Artikelen bij COM(2010)516 - Tussentijdse evaluatie van de LIFE+-verordening

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2010)516 - Tussentijdse evaluatie van de LIFE+-verordening.
document COM(2010)516 NLEN
datum 30 september 2010
 

|
52010DC0516

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Tussentijdse evaluatie van de LIFE+-verordening /* COM/2010/0516 def. */


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 30.9.2010

COM(2010) 516 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Tussentijdse evaluatie van de LIFE+-verordening

SEC(2010) 1120

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Tussentijdse evaluatie van de LIFE+-verordening

1. INLEIDING

HET IN 1992 van start gegane LIFE-programma is één van de speerpunten van de EU-financiering voor het milieu en heeft tot dusverre voor een totaalbedrag van 2,2 miljard euro 3115 projecten gefinancierd met het oog op de bescherming van het milieu. Het laatste financiële instrument voor het milieu (LIFE+) is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 614/2007 (hierna 'de verordening').

Het doel van de verordening is bij te dragen tot de uitvoering, actualisering en ontwikkeling van het communautaire milieubeleid en de communautaire milieuwetgeving en aldus bij te dragen tot duurzame ontwikkeling (artikel 1, lid 2). Een andere doelstelling is bij te dragen tot de communicatie over en de verspreiding van milieukwesties in het geheel van de EU.

De verordening is van toepassing in de periode 2007-2013 en beschikt over een financiële enveloppe van 2,14 miljard euro. Het Europees Parlement heeft een extra bedrag toegewezen zodat de begroting is opgetrokken tot 2,17 miljard euro. Er zijn drie soorten actie mogelijk in het kader van LIFE+:

- subsidies voor het uitvoeren van acties, het traditionele LIFE-programma dat goed is voor 78% van de totale begroting;

- subsidies voor operationele activiteiten van NGO's, het vroegere NGO-programma dat goed is voor 3% van de begroting;

- contracten voor overheidsopdrachten voor de levering van diensten, goed voor 19% van de begroting.

Overeenkomstig artikel 15, lid 2, van de verordening moet de Commissie uiterlijk op 30 september 2010 bij het Europees Parlement en het LIFE+-comité een tussentijdse evaluatie van LIFE+ indienen. De Commissie moet ook verslag uitbrengen over de maatregelen die zijn genomen om de complementariteit met andere financiële instrumenten van de EU te waarborgen (artikel 9 van de verordening).

Ter voorbereiding van deze evaluatie heeft de Commissie opdracht gegeven tot uitvoering van een externe evaluatie die in 2010 is gepubliceerd (hierna 'de evaluatie').

Aangezien de verordening slechts in juni 2007 in werking is getreden, kon de eerste uitnodiging tot het indienen van voorstellen pas in oktober 2007 worden gepubliceerd zodat de eerste projecten in januari 2009 van start zijn gegaan. Er is dus nog slechts weinig informatie over de resultaten beschikbaar. De conclusies van de evaluatie moeten dan ook als indicatief worden begrepen en moeten in de komende jaren worden bevestigd.

2. RESULTATEN EN OPGEDANE ERVARING

IN DE LOOP VAN DE RAPPORTERINGSPERIODE IS LIFE+ een effectief instrument gebleken om de prioriteiten van het zesde milieuactieprogramma (MAP6) ten uitvoer te leggen. In de volgende punten worden de resultaten van de onderscheiden actietypes besproken.

2.1. Vereenvoudiging

In het kader van LIFE+ werden haast alle door DG Milieu ter beschikking gestelde middelen voor het milieu in één financieel instrument geconsolideerd. Door de verordening werden ook twee actietypes samengebracht, namelijk Contracten voor overheidsopdrachten en Subsidies, dit om de flexibiliteit te vergroten bij de keuze tussen de twee actietypes naargelang van de beleidsbehoeften als omschreven in bijlage II van de verordening.

Het voornaamste voordeel van de consolidatie is dat daardoor een betere strategische planning mogelijk wordt. In de evaluatie wordt gewezen op de inspanningen om de synergieën te vergroten tussen subsidies voor het uitvoeren van acties en beleidsontwikkeling/actualisering, maar wordt aangestipt dat er nog verbetering mogelijk is. Dit is het geval omdat de projecten pas na 3-5 jaar resultaten opleveren, wat van subsidies voor het uitvoeren van acties een geschikter instrument maakt om de uitvoering van het beleid te ondersteunen dan beleidontwikkeling.

