Artikelen bij COM(2011)329 - Kortetermijnstatistieken, ingevolge Verordening 1165/1998

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2011)329 - Kortetermijnstatistieken, ingevolge Verordening 1165/1998.
document COM(2011)329 NLEN
datum 8 juni 2011
 

|
52011DC0329


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over kortetermijnstatistieken, ingevolge Verordening (EG) nr. 1165/1998 van de Raad van 19 mei 1998

INLEIDING

Artikel 14, lid 2, van Verordening nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken ("KTS-verordening") luidt als volgt:

"De Commissie dient uiterlijk op 11 augustus 2008 en vervolgens eens in de drie jaar, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de krachtens deze verordening opgestelde statistieken, en in het bijzonder over het belang en de kwaliteit daarvan en over de herziening van de indicatoren. Het verslag gaat ook concreet in op de kosten van het statistisch systeem en op de lasten voor het bedrijfsleven die uit deze verordening voortvloeien, afgezet tegen de voordelen. Het verslag bevat voorbeelden van goede praktijken voor het reduceren van de lasten voor het bedrijfsleven en geeft aan hoe de lasten en kosten kunnen worden gereduceerd."

Het onderhavige verslag is een vervolg op het verslag dat overeenkomstig het bovenstaande artikel is ingediend in juni 2008. Een eerste verslag over de kwaliteit van kortetermijnstatistieken was reeds gepubliceerd in januari 2003.

Europese kortetermijnstatistieken verschaffen een uitgebreide set kortetermijnindicatoren voor het bedrijfsleven voor de Europese economieën en omvatten industrie, bouwnijverheid, detailhandel, reparatie en bepaalde dienstensectoren. De economische ontwikkeling van deze sectoren wordt weergegeven door een reeks indicatoren voor omzet, productie, aantal werknemers en gewerkte uren, en brutolonen. Bovendien zijn er indicatoren voor afzetprijzen, nieuwe orders en bouwkosten. De Europese kortetermijnstatistieken zijn ingevoerd in 1998. Sindsdien zijn de kwaliteit (coherentie, vergelijkbaarheid, nauwkeurigheid en tijdigheid) en de werkingssfeer (indicatoren, landen, mate van gedetailleerdheid) voortdurend verbeterd.

De tweede afdeling van dit verslag betreft het gebruik van kortetermijnstatistieken en het belang ervan voor de belangrijkste Europese beleidsgebieden en voor de aansturing van het Europees monetair beleid. Ook komen de belangrijkste ontwikkelingen in de kortetermijnstatistieken sinds het laatste kwaliteitsverslag aan de orde. In de volgende afdeling worden de verschillende kwaliteitsaspecten van de kortetermijnstatistieken uitgebreider beschreven. Tot slot worden de kosten en de lasten in verband met de verzameling en de verwerking van gegevens voor de statistieken beschreven, alsmede enkele voorbeelden van de wijze waarop deze kosten en lasten kunnen worden verminderd.

In januari 2011 is een eerste ontwerp van dit verslag voorgelegd aan de leden van de werkgroep kortetermijnstatistieken (schriftelijke raadpleging).

BELANG VAN KORTETERMIJNSTATISTIEKEN

De invoering van kortetermijnstatistieken was een essentiële voorwaarde om de eurozone te kunnen invoeren en om toezicht te kunnen houden op het Europees monetair beleid. De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken behoren tot de belangrijkste gebruikers van kortetermijnstatistieken. Ander belangrijke gebruikers zijn de Commissie zelf, nationale overheden, onderzoeksinstellingen, bedrijven en bedrijfsorganisaties. De persberichten over kortetermijnstatistieken krijgen in het algemeen veel aandacht in de media. Tot slot verschaffen kortetermijnstatistieken ook belangrijke informatie voor andere statistische gebieden zoals nationale rekeningen.

