Artikelen bij COM(2011)470 - Meerjarenplan voor het Baltische zalmbestand en de visserijtakken die dat bestand exploiteren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Inhoudsopgave

HOOFDSTUK I - ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1 - Onderwerp

In deze verordening wordt een langetermijnplan voor de instandhouding en het beheer van het Baltische zalmbestand vastgesteld (hierna “het plan” genoemd).

Artikel 2 - Toepassingsgebied

1. Het plan is van toepassing op:

a) de commerciële visserij in de Oostzee en op met de Oostzee in verbinding staande rivieren op het grondgebied van lidstaten (hierna “de betrokken lidstaten” genoemd);

b) recreatievisserij op zalm in de Oostzee, wanneer die visserij door dienstvaartuigen plaatsvindt.

Artikel 3 - Definities

1. Voor de uitvoering van de onderhavige verordening zijn de definities van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, artikel 2 van Richtlijn 2000/60/EG en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van toepassing.

2. Voorts wordt verstaan onder:

(a) 'de Oostzee': ICES-deelsectoren 22-32;

(b) “Baltische rivieren”: de met de Oostzee in verbinding staande rivieren op het grondgebied van lidstaten;

(c) “Baltische zalmbestand”: alle zalmbestanden in de Oostzee en in de Baltische rivieren, zowel wilde als gekweekte;

(d) “wildezalmrivier”: een in bijlage I opgenomen rivier met zichzelf in stand houdende wildezalmpopulaties waarin geen of slechts beperkte hoeveelheden gekweekte zalm wordt vrijgelaten;

(e) “potentiële zalmrivier”: een rivier met historische wildezalmpopulaties waarin momenteel geen of weinig natuurlijke voortplanting plaatsvindt, maar die het potentieel heeft voor reïntroductie van een zichzelf in stand houdende wildezalmpopulatie;

(f) “potentiële capaciteit voor de productie van smolt”: productiecapaciteit van smolt (jonge zalm die voor het eerst naar zee trekt), berekend voor elke rivier op basis van relevante rivierspecifieke parameters;

(g) “technische instandhoudingsmaatregelen”: maatregelen die de soortensamenstelling en de groottesamenstelling van de vangsten, alsmede de effecten van visserijactiviteiten op onderdelen van de ecosystemen reguleren door het verbinden van voorwaarden aan het gebruik en de structuur van vistuig en door het beperken van de toegang tot de visserijgebieden;

(h) “aangroeigericht uitzetten” of 'aangroeigerichte uitzet': het doelbewust vrijlaten van gekweekte smolt of van gekweekte zalm in eerdere levensstadia in wildezalmrivieren;

(i) “heraangroeigericht uitzetten” of 'heraangroeigerichte uitzet': het vrijlaten van gekweekte smolt of van gekweekte zalm in eerdere levensstadia in potentiële zalmrivieren;

(j) “dienstvaartuig”: een vaartuig dat door een onderneming wordt uitgebaat en dat diensten aanbiedt, met inbegrip van het verstrekken van visuitrusting, vervoer en/of begeleiding, voor de recreatievisserij op zalm in de Oostzee;

(k) “totaal toegestane vangst (TAC)”: de hoeveelheid Baltische zalm die in een gegeven jaar van het bestand mag worden gevangen en aangeland.

HOOFDSTUK II - DOELSTELLINGEN

Artikel 4 - Doelstellingen

Met het plan wordt beoogd:

a) het Baltische zalmbestand duurzaam te exploiteren volgens het beginsel van de maximale duurzame opbrengst;

b) de genetische integriteit en diversiteit van het Baltische zalmbestand te beschermen.

HOOFDSTUK III - STREEFCIJFERS

Artikel 5 - Streefcijfers voor rivierbestanden wilde zalm

1. Wildezalmrivieren die 50% van de potentiële capaciteit voor de productie van smolt hebben bereikt tegen de tijd dat deze verordening in werking treedt, moeten binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening elk een wildesmoltproductie van 75% van de potentiële capaciteit voor de productie van smolt hebben bereikt.