Er zijn echter enkele negatieve punten gedetecteerd, met name wat het Forest Focus -programma betreft. Hoewel de financiering werd gehandhaafd in het kader van LIFE+, was Forest Focus vroeger gebaseerd op een indirecte methode van centraal beheer waarbij nationale agentschappen op niet-concurrerende wijze een aandeel kregen in de financiële steunverlening. Dit is niet langer het geval. De evaluatie beveelt aan de lidstaten te raadplegen over deze klaarblijkelijke zwakte van LIFE+.

De evaluatie heeft ook het effect onderzocht van artikel 1, lid 2, van de verordening waarin wordt gesteld dat elke gefinancierde activiteit in het belang van de lidstaten moet zijn. Een strikte interpretatie van deze bepaling maakt de financiering van activiteiten buiten de EU, wat verscheidene voordelen kan bieden, onmogelijk. Bij subsidies voor het uitvoeren van acties maakt dit het moeilijker projecten te financieren met het oog op de aanpak van grensoverschrijdende milieuproblemen die de EU overstijgen. Bij acties ter ondersteuning van NGOs' heeft deze bepaling een negatief effect op de internationale dimensie van NGO-activiteiten, zoals de capaciteitsopbouw van leden. Bij overheidsopdrachten vermindert de bepaling het vermogen om communicatieactiviteiten, zoals internationale evenementen, te organiseren buiten de EU.

2.2. Subsidies voor het uitvoeren van acties

Subsidies voor het uitvoeren van acties zijn de opvolger van LIFE III, maar bij de verordening worden wijzigingen ingevoerd: biodiversiteit werd een extra thema in het onderdeel Natuur en de werkingssfeer van het onderdeel Milieu werd vergroot om het beter te doen aansluiten bij de MAP6-prioriteiten. Het onderdeel Derde Landen werd geschrapt en de desbetreffende activiteiten werden geïntegreerd in andere instrumenten. Een nieuwe component, Informatie & Communicatie, werd toegevoegd om een betere communicatie over milieuthema's mogelijk te maken.

Onderdelen van LIFE+ Natuur & Biodiversiteit: projecten die bijdragen tot de tenuitvoerlegging van de vogel- en habitatrichtlijnen en de mededeling 'Het biodiversiteitsverlies tegen 2010 tot staan brengen'. Milieubeleid & Bestuur: innovatieve of demonstratieprojecten met betrekking tot de milieudoelstellingen van de EU. Informatie & Communicatie: bewustmakings- en voorlichtingscampagnes inzake het EU-milieubeleid en bosbranden. |

De medefinanciering bedraagt 50% van de in aanmerking komende kosten, maar voor Natuur-projecten mag de maximale financiering oplopen tot 75% wanneer het projecten betreft voor prioritaire habitats of soorten.

In de rapporteringsperiode werden 547 projecten gefinancierd. Projecten in het kader van het onderdeel Natuur & Biodiversiteit waren goed voor 51% van de begroting voor subsidies voor het uitvoeren van acties, waardoor werd voldaan aan de verplichting om minimaal 50% van de begrotingsmiddelen voor subsidies voor het uitvoeren van acties toe te wijzen aan natuur en biodiversiteit.

Terwijl de traditionele LIFE-onderdelen (nl. LIFE-Natuur en LIFE-Milieu) een centrale rol blijven spelen, kennen de twee nieuwe onderdelen een trage start. Dit is normaal aangezien potentiële begunstigden de nieuwe selectieprocedures, -regels en -eisen moeten leren kennen. De financiële crisis is ook van invloed geweest op de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen. Voor particuliere begunstigden en NGO's werd het moeilijker om medefinanciering te vinden en in verscheidene gevallen hebben privé-investeerders hun steun ingetrokken. Gezien de begrotingsproblemen ten gevolge van de maatregelen die werden genomen om de crisis te overwinnen, deed dit probleem zich ook voor bij kandidaten uit de publieke sector.

Wat de per lidstaat gefinancierde projecten betreft, werden bij de verordening indicatieve nationale toewijzingen ingevoerd om een evenwichtige spreiding van projecten over de EU te bevorderen. Die nationale toewijzingen hebben de geografische spreiding van de projecten enigszins, maar niet aanzienlijk, verbeterd. Italië, Spanje en Duitsland blijven de lidstaten die in verhouding het meest LIFE+-financiering ontvangen. De nieuwe lidstaten kennen doorgaans een kleinere succesgraad. Een externe studie heeft verschillende onderliggende oorzaken aan het licht gebracht, zoals de actieve ondersteuning van aanvragers door hun nationale autoriteiten of de toegang tot passende fondsen.

