Artikelen bij COM(2011)127 - Bevoegdheid, toepasselijk recht en erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Inhoudsopgave

Hoofdstuk I - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1 - Toepassingsgebied

1. Deze verordening is van toepassing op de vermogensrechtelijke aspecten die aan geregistreerde partnerschappen zijn verbonden.

Zij is met name niet van toepassing op fiscaal, administratief of douanegebied.

2. In deze verordening wordt onder „lidstaat” verstaan: alle lidstaten behalve Denemarken[, het Verenigd Koninkrijk en Ierland].

3. Vallen buiten het toepassingsgebied van deze verordening:

(a) de persoonlijke gevolgen van het geregistreerd partnerschap;

(b) de bekwaamheid van de partners;

(c) onderhoudsverplichtingen;

(d) schenkingen tussen partners;

(e) het erfrecht van de langstlevende partner;

(f) schenkingen tussen partners;

(g) de aard van de zakelijke rechten op een goed en de publiciteitsvereisten voor dergelijke rechten.

Artikel 2 - Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

(a) „vermogensrechtelijke gevolgen”: geheel van regels betreffende de vermogensrechtelijke betrekkingen tussen de partners onderling en tegenover derden, die rechtstreeks voortvloeien uit de band die is ontstaan door de registratie van het partnerschap;

(b) „geregistreerd partnerschap”: regeling inzake het samenleven van twee personen waarin de wet voorziet en die door een openbare instantie kan worden geregistreerd;

(c) „authentieke akte”: een document dat officieel als authentieke akte is verleden of geregistreerd in de lidstaat van herkomst en waarvan de authenticiteit:

i) betrekking heeft op de ondertekening en de inhoud van de akte, en

ii) is vastgesteld door een openbare instantie of door een andere daartoe gemachtigde instantie;

(d) „beslissing”: elke door een gerecht van een lidstaat gegeven beslissing op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap, ongeacht de daaraan gegeven benaming, zoals „arrest”, „vonnis”, „beschikking” of „rechterlijk dwangbevel”, alsmede de vaststelling door de griffier van de proceskosten;

(e) „lidstaat van herkomst”: de lidstaat waar, volgens het geval, de beslissing is gegeven, het partnerschapscontract is gesloten, de authentieke akte is verleden, de gerechtelijke schikking is goedgekeurd, of waar de akte van vereffening van het gemeenschappelijk vermogen dan wel een andere akte is verleden door of voor een gerechtelijke instantie of een andere instantie, bij delegatie of aanwijzing door een gerechtelijke instantie;

(f) „aangezochte lidstaat”: de lidstaat waar de erkenning en/of de tenuitvoerlegging wordt gevraagd van de beslissing, het partnerschapscontract, de authentieke akte, de gerechtelijke schikking, de akte van vereffening van het gemeenschappelijk vermogen of een andere akte die is verleden door of voor een gerechtelijke instantie of een andere instantie, bij delegatie of aanwijzing door een gerechtelijke instantie;

(g) „gerecht”: elke bevoegde gerechtelijke instantie van de lidstaten die een rechtsprekende taak heeft op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap, alsook elke andere niet-gerechtelijke instantie of persoon die bij delegatie of aanwijzing door een gerechtelijke instantie van de lidstaten, een taak vervult die valt onder de bevoegdheden van de gerechten, zoals de taken waarin deze verordening voorziet;

(h) „gerechtelijke schikking”: een schikking op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap die door een gerecht is goedgekeurd of tijdens een procedure voor een gerecht is getroffen.

Hoofdstuk II - Bevoegdheid

Artikel 3 - Bevoegdheid in geval van overlijden van een van de partners

1. De gerechten van een lidstaat waarbij overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/… [ van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring ] een vordering in verband met de erfopvolging van een van de partners aanhangig is gemaakt, zijn eveneens bevoegd om te beslissen over vraagstukken in verband met de vermogensrechtelijke gevolgen van het partnerschap die verband houden met die vordering.

2. Dit gerecht kan zich onbevoegd verklaren als zijn recht het instituut van het geregistreerd partnerschap niet kent. Het bevoegde gerecht zal dan worden bepaald overeenkomstig artikel 5.

Artikel 4 - Bevoegdheid in geval van scheiding van de partners

De gerechten van een lidstaat waarbij een vordering tot ontbinding of nietigverklaring van een geregistreerd partnerschap aanhangig is gemaakt, zijn eveneens bevoegd om te beslissen over vraagstukken in verband met de vermogensrechtelijke gevolgen die verband houden met die vordering, mits de partners daarover een akkoord hebben gesloten.

