Artikelen bij COM(2011)169 - Wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van de gemeenschappelijke regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2011)169 - Wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van de gemeenschappelijke regeling voor de belasting van ... |
---|---|
document | COM(2011)169 ![]() ![]() |
datum | 13 april 2011 |
Artikel 1
37. Artikel 1 wordt vervangen door:
"Artikel 1
38. De lidstaten heffen belasting op energieproducten en elektriciteit overeenkomstig deze richtlijn.39. De lidstaten maken onderscheid tussen CO2-gerelateerde belasting en algemene energieverbruiksbelasting.
De CO2-gerelateerde belasting wordt berekend in EUR/t CO2-emissies, op basis van de referentiewaarden van de CO2-emissiefactor die beschreven worden in punt 11 van bijlage I bij Beschikking 2007/589/EG van de Commissie van 18 juli 2007 tot vaststelling van richtsnoeren voor de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad(*). De CO2-emissiefactoren die in deze beschikking voor biomassa of van biomassa gemaakte producten worden gespecificeerd zijn in het geval van biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h) en i), van Richtlijn 2009/28/EG enkel van toepassing voor zover het betrokken product voldoet aan de duurzaamheidscriteria die zijn neergelegd in artikel 17 van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen(**). Voor zover biobrandstoffen en vloeibare biomassa niet aan deze criteria voldoen, passen de lidstaten de referentiewaarde van de CO2-emissiefactor toe voor de gelijkwaardige verwarmings- of motorbrandstof waarvoor in deze richtlijn minimumbelastingniveaus zijn gespecificeerd.
De algemene energieverbruiksbelasting wordt berekend in EUR/GJ op basis van de calorische onderwaarde van de energieproducten en elektriciteit zoals beschreven in bijlage II bij Richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten en houdende intrekking van Richtlijn 93/76/EEG van de Raad(***). In het geval van biomassa of van biomassa gemaakte producten zijn de referentiewaarden die welke worden beschreven in bijlage III bij Richtlijn 2009/28/EG. In het geval van biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h) en i), van Richtlijn 2009/28/EG zijn deze referentiewaarden evenwel enkel van toepassing voor zover het product voldoet aan de in artikel 17 van die richtlijn neergelegde duurzaamheidscriteria. In dat geval gelden zij zowel voor motor- als voor verwarmingsbrandstoffen. Voor zover biobrandstoffen en vloeibare biomassa niet aan deze criteria voldoen, passen de lidstaten de referentiewaarden toe voor de gelijkwaardige verwarmings- of motorbrandstof waarvoor in deze richtlijn minimumbelastingniveaus zijn gespecificeerd.
Voor zover Richtlijn 2006/32/EG, Beschikking 2007/589/EG of Richtlijn 2009/28/EG, al naar het geval, geen emissiefactor en/of calorische onderwaarde voor het betrokken product bevatten, verwijzen de lidstaten naar relevante beschikbare informatie over de CO2-emissiefactor en/of de calorische onderwaarde ervan.
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder biomassa verstaan: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische oorsprong uit de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de visserij en de aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval.
40. Voor zover een deel van een energieproduct uit biomassa of van biomassa gemaakte producten bestaat, worden de voor dit deel relevante CO2-emissiefactoren en calorische onderwaarde bepaald overeenkomstig lid 2, onafhankelijk van de GN-code van het energieproduct als geheel.
41. Tenzij anders gespecificeerd, zijn de bepalingen van deze richtlijn van toepassing op CO2-gerelateerde belasting en op algemene energieverbruiksbelasting.
(*) PB L 229 van 31.8.2007, blz. 1.
(**) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.
(***) PB L 114 van 27.4.2006, blz. 64."
42. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
a) Lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i) Punt h) wordt vervangen door:
"h) producten van de GN-codes 2909 19 10 en 3824 90 91;"
ii) De volgende punten i) en j) worden toegevoegd:
"i) producten van de GN-codes 2207, 2208 90 91 en 2208 90 99 indien deze bestemd zijn voor gebruik als verwarmings- of motorbrandstof en indien zij gedenatureerd zijn overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 92/83/EG;
j) producten van de GN-codes 2909 19 90, 3823 19 90 en 3824 90 97, indien deze bestemd zijn om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt."
b) De leden 3, 4 en 5 worden vervangen door:
"3. De energieproducten waarvoor in deze richtlijn geen minimumbelastingniveaus zijn vastgesteld en die bestemd zijn voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt als motor- of verwarmingsbrandstof, worden, naar gelang van het gebruik dat ervan gemaakt wordt, belast tegen de belastingniveaus van de gelijkwaardige motor- of verwarmingsbrandstof, die worden berekend overeenkomstig artikel 1, leden 2 en 3.
Andere producten dan energieproducten die bestemd zijn voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt als motorbrandstof, worden belast tegen de belastingniveaus van de gelijkwaardige motorbrandstof, die worden berekend overeenkomstig artikel 1, leden 2 en 3.
Andere additieven en vulstoffen in motorbrandstoffen dan water worden belast tegen de belastingniveaus van de gelijkwaardige motorbrandstof.
Andere koolwaterstoffen dan die welke zijn opgenomen in lid 1 en die bestemd zijn voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt voor verwarmingsdoeleinden, worden overeenkomstig artikel 1, leden 2 en 3, belast tegen de belastingniveaus van het gelijkwaardige energieproduct. Deze alinea is niet van toepassing op turf.
4. CO2-gerelateerde belasting is, onder voorbehoud van artikel 14, lid 1, onder d), van deze richtlijn, van toepassing op gebruik van energieproducten dat aanleiding geeft tot kooldioxide-emissies uit installaties als gedefinieerd in artikel 3, onder e), van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad(*), ongeacht of deze installaties de in bijlage I bij die richtlijn vermelde grenswaarden bereiken.
Voor zover energieproducten overeenkomstig de eerste alinea worden gebruikt voor een ander doel dan als motorbrandstof, worden zij voor de toepassing van deze richtlijn als verwarmingsbrandstof behandeld.
5. De in deze richtlijn vervatte verwijzingen naar codes van de gecombineerde nomenclatuur zijn verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 861/2010 van de Commissie van 5 oktober 2010 tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief(**).
Voor zover de verordening waarvan sprake in de eerste alinea wordt vervangen of voor zover een wijziging van de gecombineerde nomenclatuur een wijziging vereist van de codes waarvan sprake in deze richtlijn, stelt de Commissie in overeenstemming met artikel 27 en onder de voorwaarden van de artikelen 27 bis en 27 ter een gedelegeerde handeling vast om de codes te wijzigen van de gecombineerde nomenclatuur van de producten waarvan sprake in deze richtlijn of om de verwijzing te wijzigen waarin is voorzien in de eerste alinea teneinde deze af te stemmen op de toepasselijke versie van de gecombineerde nomenclatuur.
Die gedelegeerde handeling mag niet tot wijzigingen in de minimumbelastingniveaus voor energieproducten en elektriciteit als bedoeld in deze richtlijn, noch tot toevoeging of verwijdering van energieproducten en elektriciteit leiden.
__________
(*) PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.
(**) PB L 284 van 29.10.2010, blz. 1."
c) Het volgende lid 6 wordt toegevoegd:
"6. Voor de toepassing van de punten a), d), i) en j) van lid 1 van dit artikel en de punten a), g), i) en j) van artikel 20, lid 1 worden producten die bestemd zijn voor levering geacht bestemd te zijn voor gebruik als verwarmingsbrandstof of als motorbrandstof wanneer de leverancier op de hoogte is, of redelijkerwijs ervan op de hoogte moet zijn, dat de ontvanger voornemens is de producten te gebruiken als verwarmings- of motorbrandstof. Producten als bedoeld in punt a) van lid 1 van dit artikel en punt a) van artikel 20, lid 1, worden niet geacht bestemd te zijn voor gebruik als verwarmings- of motorbrandstof indien zij worden geleverd aan een producent van goederen als bedoeld in punt h) van lid 1 van dit artikel en punt h) van artikel 20, lid 1. "
43. Artikel 3 wordt vervangen door:
Artikel 3
a) outputbelasting op warmte en de belasting op producten van de GN-codes 4401 en 4402;
b) de volgende vormen van gebruik van energieproducten en elektriciteit:
- energieproducten gebruikt voor andere doeleinden dan als motor- of verwarmingsbrandstof
- duaal gebruik van energieproducten
Een energieproduct kent een duaal gebruik wanneer het zowel als verwarmingsbrandstof als voor andere doeleinden dan als motor- of verwarmingsbrandstof wordt gebruikt. Het gebruik van energieproducten voor chemische reductie en elektrolytische en metallurgische procédés wordt als duaal gebruik beschouwd.