De evaluatie suggereert dat de nationale toewijzingen de selectie van kwalitatief minder sterke projecten tot gevolg kunnen hebben, wat een effect zal hebben op de doeltreffendheid van het programma om toegevoegde EU-waarde te creëren.

Toegevoegde waarde van de EU

De conclusie van de evaluatie is dat LIFE+ nog steeds relevant blijft aangezien het het enige financiële instrument is van de EU dat specifiek is toegesneden op het milieu: 'Het programma wordt zelfs nog belangrijker gezien het feit dat momenteel niet aan de biodiversiteitsdoelstellingen van de EU wordt voldaan en gezien de behoefte om te investeren in natuurlijk kapitaal en in een groene economie'.

Het programma creëert toegevoegde waarde doordat het de tenuitvoerlegging van het milieubeleid van de EU op nationaal, regionaal of lokaal niveau verbetert en zorgt voor een EU-brede uitwisseling van informatie. De opname van nieuwe thema's en onderdelen heeft de relevantie van LIFE+ nog verhoogd en heeft het vermogen om toegevoegde waarde van de EU te creëren, nog versterkt. Zowel de begunstigden als de lidstaten zijn van mening dat het programma moet worden voortgezet omdat het cruciaal is voor de uitvoering van het milieubeleid van de EU. LIFE+ wordt breed gedragen door alle belanghebbenden.

In de evaluatie wordt geconcludeerd dat de huidige selectie-, beheers- en toezichtssystemen doeltreffend, efficiënt en goed ontworpen zijn om toegevoegde waarde van de EU te bewerkstelligen.

In de verordening wordt de toegevoegde waarde voor Natuur & Biodiversiteit omschreven als de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving zelf. Uit de evaluatie blijkt dat LIFE+ een doeltreffend instrument is om de EU-doelstellingen op het gebied van natuur en biodiversiteit te bereiken. Vele aanvragers beschouwen het als een centraal financieringsmechanisme ter bevordering en uitvoering van natuurbeschermingsacties in de gehele EU aangezien de eerste doelstelling ervan de bescherming van de natuur is, een doelstelling die in andere programma's van ondergeschikt belang is. Het katalytisch effect van LIFE+-projecten zorgt voor een verbetering van het natuurbeleid in de lidstaten.

LIFE+ helpt bij de vaststelling van beheersplannen, het weer in goede staat brengen van waardevolle habitats, het herstel van symbolisch belangrijke soorten en de ontwikkeling van het Natura 2000-netwerk. Het draagt ook bij tot de oprichting van samenwerkingsplatforms die de bestaande partnerships versterken en zo de overdracht van beste praktijken tussen belanghebbenden en beleidmakers vergemakkelijken. Het onderdeel Biodiversiteit biedt de gelegenheid om een grote rol te spelen bij de specifieke financiering van de uitvoering van het Biodiversiteitsactieplan, met de focus op de instandhouding van de biodiversiteit in de brede zin van het woord. De voornaamste bijdragen van biodiversiteitsprojecten waren tot dusverre: de strijd tegen invasieve uitheemse soorten, de bevordering van groene infrastructuur en de rol van de landbouw bij de bescherming van de biodiversiteit. Het onderdeel moet echter nog tot volle wasdom komen: ondanks het feit dat talrijke aanvragen zijn ontvangen, zijn slechts 24 projecten voor financiering geselecteerd, maar het succespercentage van biodiversiteitsprojecten is gestegen van 13% bij de 2007-uitnodiging tot 38% bij de 2009-uitnodiging. In dit onderdeel zijn de eisen strikter, wat gedeeltelijk de vrij lage succesgraad verklaart. De biodiversiteitsmarkt is ook breder dan de natuur en minder geconsolideerd, wat meer inspanningen vergt om het onderdeel bekend te maken.

De evaluatie beveelt een grotere flexibiliteit en meer inspanningen aan om de bredere biodiversiteitsgemeenschap aan te trekken. Voor de volgende programmeringsperiode beveelt de evaluatie aan Biodiversiteit op één lijn te brengen met de natuureisen en het medefinancieringspercentage op te trekken teneinde het aantal en de kwaliteit van de aanvragen te versterken.

