinderpaal voor de ontwikkeling van de mededinging. Het bestaan van een toereikende fysieke transportinterconnectiecapaciteit, al dan niet grensoverschrijdend, is cruciaal, maar het is geen afdoende voorwaarde om daadwerkelijke concurrentie te bewerkstelligen. De volledige lijst van de grensoverschrijdende koppellijnen wordt gegeven in het statistisch jaarboek van het ENTSB-E.

In de sterk verknoopte onderling gekoppelde transportnetwerken in Europa wijken de effectieve waarden van de koppellijnen aanzienlijk af van de feitelijk beschikbare capaciteit. Om redenen van planning moeten de marktspelers kunnen beschikken over waarden voor de Total Transfer Capacity (TTC) en de Net Transfer Capacity (NTC); op basis van die waarden kunnen zij anticiperen op de markt en kunnen zij hun transacties plannen. In onderstaande figuur wordt de feitelijke grensoverschrijdende transportcapaciteit getoond voor de winterperiode van 2009:

[pic]

De tenuitvoerlegging van de 2020-doelstelling inzake duurzame energie zal een verdere ontwikkeling en versterking van de netwerkinfrastructuur vergen, met inbegrip van intelligente netten en interconnecties. Krachtens Richtlijn 2009/28/EG moeten de lidstaten de nodige maatregelen treffen om deze noodzakelijke ontwikkelingen te waarborgen en moeten zij de vergunningsprocedures voor netwerkinfrastructuur versnellen; zij moeten tevens de goedkeuring van netwerkinfrastructuur coördineren met de administratieve en planningsprocedures voor de verdere ontwikkeling van de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen. Wat de door de nationale autoriteiten voor de nabije toekomst geplande en gerapporteerde (of anderszins gekende) projecten voor grensoverschrijdende interconnectie betreft, is een lijst opgenomen in bijlage I bij dit verslag.

ARTIKEL 7: VERSLAGGEVING

Toezicht en rapportering betreffende de voorzieningszekerheid is reeds een verplichting krachtens artikel 4 van Richtlijn 2003/54/EG. Overeenkomstig dit artikel moeten de lidstaten om de twee jaar verslag uitbrengen met specifieke gegevens over het evenwicht van vraag en aanbod op hun nationale markt voor de komende vijf jaar, de geplande nieuwe investeringen voor de komende vijf of meer jaar, de kwaliteit en het niveau van het onderhoud van de netten en de maatregelen bij piekbelasting of het in gebreke blijven van één of meer leveranciers. De inhoud en het bereik van dit monitoringsverslag worden nader omschreven in artikel 7 van Richtlijn 2005/89/EG.

De meeste lidstaten dienen verslagen in met informatie over prognoses voor verbruik en productie, alsook over de behoefte aan investeringen voor opwekkingscapaciteit en netwerken. Zij gebruiken daarbij een tijdshorizon van meer dan 20 jaar. De algemene conclusie van de nationale verslagen inzake de toereikendheid van de opwekkingssystemen is dat die naar verwachting vergelijkbaar zal blijven met de huidige situatie.

De kwaliteit van de verslagen varieert van lidstaat tot lidstaat. Bepaalde lidstaten publiceren alomvattende gegevens en behandelen alle in de richtlijn genoemde items (bijvoorbeeld Finland), terwijl verslagen van andere lidstaten beter en gedetailleerder zouden kunnen zijn. In de verslagen uit minder rijpe elektriciteitsmarkten bijvoorbeeld wordt onvoldoende beschreven hoe de functionering van de groothandelsmarkten zal bijdragen tot de toereikendheid van opwekking en transmissie.

Het derde energiepakket houdt belangrijke wijzigingen van de monitoringsregeling in. Het System Adequacy Forecast report van het ENTSB-E voor de periode 2010-2025 was een eerste poging om de toereikendheid van het elektriciteitssysteem op Europees niveau te beoordelen. Het nieuwe 10-jaren-ontwikkelingsplan zal alle aspecten omvatten die relevant zijn voor het toezicht op de voorzieningszekerheid, zowel wat de opwekkingscapaciteit als de adequaatheid van het netwerk betreft.