2. Wildezalmrivieren die nog geen 50% van de potentiële capaciteit voor de productie van smolt hebben bereikt tegen de tijd dat de onderhavige verordening in werking treedt, moeten binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening elk een productie van wilde smolt van 50% en binnen tien jaar van 75% van de potentiële capaciteit voor de productie van smolt hebben bereikt.

3. Met ingang van het elfde jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening moet de productie van wilde smolt in elke wildezalmrivier op een niveau van ten minste 75% van de potentiële productie van smolt worden gehandhaafd.

4. De betrokken lidstaten mogen voor elke wildezalmrivier andere, stringentere streefcijfers vaststellen.

HOOFDSTUK IV - VANGSTVOORSCHRIFTEN

Artikel 6 - Vaststelling van de TAC voor de riviervisserij

1. De jaarlijkse TAC voor zalmbestanden in wildezalmrivieren bedraagt niet meer dan de hoeveelheid die overeenkomt met de in lid 2 bedoelde visserijsterftecoëfficiënt.

2. De visserijsterftecoëfficiënt voor zalmbestanden in wildezalmrivieren wordt door elke lidstaat vastgesteld overeenkomstig de in artikel 5 bepaalde streefcijfers en de deskundigenadviezen van het WTECV en ICES en wordt regelmatig opnieuw door die instanties geëvalueerd wanneer meer informatie beschikbaar komt of wanneer de kenmerken van de rivier zich wijzigen. Daartoe houden de lidstaten rekening met de potentiële productiecapaciteit van smolt die door ICES op basis van relevante rivierspecifieke parameters voor elke rivier is berekend en regelmatig opnieuw door die instantie wordt geëvalueerd wanneer meer informatie beschikbaar komt of wanneer de kenmerken van de rivier zich wijzigen.

3. De betrokken lidstaten maken de visserijsterftecoëfficiënt voor wildezalmrivieren en de dienovereenkomstige zalm-TAC bekend op het voor het publiek toegankelijke deel van hun officiële website die uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening overeenkomstig artikel 114 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 moet zijn opgezet, en herzien deze coëfficiënten jaarlijks.

4. De Commissie beoordeelt om de drie jaar op basis van de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen en streefcijfers de verenigbaarheid en de doeltreffendheid van de op grond van het onderhavige artikel door de lidstaten genomen maatregelen.

5. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de visserijsterftecoëfficiënt en/of de dienovereenkomstige TAC voor wildezalmrivieren en/of de sluiting van de betrokken visserij indien de lidstaten de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde maatregelen niet bekendmaken vóór de vastgestelde uiterste datum na de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

6. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de visserijsterftecoëfficiënt en/of de dienovereenkomstige TAC voor wildezalmrivieren en/of de sluiting van de betrokken visserij indien een beoordeling overeenkomstig lid 4 erop wijst dat de maatregelen van de lidstaten onverenigbaar zijn met de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen en streefcijfers of deze doelstellingen en streefcijfers niet halen.

7. De door de Commissie vastgestelde maatregelen zijn erop gericht te garanderen dat de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen en streefcijfers worden gehaald. Op het moment waarop de gedelegeerde handeling door de Commissie wordt vastgesteld, verliezen de maatregelen van de lidstaten hun geldigheid.

Artikel 7 - Vaststelling van de TAC voor de zeevisserij

1. De jaarlijkse TAC voor mariene zalmbestanden bedragen niet meer dan het niveau dat overeenkomt met een visserijsterftecoëfficiënt van 0,1.

2. Wanneer er duidelijke aanwijzingen zijn dat de toestand van de bestanden is veranderd en/of dat de bestaande visserijsterftecoëfficiënt niet toereikend is om de in artikel 4 vastgestelde doelstellingen te bereiken, kan de Commissie de in lid 1 bedoelde visserijsterftecoëfficiënt voor de mariene bestanden wijzigen door middel van een overeenkomstig artikel 26 vastgestelde gedelegeerde handeling.