Voor Milieubeleid & Bestuur biedt LIFE+ kansen voor financiering op terreinen waar andere fondsen geen middelen ter beschikking stellen (lawaai, lucht, chemicaliën, strategische benaderingen). De toegevoegde waarde vloeit voort uit het vermenigvuldigingspotentieel waardoor de uitvoering van het EU-beleid kan worden versterkt. Overeenkomstig de evaluatie was dit bredere effect groot tot middelgroot wanneer de toegevoegde waarde van de EU in het selectieproces werd geëvalueerd.

Afval & natuurlijke rijkdommen, klimaatverandering en water zijn goed voor 71% van alle in het kader van dit onderdeel gefinancierde projecten. In de 2008- en 2009-uitnodigingen was echter ook een positieve trend waar te nemen wat het aantal aanvragen en geselecteerde projecten voor nieuwe thema's betreft.

Milieubeleid & Bestuur biedt een positieve stimulans voor de ondersteuning van de overgang naar een duurzamere productie, meer bepaald door de afstand te overbruggen tussen onderzoek en de ontwikkeling van grootschalige commerciële toepassingen. Het is een doeltreffend instrument om de belangrijkste sectoren te ondersteunen bij het bereiken van een concurrentievoordeel door de vaststelling van groenere productieprocessen waarin efficiënter met grondstoffen wordt omgesprongen. Vele BAT's en BREF's zijn uitgewerkt met behulp van LIFE-medefinanciering.

Het levert ook belangrijke steun voor eco-innovatie voor zowel de particuliere als de publieke sector: een steeds groter percentage van de projecten (ongeveer twee derde) heeft betrekking op innovatieve managements- of bedrijfsvoeringsmethoden.

Het is ook een doeltreffend instrument om beste praktijken uit te wisselen en het van elkaar leren te bevorderen tussen nieuwe en oude lidstaten aangezien het een uitstekend platform biedt voor transnationale projecten waarin ondernemingen samenwerken en hun ervaring uitwisselen.

De verordening heeft echter niet het voornaamste probleem opgelost als vastgesteld in de ex-post evaluatie van het programma, namelijk het ontbreken van een sterke strategische focus op prioriteiten van het milieubeleid in het kader van dit onderdeel. Bijlage II van de verordening maakt het niet mogelijk om zeer specifieke prioriteiten vast te stellen en beperkt dus het vermogen om effecten te sorteren die het individuele project overstijgen, en de resultaten op thematisch niveau te evalueren.

De evaluatie beveelt aan voor elk thema duidelijkere prioriteiten en een betere focus vast te stellen. Voor de komende programmeringsperiode wordt voorgesteld jaarlijkse focusgebieden te omschrijven of zich meer toe te spitsen op EU-beleidspunten die naar alle waarschijnlijkheid door het programma kunnen worden verwezenlijkt zodat de grootste toegevoegde waarde wordt bewerkstelligd.

Wat LIFE+-Informatie betreft, blijkt uit de evaluatie dat de financiering van informatie- en bewustmakingscampagnes zeer moeilijk is op nationaal en lokaal niveau. Dit onderdeel biedt dus een unieke gelegenheid om deze barrière te overwinnen en de milieuthema's in brede kring te bevorderen. Tot dusverre zijn er echter slechts 38 projecten voor financiering geselecteerd. Een groot aantal projecten van de 2007-uitnodiging werd verworpen omdat zij onvoldoende ambitieus waren of omdat duidelijke milieudoelstellingen ontbraken. De Handleiding voor aanvragers werd gewijzigd om er meer voorbeelden in op te nemen van types projecten die geschikt zijn voor dit onderdeel. Dankzij deze maatregel is de algemene kwaliteit van de projecten verbeterd, maar de resultaten blijven beperkt in vergelijking met de andere onderdelen. De gefinancierde projecten hebben bovendien betrekking op een breed scala aan thema's en zijn toegespitst op een zeer divers publiek met nadruk op regionale en lokale problemen, wat hun EU-toegevoegde waarde beperkt. Sommige projecten hebben echter een grotere impact op EU-niveau.

De evaluatie beveelt aan dit onderdeel beter te definiëren om zo aanvragers beter te begeleiden en de kwaliteit van de aanvragen te verbeteren. Voor de komende programmeringsperiode wordt aanbevolen het medefinancieringspercentage op te trekken om bredere campagnes en een groter aantal aanvragen mogelijk te maken.