Kortetermijnstatistieken behoren tot de belangrijkste statistieken die door het Bureau voor de Statistiek van de Europese Unie (Eurostat) worden geproduceerd. Zij worden vooral gebruikt voor analyses van economische ontwikkelingen, voor prognoses en om modellen op te stellen. De gegevens zijn echter ook noodzakelijk om beleidsbeslissingen voor te bereiden, voor onderzoek, om gegevens uit andere bronnen te controleren en te valideren en om zakelijke beslissingen voor te bereiden (bv. in marktonderzoek). In sommige gevallen worden de resultaten van kortetermijnstatistieken ook op bijzondere manieren door bedrijven gebruikt (bv. het gebruik van de prijsindicatoren om contracten aan te passen).

Van de 22 voornaamste Europese economische indicatoren (VEEI's) die zijn uitgewerkt om de economische ontwikkeling van de Europese Unie en de lidstaten te volgen en vooral om het monetair beleid in de eurozone te sturen, worden er negen geleverd door kortetermijnstatistieken, namelijk industriële productie, prijzen van de industriële output op de binnenlandse markt, nieuwe orders voor de industrie, prijzen van invoer door de industrie, productie van de bouwnijverheid, omzet van de detailhandel en reparatie, omzet van overige diensten, prijzen van geleverde diensten en bouwvergunningen.

Op het gebied van de kortetermijnstatistieken publiceert Eurostat 60 persberichten per jaar, namelijk een maandelijkse editie voor vijf belangrijke indicatoren (industriële productie, nieuwe orders voor de industrie, prijzen van de industriële output, productie van de bouwnijverheid en omzet van de detailhandel). Bovendien worden elk jaar ten minste vijf edities van 'Statistics in focus' gepubliceerd die niet alleen kwantitatieve gegevens leveren, maar waarin ook aandacht wordt besteed aan methodologische kwesties en actuele economische ontwikkelingen. Bovendien gaat het Quarterly Panorama of European business statistics uitgebreider in op de kortetermijnresultaten.

In 2009 en 2010 zijn de kortetermijnstatistieken onderworpen aan een 'rolling review'. Om na te gaan hoe de verzameling, verwerking en verspreiding van kortetermijnstatistieken efficiënter en doeltreffender kunnen worden gemaakt, hebben externe deskundigen het kader en het proces voor de productie van kortetermijnstatistieken geanalyseerd vanuit het oogpunt van de gebruikers, Eurostat en de geassocieerde partners (nationale bureaus voor de statistiek).

De meeste gebruikers hebben de kortetermijnstatistieken vaak en regelmatig nodig, en zij raadplegen de publicaties (databank, persberichten, enz.) meermaals per maand of minstens eenmaal per maand (bijvoorbeeld wanneer een persbericht wordt gepubliceerd). Nauwkeurigheid is voor veel gebruikers het belangrijkste kwaliteitsaspect van kortetermijnstatistieken. Toch zijn de verschillen tussen de diverse kwaliteitsaspecten niet zo significant en kan redelijkerwijs worden gezegd dat tijdigheid, vergelijkbaarheid, toegankelijkheid, duidelijkheid, coherentie en volledigheid vrijwel even belangrijk zijn als nauwkeurigheid. Dit vormt een grote uitdaging voor de statistiekenproducenten omdat zij afwegingen moeten maken tussen verschillende kwaliteitsaspecten, zoals nauwkeurigheid en tijdigheid of vergelijkbaarheid en volledigheid.

In het onderzoek toonden de gebruikers zich tevreden met de kwaliteit van de kortetermijnstatistieken en aanverwante diensten. 95% van de gebruikers die een oordeel over de kwaliteit gaven, noemde de kortetermijnstatistieken adequaat, en 60% vond ze goed of zeer goed.

In 2008 maakten de Europese economieën de ernstigste crisis sinds de invoering van de Europese kortetermijnstatistieken door. Tussen april 2008 (op het hoogtepunt van de industriële output) en april 2009 (toen de output de laagste waarde bereikte) werd een daling met bijna een vijfde geregistreerd. In de bouwsector verliep de daling langzamer, maar was zij eveneens sterk: de productie daalde tussen januari/februari 2008 (piek voor de crisis) en februari 2010 (laagste waarde) met ongeveer een vijfde. Het volume van de detailhandel is ook aanzienlijk gedaald, zij het niet zo sterk als de productie. Uit deze ontwikkelingen bleek op dat moment het belang van betrouwbare actuele kortetermijnstatistieken.

