Artikelen bij COM(2012)336 - Instelling van een faciliteit voor het toekennen van financiële bijstand aan lidstaten die de euro niet als munt hebben

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1 - Onderwerp en toepassingsgebied

1. Deze verordening stelt een faciliteit in voor uniale financiële bijstand die overeenkomstig artikel 143 van het Verdrag aan een lidstaat kan worden toegekend bij moeilijkheden of ernstig dreigende moeilijkheden in zijn betalingsbalans.

2. Deze verordening is van toepassing op lidstaten die de euro niet als munt hebben.

Artikel 2 - Uniale financiële bijstand

1. Uniale financiële bijstand wordt toegekend middels:

(a) een lening;

(b) een aan voorwaarden onderworpen anticiperende kredietlijn (PCCL), dit wil zeggen een kredietlijn op basis van gerechtigdheidsvoorwaarden; of

(c) een kredietlijn tegen verscherpte voorwaarden (ECCL), dit wil zeggen een kredietlijn op basis van gerechtigdheidsvoorwaarden en nieuwe beleidsmaatregelen.

2. Daartoe is de Commissie gemachtigd om namens de Europese Unie leningen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen op te nemen.

3. Het aan hoofdsom uitstaande bedrag van de leningen of kredietlijnen die uit hoofde van deze verordening aan de lidstaten kunnen worden toegekend, is beperkt tot 50 miljard EUR.

4. Indien van economische beleidsvoorwaarden afhankelijk gestelde financiële bijstand van buiten de Unie wordt overwogen, overlegt de betrokken lidstaat eerst met de Commissie. De Commissie onderzoekt de mogelijkheden die voorhanden zijn uit hoofde van de uniale financiëlebijstandfaciliteit en de verenigbaarheid van de beoogde economische beleidsvoorwaarden met de maatregelen die zijn vastgesteld op basis van de artikelen 121 en 126 van het Verdrag en op basis van alle wetgeving die op basis van de genoemde artikelen is vastgesteld. De Commissie informeert het EFC over haar bevindingen.

Artikel 3 - Voorwaarden en procedure voor het toekennen van leningen

1. De lidstaat die een lening verlangt, stelt de Commissie, de Europese Centrale Bank (ECB) en het EFC daarvan in kennis.

2. De Commissie beoordeelt, in verbinding met de ECB en telkens indien mogelijk het IMF, de houdbaarheid van de overheidsschuld en de actuele of potentiële financiële behoeften van de betrokken lidstaat en zendt deze beoordeling aan het EFC.

3. De betrokken lidstaat stelt in overleg met de Commissie, handelend in samenwerking met de ECB en telkens indien mogelijk het IMF, een ontwerp van macro-economisch aanpassingsprogramma met beleidsvereisten op dat gericht is op het opnieuw tot stand brengen van een houdbare betalingsbalanspositie en op het herstellen van zijn vermogen om zich volledig op de financiële markten te financieren. In het ontwerp van macro-economisch aanpassingsprogramma wordt naar behoren rekening gehouden met de aanbevelingen die overeenkomstig de artikelen 121, 126 en 148 van het Verdrag tot de betrokken lidstaat zijn gericht en met de maatregelen die hij heeft genomen om daaraan gevolg te geven, en wordt er tegelijkertijd naar gestreefd de vereiste beleidsmaatregelen te verruimen, te versterken en te verdiepen.

4. Op aanbeveling van de Commissie kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten een lening aan de betrokken lidstaat toe te kennen en hij keurt in dat geval het aan die lening gekoppelde macro-economische aanpassingsprogramma goed.

5. Het besluit om een lening toe te kennen, bevat het bedrag, de maximale gemiddelde looptijd, de prijsstelling, het maximumaantal afbetalingstermijnen, de beschikbaarheidsperiode van de lening, de voornaamste economische beleidsvoorwaarden en de andere nadere regels die nodig zijn voor de uitvoering van de bijstand.