Dit akkoord kan te allen tijde en zelfs in de loop van de procedure worden gesloten. Wanneer het akkoord voorafgaand aan de procedure wordt gesloten, moet het in een schriftelijk document worden vastgelegd, dat is gedateerd en door de beide partijen is ondertekend.

Bij gebreke van een akkoord tussen de partners wordt de bevoegdheid geregeld door artikel 5.

Artikel 5 - Andere bevoegdheden

1. In andere gevallen dan die waarin de artikelen 3 en 4 voorzien, zijn de volgende gerechten bevoegd om te beslissen in een procedure in verband met de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap:

a) de gerechten van de lidstaat van de gewone gemeenschappelijke verblijfplaats van de partners, of bij gebreke daarvan;

b) de laatste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats van de partners, indien een van hen daar nog verblijft, of bij gebreke daarvan;

c) de gerechten van de lidstaat van de gewone verblijfplaats van de verweerder, of bij gebreke daarvan;

d) de gerechten van de lidstaat waar het partnerschap is geregistreerd.

2. De in lid 1, onder a), b) en c), genoemde gerechten kunnen zich onbevoegd verklaren als hun recht het instituut van het geregistreerd partnerschap niet kent.

Artikel 6 - Subsidiaire bevoegdheid

Wanneer geen enkel gerecht bevoegd is op grond van de artikelen 3, 4 en 5 of het gerecht zich onbevoegd heeft verklaard, zijn de gerechten van een lidstaat bevoegd, mits:

a) een van de partners of de beide partners op het grondgebied van die lidstaat een goed of goederen bezitten; in voorkomend geval zal het geadieerde gerecht slechts over dit goed of die goederen beslissen, of;

b) de beide partners de nationaliteit van die lidstaat bezitten of, in het geval van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, er hun gemeenschappelijke „domicilie” hebben.

Artikel 7 - Forum necessitatis

Wanneer geen enkel gerecht van een lidstaat bevoegd is op grond van de artikelen 3, 4, 5 en 6 of het gerecht zich onbevoegd heeft verklaard, kunnen de gerechten van een lidstaat bij wijze van uitzondering en mits de zaak voldoende nauw verbonden is met die lidstaat, beslissen over de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap als in een derde staat een procedure onmogelijk is of niet redelijkerwijs aanhangig kan worden gemaakt of gevoerd.

Artikel 8 - Tegenvorderingen

Het gerecht waarbij de procedure op grond van de artikelen 3, 4, 5, 6 of 7 aanhangig is gemaakt, is ook bevoegd om kennis te nemen van tegenvorderingen, mits die onder het toepassingsgebied van deze verordening valt.

Artikel 9 - Aanhangigmaking van een zaak bij een gerecht

Een zaak wordt geacht bij een gerecht aanhangig te zijn gemaakt:

a) op het tijdstip waarop het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, mits de eiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de betekening of de kennisgeving van het stuk aan de verweerder moest doen, of,

b) als het stuk moet worden betekend of ter kennis gebracht voordat het bij het gerecht wordt ingediend, op het tijdstip waarop de autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of kennisgeving het stuk ontvangt, mits de eiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de indiening van het stuk bij het gerecht moest doen.

Artikel 10 - Controle van de bevoegdheid

Het gerecht van een lidstaat waarbij een zaak in verband met de vermogensrechtelijke aspecten van een geregistreerd partnerschap aanhangig is gemaakt waarvoor het niet bevoegd is op grond van deze verordening, verklaart zich ambtshalve onbevoegd.

Artikel 11 - Controle van de ontvankelijkheid

1. Wanneer de verweerder die zijn gewone verblijfplaats in een andere lidstaat heeft dan de lidstaat waar de zaak aanhangig is gemaakt, niet verschijnt, houdt het bevoegde gerecht zijn uitspraak aan zolang niet vaststaat dat de verweerder tijdig kennis heeft kunnen nemen van het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk om zijn verweer te kunnen voeren, of dat daartoe al het nodige is gedaan.

2. Artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken wordt toegepast in plaats van het bepaalde in lid 1, als de verzending van het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk van een lidstaat naar een andere lidstaat overeenkomstig die verordening moest geschieden.

3. Wanneer de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1393/2007 niet van toepassing zijn, wordt artikel 15 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken toegepast, als de verzending van het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk naar het buitenland overeenkomstig dat verdrag moest geschieden.