In 2009 zijn twee belangrijke methodologische veranderingen doorgevoerd. In de eerste plaats werd het jaar 2000 als basis voor de kortetermijnindicatoren vervangen door 2005. Hiervoor was de rekenkundige wijziging van het basisjaar (gemiddelde van 100 in 2005 in plaats van 2000) nodig, almede een herziening van de in de indicatoren gebruikte wegingen om recht te doen aan de economische structuur van 2005. In de tweede plaats is – gelijktijdig met de wijziging van het basisjaar – de oude classificatie van economische activiteiten in de Europese Unie, NACE Rev. 1.1., vervangen door de nieuwe versie NACE Rev. 2. De classificatie werd gemoderniseerd door een nieuw indeling in te voeren waarin de verschillende vormen van productie en nieuwe industrieën tot uiting komen. De gedetailleerdheid van de classificatie van de diensten producerende activiteiten is wezenlijk toegenomen. NACE Rev. 2 verschaft een beter beeld van de totale economie en maakt internationale vergelijkingen gemakkelijker. De overgang naar NACE Rev. 2 is verricht zonder merkbare effecten op kwaliteitsaspecten zoals tijdigheid of stabiliteit van de gegevens (zie beneden).

WERKINGSSFEER EN KWALITEIT VAN DE KORTETERMIJNINDICATOREN

Werkingssfeer en naleving van de verordening inzake kortetermijnstatistieken

In augustus 2009 kwam een einde aan de laatste afwijkingen waarmee lidstaten werden vrijgesteld van de indiening van gegevens bij Eurostat op grond van Verordening (EG) nr. 1165/98 (betreffende prijzen van dienstenproducenten).

Bij Verordening (EG) nr. 329/2009 van de Commissie werd de basisverordening gewijzigd en bijgewerkt en zijn de gewerkte uren en de brutolonen als nieuwe werkgelegenheidsindicatoren voor detailhandel en reparatie en voor overige diensten ingevoerd. Door deze wijziging zullen de gewerkte uren en de brutolonen worden verzameld voor alle sectoren van de economie die worden gedekt door kortetermijnstatistieken. De gegevens zullen worden berekend voor de driemaandelijkse referentieperiodes en komen beschikbaar in 2013.

Om de zes maanden gaat Eurostat na of de lidstaten aan de KTS-verordening voldoen wat de beginselen van betrouwbaarheid, tijdigheid, coherentie en vergelijkbaarheid betreft; hieruit blijkt dat de naleving goed is en nog voortdurend verbetert. De gemiddelde score voor EU27 bedroeg 8,9 (op 10) op 1 oktober 2010, tegen 8,5 op 1 april 2005 en 6,6 op 1 januari 2004. De meeste lidstaten voldoen nu bijna volledig aan de verordening.

Nauwkeurigheid, betrouwbaarheid, coherentie en vergelijkbaarheid

Bij Verordening (EG) nr. 1165/98 en gerelateerde besluiten is een reeks gemeenschappelijke definities ingevoerd, die door alle lidstaten worden toegepast. Eurostat en de nationale bureaus voor de statistiek werken samen om een grote nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en coherentie van de kortetermijnindicatoren te verzekeren. Het door de verordening geschapen methodologische kader wordt voortdurend verbeterd door onderling overleg en speciale op een thema toegespitste taskforces.

Opgemerkt moet worden dat niet alle lidstaten dezelfde methoden hoeven toe te passen. Op grond van de KTS-verordening en overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zijn de lidstaten vrij in hun keuze van de meest efficiënte en doeltreffende manier om gegevens te verzamelen en te verwerken en daarbij rekening te houden met nationale verschillen zoals de grootte, de economische structuur en de beschikbaarheid van administratieve gegevens.

Eurostat werkt ook samen met andere internationale organisaties, met name de OESO, om de vergelijkbaarheid van de gegevens en methoden buiten de Europese Unie te verbeteren.

Tijdigheid en stiptheid

Voor kortetermijnstatistieken is de snelle beschikbaarheid van gegevens van cruciaal belang. Reeds in de eerste Europese KTS-verordening in 1998 werden termijnen voor de indiening van nationale gegevens bij Eurostat vastgesteld (zie tabel 1, derde kolom). Met de wijzigingsverordening van 2005 zijn deze termijnen voor de meeste indicatoren aanzienlijk verkort. De tabel vermeldt ook de huidige verspreidingsdatums (bv. persbericht) in het aantal dagen na afloop van de referentieperiode.