6. De Commissie en de betrokken lidstaat sluiten een memorandum van overeenstemming waarin het macro-economisch aanpassingsprogramma nauwkeurig omschreven wordt. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad van het memorandum van overeenstemming in kennis.

7. De Commissie controleert, in verbinding met de ECB en in voorkomend geval het IMF, middels regelmatige toetsingsopdrachten de voortgang bij de uitvoering van het macro-economische aanpassingsprogramma. Zij informeert het EFC op kwartaalbasis. De betrokken lidstaat verleent de Commissie en de ECB zijn volledige medewerking. Hij verstrekt de Commissie en de ECB met name alle informatie die zij nodig achten voor het monitoren van het programma. De betrokken lidstaat heeft tevens verplichtingen als vastgelegd in artikel 6, lid 2.

8. In verbinding met de ECB en telkens indien mogelijk het IMF gaat de Commissie samen met de betrokken lidstaat na welke wijzigingen eventueel in zijn macro-economisch aanpassingsprogramma moeten worden aangebracht. Op aanbeveling van de Commissie keurt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen alle wijzigingen goed die in dat programma moeten worden aangebracht.

9. Indien uit de in lid 7 bedoelde monitoring blijkt dat er van significante afwijkingen van het macro-economische aanpassingsprogramma sprake is, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie besluiten dat de betrokken lidstaat niet voldoet aan de overeengekomen voorwaarden van de financiële bijstand. De uitbetalingen van de uniale financiële bijstand uit hoofde van deze verordening worden opgeschort.

10. Ten laatste binnen zes maanden na het besluit overeenkomstig lid 9 kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie besluiten de uitbetalingen te hervatten als hij van oordeel is dat de betrokken lidstaat aan de overeengekomen voorwaarden van de financiële bijstand voldoet. Indien dit besluit niet binnen deze termijn is vastgesteld, worden geen verdere uitbetalingen van uniale financiële bijstand uit hoofde van deze verordening gedaan.

11. Indien de betrokken lidstaat bij de uitvoering van zijn programma met ontoereikende administratieve capaciteit of significante problemen geconfronteerd wordt, vraagt hij technische bijstand aan de Commissie, die hiertoe met lidstaten en andere Europese en/of relevante internationale instellingen deskundigengroepen kan oprichten. Technische bijstand kan de aanstelling inhouden van een residerend vertegenwoordiger met ondersteunend personeel, die de autoriteiten over de uitvoering van het aanpassingsprogramma van advies moet dienen.

12. De relevante commissie van het Europees Parlement kan de betrokken lidstaat in de gelegenheid stellen aan een gedachtewisseling deel te nemen over de vorderingen die bij de uitvoering van het aanpassingsprogramma worden gemaakt.

13. Het parlement van de betrokken lidstaat kan vertegenwoordigers van de Commissie uitnodigen om deel te nemen aan een gedachtewisseling over de vorderingen die bij de uitvoering van het macro-economische aanpassingsprogramma worden gemaakt.

Artikel 4 - Voorwaarden voor het toekennen van kredietlijnen

1. Toegang tot een PCCL staat slechts open voor lidstaten waarvan de economische en financiële situatie nog steeds fundamenteel gezond is. Er wordt op basis van de volgende gerechtigdheidscriteria een totaalbeoordeling gemaakt of een lidstaat voor een PCCL in aanmerking komt:

(a) De naleving van de op basis van de artikelen 121 en 126 van het Verdrag vastgestelde aanbevelingen van de Raad en besluiten van de Raad. Lidstaten die aan de buitensporigtekortprocedure onderworpen zijn, blijven toegang hebben tot een PCCL, mits zij zich ten volle houden aan de aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 126, lid 7, van het Verdrag.

(b) Een houdbare overheidsschuld.

(c) De naleving van hun verplichtingen in het kader van de procedure bij buitensporige onevenwichtigheden (PBO). Landen die aan een PBO onderworpen zijn, blijven toegang hebben tot een PCCL als vaststaat dat zij bereid zijn de door de Raad vastgestelde onevenwichten aan te pakken.