Artikel 12 - Aanhangigheid

1. Wanneer bij gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn welke hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst aanhangig is gemaakt, zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt, vaststaat.

2 In de in lid 1 bedoelde zaken stelt het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt zijn bevoegdheid vast binnen zes maanden tenzij dit als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden onmogelijk is. Op verzoek van een ander gerecht waarbij de zaak aanhangig is gemaakt, deelt het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt dat gerecht mee op welke datum de zaak bij hem aanhangig is gemaakt en of het zijn bevoegdheid voor de zaak heeft vastgesteld dan wel, indien dat niet het geval is, wanneer de bevoegdheid vermoedelijk zal worden vastgesteld.

3. Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt, vaststaat, verklaart het gerecht waarbij de zaak het laatst aanhangig is gemaakt, zich onbevoegd.

Artikel 13 - Samenhang

1. Wanneer samenhangende vorderingen aanhangig zijn bij gerechten van verschillende lidstaten, kan het gerecht waarbij het laatst een vordering aanhangig is gemaakt, zijn uitspraak aanhouden.

2. Wanneer deze samenhangende vorderingen aanhangig zijn bij gerechten die in eerste aanleg beslissen, kan het gerecht waarbij het laatst een vordering aanhangig is gemaakt, op verzoek van een van de partijen, ook tot verwijzing overgaan, mits het gerecht waarbij het eerst een vordering aanhangig is gemaakt, bevoegd is voor beide vorderingen en zijn wetgeving de samenvoeging van beide vorderingen toestaat.

3. Samenhangend in de zin van dit artikel zijn vorderingen die zo nauw verbonden zijn dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de vorderingen beslissingen worden gegeven die onverenigbaar zouden kunnen zijn.

Artikel 14 - Voorlopige en bewarende maatregelen

Voorlopige of bewarende maatregelen waarin de wetgeving van een lidstaat voorziet, kunnen bij de gerechten van die lidstaat worden gevorderd, zelfs als de gerechten van een andere lidstaat op grond van deze verordening bevoegd zijn om van het bodemgeschil kennis te nemen.

Hoofdstuk III - Toepasselijk recht

Artikel 15 - Bepaling van het toepasselijke recht

Het op de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap toepasselijke recht is het recht van de staat waar het partnerschap is geregistreerd.

Artikel 16 - Universeel karakter van de collisieregel

Het op grond van de bepalingen van dit hoofdstuk aangewezen recht, wordt toegepast, ongeacht of dit het recht van een lidstaat is.

Artikel 17 - Bepalingen van bijzonder dwingend recht

Deze verordening doet geen afbreuk aan de bepalingen van bijzonder dwingend recht waarvan de inachtneming door een lidstaat zo belangrijk wordt geacht voor de handhaving van zijn openbare belangen, zoals zijn politieke, sociale of economische organisatie, dat hij verlangt dat ze worden toegepast op elk geval dat onder de toepassingsgebied ervan valt, ongeacht welk recht overeenkomstig deze verordening op de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap toepasselijk is.

Artikel 18 - Openbare orde van het land van de rechter

1. De toepassing van een bepaling van het door deze verordening aangewezen recht kan slechts terzijde worden gesteld indien deze toepassing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van het land van de rechter.

2. De toepassing van een bepaling van het door deze verordening aangewezen recht kan niet als onverenigbaar met de openbare orde van het land van de rechter worden beschouwd uitsluitend omdat het recht van het land van de rechter het instituut van het geregistreerd partnerschap niet kent.

Artikel 19 - Uitsluiting van renvoi

Wanneer deze verordening de toepassing van het recht van een staat voorschrijft, worden daaronder verstaan de rechtsregels die in die staat gelden, met uitsluiting van de regels van internationaal privaatrecht.

Artikel 20 - Staten met twee of meer rechtsstelsels – binnenstatelijke wetsconflicten

Wanneer een staat meerdere territoriale eenheden omvat die elk een eigen rechtsstelsel of een eigen geheel van regels hebben die betrekking hebben op de in deze verordening geregelde materie:

a) wordt elke verwijzing naar het recht van die staat met het oog op de bepaling van het op grond van deze verordening toepasselijke recht uitgelegd als een verwijzing naar het recht dat in de betrokken territoriale eenheid geldt;

b) wordt een verwijzing naar de gewone verblijfplaats in die staat uitgelegd als een verwijzing naar de gewone verblijfplaats in een territoriale eenheid;

c) wordt een verwijzing naar de nationaliteit geacht te doelen op de door het recht van die staat aangewezen territoriale eenheid of, bij gebreke van toepasselijke regels, de door de partijen gekozen territoriale eenheid of, bij gebreke van keuze, de territoriale eenheid waarmee de partner of de partners de nauwste banden hebben.