In het algemeen is de tijdigheid van de kortetermijnstatistieken zeer goed te noemen en zijn vertragingen doorgaans toe te schrijven aan een uiterste indieningdatum die in een weekend of op een officiële vrije dag valt. Toch duurt de bekendmaking van kortetermijnindicatoren in Europa nog altijd langer dan in de Verenigde Staten of Japan.

De gebruikers worden geruime tijd op voorhand geïnformeerd over de publicatiedata van de persberichten door het tijdschema op de Eurostat-website. In 2010 werden alle in het tijdschema vermelde termijnen nagekomen.

Tabel 1: Tijdigheid, uitgedrukt in dagen tussen het einde van de referentieperiode en de indieningstermijn, doelstellingen van het Economisch en Financieel Comité (EFC) en verspreiding

Indicator | Frequentie | Termijnen van de KTS-verordeninga) | EFC-doelstellingen voor 2011b) | Verspreiding van EU-totalenc) |

Industriële productie | Maandelijks | 40 | 40 | 42 |

Prijzen van de industriële output op de binnenlandse markt | Maandelijks | 35 | 35 | 34 |

Nieuwe orders voor de industrie | Maandelijks | 50 | 50 | 55 |

Prijzen van invoer door de industrie | Maandelijks | 45 | 45 | 34 |

Productie in de bouwnijverheid | Maandelijks | 45 | 45 | 49 |

Omzet van de detailhandel en reparatie | Maandelijks | 30 | 30 | 35 |

Omzet van overige diensten | Driemaandelijks | 60 | 60 | 61 |

Prijzen van verrichte diensten | Driemaandelijks | 90 | 60 | n.b. |

Bouwvergunningen | Driemaandelijks | 90 | 90 | 90 |

a) Termijnen voor de indiening van gegevens bij Eurostat na afloop van de referentieperiode volgens de KTS-verordening. Voor kleinere landen gelden vaak langere termijnen.

b) Doelstellingen vastgesteld in het voortgangsverslag van 2010 van het Economisch en Financieel Comité (EFC) over de uitvoering van de informatieverplichtingen in de EMU.

c) Dagen tussen het einde van de referentieperiode en de verspreiding (bv. persbericht).

Herzieningen van kortetermijnstatistieken

De eerste resultaten van de kortetermijnindicatoren zijn deels gebaseerd op voorlopige, geschatte en onvolledige gegevens. Daarom is te verwachten dat de resultaten van de eerste, de tweede en zelfs latere publicaties verschillen. Na de eerste bekendmaking van gegevens worden de enquêteresultaten vaak vollediger omdat ontbrekende of laattijdige respondenten zijn toegevoegd. De andere redenen voor herziening van de gegevens zijn seizoensaanpassingen, benchmarking, nieuwe en/of verbeterde gegevensbronnen, en foutencorrecties of methodologische veranderingen. Toch is de omvang van de herzieningen van kortetermijnindicatoren doorgaans tamelijk beperkt, vooral op het geaggregeerde EU-niveau en voor de eurozone.

Om de kwaliteit van de eerste resultaten van de vijf maandelijks in een speciaal persbericht bekendgemaakte kortetermijnindicatoren te beoordelen, werden de wijzigingen tussen de eerste en de tweede publicatie van maandelijkse groeicijfers geanalyseerd voor de periode van juni 2007 tot en met december 2010.