(d) Een trackrecord van toegang tot de kapitaalmarkten op redelijke voorwaarden.

(e) Een houdbare externe positie.

(f) De afwezigheid van banksolvabiliteitsproblemen die systeemrelevante bedreigingen voor de stabiliteit van het banksysteem zouden vormen.

2. Toegang tot een ECCL staat open voor lidstaten die niet aan sommige van de gerechtigdheidscriteria voor toegang tot een PCCL voldoen, maar waarvan de algemene economische en financiële situatie gezond blijft. De betrokken lidstaat stelt, na raadpleging van de Commissie en van de ECB, corrigerende maatregelen voor die gericht zijn op:

(a) het aanpakken van de niet-naleving van de gerechtigdheidscriteria in lid 1 die niet geacht worden te zijn nageleefd en

(b) het zorg dragen voor een voortdurende naleving van de andere gerechtigdheidscriteria in lid 1.

Artikel 5 - Procedure voor het toekennen van kredietlijnen

1. De lidstaat die een kredietlijn verlangt, stelt de Commissie, de ECB en het EFC daarvan in kennis.

2. De Commissie beoordeelt, in verbinding met de ECB en telkens indien mogelijk het IMF, de houdbaarheid van de overheidsschuld en de actuele of potentiële financiële behoeften van de betrokken lidstaat en zendt deze beoordeling aan het EFC.

3. De Commissie beoordeelt, in verbinding met de ECB, of de betrokken lidstaat aan de voorwaarden in artikel 4 voor toegang tot een PCCL of een ECCL voldoet.

4. De Raad besluit, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op basis van een aanbeveling van de Commissie een PCCL of een ECCL toe te kennen voor een initiële duur van één jaar. Het besluit om een kredietlijn toe te kennen, bevat het bedrag, de vergoeding voor de beschikbaarheid van de kredietlijn, de prijsstelling die geldt voor het vrijmaken van de middelen, de beschikbaarheidsperiode, de maximale gemiddelde looptijd van de op te nemen lening en de andere bepalingen die nodig zijn voor de uitvoering van de bijstand. Het besluit om een ECCL toe te kennen, bevat tevens een beschrijving van de overeenkomstig artikel 4, lid 2, vast te stellen corrigerende maatregelen.

5. De Commissie en de betrokken lidstaat sluiten een memorandum van overeenstemming waarin de aan de kredietlijn verbonden voorwaarden nauwkeurig omschreven worden.

6. Op verzoek van de betrokken lidstaat kan de Commissie, na het EFC over haar evaluatie van de naleving van de gerechtigdheidsvoorwaarden te hebben geïnformeerd, besluiten de kredietlijn tweemaal telkens voor zes maanden te verlengen.

7. Indien een kredietlijn wordt toegekend, controleert de Commissie de voortdurende naleving van de gerechtigdheidscriteria en informeert zij om de drie maanden het EFC over haar bevindingen. De Commissie herbeoordeelt de toereikendheid van de kredietlijn als deze wordt opgenomen. Indien de Commissie op grond van deze beoordeling concludeert dat de kredietlijn niet langer passend is voor het aanpakken van de moeilijkheden van de betrokken lidstaat, kan de Raad, op basis van een aanbeveling van de Commissie, besluiten de beschikbaarheid van de kredietlijn te beëindigen en de betrokken lidstaat aanbevelen een verzoek voor een lening ingevolge de procedure in artikel 3 in te dienen.

8. Indien een ECCL wordt toegekend of een PCCL wordt opgenomen, wordt de lidstaat overeenkomstig artikel 6 gedurende de beschikbaarheidsperiode van de kredietlijn aan verscherpt toezicht onderworpen.

Artikel 6 - Verscherpt toezicht

1. In overleg en in samenwerking met de Commissie, die handelt in verbinding met de ECB, de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA's) en het Europees Comité voor systeemrisico's (ESRB) en in voorkomend geval het IMF, stelt een lidstaat onder verscherpt toezicht maatregelen vast die erop gericht zijn voor een houdbare betalingsbalanspositie te zorgen en alle toekomstige problemen met toegang tot marktfinanciering te voorkomen.