- elektriciteit die voornamelijk wordt gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische en metallurgische procédés;
- mineralogische procédés.
Onder 'mineralogische procédés' wordt verstaan de procédés die in Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden zijn ondergebracht onder code DI 23 'Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten' van de NACE-nomenclatuur(*).
Artikel 20 is evenwel van toepassing op energieproducten die worden gebruikt als bedoeld in punt b) van het eerste lid van dit artikel.
________
(*) PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1."
44. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
a) Lid 2 wordt vervangen door:
"2. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder belastingniveau verstaan het totaal van alle geheven indirecte belastingen (exclusief belasting over de toegevoegde waarde, hierna 'btw'), berekend:
45. ten aanzien van CO2-gerelateerde belasting, in overeenstemming met de tweede alinea van artikel 1, lid 2, op het tijdstip van uitslag tot verbruik;
46. ten aanzien van algemene energieverbruiksbelasting, in overeenstemming met de derde alinea van artikel 1, lid 2, op het tijdstip van uitslag tot verbruik."
b) De volgende leden 3 en 4 worden toegevoegd:
"3. Onverminderd de vrijstellingen, differentiaties en verlagingen waarin deze richtlijn voorziet, zorgen de lidstaten ervoor dat voor zover in bijlage I gelijke minimumbelastingniveaus zijn neergelegd met betrekking tot een bepaald gebruik, gelijke belastingniveaus worden vastgesteld voor producten die voor dat doel worden gebruikt. Onverminderd artikel 15, lid 1, i), is een en ander voor motorbrandstoffen waarvan sprake in bijlage I.A. van toepassing met ingang van 1 januari 2023.
Voor de toepassing van de eerste alinea wordt elk gebruik waarvoor in de bijlagen I.A., I.B. en I.C. een minimumbelastingniveau wordt vastgesteld, als één gebruik beschouwd.
4. De in deze richtlijn neergelegde minimumniveaus van algemene energieverbruiksbelasting worden met ingang van 1 juli 2016 om de drie jaar aangepast om rekening te houden met de wijzigingen van het geharmoniseerde indexcijfer van consumptieprijzen exclusief energie en onbewerkte voedingsmiddelen, zoals gepubliceerd door Eurostat. De Commissie maakt de resulterende minimumbelastingniveaus bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie .
De minimumniveaus worden automatisch aangepast, door het verhogen of verlagen van het basisbedrag in euro met de procentuele wijziging van dat indexcijfer gedurende de drie voorgaande kalenderjaren. Indien de procentuele wijziging sinds de laatste aanpassing minder dan 0,5% bedraagt, vindt geen aanpassing plaats."
47. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
a) De inleidende zin wordt vervangen door:
"De lidstaten kunnen, onder fiscaal toezicht, gedifferentieerde tarieven van algemene energieverbruiksbelasting toepassen in de volgende gevallen, op voorwaarde dat deze tarieven de bij deze richtlijn voorgeschreven minimumbelastingniveaus respecteren:"
b) Het derde streepje wordt vervangen door:
"– voor de volgende vormen van gebruik: plaatselijk openbaar personenvervoer (exclusief taxi's), afvalinzameling, strijdkrachten en overheidsadministraties, gehandicapten, ziekenauto's;"
48. Artikel 7 wordt vervangen door:
" Artikel 7
Met ingang van 1 januari 2013, vanaf 1 januari 2015 en vanaf 1 januari 2018 worden de minimumbelastingniveaus voor motorbrandstoffen vastgesteld zoals beschreven in bijlage I.A."
49. In artikel 8 wordt lid 1 vervangen door:
"1. De minimumbelastingniveaus voor producten die als motorbrandstof worden gebruikt voor de doeleinden van lid 2 van dit artikel worden met ingang van 1 januari 2013 vastgesteld zoals beschreven in bijlage I.B."
