Artikelen bij COM(2012)392 - Partnerschap voor groei en innovatie ter versterking van de Europese onderzoeksruimte

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52012DC0392

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Een versterkt partnerschap voor topkwaliteit en groei voor de Europese onderzoekruimte /* COM/2012/0392 final */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Een versterkt partnerschap voor topkwaliteit en groei voor de Europese onderzoekruimte

(Voor de EER relevante tekst)

1. De EOR in een nieuwe economische en politieke context

Verbetering van de Europese onderzoeksprestaties ter bevordering van groei en werkgelegenheid

Kennis is de valuta van de nieuwe economie. Wereldleiderschap op het gebied van onderzoek en innovatie, met een sterke onderbouwing door publieke wetenschappelijke kennis, is daarom van cruciaal belang om tot een duurzaam economisch herstel te komen en de positie van Europa in de veranderlijke wereldorde te handhaven.

De buitenlandse directe investeringen in O&O in de EU blijven op peil, ondanks de daling van de totale inkomende buitenlandse directe investeringen. Indicatoren van de wetenschappelijke kwaliteit, uitmuntendheid en de effecten wijzen echter op een verzwakking van de positie van de EU in de wereld, en op een aanhoudende uitstroom van wetenschappelijk talent.

De Commissie heeft voorgesteld de O&O-begroting van de EU op te trekken tot 80 miljard euro voor Horizon 2020, en de lidstaten hebben zich achter de EU-doelstelling geschaard om tegen 2020 gemiddeld 3% van het BBP van de Unie in onderzoek te investeren. Om die investering maximaal te laten renderen, moet Europa echter de efficiëntie, doelmatigheid en kwaliteit van zijn openbare onderzoeksstelsel vergroten.

Daarom staat de Europese onderzoeksruimte (EOR) centraal in de Europa 2020-strategie en in het Europa 2020-vlaggenschipinitiatief 'Innovatie-Unie', en heeft de Raad opgeroepen de Europese onderzoeksruimte tegen 2014 te voltooien. De Innovatie-Unie moet ervoor zorgen dat nieuwe kennisintensieve producten en diensten in aanzienlijke mate bijdragen tot groei en werkgelegenheid, maar om dit doel te bereiken is een wetenschappelijke basis van wereldniveau van cruciaal belang.

Een ander belangrijk doel van de Europese onderzoeksruimte is zowel de braindrain te verminderen, met name uit minder welvarende regio's, als de grote variatie in onderzoeks- en innovatieprestaties tussen regio's aan te pakken, met het oog op excellentie in de Unie door slimme specialisatie.

Dit alles moet, net als het voorstel van de Commissie voor Horizon 2020, worden bereikt met voorschriften en procedures die vanuit het gezichtspunt van de gebruiker zo eenvoudig mogelijk zijn.

Vaststelling van de EOR – de Europese onderzoeksstelsels toegankelijk maken en aan elkaar koppelen

De EOR is gebaseerd op de 27 nationale, door nationale belastingen gefinancierde onderzoeksstelsels van de lidstaten. Deze stelsels zullen gescheiden blijven voor zover dit in het voordeel is van de EU en van de individuele lidstaten, zodat Europa maximaal voordeel haalt uit zijn wetenschappelijke, culturele en geografische verscheidenheid. Overeenkomstig het beginsel van de slimme specialisatie is het essentieel dat de lidstaten en de regio's zelf hun onderzoekstelsels opbouwen, en daarbij hun eigen sterktes benutten. Om een wereldwijd concurrentiekrachtige EOR te verwezenlijken die Europa in staat stelt een leidende rol te spelen bij het aanpakken van grote uitdagingen en waaraan alle lidstaten deelnemen, moeten nationale stelsels toegankelijker voor elkaar en voor de rest van de wereld zijn, en moeten zij sterker onderling verbonden en meer interoperabel worden.