Complementariteit

LIFE+ mag geen activiteiten financieren die steun kunnen krijgen uit andere EU-fondsen (artikel 9 van de verordening). Deze strikte eis vergt een duidelijke scheiding tussen LIFE+ en de andere fondsen. In de evaluatie wordt gewezen op de inspanningen om de complementariteit te waarborgen. Op de aanvraagformulieren moet informatie worden ingevuld over de in het voorstel vervatte acties die uit de middelen van andere ondersteuningsprogramma's kunnen worden gefinancierd. De aanvragers moeten uitleggen waarom zij van oordeel zijn dat die acties niet vallen binnen de werkingssfeer van alternatieve EU-instrumenten en moeten verklaren dat de in het voorstel genoemde acties geen steun (zullen) krijgen uit andere EU-instrumenten.

De Commissie speelt een coördinerende rol om projecten te identificeren die door andere EU-fondsen kunnen worden gefinancierd. Er is een protocol uitgewerkt om aanvragen in het kader van het Kaderprogramma Concurrentievermogen & Innovatie (KCI) en LIFE+ Milieubeleid & Bestuur te beheren en het meest geschikte instrument voor een bepaalde activiteit vast te stellen. Andere maatregelen zijn onder meer de overeenkomst dat de lidstaten extra begeleiding zullen geven voor potentiële aanvragers.

De Commissie spant zich in om dubbele financiering te vermijden, maar heeft ook een meer positieve attitude ten aanzien van complementariteit onderzocht waarbij extra punten werden toegekend aan projecten die synergieën met andere fondsen aantonen of die een geïntegreerde aanpak tonen bij het gebruik van verschillende fondsen. Het blijft echter moeilijk om synergieën met andere programma's op te bouwen en te versterken wanneer die gedecentraliseerd zijn of verlopen onder een gedeeld beheer tussen nationale, regionale en lokale autoriteiten. Bovendien hebben aanvragers de neiging die fondsen te selecteren waarmee zij het meest bekend zijn.

Er zijn meer inspanningen nodig om de synergieën tussen het zevende kaderprogramma voor onderzoek, LIFE+ Milieu, KCI, ELFPO en Structuur- en Cohesiefondsen te versterken en innovatieve ideeën te begeleiden in het proces van uitwerking, beproeving en demonstratie tot commercialisering en brede verspreiding.

De evaluatie beveelt aan de eco-innovatiecomponent van het KCI en LIFE+ Milieubeleid & Bestuur gedurende de volgende programmeringsperiode te combineren om één financieringsmechanisme voor eco-innovatie te creëren. De reden daarvoor is de rol van DG Milieu bij het toezicht op de marktreplicatieactiviteit, de adviesverlening bij uitnodigingen tot het indienen van voorstellen via het Uitvoerend Agentschap voor Concurrentievermogen en Innovatie en de nauwe banden tussen de doelstellingen van LIFE+ en het KCI.

In de evaluatie wordt gewezen op de uitdagingen van een geïntegreerde aanpak waarbij afdoende financiële middelen worden vrijgemaakt om te voldoen aan de milieubehoeften. Uit recente studies betreffende de financiering van Natura 2000 blijkt dat er nog ruimte is voor verbetering van de terbeschikkingstelling van middelen uit de verschillende EU-instrumenten om te voldoen aan de financiële behoeften van het netwerk. LIFE+ kan worden gebruikt om die terbeschikkingstelling te verbeteren via een positieve attitude ten aanzien van complementariteit door het geïntegreerde gebruik van de diverse EU-fondsen daadwerkelijk te bevorderen.

Naar aanleiding van de evaluatie is een eerste beoordeling gemaakt van het effect van het stopzetten van LIFE Derde Landen. Er is meer analyse nodig, maar in de evaluatie wordt geconcludeerd dat LIFE Derde Landen een eenvoudig en flexibel instrument was en dat alternatieve instrumenten niet altijd aanvragen of projecttypes zullen financieren die wél financiering zouden krijgen in het kader van de vorige LIFE-programma's. Deze instrumenten leveren financiering als onderdeel van een veel bredere ontwikkelingsagenda, wat de focus op de milieuprioriteiten verzwakt en mogelijk thematische en geografische financieringsleemten doet ontstaan. Anderzijds heeft de externe evaluatie 2009 van het ENRTP (het thematisch programma inzake het milieu en het duurzame beheer van natuurlijke rijkdommen) geconcludeerd dat 'het ENRTP de tenuitvoerlegging van het milieubeleid van de EU op mondiaal niveau mogelijk maakt'.

2.3. Subsidies voor operationele activiteiten van NGO's

Het doel van deze maatregel is om het voor milieu-NGO's met een Europese roeping mogelijk te maken bij te dragen tot een evenwichtige betrokkenheid van belanghebbenden bij het beleidsvormingsproces van de EU. De evaluatie heeft bevestigd dat deze maatregel ongetwijfeld zinvol blijft.