2. Op verzoek van de Commissie is de lidstaat onder verscherpt toezicht ertoe gehouden:

(a) de Commissie, de ECB en de betrokken ETA('s) met de door hen verlangde frequentie uitgesplitste informatie over de ontwikkelingen binnen zijn financieel systeem te verstrekken. De Commissie, de ECB en de betrokken ETA('s) nemen ten aanzien van de ontvangen uitgesplitste gegevens vertrouwelijkheid in acht;

(b) onder toezicht van de betrokken ETA('s) stresstests of gevoeligheidsanalyses uit te voeren, als gespecificeerd door de Commissie en de ECB, in verbinding met de betrokken ETA's en het ESRB, die nodig zijn om na te gaan in hoeverre de financiële sector tegen diverse macro-economische en financiële schokken bestand is, en de resultaten tot in detail met genoemde instanties te delen;

(c) in het kader van een specifieke collegiale toetsing door de betrokken ETA('s) regelmatig beoordelingen te ondergaan van zijn capaciteit om toezicht op de banksector uit te oefenen;

(d) alle benodigde informatie mee te delen voor de monitoring van macro-economische onevenwichtigheden zoals vastgelegd bij Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden;

(e) zich te belasten met de uitvoering van en rapportage over een alomvattende onafhankelijke audit van de overheidsrekeningen in coördinatie met nationale hoge auditinstanties met de bedoeling de betrouwbaarheid, volledigheid en nauwkeurigheid van deze overheidsrekeningen te beoordelen voor de toepassing van de buitensporigtekortprocedure. In dat verband toetst de Commissie (Eurostat) de kwaliteit van de door de betrokken lidstaat gerapporteerde gegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 679/2010;

(f) bijkomende informatie te verstrekken voor de controle van de voortgang ten aanzien van de correctie van zijn buitensporig tekort als hij onderworpen is aan een besluit van de Raad uit hoofde van artikel 126, lid 6, van het Verdrag.

3. Lidstaten onder verscherpt toezicht:

(a) voeren onverwijld een omvattende beoordeling voor de overheid en de subsectoren ervan van de begrotingsuitvoering in de loop van het jaar uit. De beoordeling heeft ook betrekking op de financiële risico's die aan overheidsentiteiten en -contracten verbonden zijn, voor zover deze tot het bestaan van een buitensporig tekort kunnen bijdragen. Het resultaat van deze beoordeling wordt aan de Commissie en het EFC toegezonden;

(b) brengen voor de overheid en de subsectoren ervan aan de Commissie en het EFC regelmatig verslag uit over de begrotingsuitvoering in de loop van het jaar, de budgettaire impact van zowel aan de uitgaven- als aan de inkomstenzijde genomen discretionaire maatregelen, de doelstellingen voor de overheidsuitgaven en ‑inkomsten alsook informatie over de vastgestelde maatregelen en de aard van de maatregelen die overwogen worden om de doelstellingen te bereiken. Het verslag wordt openbaar gemaakt.

4. In verbinding met de ECB, indien nodig de ETA('s) en in voorkomend geval het IMF, voert de Commissie in de lidstaat onder toezicht regelmatig toetsingsopdrachten uit om te verifiëren welke vorderingen zijn gemaakt bij de uitvoering van de in de leden 1, 2 en 3 vermelde maatregelen. Zij deelt om de drie maanden haar bevindingen aan het EFC mee en beoordeelt met name of nog andere maatregelen nodig zijn. Deze toetsingsopdrachten vervangen de in artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 bedoelde controles ter plaatse.

5. Indien op basis van de in lid 4 bedoelde beoordeling wordt geconcludeerd dat nog andere maatregelen vereist zijn en de financiële situatie van de betrokken lidstaat significante negatieve effecten heeft op de financiële stabiliteit van de Unie, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie de betrokken lidstaat aanbevelen een verzoek voor een lening ingevolge de procedure in artikel 3 in te dienen. De aanbeveling en het in de aanloop naar de vaststelling daarvan verrichte voorbereidende werk worden als vertrouwelijk beschouwd, tenzij de Raad besluit tot openbaarmaking ervan.