Hoofdstuk IV - Erkenning, uitvoerbaarheid en tenuitvoerlegging

Afdeling 1 - BESLISSINGEN


Onderafdeling 1 - Erkenning

Artikel 21 - Erkenning van beslissingen

1. Alle in een lidstaat gegeven beslissingen worden in de overige lidstaten erkend, zonder dat daartoe enige procedure hoeft te worden ingesteld.

2. Als de erkenning van een beslissing wordt betwist, kan iedere belanghebbende die zich in hoofdorde op de erkenning beroept, gebruik maken van de procedures waarin de artikelen [38 tot en met 56] van Verordening (EG) nr. 44/2001 voorzien om te doen vaststellen dat de beslissing moet worden erkend.

3. Als voor een gerecht van een lidstaat de erkenning bij wege van tussenvordering wordt gevraagd, is dit gerecht bevoegd om van de vordering kennis te nemen.

Artikel 22 - Gronden om een beslissing niet te erkennen

Een beslissing wordt niet erkend als:

a) de erkenning kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat;

b) het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, niet tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, betekend of ter kennis gebracht is, tenzij de verweerder tegen de beslissing geen rechtsmiddel heeft aangewend terwijl hij daartoe in staat was;

c) zij onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing;

d) zij onverenigbaar is met een beslissing die vroeger in een andere lidstaat of in een derde land tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits de vroeger gegeven beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte lidstaat.

Artikel 23 - Verbod van controle van de bevoegdheid van het oorspronkelijke gerecht

1. De bevoegdheid van de gerechten van de lidstaat van herkomst wordt niet gecontroleerd.

2. Het in artikel 18 bedoelde criterium van openbare orde wordt niet toegepast op de in de artikelen 3 tot en met 8 bedoelde bevoegdheidsregels.

Artikel 24 - Verschillen tussen de toepasselijke rechtsstelsels

De erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing of een deel van een beslissing in verband met de vermogensrechtelijke aspecten van een geregistreerd partnerschap kan niet worden geweigerd omdat het recht van de aangezochte lidstaat het geregistreerd partnerschap niet kent of daar niet dezelfde vermogensrechtelijke gevolgen aan verbindt.

Artikel 25 - Verbod van onderzoek ten gronde

In geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek ten gronde van de in het buitenland gegeven beslissing.

Artikel 26 - Aanhouding van de uitspraak

Het gerecht van een lidstaat waarbij een vordering tot erkenning van een in een andere lidstaat gegeven beslissing aanhangig wordt gemaakt, kan zijn uitspraak aanhouden, als tegen deze beslissing een gewoon rechtsmiddel is ingesteld.

Onderafdeling 2 - Tenuitvoerlegging

Artikel 27 - Uitvoerbare beslissingen

De beslissingen die in een lidstaat gegeven zijn en daar uitvoerbaar zijn, worden in de andere lidstaten ten uitvoer gelegd overeenkomstig de artikelen [38 tot en met 56 en artikel 58] van Verordening (EG) nr. 44/2001.

Afdeling 2 - AUTHENTIEKE AKTEN EN GERECHTELIJKE SCHIKKINGEN


ARTIKEL 28 - Erkenning van authentieke akten

1. Authentieke akten die verleden zijn in een lidstaat, worden erkend in de andere lidstaten, tenzij de geldigheid ervan wordt betwist volgens het toepasselijke recht, en mits deze erkenning niet kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de aangezochte lidstaat.

2. De erkenning van authentieke akten heeft als gevolg dat deze qua inhoud bewijskracht hebben, en dat er ten aanzien van deze akten een eenvoudig vermoeden van geldigheid bestaat.

Artikel 29 - Uitvoerbaarheid van authentieke akten

1. Authentieke akten die verleden en uitvoerbaar zijn in een lidstaat, worden op verzoek in een andere lidstaat uitvoerbaar verklaard overeenkomstig de in de artikelen [38 tot en met 57] van Verordening (EG) nr. 44/2001 bedoelde procedure.