Tabel 2: Omvang van de herziening voor de vijf belangrijkste kortetermijnindicatoren a)

Indicator | Gemiddelde absolute herziening b) | Gemiddelde herziening c) | Relatieve gemiddelde herziening d) |

Industriële productie | 0,3 | 0,1 | 0,30 |

Prijzen van de industriële output, binnenlandse markten | 0,1 | 0,0 | 0,10 |

Nieuwe orders voor de industrie | 0,5 | -0,1 | 0,22 |

Productie in de bouwnijverheid | 0,5 | 0,0 | 0,41 |

Volume van de detailhandel | 0,3 | 0,1 | 0,74 |

a) Voor seizoensinvloeden gecorrigeerde groeicijfers van indicatoren voor de eurozone.

b) Gemiddelde van de verschillen in absolute termen tussen groeicijfers in de tweede en de eerste publicatie.

b) Gemiddelde van de verschillen tussen groeicijfers in de tweede en in de eerste publicatie.

d) Gemiddelde verhouding tussen herzieningen en groeicijfers bij de tweede publicatie (beide in absolute termen).

Tabel 2 toont voor de Europese aggregaten van de vijf indicatoren waarover een persbericht wordt uitgegeven, de gemiddelde omvang van herzieningen van groeicijfers tussen de eerste en de tweede publicatie (een maand later). In absolute termen (tweede kolom) variëren de gemiddelde herzieningen tussen 0,1 procentpunt voor de prijzen van de industriële output en 0,5 procentpunten voor nieuwe orders voor de industrie. De verschillen tussen de indicatoren hebben vooral methodologische oorzaken. De prijzen van de industriële output worden vaak geheel niet herzien, maar herziening van de indicator voor industriële productie is zelfs verscheidene jaren na de eerste publicatie mogelijk.

De gemiddelde herziening (derde kolom) bedraagt bijna nul. Dit betekent dat er op het moment van de eerste publicatie voor de geanalyseerde periode geen systematische over- of onderschatting van de groeicijfers was.

Tot slot geeft de laatste kolom in tabel 2, door de relatie tussen de herziening van het groeicijfer en het groeicijfer zelf op het moment van de tweede publicatie te tonen, een indicatie van de omvang van de herzieningen tijdens de geanalyseerde periode.

Toegankelijkheid, duidelijkheid en beschikbaarheid van metagegevens

Alle kortetermijnstatistieken zijn vrij toegankelijk op de Eurostat-website. De speciale afdeling voor kortetermijnstatistieken is gemakkelijk te vinden onder het thema 'Industrie, handel en diensten' of via de zoekfunctie.

Ook worden er uitgebreide, doelgerichte en gedetailleerde uiteenzettingen van methodologische kwesties (metagegevens) gegeven, zowel in bovengenoemde publicaties (Statistics in focus, Quarterly Panorama of European business statistics) als op de Eurostatwebsite. De databank 'STS-sources' bevat gedetailleerde discussies over de statistische processen, juridische kwesties, vertrouwelijkheidsvoorschriften, gegevenskwaliteit en een beschrijving van de gegevensverzamelingsmethoden op nationaal niveau. Voor een aantal sleutelindicatoren is ook bijkomende gedetailleerde methodologische uitleg beschikbaar ("PEEIS in focus"). Er is beknopte uitleg van statistische begrippen gepubliceerd in de vorm van een nieuw online-woordenboek in wikistijl en in de vorm van antwoorden op 'veelgestelde vragen'.

KOSTEN VOOR HET STATISTISCH SYSTEEM EN LASTEN VOOR DE BEDRIJVEN

Eurostat voerde in 2009 een algemene exercitie uit die 24 basisteksten van EU-recht dekte, waarbij ondernemingen het geheel of een belangrijk deel van de respondenten uitmaakten, en verzamelde gegevens over de statistische responslasten voor de bedrijven (gegevens over productiekosten voor statistische instanties waren niet inbegrepen). Voor de kortetermijnstatistieken hadden 21 landen voldoende gegevens ingediend voor de jaren 2006, 2007 en 2008, maar door methodologische problemen leverde de exercitie geen volledig vergelijkbare cijfers op. Daarom konden slechts tendensen worden bekendgemaakt. Voor kortetermijnstatistieken van het bedrijfsleven werd tussen 2006 en 2007 een relatief stabiele ontwikkeling vastgesteld, gevolgd door een lichte verlaging van de responslast tussen 2007 en 2008.