50. Artikel 9 wordt vervangen door:
"Artikel 9
Met ingang van 1 januari 2013 worden de minimumbelastingniveaus voor verwarmingsbrandstoffen vastgesteld zoals beschreven in bijlage I.C."51. Artikel 10 wordt vervangen door:
" Artikel 10
Met ingang van 1 januari 2013 worden de minimumbelastingniveaus voor elektriciteit vastgesteld zoals beschreven in bijlage I.D."
52. In artikel 12 wordt lid 2 vervangen door:
"2. Wanneer volume-eenheden worden toegepast, wordt het volume gemeten bij een temperatuur van 15 °C."
53. Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i) de inleidende zin wordt vervangen door:
"Naast de algemene bepalingen van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG(*) betreffende vrijgesteld gebruik van belastbare producten, en onverminderd andere uniale bepalingen, verlenen de lidstaten voor onderstaande producten vrijstelling van belasting, op voorwaarden die zij vaststellen met het doel een juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstelling te verzekeren en fraude, ontwijking of misbruik te voorkomen:
_________
(*) PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12."
ii) in punt a) wordt de tweede zin vervangen door:
De lidstaten kunnen deze producten echter uit andere milieubeleidsoverwegingen dan de vermindering van CO2-emissies aan belasting onderwerpen zonder inachtneming van de in deze richtlijn vastgestelde minimumbelastingniveaus."
iii) de volgende punten d) en e) worden toegevoegd:
"d) ten aanzien van CO2-gerelateerde belasting, energieproducten die worden gebruikt voor activiteiten die onderworpen zijn aan, en niet uitgesloten zijn van de uniale regeling in de zin van Richtlijn 2003/87/EG;
e) tot 31 december 2020, elektriciteit die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen op hun ligplaats in een haven."
b) Het volgende lid 3 wordt toegevoegd:
"3. In het geval van gebruik waarvan sprake in punt a) van lid 1, behalve gebruik voor de productie van elektriciteit aan boord van een schip, wordt er alleen vrijstelling van de algemene energieverbruiksbelasting verleend."
54. Het volgende artikel 14 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 14bis
55. Tot 31 december 2020 verlenen de lidstaten een belastingkrediet betreffende CO2-gerelateerde belasting met betrekking tot het gebruik van energieproducten door installaties die behoren tot bedrijfstakken en deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico.56. Het bedrag van het belastingkrediet komt overeen met het mediane jaarlijkse verbruik van energieproducten, uitgedrukt in gigajoule (GJ), van de installatie tijdens de referentieperiode voor andere doeleinden dan die waarvan sprake in artikel 7, vermenigvuldigd met 0,00561 en met het minimumniveau van CO2-gerelateerde belasting als neergelegd in bijlage I.C. De referentieperiode waarvan sprake in de eerste zin van dit lid is de periode vanaf 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008 of de periode vanaf 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010. Het bedrag van het belastingkrediet mag niet groter zijn dan de CO2-gerelateerde belasting op het gebruik van energieproducten voor de installatie tijdens de betrokken periode.
57. Voor installaties die tijdens de referentieperiode niet in bedrijf zijn geweest, baseren de lidstaten het niveau van het belastingkrediet op de geïnstalleerde capaciteit van de installatie, vermenigvuldigd met een gemiddelde capaciteitsbenuttingsfactor, onder toepassing van de methodiek zoals neergelegd in Besluit XXX van de Commissie tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG(*).
58. Voor zover een lidstaat een niveau van CO2-gerelateerde belasting toepast dat boven het door deze richtlijn voorgeschreven minimumniveau ligt, mag hij voor het bepalen van het bedrag van het belastingkrediet ingevolge lid 2 een niveau van CO2-gerelateerde belasting van maximaal het nationale niveau in aanmerking nemen.
59. Voor de toepassing van de leden 1 tot en met 4 gelden als 'bedrijfstakken en deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico' de bedrijfstakken of deeltakken die als zodanig zijn aangewezen op basis van artikel 10 bis, lid 13, van Richtlijn 2003/87/EG.