De Commissie heeft voorgesteld om het huidige regelgevingskader te verbeteren, waarbij rapporteringsverplichtingen inzake de energie-infrastructuur worden opgelegd aan de lidstaten via een ontwerp-verordening inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Gemeenschap.

CONCLUSIES

De lidstaten hebben de bepalingen van de richtlijn daadwerkelijk ten uitvoer gelegd, hetzij door nieuwe wetgeving in te voeren, hetzij door gebruik te maken van bestaande bepalingen die voortkomen uit andere Europese wetgeving. Op de korte termijn lijkt de netwerk- en productiecapaciteit te volstaan om aan de Europese elektriciteitsvraag te voldoen. Op middellange en lange termijn is de situatie echter minder duidelijk. Verouderde productie-installaties moeten worden vervangen. Opdat dit zou gebeuren, moeten er duidelijke marktsignalen voor nieuwe investeringen komen. De lidstaten moeten zich bovendien bewust zijn van de vertraging die hun planningsprocedures kunnen veroorzaken. Toegang tot financiële middelen kan ook moeilijker zijn in het huidige economische klimaat.

De lidstaten moeten zich volledig bewust zijn van en voorbereid zijn op de impact op hun systemen van grootschalige invoering van hernieuwbare energiebronnen, in het bijzonder on- en offshore windenergie. Naarmate het marktaandeel van hernieuwbare energiebronnen toeneemt, moeten de balanceringsregels en -procedures worden aangepast en worden grote netwerkinvesteringen noodzakelijk om het net geleidelijk aan te passen aan de nieuwe gedecentraliseerde productie. Daarenboven dient rekening te worden gehouden met wijzigingen in het vraagpatroon naarmate energie-efficiëntiemaatregelen zoals slimme meters hun effect doen gevoelen. Zoals ondersteund door de regelgevers moeten op stimuli gebaseerde regelingen worden gehanteerd om nieuwe netwerkinvesteringen te vergemakkelijken, waarbij de nodige aandacht moet gaan naar het gebruik van de technologie van slimme netten.

Het derde energiepakket zal belangrijke wijzigingen brengen voor de monitoring van de voorzieningszekerheid. Het is een grote stap voorwaarts dat het ENTSB-E nu verplicht wordt om tweejaarlijks een ontwikkelingsplan voor de komende 10 jaar te publiceren dat betrekking heeft op alle aspecten die van belang zijn voor de monitoring van de voorzieningszekerheid, zowel qua productie- als qua transportcapaciteit. Hoewel van niet-bindende aard zal dit een geschikte basis leveren voor de netwerkcodes van het ENTSB inzake de netwerkbeveiliging en -betrouwbaarheid.

Naarmate de EU de klimaatdoelstellingen voor 2020 benadert, moeten de lidstaten steeds waakzamer zijn wat de voorzieningszekerheid betreft en moeten zij in een voldoende vroegtijdig stadium passende maatregelen treffen om hun systemen te moderniseren en af te stemmen op de nieuwe behoeften, opdat de consumenten kunnen rekenen op een hoge kwaliteit van de dienstverlening en een koolstofarme, continue elektriciteitsvoorziening.