De specifieke kosten- en lastenmetingen voor de kortetermijnstatistieken zijn begonnen met het eerste kwaliteitsverslag dat in 2003 werd gepubliceerd, en dat (voor geselecteerde indicatoren) gegevens verschafte over het aantal ondernemingen dat de vragenlijsten beantwoordde, almede schattingen van de door de ondernemingen en de statistische autoriteiten benodigde personele middelen om kortetermijnstatistieken te produceren. Ter voorbereiding van het tweede kwaliteitsverslag dat in 2008 werd gepubliceerd, stelde een taskforce een methodologisch kader vast om de kosten en de lasten van kortetermijnstatistieken in hun geheel en voor individuele indicatoren vast te stellen. Het meetinstrument voldeed aan het nettokostenmodel van de EU voor de meting van de administratieve lasten. Voor dit verslag werden in september en oktober 2010 gegevens verzameld voor referentiejaar 2009. De meting werd verricht volgens de methodiek die voor de eerdere exercitie werd ontwikkeld maar werd aangepast op basis van de in het verleden opgedane ervaring en was enerzijds toegespitst op de tijd die ondernemingen nodig hadden om de nodige gegevens te verzamelen en aan de statistische verzoeken te voldoen, en anderzijds op de tijd die de statistische autoriteiten nodig hadden om aan de KTS-verordening te voldoen.

Het vaststellen van betrouwbare en vergelijkbare kwantitatieve indicatoren voor de kosten (voor statistische systemen om gegevens te verzamelen, verwerken en verspreiden) en de lasten (voor ondernemingen om gegevens te verschaffen) levert lastige praktische en methodologische kwesties op. De tijd die een gemiddeld bedrijf nodig heeft om de vragenlijst van een enquête in te vullen of om informatie over een bepaald aspect te geven, kan slechts bij benadering worden vermeld. Bovendien is het aantal bedrijven dat op individuele statistische thema’s antwoordt moeilijk te schatten: een bedrijf kan bijvoorbeeld in verschillende steekproeven voor verschillende aspecten zijn opgenomen, hetgeen tot dubbeltellingen kan leiden. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel worden de steekproeven in de lidstaten op verschillende manieren georganiseerd, wat vergelijken moeilijk maakt. Tot slot kunnen kortetermijnstatistieken niet volledig worden gescheiden van andere statistieken en er is vaak geen duidelijke methode om de kosten en de lasten aan de verschillende statistieken toe te schrijven. De meeste gegevens die met een enquête voor kortetermijnstatistieken worden verzameld, zullen ook worden gebruikt voor andere statistieken, met name nationale rekeningen. Anderzijds kunnen gegevens die onder de nominale verantwoordelijkheid van andere statistische afdelingen vallen, ook worden gebruikt voor kortetermijnstatistieken.

De beschikbare gegevens voor de Europese Unie in haar geheel wijzen op een verlaging van de productiekosten met 6% en een lastenverlaging voor de ondernemingen met 15% (beide gemeten in uren per jaar) tussen 2006 en 2009. Zoals in het laatste kwaliteitsverslag wordt geconcludeerd, zijn de kosten voor het statistisch stelsel (bv. nationale bureaus voor de statistiek) en de lasten voor het bedrijfsleven ongeveer identiek, ondanks de lichte verschuiving van de algemene kosten en lasten van het bedrijfsleven naar de statistische autoriteiten.

Tabel 3 bevat een voorlopige berekening van de lasten voor een gemiddeld bedrijf (voornamelijk in verband met het invullen van vragenlijsten voor kortetermijnstatistieken) voor de hoofdindicatoren. Om de vergelijking gemakkelijker te maken, zijn de lasten berekend in minuten per maand, zelfs als het driemaandelijkse indicatoren betreft. Een minimumbelasting van nul wijst erop dat gegevens niet zijn verzameld met een vragenlijst voor kortetermijnstatistieken, maar aan administratieve bronnen zijn ontleend. In verschillende gevallen lijken de lasten nog te zijn overschat.