_______
(*) PB L"
60. Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i) de punten h) en i) worden vervangen door:
"h) als verwarmingsbrandstof gebruikte energieproducten en elektriciteit indien deze gebruikt worden door huishoudens en/of door organisaties welke door de betrokken lidstaat als liefdadige instellingen worden erkend. Wanneer het gaat om liefdadige organisaties beperken de lidstaten de vrijstelling of verlaging tot het niet-zakelijk gebruik. Indien gemengd gebruik plaatsvindt, wordt de belasting geheven naar evenredigheid van elk type gebruik. Wanneer een gebruik van weinig belang is, kan het als nihil worden behandeld;
i) tot 1 januari 2023, aardgas en lpg die worden gebruikt voor voortbeweging;"
ii) de volgende alinea wordt toegevoegd:
"De punten a) tot en met e) en g) gelden alleen voor de algemene energieverbruiksbelasting."
b) Lid 3 wordt vervangen door:
"3. De lidstaten kunnen een tot een nultarief verlaagd niveau van algemene verbruiksbelasting toepassen op het verbruik van energieproducten en elektriciteit die worden gebruikt voor de landbouw, de tuinbouw, de aquacultuur en de bosbouw. De begunstigden zijn onderworpen aan regelingen die moeten leiden tot een verhoogde energie-efficiëntie die grotendeels gelijkwaardig is met die welke zou zijn bereikt indien de uniale standaardminimumtarieven in acht waren genomen."
61. Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i) de inleidende zin wordt vervangen door:
"Tot 1 januari 2023 kunnen de lidstaten, onverminderd lid 5 van dit artikel, onder fiscaal toezicht, belastingvrijstelling verlenen of een verlaagd tarief van algemene energieverbruiksbelasting hanteren voor de in artikel 2 van deze richtlijn bedoelde belastbare producten die zijn samengesteld uit een of meer van onderstaande producten, of deze bevatten en voor zover, wat biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h) en i), van Richtlijn 2009/28/EG betreft, deze producten voldoen aan de duurzaamheidscriteria die zijn neergelegd in artikel 17 van die Richtlijn:"
ii) de derde alinea wordt geschrapt.
b) De leden 4, 6 en 8 wordt geschrapt.
62. De artikelen 17 en 18 worden vervangen door:
"Artikel 17
63. Op voorwaarde dat de in deze richtlijn voorgeschreven minimumbelastingniveaus gemiddeld voor elk bedrijf worden gerespecteerd, kunnen de lidstaten in de volgende gevallen verlagingen van de algemene energieverbruiksbelasting op energieproducten die voor verwarming of voor de toepassing van artikel 8, lid 2, onder b) en c), worden gebruikt en op elektriciteit toepassen:a) ten voordele van energie-intensieve bedrijven
Onder een 'energie-intensief bedrijf' wordt verstaan een bedrijf in de zin van artikel 11 waar de aankoop van energieproducten en elektriciteit ten minste 3,0% van de productiewaarde uitmaakt, of de verschuldigde nationale energiebelasting ten minste 0,5% van de toegevoegde waarde bedraagt. Binnen deze definitie kunnen de lidstaten restrictievere concepten toepassen, waaronder definities van omzetwaarde, proces en sector.
Onder de kosten van de aankoop van energieproducten en elektriciteit wordt verstaan de feitelijke kosten van de door het bedrijf aangekochte of gegenereerde energie. Hieronder vallen alleen de kosten van elektriciteit, verwarming en de energieproducten die worden gebruikt voor verwarmingsdoeleinden of voor de toepassing van artikel 8, lid 2, onder b) en c). De kosten omvatten alle belastingen, uitgezonderd aftrekbare btw.
Onder productiewaarde wordt verstaan de omzet inclusief rechtstreeks aan de prijs van het product gekoppelde subsidies, vermeerderd of verminderd met de veranderingen in voorraden gereed product, onderhanden werk en goederen en diensten, ingekocht voor wederverkoop, en verminderd met de aankoop van goederen en diensten voor wederverkoop.
Onder toegevoegde waarde wordt verstaan de totale aan btw onderworpen omzet inclusief uitvoer, verminderd met de totale aan btw onderworpen inkoop inclusief invoer;
b) indien overeenkomsten zijn aangegaan met zakelijke entiteiten waarvan sprake in artikel 11 of verenigingen van dergelijke zakelijke entiteiten, of indien regelingen inzake verhandelbare vergunningen of gelijkwaardige maatregelen worden toegepast, voor zover deze leiden tot verbeteringen in energie-efficiëntie.
