Artikelen bij COM(2005)122-1 - Kaderprogramma met betrekking tot grondrechten en justitie voor de periode 2007-2013

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1 - Vaststelling van het programma

1. In dit besluit wordt het specifieke programma 'Geweldbestrijding (Daphne) en drugspreventie en -voorlichting' (hierna “het programma” genoemd) vastgesteld als onderdeel van het algemene programma “Grondrechten en justitie”, om bij te dragen aan de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

2. Het programma bestrijkt de periode van 1 januari 2007 tot en met 31december 2013.

Artikel 2 - Algemene doelstellingen

1. Dit programma heeft de volgende algemene doelstellingen:

(a) bijdragen aan de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht door geweldbestrijding en door voorlichting over en preventie van drugsgebruik;

(b) burgers beschermen tegen geweld en een hoog niveau van gezondheidsbescherming, welzijn en sociale samenhang bereiken;

(c) voorkoming en beperking van drugsgebruik, verslaving en drugsgerelateerde schade.

2. Zonder afbreuk te doen aan de doelstellingen en bevoegdheden van de Europese Gemeenschap, dragen de algemene doelstellingen van het programma bij aan de ontwikkeling van communautaire beleidsmaatregelen en meer in het bijzonder aan die welke verband houden met de bescherming van de volksgezondheid, gelijkheid van mannen en vrouwen, bescherming van de kinderrechten en de strijd tegen mensenhandel en seksuele uitbuiting.

Artikel 3 - Specifieke doelstellingen

Dit programma heeft de volgende specifieke doelstellingen:

5. voorkoming en bestrijding van alle vormen van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen, zowel in het openbare leven als in de privé-sfeer door preventief op te treden en steun te verlenen aan slachtoffers en risicogroepen aan de hand van volgende maatregelen:

6. NGO's en andere organisaties die actief zijn op het gebied van de bescherming tegen en het voorkomen van geweld ondersteunen en aanmoedigen en steun verlenen aan slachtoffers;

7. acties voor de bewustmaking van specifieke doelgroepen ontwikkelen en ten uitvoer leggen, materiaal ontwikkelen ter aanvulling van het reeds bestaande materiaal of het reeds bestaande materiaal aanpassen en gebruiken in andere geografische gebieden of ten behoeve van andere doelgroepen;

8. de in het kader van beide Daphne-programma's verkregen resultaten verspreiden, met inbegrip van hun aanpassing, overdracht en gebruik door andere begunstigden of in andere geografische gebieden;

9. vaststellen en versterken van acties die bijdragen tot een positieve behandeling van mensen die het risico lopen slachtoffer te worden van geweld, namelijk door te kiezen voor een aanpak die zowel aanzet tot respect voor hen als hun welbevinden en persoonlijke ontplooiing bevordert;

10. transnationale acties bevorderen door:

11. multidisciplinaire netwerken uit te bouwen;

12. de verdere ontwikkeling te garanderen van de kennisbasis, de uitwisseling van informatie en de vaststelling en verspreiding van beproefde methoden, met name door opleiding, studiebezoeken en uitwisseling van personeel;

13. bewustmaking van geweld bij doelgroepen zoals specifieke beroepen zodat zij hierin meer inzicht krijgen, de toepassing van het beginsel inzake nultolerantie ten aanzien van geweld te bevorderen, de ondersteuning van slachtoffers aan te moedigen en het melden van gevallen van geweld bij de bevoegde autoriteiten te stimuleren;

14. de vraagstukken in verband met geweld te bestuderen, na te gaan welke de onderliggende oorzaken van geweld zijn op alle niveaus van de maatschappij en deze te bestrijden;

15. bewustmaking van de maatschappelijke en gezondheidsproblemen als gevolg van drugsgebruik en bevordering van een open dialoog met het oog op een beter inzicht in de drugsproblematiek;

16. het maatschappelijk middenveld betrekken bij de tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de EU-drugsstrategie en EU-actieplannen;

17. toezicht op en uitvoering van de specifieke acties in het kader van de drugsactieplannen 2005-2008 en 2009-2012 en evaluatie van deze tenuitvoerlegging.