3. In geval van een plotselinge uitbraak van ziekten, gevaarlijk lage overlevingspercentages van jonge zalm in het post-smoltstadium of andere onvoorziene ontwikkelingen, stelt de Raad een TAC vast die lager is dan de TAC die voorvloeit uit de toepassing van de in lid 1 bedoelde visserijsterftecoëfficiënt.

Artikel 8 - Gebruik van de nationale quota door dienstvaartuigen

Op zee vanaf dienstvaartuigen gevangen zalm wordt in mindering gebracht op het nationale quotum.

HOOFDSTUK V - TECHNISCHE INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN

Artikel 9 - Maatregelen van de lidstaten ter bescherming van zwakke rivierbestanden zalm

1. Voor wildezalmrivieren die bij de inwerkingtreding van de onderhavige verordening nog geen 50% van de potentiële capaciteit voor de productie van smolt hebben bereikt, moeten de betrokken lidstaten uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening nationale technische instandhoudingsmaatregelen vaststellen.

2. De in lid 1 bedoelde technische instandhoudingsmaatregelen zijn gebaseerd op rivierspecifieke eisen om adequaat bij te dragen aan het bereiken van de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen en streefcijfers. De plaats van toepassing van dergelijke maatregelen wordt bepaald aan de hand van de beste beschikbare informatie inzake de mariene migratieroutes van de zalm.

Artikel 10 - Maatregelen ter bescherming van andere rivierbestanden zalm

De lidstaten kunnen in hun Baltische rivieren nationale technische instandhoudingsmaatregelen vaststellen voor rivierbestanden zalm die niet onder artikel 9 vallen. Die maatregelen dragen bij tot het bereiken van de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen en streefcijfers.

Artikel 11 - Maatregelen van de Commissie

1. De Commissie beoordeelt om de drie jaar op basis van de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen en streefcijfers de verenigbaarheid en de doeltreffendheid van de op grond van de artikelen 9 en 10 door de lidstaten genomen maatregelen, met name in die gevallen waarin wildezalmrivieren door verschillende lidstaten lopen.

2. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van noodzakelijke technische instandhoudingsmaatregelen indien de betrokken lidstaten dergelijke maatregelen niet overeenkomstig artikel 9 vaststellen vóór de vastgestelde uiterste datum na de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

3. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van noodzakelijke technische instandhoudingsmaatregelen indien een beoordeling overeenkomstig lid 1 erop wijst dat de maatregelen van de lidstaten onverenigbaar zijn met de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen en streefcijfers of deze doelstellingen en streefcijfers niet halen.

4. De door de Commissie vastgestelde maatregelen zijn erop gericht te garanderen dat de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde doelstellingen en streefcijfers worden gehaald. Op het moment waarop de gedelegeerde handeling door de Commissie wordt vastgesteld, verliezen de maatregelen van de lidstaten hun geldigheid.

HOOFDSTUK VI - HET VRIJLATEN VAN JONGE ZALM

Artikel 12 - Aangroeigericht uitzetten

1. Zalm mag alleen aangroeigericht worden uitgezet in wildezalmrivieren. Het aantal vrijgelaten smolts in elke rivier mag niet meer bedragen dan de geraamde potentiële capaciteit voor de productie van smolt van die rivier.

2. Het aangroeigericht uitzetten moet zodanig plaatsvinden dat de genetische diversiteit van de verschillende rivierbestanden zalm wordt beschermd, rekening houdend met de bestaande vispopulaties in de rivier waarin de zalm aangroeigericht wordt uitgezet, alsmede in naburige rivieren, en het effect van het aangroeigericht uitzetten moet worden gemaximaliseerd.

3. De Commissie kan bepalingen ter uitvoering van dit artikel vaststellen door middel van uitvoeringshandelingen die overeenkomstig de in artikel 27, lid 2, genoemde onderzoeksprocedure worden vastgesteld.