64. Op voorwaarde dat de in deze richtlijn voorgeschreven minimumbelastingniveaus gemiddeld voor elk bedrijf worden gerespecteerd, mogen de lidstaten belastingverlagingen van de CO2-gerelateerde belasting toepassen op energieproducten die voor verwarming of voor de toepassing van artikel 8, lid 2, onder b) en c), worden gebruikt voor zover overeenkomsten worden gesloten met zakelijke entiteiten waarvan sprake in artikel 11 of verenigingen van dergelijke zakelijke entiteiten, of voor zover regelingen inzake verhandelbare vergunningen of gelijkwaardige maatregelen worden geïmplementeerd, in zoverre deze leiden tot de verwezenlijking van doelstellingen betreffende de vermindering van CO2-emissies.
65. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt onder verhandelbare vergunningen verstaan andere verhandelbare vergunningen dan de uniale regeling in de zin van Richtlijn 2003/87/EG.
Artikel 18
1. Niettegenstaande artikel 4, lid 3, kan Spanje bepalen dat de niveaus van algemene energieverbruiksbelasting die door een autonome gemeenschap worden toegepast hoger mogen zijn dan de overeenkomstige nationale belastingniveaus (regionale differentiatie). De toepasselijke regels moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:a) het belastingniveau dat door een autonome gemeenschap wordt toegepast, mag niet meer dan 15% hoger zijn dan het overeenkomstige nationale belastingniveau;
b) voor zover tijdens een overbrenging uit een andere lidstaat naar Spanje van energieproducten ingevolge een accijnsschorsingsregeling in Spanje een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden of wordt geacht te hebben plaatsgevonden in de zin van artikel 10 van Richtlijn 2008/118/EG die met de verschuldigdheid van accijns gepaard gaat, mag de persoon die voor de betaling zekerheid heeft gesteld in overeenstemming met artikel 18 van die richtlijn niet aansprakelijk worden gesteld voor het betalen van het verschil tussen het door een autonome gemeenschap toegepaste belastingniveau en het nationale niveau, tenzij die persoon aan de onregelmatigheid of de overtreding heeft deelgenomen.
2. Niettegenstaande artikel 4, lid 3, kan Frankrijk bepalen dat de niveaus van algemene energieverbruiksbelasting die op het niveau van de Franse regio's worden toegepast hoger mogen zijn dan de overeenkomstige nationale belastingniveaus (regionale differentiatie). De toepasselijke regels moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) het belastingniveau dat door een regionale overheid wordt toegepast mag niet meer dan 15% hoger zijn dan het overeenkomstige nationale belastingniveau;
b) voor zover tijdens een overbrenging uit een andere lidstaat naar Frankrijk van energieproducten ingevolge een accijnsschorsingsregeling in Frankrijk een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden of wordt geacht te hebben plaatsgevonden in de zin van artikel 10 van Richtlijn 2008/118/EG die met de verschuldigdheid van accijns gepaard gaat, mag de persoon die voor de betaling zekerheid heeft gesteld in overeenstemming met artikel 18 van die richtlijn niet aansprakelijk worden gesteld voor het betalen van het verschil tussen het door een regionale overheid toegepaste belastingniveau en het nationale niveau, tenzij die persoon heeft deelgenomen aan de onregelmatigheid of de overtreding.
3. Portugal kan op in het autonome gebied der Azoren en het autonome gebied Madeira verbruikte energieproducten en elektriciteit lagere niveaus van algemene energieverbruiksbelasting toepassen dan de bij deze richtlijn vastgestelde minimumbelastingniveaus, als compensatie voor de vervoerskosten die uit het insulaire karakter en de geografische versnippering van deze gebieden voortvloeien.
4. Griekenland kan op gasolie gebruikt voor voortbeweging en op benzine die worden verbruikt in de departementen Lesbos, Chios, Samos, de Dodekanesos en de Cycladen, alsmede op de volgende eilanden in de Egeïsche Zee: Thassos, de noordelijke Sporaden, Samothraki en Skiros, niveaus van algemene energieverbruiksbelasting toepassen die tot 0,6 EUR per GJ lager zijn dan de bij deze richtlijn vastgestelde minimumtarieven.