Tabel 3: Ongewogen gemiddelden per land (EU27), de hoogste en de laagste nationale waarde van de lasten (minuten per maand) voor een bedrijf dat de vragenlijst invult

Industriële productie | Industriële outputprijzen, binnenland | Nieuwe orders voor de industrie | Productie bouwnijverheid | Omzet van de detailhandel en reparatie |

Gemiddeld | 20 | 17 | 6 | 22 | 11 |

Hoogste | 73 | 70 | 19 | 87 | 22 |

Laagste | 0 | 3 | 0 | 1 | 0 |

VERBETERINGEN IN DE VERZAMELING EN VERWERKING VAN KORTETERMIJNSTATISTIEKEN

Er is een reeks factoren die verklaart waarom de kostenreductie en de beschikbare onbewerkte gegevens geen kwantitatief onderscheid tussen de verschillende invloeden op de totale waarde mogelijk maken. In verscheidene gevallen is de grootte van de steekproeven voor de enquêtes gereduceerd of zijn enquêtes per post of fax vervangen door elektronische of internet-enquêtes. Hierdoor worden de kosten voor de statistische autoriteiten verminderd. Het positieve effect voor het bedrijfsleven is de mogelijkheid om waarschijnlijkheidscontroles op te nemen in de vragenlijst, hetgeen leidt tot minder fouten en minder vragen over classificaties.

Een belangrijke reden voor vermindering van de lasten voor het bedrijfsleven is het feit dat de bureaus voor de statistiek steeds meer gebruikmaken van administratieve gegevens, vooral voor de werkgelegenheidsindicatoren (gewerkte uren, aantal werknemers, brutolonen). Dit soort informatie is vaak reeds beschikbaar, bv. bij belastingkantoren, arbeidsbureaus, socialeverzekeringsinstellingen en instanties op bouwkundig gebied, en hoeft niet opnieuw te worden verzameld voor statistische doeleinden. Enerzijds vermindert het gebruik van bestaande administratieve bronnen voor statistische doeleinden de lasten voor het bedrijfsleven, maar anderzijds kan dit tot hogere kosten voor de bureaus voor de statistiek leiden omdat de gegevens mogelijkerwijs moeten worden aangepast. Door het gebruik van administratieve gegevens is ook voortdurende coördinatie noodzakelijk, vooral in landen met gedecentraliseerde overheidsdiensten.

Bovendien zijn administratieve gegevens slechts beperkt bruikbaar als input voor kortetermijnstatistieken, vooral voor de maandelijkse indicatoren die zeer hoge eisen stellen wat tijdigheid en korte termijnen betreft. Administratieve gegevens worden vaak minder frequent verzameld dan voor kortetermijnstatistieken noodzakelijk is en/of ze komen te laat beschikbaar. Bovendien zijn correcties nodig wanneer administratieve gegevens qua definities niet direct aan de eisen van de kortetermijnstatistieken voldoen, en deze aanpassingen kunnen ook hun weerslag op de kwaliteit van de gegevens hebben.

De kortetermijnstatistieken worden voortdurend verbeterd door de nationale bureaus voor de statistiek, en in de samenwerking tussen de nationale bureaus en Eurostat in verscheidene taskforces. Samen met enkele andere statistische gebieden vallen de kortetermijnstatistieken onder het MEETS-programma (modernisering van de Europese bedrijfs- en handelsstatistiek). In het kader van dit programma worden kortetermijnstatistieken opgenomen in verscheidene acties die zijn gericht op het verdere gebruik van administratieve gegevens, de aanpassing aan bronnen die nog niet bruikbaar zijn, de combinatie van gegevens uit verschillende bronnen, de opslag van gegevens, de schatting van niet-beschikbare gegevens en de harmonisatie van definities. Deze processen, waarbij de reeds bestaande goede praktijken worden geïdentificeerd, uitgewerkt en gedeeld, moeten bijdragen aan een toenemende efficiëntie van de verzameling en verwerking van gegevens.

Voor kortetermijnstatistieken worden reeds allerlei instrumenten gebruikt om de lasten voor het bedrijfsleven te beperken. Voor sommige indicatoren zijn Europese steekproefregelingen ingevoerd. Landen die aan een dergelijke regeling deelnemen, hoeven alleen gegevens te verzamelen voor die bedrijfstakken of producten waarvoor hun nationale bijdragen aan het geaggregeerde Europese niveau een significant verschil maken.