In dit derde verslag worden enkele toekomstige ontwikkelingen van het Europese elektriciteitssysteem geschetst, met name wat de integratie betreft van zeer grote hoeveelheden met behulp van hernieuwbare energiebronnen opgewekt elektriciteit en de noodzaak de broeikasgasemissies van de energiesector te verminderen: verschuiving naar een groter aandeel van elektriciteit in de totale energiemix; grotere afstand tussen productie en verbruik ten gevolge van een grotere afhankelijkheid van hernieuwbare energiebronnen; fluctuerende aard van de belangrijkste hernieuwbare energiebronnen (wind en PV-zonne-energie); toenemende behoefte aan balanceringscapaciteit, conventioneel dan wel hernieuwbaar; mogelijk toenemende rol van de invoer van elektriciteit van buiten de EU ten gevolge van het 'groene elektriciteit'-potentieel van naburige regio's. Deze ontwikkelingen zullen omvangrijke investeringen vergen, alsmede geschikte stimuleringsregelingen om deze investeringen tijdig op te wekken, met daarbij instandhouding van de mededinging, duurzaamheid en continuïteit van de voorziening. De Europese Commissie werkt daarom momenteel aan een energie-infrastructuurpakket dat de verdere ontwikkeling van de Europese energie-infrastructuur ten doel zal hebben. Dit nieuwe pakket zal voortbouwen op het huidige TEN-E-kader en zal een volledige reeks beleidslijnen omvatten, rekening houdend met de bestaande procedures en financiering voor infrastructuurontwikkeling.

Bijlage 1

Li jst van gerapporteerde investeringsprojecten voor grensoverschrijdende interconnectie

voor de komende vijf jaar

1. Frankrijk-België;

2. Frankrijk-Spanje;

3. Frankrijk-Italië;

4. Bulgarije-FYROM;

5. Denemarken-Noorwegen;

6. Estland-Finland;

7. Estland-Letland;

8. Finland-Zweden;

9. Zweden-Noorwegen;

10. Zweden-Litouwen;

11. Litouwen-Polen;

12. Griekenland-Turkije;

13. Duitsland-Polen;

14. Duitsland-Nederland;

15. Ierland-Verenigd Koninkrijk;

16. Verenigd Koninkrijk-Nederland;

17. Verenigd Koninkrijk-België;

18. Verenigd Koninkrijk-Frankrijk;

19. Roemenië-Servië;

20. Slowakije-Hongarije;

21. Slovenië-Italië;

22. Oostenrijk-Hongarije;

22. Oostenrijk-Italië;

23. Malta-Italië;

24. Portugal-Spanje.

In het Europees economisch herstelplan is ook steun gepland voor de netwerkintegratie van offshore windenergie. De twee offshore netwerkintegratieprojecten zijn: Baltic-Kriegers Flak en North See Grid .

http://EG.europa.eu/energy/gas_electricity/benchmarking_reports_en.htm.

'4th Benchmarking Report on Electricity Quality of Supply', Ref. C08-EQS-24-04, 10 december 2008. Dit overzicht bevat geen informatie over Ierland, Griekenland, Bulgarije, Cyprus, Letland, Malta of Slowakije..

http://EG.europa.eu/energy/strategies/2008/doc/2008_11_ser2/strategic_energy_review_wd_future_position2.pdf.

'Trends to 2030 - update 2007'; http://bookshop.europa.eu/is-bin/INTERSHOP.enfinity/WFS/EU-Bookshop-Site/en_GB/-/EUR/ViewPublication-Start?PublicationKey=KOAC07001.

www.entsoe.eu/fileadmin/user_upload/_library/publications/entsoe/outlookreports/SAF_2010-2025_final.pdf.

Voor een gedetailleerde analyse, zie de driemaandelijkse rapporten over de Europese elektriciteitsmarkten op het volgende adres: http://EG.europa.eu/energy/observatory/electricity/electricity_en.htm.

Voor nadere gegevens, zie ook het Jaarverslag 2009 van het marktobservatorium voor energie van de Europese Commissie, SEC(2009) 1734.

http://www.ewea.org/fileadmin/emag/statistics/2009generalstats/.

Dit omvat de EU-27 plus andere ENTSB-E-leden.

http://www.entsoe.eu/index.php?id=55, Statistical Yearbook, Tie-lines data Tabel T9.

De NTC-waarden van het ENTSB-E voor de winter 2009-2010 zijn gebruikt bij het bepalen van de invoerwaarden per land, waarbij rekening is gehouden met de eventueel aangemelde invoerbeperkingen. Voor de geïnstalleerde productiecapaciteit zijn de Eurostat 2007-waarden gebruikt.