5. Bulgarije, Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Roemenië en Slowakije mogen, voor gebruik waarvan sprake in de artikelen 8 en 9, een overgangstermijn tot 1 januari 2021 toepassen om CO2-gerelateerde belasting in te voeren. Indien de Unie beslist dat de niveaus van broeikasgasemissies tegen 2020 met meer dan 20% worden verminderd ten opzichte van de in 1990 bereikte niveaus, onderzoekt de Commissie de toepassing van deze overgangstermijnen en dient zij in voorkomend geval een voorstel in met het oog op de verkorting ervan en/of de wijziging van de minimumniveaus van CO2-gerelateerde belasting zoals beschreven in bijlage I."
66. De artikelen 18 bis en 18 ter worden geschrapt.
67. Artikel 20 wordt vervangen door:
"Artikel 20
1. Alleen de volgende energieproducten zijn onderworpen aan de bepalingen van de hoofdstukken III en IV van Richtlijn 2008/118/EG:a) producten van de GN-codes 1507 tot en met 1518, indien deze zijn bestemd om als verwarmings- of motorbrandstof te worden gebruikt;
b) producten van de GN-codes 2707 10, 2707 20, 2707 30 en 2707 50;
c) producten van de GN-codes 2710 11 tot en met 2710 19 69. Voor producten van de GN-codes 2710 11 21, 2710 11 25 en 2710 19 29 zijn echter de hoofdstukken III en IV van Richtlijn 2008/118/EG uitsluitend van toepassing op commercieel bulkverkeer;
d) producten van GN-code 2711 (met uitzondering van 2711 11, 2711 21 en 2711 29);
e) producten van GN-code 2901 10;
f) producten van de GN-codes 2902 20, 2902 30, 2902 41, 2902 42, 2902 43 en 2902 44;
g) producten van GN-code 2905 11 00 die niet van synthetische oorsprong zijn, indien deze zijn bestemd voor gebruik als verwarmings- of motorbrandstof;
h) producten van de GN-codes 2909 19 10 en 3824 90 91;
i) producten van de GN-codes 2207, 2208 90 91 en 2208 90 99 indien deze bestemd zijn voor gebruik als verwarmings- of motorbrandstof en indien zij gedenatureerd zijn overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 92/83/EG;
j) producten van de GN-codes 2909 19 90, 3823 19 90 en 3824 90 97, indien deze bestemd zijn om als verwarmingsbrandstof of motorbrandstof te worden gebruikt;
k) producten van GN-code 3811.
2. De lidstaten kunnen uit hoofde van bilaterale overeenkomsten voor sommige of alle in lid 1 van dit artikel bedoelde producten sommige of alle bepalingen van de hoofdstukken III en IV van Richtlijn 2008/118/EG buiten toepassing laten, voor zover deze producten niet onder de artikelen 7, 8 en 9 van deze richtlijn vallen. Dergelijke overeenkomsten hebben geen gevolgen voor de lidstaten die er geen partij bij zijn. Al deze bilaterale overeenkomsten worden gemeld aan de Commissie, die de andere lidstaten op de hoogte stelt."
68. Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 1 wordt 'Richtlijn 92/12/EEG' vervangen door 'Richtlijn 2008/118/EG';
b) lid 2 wordt geschrapt;
c) in de eerste en vierde alinea van lid 5 wordt 'Voor de toepassing van de artikelen 5 en 6 van Richtlijn 92/12/EEG' vervangen door 'Voor de toepassing van de artikelen 2 en 7 van Richtlijn 2008/118/EG'.