Een ander belangrijk instrument om de lasten voor kleine bedrijven te verminderen of zelfs te voorkomen, is de toepassing van drempels bij het verzamelen van gegevens. In gevallen waarin kleine ondernemingen niet volledig van de verzameling van gegevens kunnen worden vrijgesteld, worden lagere steekproefpercentages gehanteerd, zodat kleine ondernemingen minder kans hebben om in een steekproef te worden opgenomen. Een andere steekproeftechniek die door veel statistiekbureaus routinematig wordt toegepast, is de rotatie van steekproeven, zodat elk jaar een deel van de bedrijven wordt vervangen. Ook moet erop worden gewezen dat de steekproeven die voor de Europese kortetermijnstatistieken nodig zijn, vaak kleiner zijn dan de steekproeven die in de praktijk worden gebruikt, aanzien de nationale bureaus voor de statistiek mogelijkerwijze de indicatoren moeten reproduceren met een regionale of plaatselijke onderverdeling.

Bijlage: De 43 kortetermijnindicatoren (VEEI vetgedrukt), Q – driemaandelijkse indicator, M – maandelijkse indicator

Industrie | Bouwnijverheid | Detailhandel en reparatie | Overige diensten |

Productie | Industriële productie (M) | Productie bouwnijverheid (M/Q) Productie van gebouwen Weg- en waterbouw | - | - |

Omzet | Omzet industrie (M) Omzet industrie binnenland Omzet industrie buitenland (eurozone en buiten eurozone) | - | Omzet detailhandel en reparatie (M) | Omzet overige diensten (Q) |

Kosten | - | Bouwkosten (Q) Materiaalkosten Arbeidskosten | - | - |

Nieuwe orders / bouwvergunningen | Ontvangen nieuwe orders (M) Nieuwe orders binnenland Nieuwe orders buitenland (eurozone en buiten eurozone) | Bouwvergunningen (Q) aantal woningen m2 nuttige vloeroppervlakte | - | - |

Aantal werkzame personen | Aantal werkzame personen – industrie (Q) | Aantal werkzame personen – bouwnijverheid (Q) | Aantal werkzame personen – detailhandel en reparatie (Q) (nog niet beschikbaar) | Aantal werkzame personen – overige diensten (Q) (nog niet beschikbaar) |

Gewerkte uren | Gewerkte uren – industrie (Q) | Gewerkte uren – bouwnijverheid (Q) | Gewerkte uren – detailhandel en reparatie (Q) (nog niet beschikbaar) | Gewerkte uren – overige diensten (Q) (nog niet beschikbaar) |

Brutolonen | Brutolonen – industrie (Q) | Brutolonen – bouwnijverheid (Q) | Brutolonen – detailhandel en reparatie (Q) | Brutolonen – overige diensten (Q) |

Afzetprijzen | Industriële outputprijzen (M) Outputprijzen – binnenland Outputprijzen – buitenland (eurozone en buiten eurozone) | Deflator van de verkoop (M) | Outputprijzen – overige diensten (Q) |

Invoerprijzen | Industriële invoerprijzen (M) (eurozone en buiten eurozone) | - | - | - |

COM(2008) 340 definitief van 9.6.2008.

COM(2003) 36 definitief van 29.1.2003.

'Statistical requirements of the European Central Bank in the field of General Economic Statistics', ECB, augustus 2000.

De oorspronkelijke lijst van 19 VEEI's is opgesteld in 2002 (Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over statistieken betreffende de eurozone van 27.11.2002, COM(2002) 661 definitief). In 2008 zijn er drie indicatoren voor de vastgoedmarkt toegevoegd, waaronder bouwvergunningen (Economisch en Financieel Comité, Voortgangsverslag over de uitvoering van de informatieverplichtingen in de EMU, Brussel, 4 november 2008).

Verordening (EG) nr. 1158/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken (PB L 191 van 22.7.2005, blz.1).

http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/release_calendars/news_releases. NB: het tijdschema dekt een groot aantal belangrijke Europese indicatoren, en niet alleen op het gebied van de kortetermijnstatistieken.

http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/short_term_business_statistics/introduction

http://circa.europa.eu/Public/irc/dsis/ebt/library?l=/methodology/sts_sources&vm=detailed&sb=Title

http://circa.europa.eu/Public/irc/dsis/ebt/library?l=/methodology&vm=detailed&sb=Title