Artikel 13 - Heraangroeigericht uitzetten

Het heraangroeigericht uitzetten in potentiële zalmrivieren mag alleen worden gedaan op voorwaarde dat:

a) de rivier de migratie van zalmen toelaat, de waterkwaliteit juist is en de habitat geschikt voor de voortplanting en de groei van zalmen;

b) het doel van de heraangroeigerichte uitzet is om een levensvatbare, zichzelf in stand houdende wildezalmpopulatie te introduceren of te versterken;

c) er een controle- en evaluatieprogramma voor de periode vóór en na het uitzetten is;

d) er geschikte en toereikende instandhoudings- en beheersmaatregelen zijn om de reïntroductie van een zichzelf in stand houdende zalmpopulatie in de rivier te vergemakkelijken.

Het heraangroeigericht uitzetten overeenkomstig lid 1 wordt geacht een instandhoudingsmaatregel te zijn voor de doeleinden van artikel 38, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1198/2006 inzake het Europees Visserijfonds.

Artikel 14 - Overgangsperiode

Het vrijlaten van zalm, anders dan overeenkomstig de artikelen 12 en 13, mag worden voortgezet tot en met 7 jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

HOOFDSTUK VII - CONTROLE EN HANDHAVING

Artikel 15

Verband met Verordening (EG) nr. 1224/2009

Behalve de in dit hoofdstuk vastgestelde controlemaatregelen zijn die van Verordening (EG) nr. 1224/2009 onverminderd van toepassing, tenzij in de artikelen van dit hoofdstuk anders is bepaald.

Artikel 16 - Logboeken

In afwijking van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 moeten kapiteins van EU-vissersvaartuigen, ongeacht de lengte van die vaartuigen, die over een visvergunning voor zalm beschikken, een logboek bijhouden van hun activiteiten overeenkomstig de in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 vastgestelde regels.

Artikel 17 - Voorafgaande kennisgevingen

In afwijking van de inleidende zin van artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 stellen kapiteins van EU-vissersvaartuigen, ongeacht de lengte van die vaartuigen, die zalm en/of zeeforel aan boord hebben, de bevoegde autoriteiten van hun vlaggenlidstaat onmiddellijk na de visserijactiviteit in kennis van de in artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde informatie.

Artikel 18 - Machtigingen voor speciale activiteiten

1. Dienstvaartuigen mogen slechts op zalm vissen, indien zij beschikken over een machtiging voor speciale activiteiten overeenkomstig bijlage II van de onderhavige verordening.

2. De betrokken lidstaten moeten de machtigingen voor speciale activiteiten opnemen in de lijst van vismachtigingen in het elektronische gegevensbestand dat overeenkomstig artikel 116, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1224/2009 is ingesteld. Bovendien moeten zij de gegevens over de machtigingen voor speciale activiteiten invoeren in het in artikel 109 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde geautomatiseerde valideringssysteem.

Artikel 19 - Vangstaangifte

1. De kapitein van een dienstvaartuig vult een vangstaangifte overeenkomstig bijlage III in en dient deze uiterlijk op de laatste dag van elke maand in bij de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat van het dienstvaartuig.

2. Uiterlijk op de 15e van elke maand registreren de betrokken lidstaten de informatie die in de vangstaangiften over de vorige maand is vastgelegd, in hun elektronische gegevensbestand dat overeenkomstig artikel 116, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 1224/2009 is ingesteld, alsmede in hun in artikel 109 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde geautomatiseerde valideringssysteem. De elektronische gegevens en de vangstaangiften worden 3 jaar lang bewaard.

Artikel 20 - Inspecties van de aanlandingen

De betrokken lidstaten verifiëren de juistheid van de informatie die in de vangstaangiften is geregistreerd, door middel van inspecties van de aanlandingen. Bij dergelijke inspecties van de aanlandingen moet ten minste 10% van het totale aantal aanlandingen worden geïnspecteerd.

Artikel 21 - Nationale controleactieprogramma’s

De in artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 voorgeschreven nationale controleactieprogramma’s omvatten minimaal ook:

a) de toepassing van technische instandhoudingsmaatregelen die overeenkomstig hoofdstuk V van de onderhavige verordening zijn vastgesteld;

b) de naleving van de regels inzake het gebruik van de quota, de machtiging voor activiteiten en de vangstaangiften door dienstvaartuigen;

c) de controle van de regels inzake aangroeigerichte en heraangroeigerichte uitzet.