Artikel 4 - Acties

Met het oog op de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 bedoelde algemene en specifieke doelstellingen kunnen in het kader van dit programma de volgende soorten acties worden ondersteund:

18. specifieke acties van de Commissie, zoals studies en onderzoek; opiniepeilingen en onderzoeken; de vaststelling van indicatoren en gemeenschappelijke methodologieën; verzameling, ontwikkeling en verspreiding van gegevens en statistieken; seminars, conferenties en vergaderingen van deskundigen; op het publiek gerichte campagnes en evenementen; ontwikkeling en onderhoud van websites; het opstellen en verspreiden van voorlichtingsmateriaal; ondersteuning en beheer van netwerken van nationale deskundigen; analyse, toezicht en evaluatie; of

19. specifieke transnationale projecten in het belang van de Unie die door ten minste drie lidstaten worden ingediend, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden; of

20. de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties of andere entiteiten die overeenkomstig de algemene doelstellingen van het programma een doel van algemeen Europees belang nastreven, volgens de in de jaarlijkse werkprogramma's uiteengezette voorwaarden;

21. een exploitatiesubsidie ter medefinanciering van de uitgaven in verband met het permanente werkprogramma van de Europese Federatie voor verdwenen en seksueel uitgebuite kinderen, die op het gebied van kinderrechten en -bescherming een doelstelling van algemeen Europees belang nastreeft.

Artikel 5 - Deelname

De volgende landen (hierna “de deelnemende landen” genoemd) kunnen aan de acties van het programma deelnemen:

22. de EVA-Staten die partij zijn bij de EER-Overeenkomst, overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst;

23. de met de EU geassocieerde kandidaat-lidstaten en de bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen van de westelijke Balkan, volgens de voorwaarden die zijn vastgesteld in de met die landen gesloten of te sluiten associatieovereenkomsten of aanvullende protocollen inzake de deelname aan communautaire programma's;

24. bij de projecten kunnen kandidaat-lidstaten worden betrokken die niet aan dit programma deelnemen, wanneer dit tot hun voorbereiding op toetreding zou bijdragen, dan wel andere derde landen die niet aan dit programma deelnemen, wanneer dit de doelstellingen van de projecten dient.

Artikel 6 - Doelgroepen

1. Het programma is gericht op alle groepen die zich direct of indirect bezighouden met vraagstukken in verband met geweld en drugs.

2. Wat de strijd tegen geweld betreft, zijn de belangrijkste doelgroepen de slachtoffers van geweld en de groepen die het risico lopen slachtoffer te worden van geweld. Andere doelgroepen zijn onder meer leraars en onderwijzend personeel, politie en maatschappelijk werkers, lokale en nationale autoriteiten, medisch en paramedisch personeel, gerechtelijk personeel, NGO's, vakorganisaties en religieuze gemeenschappen. Met het oog op geweldpreventie is het ook van belang te denken aan behandelingsprogramma's voor zowel slachtoffers als daders.

3. Wat drugs betreft, zijn jongeren, kwetsbare groepen en probleemwijken risicogroepen en moeten ze dus als doelgroepen worden beschouwd. Andere doelgroepen zijn onder meer leraars en onderwijzend personeel, maatschappelijk werkers, lokale en nationale autoriteiten, medisch en paramedisch personeel, gerechtelijk personeel, NGO's, vakorganisaties en religieuze gemeenschappen.

Artikel 7 - Toegang tot het programma

Het programma staat open voor openbare of particuliere organisaties en instellingen (plaatselijke autoriteiten op het bevoegde niveau, universiteitsfaculteiten en onderzoekscentra) die actief zijn op het gebied van de preventie en bestrijding van geweld ten aanzien van kinderen, jongeren en vrouwen of die bescherming bieden tegen dergelijk geweld of die hulp verlenen aan slachtoffers dan wel gerichte acties ten uitvoer leggen om de afwijzing van dergelijk geweld te bevorderen of attitude- en gedragswijzigingen ten opzichte van kwetsbare groepen en slachtoffers van geweld aan te moedigen. Het programma staat ook open voor openbare of particuliere organisaties en instellingen (plaatselijke autoriteiten op het bevoegde niveau, universiteitsfaculteiten en onderzoekscentra) die actief zijn op het gebied van drugsvoorlichting en – preventie.

Artikel 8 - Financieringsvormen

1. Communautaire financiering kan de volgende juridische vormen aannemen:

- subsidies;

- overheidsopdrachten.

2. Behalve in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde spoedeisende gevallen of indien de begunstigde wegens zijn kenmerken als enige voor een bepaalde actie in aanmerking komt, worden communautaire subsidies normaal toegekend na een oproep tot het indienen van voorstellen in de vorm van exploitatiesubsidies en subsidies aan acties. Het maximale medefinancieringspercentage wordt in de jaarlijkse werkprogramma's vastgesteld.

3. Voorts is voorzien in uitgaven voor begeleidende maatregelen door middel van contracten voor overheidsopdrachten, in welk geval de communautaire financiering de aankoop van diensten en goederen dekt. Het gaat daarbij onder meer om uitgaven met betrekking tot voorlichting en communicatie, voorbereidende werkzaamheden, tenuitvoerlegging, toezicht, controles en evaluatie van projecten, beleidsinitiatieven, programma's en wetgeving.