30 NGO's werden geselecteerd in 2007, 33 in 2008 en 32 in 2009. Deze organisaties vormen een breed spectrum van milieu-NGO's in termen van grootte, focus en geografische dekking. De meeste ondersteunde NGO's zijn gevestigd in of in de nabijheid van Brussel aangezien zij actief betrokken zijn bij het beleidproces en toegang moeten hebben tot de instellingen van de EU. De ledenorganisaties uit alle EU-lidstaten en verder zijn echter vertegenwoordigd door middel van hun netwerken.

Uit de evaluatie blijkt dat alle MAP6-prioriteiten worden behandeld, met een goed evenwicht tussen beleidsontwikkeling, tenuitvoerlegging van het beleid en capaciteitsopbouw. Ook werd geconcludeerd dat de geselecteerde NGO's een onmisbare bijdrage leveren tot het EU-beleid. Bepaalde procedurele en administratieve aspecten kunnen worden verbeterd. De timing van het jaarlijkse selectiebesluit maakt het bijvoorbeeld onmogelijk contracten te ondertekenen voordat reeds verscheidene maanden van het financieringsjaar zijn verstreken.

De evaluatie beveelt een verschuiving van het tijdskader van de selectieprocedure aan, dan wel een wijziging van het meerjarenkader voor partnerschapsovereenkomsten teneinde liquiditeitsproblemen beter aan te pakken en de kostenefficiëntie te verbeteren. In de twaalfde overweging van de verordening wordt als minimumeis voor een NGO om in aanmerking te komen gesteld dat bedoelde NGO actief moet zijn in ten minste drie Europese landen . Voor de komende programmeringsperiode wordt voorgesteld dit minimumaantal op te trekken om de vereiste netwerking en veldervaring in het beleidsproces in te brengen.

2.4. Steun voor beleidsontwikkeling en tenuitvoerlegging

De Commissie gebruikt overheidsopdrachten om studies en evaluaties uit te laten voeren, vergaderingen, workshops en seminars te organiseren en computersystemen (bv. de LIFE-website of het Natura 2000-informatiesysteem) in goede staat te houden. Deze maatregel wordt ook gebruikt om de Commissie bij te staan bij informatie-, publicatie- en verspreidingsactiviteiten die cruciaal zijn voor het bereiken van haar doelstellingen.

Uit de evaluatie blijkt dat bedoelde overheidsopdrachten verlopen volgens goed gevestigde en bevredigende procedures. Deze procedures zorgen ervoor dat de financiering goed aansluit bij de in het werkprogramma van de Commissie uiteengezette prioriteiten en dat de activiteiten op directe wijze passen binnen de tenuitvoerlegging van het milieubeleid van de EU. De evaluatie concludeert ook dat het uitschrijven van overheidsopdrachten voor dergelijke diensten essentieel is voor de Commissie.

De evaluatie beveelt aan de feedbackmechanismen inzake de kwaliteit van de door externe contractanten geleverde diensten te versterken en het gebruik van meerjarencontracten te bevorderen.

3. HOE MOET HET VERDER?

3.1. De actie tijdens de rest van de financieringsperiode

De Commissie heeft akte genomen van de aanbevelingen in het rapport van de consultants en neemt de nodige maatregelen om de meest urgente problemen waarop werd gewezen aan te pakken. Verscheidene van de belangrijkste aanbevelingen, bv. inzake nationale toewijzingen of het medefinancieringspercentage, kunnen niet ten uitvoer worden gelegd zonder de verordening aan te passen, maar er zal rekening mee worden gehouden bij het uittekenen van een toekomstig instrument. De hier voorgestelde acties kunnen ten uitvoer worden gelegd binnen het bestaande kader.