HOOFDSTUK VIII - VERZAMELING VAN GEGEVENS

Artikel 22

Voor de doeleinden van gegevensverzameling kan ieder cohort jonge zalm in alle wildezalmrivieren vóór de smoltificatie door middel van elektrovisserij worden onderzocht.

HOOFDSTUK IX - FOLLOW-UP

Artikel 23 - Verslaglegging door de lidstaten

1. De betrokken lidstaten rapporteren in het derde jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening en vervolgens om de drie jaar aan de Commissie over de overeenkomstig hoofdstuk V vastgestelde technische instandhoudingsmaatregelen en over de verwezenlijking van de in artikel 5 vastgestelde doelstellingen.

2. De betrokken lidstaten rapporteren in het zesde jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening en vervolgens om de zes jaar aan de Commissie over de tenuitvoerlegging van de onderhavige verordening en over de verwezenlijking van de in lid 5 vastgestelde doelstellingen. De rapportage van de lidstaten bevat met name de volgende informatie:

a) de ontwikkeling van de nationale visserij, met inbegrip van het aandeel vangsten op volle zee, in de kustwateren en in de rivieren, en het aandeel daarin van commerciële vissers, bedrijven van dienstvaartuigen en andere recreatievissers;

b) voor elke wildezalmrivier de productie van parr (jonge zalm in het zoetwaterstadium) en smolt, en de beste beschikbare raming van de potentiële productiecapaciteit van smolt;

c) voor elk rivierbestand wilde zalm de beschikbare genetische informatie;

d) het aangroeigericht uitzetten en het heraangroeigericht uitzetten van zalm;

e) de uitvoering van het in artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde nationale controleactieprogramma.

Artikel 24 - Evaluatie van het plan

In het jaar na dat waarin de Commissie rapporten van de lidstaten ontvangt, evalueert zij op basis van de in artikel 23 bedoelde rapportage door de lidstaten en op basis van wetenschappelijk advies het effect van de beheersmaatregelen op het Baltische zalmbestand en op de visserijtakken die dat bestand bevissen.

HOOFDSTUK X - WIJZIGINGEN VAN DE BIJLAGEN

Artikel 25 - Wijzigingen van de bijlagen

1. De Commissie kan de lijst van wildezalmrivieren van bijlage I wijzigen door middel van overeenkomstig artikel 26 vastgestelde gedelegeerde handelingen, om deze aan te passen aan de meest recente wetenschappelijke informatie.

2. Om voor doeltreffende controle te zorgen kan de Commissie de bijlagen II en III wijzigen door middel van overeenkomstig artikel 26 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

HOOFDSTUK XI - PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 26 - Uitoefening van gedelegeerde bevoegdheden

1. De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel gestelde voorwaarden.

2. De bevoegdheid tot vaststelling van de in de artikelen 6, 7, 11 en 25 bedoelde gedelegeerde handelingen wordt voor onbepaalde tijd aan de Commissie verleend.

3. De in de artikelen 6, 7, 11 en 25, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan op elk moment door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5. Een krachtens de artikelen 6, 7, 11 en 25 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld dat zij geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.

Artikel 27 - Intrekking van bevoegdheid

Wanneer een betrokken lidstaat de in de artikelen 6 of 11 bedoelde maatregelen op de vastgestelde uiterste datum niet heeft vastgesteld of bekendgemaakt, of wanneer die maatregelen inadequaat en/of ondoeltreffend worden bevonden naar aanleiding van een in artikel 6, lid 4, of artikel 11, lid 1, bedoelde beoordeling, wordt de in de artikelen 6 of 11 bedoelde bevoegdheid van de betrokken lidstaat door de Commissie ingetrokken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld.

Artikel 28 - Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde Comité voor de visserij en de aquacultuur. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

HOOFDSTUK XII - SLOTBEPALINGEN

Artikel 29 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing vanaf XXX.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.