6. Indien een overeenkomstig lid 5 vastgestelde aanbeveling openbaar wordt gemaakt:

(a) kan de bevoegde commissie van het Europees Parlement de betrokken lidstaat de gelegenheid bieden om aan een gedachtewisseling deel te nemen;

(b) kunnen vertegenwoordigers van de Commissie door het parlement van de betrokken lidstaat worden uitgenodigd om aan een gedachtewisseling deel te nemen.

Artikel 7 - Consistentie met de buitensporigtekortprocedure

1. Het macro-economische aanpassingsprogramma en de wijzigingen daarvan, als bedoeld in artikel 3, leden 4 en 8, van deze verordening, worden geacht in de plaats te komen van de indiening van convergentieprogramma's overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.

2. Indien tot de betrokken lidstaat een aanbeveling uit hoofde van artikel 126, lid 7, van het Verdrag tot correctie van een buitensporig tekort is gericht:

(a) wordt het in artikel 3, leden 4 en 8, van deze verordening bedoelde macro-economische aanpassingsprogramma in voorkomend geval ook geacht in de plaats te komen van de verslagen als bedoeld in artikel 3, lid 4 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad;

(b) worden de jaarlijkse begrotingsdoelstellingen die zijn opgenomen in het in artikel 3 van deze verordening bedoelde macro-economische aanpassingsprogramma geacht in de plaats te komen van de jaarlijkse begrotingsdoelstellingen die overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 in de overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het verdrag vastgestelde aanbeveling zijn neergelegd;

(c) wordt de in artikel 3, lid 7, van deze verordening bedoelde monitoring geacht in de plaats te komen van de monitoring als bedoeld in artikel 10, lid 1, en artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad en van de monitoring die aan een besluit als bedoeld in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 ten grondslag ligt.

Artikel 8 - Consistentie met de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden

De uitvoering van Verordening (EU) nr. 1176/2011 wordt opgeschort voor lidstaten met een overeenkomstig artikel 3 van deze verordening door de Raad goedgekeurd macro-economisch aanpassingsprogramma. Deze opschorting geldt voor de duur van het macro-economische aanpassingsprogramma.

Artikel 9 - Consistentie met het Europees semester voor economische beleidscoördinatie

De in artikel 3 van deze verordening bedoelde monitoring wordt geacht in de plaats te komen van de monitoring en evaluatie van het Europees semester voor economische beleidscoördinatie als bedoeld in artikel 2 bis van Verordening (EG) nr. 1466/97 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid.

Artikel 10 - Uitbetaling van een lening

1. De lening wordt in de regel in tranches uitbetaald.

2. Onverminderd artikel 3, lid 9, beslist de Commissie over de vrijgave van de tranches op basis van de monitoring als bedoeld in artikel 3, lid 7.

Artikel 11 - Vrijgave van middelen in het kader van een kredietlijn

1. De betrokken lidstaat informeert de Commissie ten minste 45 kalenderdagen vooraf over zijn voornemen om middelen van zijn kredietlijn op te nemen. Nadere regels worden neergelegd in het in artikel 5, lid 5, bedoelde besluit.

2. De Commissie beslist over de vrijgave van de middelen op basis van de monitoring als bedoeld in de artikelen 5, lid 7, en 6, lid 4.

Artikel 12 - Transacties voor het aangaan en verstrekken van leningen

1. De transacties voor het aangaan en het verstrekken van leningen als bedoeld in artikel 2 worden uitgevoerd in euro.

2. De kenmerken van de achtereenvolgende tranches die de Unie krachtens de faciliteit voor financiële bijstand uitkeert, worden na onderhandelingen tussen de lidstaat en de Commissie vastgesteld.