Dit zal meer concurrentie maar ook meer samenwerking tot stand brengen. Concurrentie zorgt ervoor dat middelen worden toegewezen aan de beste onderzoekers en onderzoeksteams, terwijl samenwerking de beste geleerden in staat stelt sneller doorbraken te forceren bij het aanpakken van de grote uitdagingen (de vergrijzing, de continuïteit van de energievoorziening, mobiliteit, aantasting van het milieu, enz.) en onnodige doublures bij nationale investeringen in onderzoek en infrastructuur voorkomt.

Met het oog op open innovatie en de steeds meer collaboratieve aard van wetenschap, betekent de voltooiing van de EOR ook de verwezenlijking van de 'vijfde vrijheid': vrij verkeer van onderzoekers en wetenschappelijke kennis, onder meer via digitale weg. De volgende definitie van de EOR is gebaseerd op het Verdrag van Lissabon en de conclusies van de Europese Raad: een op de interne markt gebaseerde maar voor de wereld openstaande onderzoekruimte waarin onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologie vrij circuleren en waardoor de Unie en haar lidstaten de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de EU versterken, hun concurrentievermogen vergroten, alsook hun vermogen om gezamenlijk de grote uitdagingen aan te pakken.

De EOR-prioriteiten

Op basis van een analyse van de sterke en zwakke punten van de Europese onderzoeksstelsels en met het oog op de algemene doelstelling om voor 2014 blijvende stapsgewijze veranderingen in de prestaties en doeltreffendheid van Europees onderzoek te bewerkstelligen, zijn er vijf EOR-prioriteiten:

· efficiëntere nationale onderzoeksstelsels, met inbegrip van een grotere concurrentie binnen de nationale grenzen en evenveel of meer investeringen in onderzoek;

· optimale transnationale samenwerking en concurrentie: vaststelling en tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke onderzoeksagenda's betreffende grote uitdagingen, een betere kwaliteit door vrije concurrentie in de hele EU, en de bouw en het effectieve beheer van belangrijke onderzoekinfrastructuur op pan-Europese schaal;

· een open arbeidsmarkt voor onderzoekers: verwijdering van de obstakels die de mobiliteit, opleiding en aantrekkelijke carrièreperspectieven van onderzoekers in de weg staan;

· gelijkheid van mannen en vrouwen en de integratie van de genderdimensie in onderzoek om een einde te maken aan de ongeoorloofde verspilling van talent en standpunten en benaderingen in onderzoek te diversifiëren en de deskundigheid en expertise te bevorderen;

· optimaal verkeer, toegang tot en overdracht van wetenschappelijke kennis, ook via de digitale EOR om ervoor te zorgen dat iedereen toegang heeft tot kennis en gebruik daarvan kan maken.

De voltooiing van de EOR zal tot meer efficiëntie, kwaliteit en een groter effect leiden en alle lidstaten nieuwe kansen bieden. Het is een kans voor de minder goed presterende lidstaten om hun onderzoeksstelsels te verbeteren, wat een proces van slimme specialisatie op gang zal brengen en de innovatiekloof zal helpen dichten. Dit proces zal worden ondersteund door Horizon 2020 en de Structuurfondsen.

De externe dimensie is een belangrijk, sectoroverschrijdend en integrerend deel van de EOR. Hieraan zal later in 2012 aandacht worden besteed in een mededeling over een strategische aanpak om de internationale samenwerking van de EU op het gebied van onderzoek en innovatie te verbreden en doelgerichter te maken.

Stand van zaken

De EOR vertrekt niet vanaf nul. Sinds 2000 hebben de EU, de lidstaten, andere betrokken landen en belanghebbenden aanzienlijke vooruitgang geboekt.

Voorbeelden van vooruitgang bij de totstandbrenging van de EOR

Een aantal opeenvolgende kaderprogramma's heeft bijgedragen aan de EOR door middel van directe en indirecte acties, met inbegrip van belangrijke initiatieven van de Commissie:

· de Europese Onderzoeksraad, die concurrentie op Europees niveau bevordert op het gebied van uitmuntend grensverleggend onderzoek;

· ERA-NET’s voor de coördinatie van Europese, nationale en regionale onderzoeksprogramma's (E-Rare, bijvoorbeeld, coördineert ongeveer de helft van het Europees onderzoek op het gebied van zeldzame ziekten);

· artikel 185-initiatieven die een combinatie zijn van EU-, nationale en regionale initiatieven in Europese programma's (het EMRP metrologie-initiatief, bijvoorbeeld, bundelt 44% van de EU-middelen voor de meetwetenschap);

· Marie Curie-acties, die de mobiliteit van meer dan 60 000 onderzoekers mogelijk hebben gemaakt.