69. In artikel 24 wordt lid 2 vervangen door:
"2. Voor de toepassing van dit artikel
wordt verstaan onder normale reservoirs:
- de door de fabrikant of door een derde blijvend in of aan een motorvoertuig aangebrachte reservoirs die volgens de registratiedocumenten of het keuringbewijs van het voertuig aan de toepasselijke technische en veiligheidseisen voldoen en waarvan de blijvende inrichting het rechtstreeks verbruik van brandstof mogelijk maakt, zowel voor de voortbeweging van het voertuig als, in voorkomend geval, de werking van koelsystemen en andere systemen tijdens het vervoer. Als normale reservoirs gelden ook gasreservoirs die zijn aangepast voor gebruik in voertuigen en die het rechtstreeks verbruik van gas als brandstof mogelijk maken, alsmede de reservoirs die zijn aangesloten op andere systemen waarmee die voertuigen eventueel zijn uitgerust;
- de door de fabrikant of een derde blijvend in of aan een container voor speciale doeleinden aangebrachte reservoirs die volgens de registratiedocumenten van de container aan de toepasselijke technische en veiligheidseisen voldoen en waarvan de blijvende inrichting het rechtstreeks verbruik van brandstof mogelijk maakt voor de werking tijdens het vervoer van koelsystemen en andere systemen waarmee containers voor speciale doeleinden zijn uitgerust.
Onder container voor speciale doeleinden wordt verstaan elke container die is uitgerust met aangepaste koelsystemen, systemen voor zuurstoftoevoer, thermische isolatiesystemen of andere systemen."
70. Artikel 27 wordt vervangen door:
" Artikel 27
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid tot vaststelling van de in artikel 2, lid 5, bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd.
2. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij de Raad daarvan in kennis.
3. De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in de artikelen 27 bis en 27 ter gestelde voorwaarden."
71. De volgende artikelen 27 bis, 27 ter en 27 quater worden ingevoegd:
"Artikel 27 - bis Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie
1. De in artikel 2, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door de Raad worden ingetrokken.2. Voor zover de Raad een interne procedure over een besluit tot intrekking van de bevoegdheidsdelegatie is begonnen, streeft hij ernaar de Commissie binnen een redelijke termijn voordat het definitieve besluit wordt genomen, hiervan op de hoogte te brengen onder vermelding van de gedelegeerde bevoegdheden die mogelijk worden ingetrokken en de eventuele redenen daarvoor.
3. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie .
Artikel 27 - ter Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen
1. De Raad kan binnen een termijn van [drie] maanden na de datum van kennisgeving bezwaar maken tegen de gedelegeerde handeling.2. Indien bij het verstrijken van deze termijn de Raad geen bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.
Indien de Raad de Commissie heeft medegedeeld voornemens te zijn om geen bezwaar te maken, kan de gedelegeerde handeling voor het verstrijken van de termijn worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden.
3. Indien de Raad bezwaar maakt tegen een gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. De Raad vermeldt de redenen voor het bezwaar maken tegen de gedelegeerde handeling.
Artikel 27 - quater Informatie aan het Europees Parlement
De Commissie stelt het Europees Parlement in kennis van de door haar vastgestelde gedelegeerde handelingen, de mogelijke bezwaren die daartegen worden gemaakt of de intrekking van de bevoegdheidsdelegatie door de Raad."72. Artikel 29 wordt vervangen door:
"Artikel 29
Om de vijf jaar en voor het eerst eind 2015 legt de Commissie aan de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn en, in voorkomend geval, een voorstel voor de wijziging ervan voor.In het verslag van de Commissie worden onder meer het minimumniveau van CO2-gerelateerde belasting, het effect van innovatie en de technologische ontwikkelingen, met name ten aanzien van energie-efficiëntie, het gebruik van elektriciteit in het vervoer en de rechtvaardiging voor de vrijstellingen en verlagingen die in deze richtlijn zijn neergelegd, waaronder voor brandstof die voor de lucht- en zeevaart wordt gebruikt, onderzocht. In het verslag wordt rekening gehouden met de goede werking van de interne markt, de reële waarde van de minimumniveaus van belasting en de bredere doelstellingen van het Verdrag.
In ieder geval zal de lijst van bedrijfstakken of deeltakken die worden geacht te zijn blootgesteld aan een significant CO2-weglekrisico voor de toepassing van artikel 14 bis van deze richtlijn regelmatig worden getoetst, met name rekening houdend met de beschikbaarheid van bekend wordend bewijs."
73. Bijlage I wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze richtlijn.
74. De bijlagen II en III worden geschrapt.
Artikel 2
1. De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2012 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2013.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.