2. Het gerecht waarbij op grond van de artikelen [43 en 44] van Verordening (EG) nr. 44/2001 een beroep is ingesteld, kan een verklaring van uitvoerbaarheid slechts weigeren of intrekken als de tenuitvoerlegging van de authentieke akte kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat.

Artikel 30 - Erkenning en uitvoerbaarheid van gerechtelijke schikkingen

Gerechtelijke schikkingen die uitvoerbaar zijn in de lidstaat van herkomst, worden op verzoek van een belanghebbende partij erkend en uitvoerbaar verklaard in een andere lidstaat, onder dezelfde voorwaarden als de authentieke akten. Het gerecht waarbij op grond van artikel [42 of 44] van Verordening (EG) nr. 44/2201 een beroep is ingesteld, kan de verklaring van uitvoerbaarheid slechts weigeren of intrekken als de tenuitvoerlegging van de gerechtelijke schikking kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat.

Hoofdstuk V - Werking jegens derden

Artikel 31 - Werking jegens derden

1. De vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap voor een rechtsbetrekking tussen een partner en een derde worden geregeld door het recht van de in artikel 15 bedoelde staat waar het partnerschap is geregistreerd.

2. Het recht van een lidstaat kan echter bepalen dat het toepasselijke recht door een partner niet aan een derde kan worden tegengeworpen wanneer een van de partners of de derde zijn gewone verblijfplaats heeft op het grondgebied van die lidstaat en de door het recht van die lidstaat opgelegde publiciteits- en of registratieformaliteiten niet zijn vervuld, tenzij de derde het op de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap toepasselijke recht kende of had moeten kennen.

3. Het recht van de lidstaat waar een onroerend goed is gelegen, kan voorzien in een analoge regel als die waarin lid 2 voorziet, voor de rechtsbetrekkingen tussen een partner en een derde in verband met dat onroerend goed.

Hoofdstuk VI - Algemene bepalingen en slotbepalingen

Artikel 32 - Verhouding tot de bestaande internationale verdragen

1. De toepassing van bilaterale of multilaterale verdragen waarbij één of meer lidstaten op het tijdstip van de vaststelling van deze verordening partij zijn en die betrekking hebben op de in deze verordening geregelde materie, worden door deze verordening onverlet gelaten, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten op grond van artikel 351 van het Verdrag.

2. Niettegenstaande lid 1 heeft deze verordening tussen de lidstaten voorrang boven de verdragen die betrekking hebben op de in deze verordening geregelde materie en waarbij lidstaten partij zijn.

Artikel 33 - Informatie die ter beschikking wordt gesteld van het publiek en de bevoegde autoriteiten

1. Uiterlijk op […] doen de lidstaten aan de Commissie mededeling, in de officiële taal of talen die zij passend achten, van:

a) een beschrijving van hun nationale wetgeving en procedures in verband met de vermogensrechtelijke aspecten van geregistreerde partnerschappen, en van de relevante teksten;

b) hun in artikel 31, leden 2 en 3, bedoelde nationale bepalingen inzake de werking jegens derden.

2. Latere wijzigingen van deze bepalingen worden door de lidstaten ter kennis van de Commissie gebracht.

3. De Commissie brengt met passende middelen, met name via de meertalige website van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, de overeenkomstig de leden 1 en 2 meegedeelde informatie ter kennis van het publiek.

Artikel 34 - Herzieningsclausule

1. Uiterlijk op [vijf jaar na het van toepassing worden van …] en daarna om de vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze verordening. Dit verslag gaat eventueel vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze verordening.

2. Te dien einde delen de lidstaten de Commissie de relevante elementen mee betreffende de toepassing van deze verordening door hun gerechten.

Artikel 35 - Overgangsbepalingen

1. De bepalingen van de hoofdstukken II en IV van deze verordening zijn van toepassing op gerechtelijke vorderingen die zijn ingesteld, authentieke akten die zijn verleden, gerechtelijke schikkingen die zijn getroffen en beslissingen die zijn gegeven na de datum van toepassing.

2. Als de vordering in de lidstaat van herkomst is ingesteld vóór de datum van toepassing van deze verordening, worden beslissingen die na deze datum zijn gegeven, erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV, mits de toegepaste bevoegdheidsregels in overeenstemming zijn met die van hoofdstuk II.

3. De bepalingen van hoofdstuk III zijn slechts van toepassing op partners die hun partnerschap hebben geregistreerd.

Artikel 36 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Deze verordening is van toepassing vanaf [één jaar na de datum van haar inwerkingtreding].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig de Verdragen.