Artikel 9 - Uitvoeringsmaatregelen

1. De Commissie voert de communautaire bijstand uit overeenkomstig het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

2. Voor de tenuitvoerlegging van het programma stelt de Commissie, binnen de grenzen van de in artikel 2 omschreven algemene doelstellingen, een jaarlijks werkprogramma op met specifieke doelstellingen, thematische prioriteiten, een beschrijving van de in artikel 8 bedoelde begeleidende maatregelen en eventueel een lijst van andere acties.

3. Het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 10, lid 2.

4. Bij de evaluatie- en gunningsprocedures met betrekking tot subsidies aan acties wordt onder meer rekening gehouden met de volgende criteria:

(a) conformiteit met het jaarlijkse werkprogramma, de in artikel 2 uiteengezette algemene doelstellingen en de maatregelen op de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gebieden;

(b) kwaliteit van de voorgestelde actie qua opzet, organisatie, presentatie en verwachte resultaten;

(c) bedrag van de gevraagde communautaire financiering en de mate waarin deze in verhouding staat tot de verwachte resultaten;

(d) effect van de verwachte resultaten op de in artikel 2 omschreven algemene doelstellingen en op de maatregelen op de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gebieden.

5. De aanvragen voor de in artikel 4, leden 3 en 4, bedoelde exploitatiesubsidies worden geëvalueerd op grond van de volgende punten:

– de mate van overeenstemming met de doelstellingen van het programma;

– de kwaliteit van de geplande activiteiten;

– het van deze activiteiten te verwachten multiplicatoreffect op het publiek;

– de geografische uitstraling van de activiteiten;

– de rol van de burgers in de structuren van de desbetreffende organen;

– de verhouding tussen de kosten en de baten van de voorgestelde activiteiten.

6. Overeenkomstig artikel 113, lid 2, van het Financieel Reglement wordt voor de aan de Europese Federatie voor verdwenen en seksueel uitgebuite kinderen verleende exploitatiesubsidies een uitzondering gemaakt op het degressiviteitsbeginsel, omdat deze vereniging een doel van algemeen Europees belang op het gebied van kinderrechten en -bescherming nastreeft.

Artikel 10 - Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en dat wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie (hierna 'het comité' genoemd).

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 11 - Complementariteit

1. Er wordt gestreefd naar synergie en complementariteit met andere instrumenten van de Gemeenschap, met name de algemene programma's 'Veiligheid en bescherming van de vrijheden' en 'Solidariteit en beheer van de migratiestromen', het 7de kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling en de programma's met betrekking tot gezondheidsbescherming en 'Veiliger internet plus'. Er wordt actief gestreefd naar complementariteit met het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. Statistische gegevens over geweld en drugs zullen in samenwerking met de lidstaten worden opgesteld, zo nodig aan de hand van het communautair statistisch programma.

2. Middelen van het programma kunnen worden gedeeld met andere instrumenten van de Gemeenschap, met name de algemene programma's 'Veiligheid en bescherming van de vrijheden', 'Solidariteit en beheer van de migratiestromen' en het 7de kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling om acties ten uitvoer te leggen die aan de doelstellingen van alle programma's beantwoorden.

3. Voor in het kader van dit besluit gefinancierde acties wordt voor hetzelfde doel geen bijstand van andere financiële instrumenten van de Gemeenschap verleend. De begunstigden van dit besluit stellen de Commissie in kennis van financiering die zij uit de communautaire begroting en andere bronnen ontvangen, alsook van hun lopende financieringsaanvragen.

Artikel 12 - Begrotingsmiddelen

1. De begroting voor de uitvoering van dit instrument bedraagt voor de in artikel 1 vermelde periode 138,2 miljoen EUR.

2. De begrotingsmiddelen die worden toegewezen voor de acties waarin dit programma voorziet, worden jaarlijks opgevoerd in de algemene begroting van de Europese Unie. De beschikbare jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegekend binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 13 - Toezicht

1. Voor alle in het kader van het programma gefinancierde acties dient de begunstigde technische en financiële voortgangsverslagen in. Tevens wordt binnen drie maanden na de beëindiging van de actie een eindverslag ingediend. Vorm en inhoud van deze verslagen worden door de Commissie vastgesteld.