De Commissie heeft :

- na iedere uitnodiging tot het indienen van voorstellen workshops georganiseerd voor potentiële aanvragers om het aantal en de kwaliteit van de aanvragen te verhogen;

- de Handleiding voor aanvragers aanzienlijk gewijzigd voor de 2010-uitnodiging voor subsidies voor het uitvoeren van acties, inclusief meer voorbeelden en flexibele benaderingen, alsook voor het verkrijgen van hogere medefinancieringspercentages binnen de grenzen van de verordening. Voor elk thema in het kader van LIFE+ Milieubeleid & Bestuur is een indicatieve lijst vastgesteld van gebieden waarop de focus moet worden gericht, waarbij werd gerefereerd naar de in het werkprogramma voor 2010 omschreven beleidsprioriteiten. Deze wijzigingen hebben ook tot doel de activiteit aan te zwengelen in LIFE+-onderdelen met een lagere succesgraad;

- de selectieprocedure verkort zonder dat daarbij werd ingeleverd op de kwaliteit van de projectselectie;

- de mechanismen verbeterd voor de uitvoering, op een meer systematische wijze, van bezoeken achteraf om de duurzaamheid te verifiëren;

- haar inspanningen vergroot om de nationale contactpunten en de lidstaten die minder projecten goedgekeurd zagen, te ondersteunen. In 2010 heeft de Commissie een tweedaagse opleidingssessie georganiseerd om hun rol bij de selectie van projecten en het beheer en de follow-up ervan te versterken. De Commissie heeft voor de nationale contactpunten ook richtsnoeren inzake communicatieactiviteiten uitgewerkt.

In de toekomst zal de Commissie :

- haar inspanningen voortzetten om Subsidies voor het uitvoeren van acties beter te integreren in de beleidsontwikkeling en -uitvoering;

- haar verspreidingsactiviteiten versterken en verbeteren en haar inspanningen intensifiëren om niet-traditionele LIFE-kandidaten aan te trekken, met name voor het onderdeel Biodiversiteit en voor de nieuwe thema's in het kader van Milieubeleid & Bestuur. Dit houdt in: de publicatie van meer toegesneden thematische brochures waarin wordt getoond hoe LIFE+-projecten daadwerkelijk milieuproblemen aanpakken; het organiseren van thematische conferenties om ervaring uit te wisselen en projectresultaten te verspreiden; het verbeteren van de kwantiteit en kwaliteit van de informatie die ter beschikking wordt gesteld op de LIFE-website;

- een intensievere netwerking bevorderen, onder meer door het organiseren van regionale en de EU overspannende projectvergaderingen teneinde ervaring en technische kennis te delen. Netwerking is een verplichting geworden voor de projecten. Voorts is er een discussieforum voor LIFE+-projecten opgezet;

- de mogelijkheid onderzoeken om resultaatindicatoren te ontwikkelen, naar analogie met die welke zijn vastgesteld voor het KCI;

- nieuwe wegen verkennen om de synergie en de complementariteit met andere fondsen te ontwikkelen. Er kunnen protocols voor samenwerking met andere programma's worden vastgesteld. Ook zal worden onderzocht hoe de communicatie tussen de verschillende Commissiediensten en met de bevoegde instanties kan worden verbeterd en of er richtsnoeren kunnen worden uitgewerkt;

- wat het financieringsprogramma voor NGO's betreft, nagaan hoe de aandacht sterker kan worden toegespitst op jaarlijkse prioriteiten en zich buigen over de mogelijkheid om externe evaluaties en meerjarenkaderpartnerships in te voeren. De Commissie zal ook een evaluatie maken van de indicatoren voor de monitoring van de operationele activiteiten van NGO's en zal de doeltreffendheid beoordelen van het huidige systeem om bij te dragen tot een betere milieugovernance door de betrokkenheid van de belanghebbenden bij de raadpleging omtrent en tenuitvoerlegging van het milieubeleid te versterken.

3.2. De toekomst van LIFE+

Overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de verordening zal de Commissie in voorkomend geval een voorstel indienen voor de verdere ontwikkeling van een exclusief op het milieu gericht financieringsinstrument dat vanaf 2014 in werking treedt. De Commissie heeft reeds een aantal studies opgezet om doeltreffende manieren te analyseren om de huidige en opkomende milieuproblemen aan te pakken.

In dit stadium is de eerste en voornaamste conclusie van de tussentijdse evaluatie dat een specifiek instrument voor het milieu, d.w.z. LIFE, zeker relevant en noodzakelijk is aangezien dit zorgt voor toegevoegde waarde van de EU bij de uitwerking en tenuitvoerlegging van het EU-milieubeleid. Er moet echter verder worden gewerkt aan de nadere omschrijving van de financiële behoeften op milieugebied en aan het opsporen van de voornaamste hinderpalen voor een dergelijke financiering zodat alternatieven voor milieu-uitgaven in de volgende programmeringsperiode kunnen worden vastgesteld.