3. Zodra de Raad een besluit over een lening heeft genomen, wordt de Commissie gemachtigd op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen op het meest geschikte tijdstip tussen geplande uitbetalingen in leningen aan te gaan teneinde de financieringskosten te optimaliseren en haar reputatie als emittent van de Unie op de markten te bewaren. Aangetrokken, maar nog niet uitbetaalde middelen worden te allen tijde aangehouden op een speciaal daartoe bestemde geld- of effectenrekening, die wordt beheerd in overeenstemming met de regels die op niet-budgettaire operaties van toepassing zijn en kunnen niet worden gebruikt voor een ander doel dan voor het toekennen van financiële bijstand aan lidstaten in het kader van het onderhavige mechanisme.

4. Indien een lidstaat een lening met een clausule inzake vervroegde aflossing ontvangt en besluit van deze mogelijkheid gebruik te maken, treft de Commissie de nodige maatregelen.

5. Op verzoek van de betrokken lidstaat kan de Commissie, indien de omstandigheden en de contracten voor het aangaan van leningen een verbetering van de rente op de verstrekte lening mogelijk maken, overgaan tot herfinanciering of herstructurering van de financieringsvoorwaarden voor het geheel of een deel van de oorspronkelijk opgenomen leningen.

6. Het EFC wordt door de Commissie op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen bij de transacties als bedoeld in lid 5.

Artikel 13 - Kosten

De door de Unie voor de sluiting en de uitvoering van elke transactie gemaakte kosten worden door de betrokken lidstaat gedragen.

Artikel 14 - Beheer van de leningen

1. De Commissie treft met de ECB de noodzakelijke regelingen voor het beheer van de leningen.

2. De betrokken lidstaat opent een speciale rekening bij zijn nationale centrale bank voor het beheer van de ontvangen financiële bijstand van de Unie. Veertien TARGET2-werkdagen vóór de overeenkomstige vervaldata maakt de betrokken lidstaat de uit hoofde van de lening verschuldigde aflossingen en rentebetalingen op een rekening bij de ECB over.

3. Onverminderd artikel 27 van de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en de Europese Centrale Bank, heeft de Europese Rekenkamer het recht in de betrokken lidstaat alle financiële controles of audits uit te voeren die zij in verband met het beheer van deze bijstand noodzakelijk acht. De Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding, heeft in het bijzonder het recht eigen ambtenaren of naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers te sturen om in de betrokken lidstaat alle technische of financiële controles of audits uit te voeren die zij in verband met die bijstand noodzakelijk acht.

Artikel 15 - Post-bijstandtoezicht

1. Een lidstaat die uit hoofde van deze verordening uniale financiële bijstand heeft ontvangen, staat onder post-bijstandtoezicht zolang niet ten minste 75 % van de hoofdsom van de financiële bijstand is terugbetaald. Op voorstel van de Commissie kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de duur van het post-bijstandtoezicht verlengen.

2. De onder post-bijstandtoezicht staande lidstaat heeft tevens verplichtingen als vastgelegd in artikel 6, lid 2.

3. In verbinding met de ECB voert de Commissie in de onder post-bijstandtoezicht staande lidstaat regelmatig toetsingsopdrachten uit om zijn economische, budgettaire en financiële situatie te beoordelen. Zij deelt ieder half jaar haar bevindingen aan het EFC mee en beoordeelt met name of corrigerende maatregelen nodig zijn.

4. Op voorstel van de Commissie kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de onder post-bijstandtoezicht staande lidstaat aanbevelen corrigerende maatregelen vast te stellen.

Artikel 16 - Intrekking

Verordening (EG) nr. 332/2002 wordt ingetrokken. Op basis van die verordening toegekende bijstand blijft daaraan onderworpen zolang de beschikbaarheidsperiode niet is afgelopen en er nog bedragen uitstaan.

Artikel 17 - Overgangsbepaling

Artikel 15 is niet van toepassing op lidstaten die op de dag waarop deze verordening in werking treedt reeds onder post-programmatoezicht staan na het ontvangen van financiële bijstand uit hoofde van Verordening (EG) nr. 332/2002.

Artikel 18 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.