2. Onverminderd de controles die door de Rekenkamer worden uitgevoerd in samenwerking met de bevoegde nationale controle-instanties of diensten overeenkomstig artikel 248 van het EG Verdrag, en onverminderd eventuele uit hoofde van artikel 279, onder c), van het EG Verdrag uitgevoerde controles, mogen ambtenaren en andere personeelsleden van de Commissie controles ter plaatse, met inbegrip van steekproefsgewijze controles, uitvoeren met betrekking tot in het kader van het programma gefinancierde acties.

3. Op basis van dit besluit gesloten contracten en overeenkomsten voorzien met name in toezicht en financiële controle door de Commissie (of een door haar gevolmachtigde vertegenwoordiger), zo nodig ter plaatse, en in controles door de Rekenkamer.

4. Gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de laatste betaling voor een gegeven actie, houdt de begunstigde van financiële steun alle bescheiden met betrekking tot uitgaven voor de betrokken actie ter beschikking van de Commissie.

5. Op basis van de resultaten van de in de leden 1 en 2 bedoelde verslagen en steekproefsgewijze controles past de Commissie, indien nodig, de omvang van de oorspronkelijk goedgekeurde financiële steun en de daaraan verbonden voorwaarden, alsook het tijdschema van de betalingen aan.

6. De Commissie doet al het nodige om te verifiëren dat de gefinancierde acties correct en overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en het Financieel Reglement worden uitgevoerd.

Artikel 14 - Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

1. De Commissie ziet erop toe dat bij de tenuitvoerlegging van uit hoofde van dit besluit gefinancierde acties de financiële belangen van de Gemeenschap worden gevrijwaard door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale handelingen, zulks door de uitvoering van doeltreffende controles en de terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde bedragen en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 en (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad.

2. Ten aanzien van in het kader van dit programma gefinancierde communautaire acties zijn de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 en (Euratom, EG) nr. 2185/96 van toepassing op elke inbreuk op het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van inbreuken op een in het kader van dit programma vastgelegde contractuele verplichting, die bestaat in een handeling of een nalaten van een marktdeelnemer waardoor de algemene begroting van de Gemeenschappen of de door de Gemeenschappen beheerde begrotingen worden of zouden kunnen worden benadeeld door een onverschuldigde uitgave.

3. De Commissie vermindert de voor een actie toegekende financiering, schorst de uitbetaling ervan of vordert deze terug indien zij onregelmatigheden vaststelt, met inbegrip van de niet-naleving van de bepalingen van dit besluit of van de individuele beschikking of het contract of de overeenkomst waarbij de betrokken financiële steun werd toegekend, of indien aan het licht komt dat, zonder dat de Commissie daarvoor om toestemming werd verzocht, de actie werd gewijzigd op een manier die in strijd is met de aard of de uitvoeringsvoorwaarden van het project.

4. Indien de termijnen niet in acht werden genomen of indien slechts een deel van de toegekende financiële steun gerechtvaardigd blijkt in het licht van de voortgang die met de uitvoering van de actie wordt gemaakt, verzoekt de Commissie de begunstigde om binnen een vastgestelde termijn zijn opmerkingen kenbaar te maken. Indien de begunstigde geen geldige verantwoording verstrekt, kan de Commissie de rest van de financiële steun schrappen en de terugbetaling van de reeds betaalde bedragen eisen.

5. Alle onverschuldigd uitbetaalde bedragen worden aan de Commissie terugbetaald. Bedragen die niet tijdig worden terugbetaald, worden verhoogd met een achterstandsrente, volgens de in het Financieel Reglement vastgestelde voorwaarden.

Artikel 15 - Evaluatie

1. Om de tenuitvoerlegging van de in het kader van dit programma geplande activiteiten te kunnen volgen, wordt dit programma regelmatig geëvalueerd.

2. De Commissie zorgt voor een regelmatige, onafhankelijke en externe evaluatie van het programma.

3. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad de volgende documenten in:

(a) uiterlijk op 31 maart 2011, een tussentijds evaluatieverslag over de behaalde resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van dit programma;

(b) uiterlijk op 30 augustus 2012, een mededeling over de voortzetting van dit programma;

(c) uiterlijk op 31 december 2014, een verslag over de evaluatie achteraf .

Artikel 16 - Overgangsmaatregelen

Besluit nr. 803/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma (2004-2008) ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en ter bescherming van slachtoffers en risicogroepen (Daphne II-programma) wordt ingetrokken.

Op acties die vóór 31 december 2006 op grond van Besluit nr. 803/2004/EG zijn aangevat, blijft tot de beëindiging ervan Besluit nr. 803/2004/EG van toepassing. Het in artikel 7 van Besluit nr. 803/2004/EG bedoelde comité wordt vervangen door het in artikel 10 van het onderhavige besluit bedoelde comité.

Artikel 17 - Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie . Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.