In de evaluatie wordt beklemtoond dat het belangrijk is te voorzien in een adequaat kader voor de financiering van Natura 2000 en het biodiversiteitsaspect. De Europese Raad heeft zich verbonden tot de uitvoering van de langetermijnvisie Biodiversiteit 2050 en tot het bereiken van de 2020-doelstelling als vastgelegd in de conclusies van de Raad van 15 maart 2010. Nu het netwerk is vastgesteld, moet de aandacht meer worden gericht op actieve instandhouding en actief herstel, wat zal resulteren in een belangrijke toename van de kosten voor de publieke en particuliere beheerders van het netwerk. Om de nieuwe EU-diversiteitsvisie ten uitvoer te leggen moet er tegelijkertijd ook op dat gebied rekening worden gehouden met extra investeringen.

Bij de uittekening van welk toekomstig instrument ook moet worden nagegaan of in het huidige LIFE+-onderdeel Milieubeleid & Bestuur de aandacht meer specifiek moet worden toegespitst, door middel van jaarlijkse focusgebieden of EU-beleidsprioriteiten, teneinde de toegevoegde waarde te vergroten. Er moet worden nagedacht over andere toewijzingsmechanismen dan subsidies voor het uitvoeren van acties om zo te komen tot de meest doeltreffende EU-maatregelen om te voldoen aan de behoeften van de bedrijfswereld en de publieke sector. Als gesuggereerd in de evaluatie, zijn mogelijke alternatieve mechanismen: directe investeringen, investeringssubsidies die de aanzet kunnen geven tot het vrijkomen van middelen uit de particuliere sector, leningswaarborgen, vermogens alsook combinaties van subsidies en andere financiële instrumenten. Op soortgelijke wijze zal de Commissie de doeltreffendheid onderzoeken van het handhaven van twee afzonderlijke instrumenten (bv. het KCI en LIFE+ Milieubeleid & Bestuur) om innovatieve ideeën voor het milieu te financieren, en zal zij nagaan of andere specifieke fondsen (zoals een klimaatspecifiek instrument) eventueel vereist zijn.

De EU-subsidiëring van milieu-NGO's moet worden geëvalueerd om te komen tot een doeltreffender ondersteuning van hun rol bij de tenuitvoerlegging van de milieuwetgeving van de EU en bij de opbouw van een kennisbasis voor het milieubeleid, alsmede ter bevordering van de activering van nieuwe NGO's en nieuwe netwerken.

Op basis van de conclusies van de evaluatie moet ook worden nagedacht over de externe dimensie van het milieubeleid. Er zal een analyse worden gemaakt met het oog op de versterking van de doeltreffendheid en de impact van de instrumenten die kunnen worden gebruikt om die externe dimensie van het milieubeleid vorm te geven en de meest geschikte opties in die context voor te stellen.

In september 2010 zal de Commissie een effectbeoordeling opstarten met betrekking tot de diverse opties voor een herziening van de verordening. Daarbij zal worden voortgebouwd op studies betreffende een verdere integratie van het milieuaspect in de ondersteuningsinstrumenten van de EU en op de evaluaties van het LIFE-instrument en zal rekening worden gehouden met de resultaten van de evaluaties in verband met andere EU-fondsen.

Bij de effectbeoordeling zal worden gekeken naar de fundamentele vraag inzake de beste processen om projecten met betrekking tot milieubehoeften te financieren. Het doel is de milieugebieden met financiële behoeften vast te stellen waarvoor een specifiek EU-instrument voor het milieu de doeltreffendste methode is om milieuproblemen aan te pakken, en aan te geven op welke milieugebieden de financiering beter gebeurt met andere instrumenten dan LIFE. De Commissie verwacht dat zij op het einde van dit proces over voldoende informatie zal beschikken om een ontwerp voor milieufinanciering (instrument, focus, toepassingsgebied, budgettaire toewijzing) vast te kunnen stellen waarmee de toegevoegde waarde van de EU op de meest doeltreffende wijze kan worden gemaximaliseerd.

De resultaten van de effectbeoordeling zullen beschikbaar zijn in het derde kwartaal van 2011 en zullen eventueel de basis vormen voor een Commissievoorstel voor een nieuw financieel instrument voor het milieu.

PB L 149 van 9.6.2007.

http://ec.europa.eu/environment/life/publications/lifepublications/evaluation/index.htm#mte2010

Voor meer gedetailleerde informatie, zie het werkdocument van de Commissiediensten.

De programma's LIFE, Duurzame Stedelijke Ontwikkeling en NGO's, Forest Focus en de begrotingslijnen van DG Milieu zonder rechtsgrondslag.