Initiatieven van de lidstaten:

· Stappen op weg naar een gecoördineerd beleid inzake onderzoeksinfrastructuur, bv. de oprichting van een Europees strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren (ESFRI), dat de eerste Europese routekaart voor onderzoeksinfrastructuur heeft opgesteld en de erkenning van de eerste twee Europese onderzoeksinfrastructuren die als Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC), terwijl er nog vele andere zullen volgen;

· gezamenlijke programmering als respons op de grote uitdagingen wint terrein en geniet toenemende politieke steun (in 2010 hebben de lidstaten overeenstemming bereikt over richtsnoeren voor kadervoorwaarden voor gezamenlijke programmering van onderzoek) en verder is er de Europese Alliantie voor energieonderzoek, die pan-Europese onderzoeksprogramma's in het kader van het SET-plan uitvoert;

· het Europees partnerschap voor onderzoekers, dat in een groeiend aantal instellingen tot een beter beheer van onderzoeksloopbanen heeft geleid, heeft gezorgd voor een bredere acceptatie en toepassing van het Europees Handvest voor onderzoekers en de Gedragscode voor de werving van onderzoekers (die allebei door de Commissie zijn voorgesteld). Een aantal lidstaten hebben het handvest en de code aangepast aan hun nationale context, en stimulerende randvoorwaarden gecreëerd die noemenswaardige resultaten hebben opgeleverd;

· samenwerking op het gebied van kennisoverdracht, die de lidstaten er mede toe hebben aangespoord een beleid hebben ontwikkeld op het gebied van kennisverspreiding.

De kennis- en innovatiegemeenschappen van het Europese Instituut voor innovatie en technologie helpen bij het opzetten van pan-Europese activiteiten op het gebied van onderzoeks-, innovatie- en onderwijspartnerschappen, die deel moeten gaan uitmaken van Horizon 2020.

De geboekte vooruitgang is echter ongelijk verdeeld over de verschillende dimensies van de EOR en de verschillende lidstaten. Onderzoekinfrastructuur, bijvoorbeeld, heeft voordeel kunnen halen uit de combinatie van een strategische structuur, routekaart en regelgeving, maar de uitvoering van gezamenlijke programmering verloopt nog steeds traag en er is nog geen sprake van optimale concurrentie. Het verschil tussen de snellere en minder snelle lidstaten blijkt zeer duidelijk uit de inspanningen voor de verspreiding van kennis en de randvoorwaarden en perspectieven voor onderzoeksloopbanen.

2. Een pragmatische aanpak om de Europese onderzoeksruimte tegen 2014 te voltooien – verantwoordelijkheid en actie

Gezien de tijdsdruk is de meest doeltreffende en pragmatische benadering om de uiterste termijn van 2014 te halen een versterkt EOR-partnerschap – dat dieper, breder en efficiënter is dan tot nu toe - tussen de lidstaten, de Commissie en de organisaties van belanghebbenden op onderzoeksgebied. Dit betekent het primaire EOR-partnerschap tussen de lidstaten en de Commissie aanvullen door organisaties van belanghebbenden zoals Wetenschappelijk Europa (een organisatie die onderzoeksfinancierende en uitvoerende organisaties bij elkaar brengt) waar zinvol systematisch bij het partnerschap te betrekken.

De expliciete rol van organisaties van belanghebbenden op onderzoeksgebied is nieuw en belangrijk. Deze rol komt tegemoet aan hun eigen wensen, de resultaten van de openbare raadpleging van de EOR en herhaaldelijke verzoeken van de Raad. Dit ligt eveneens in het verlengde van eerdere initiatieven van belanghebbenden zoals de EOR-routekaart van de Europese Stichting voor Wetenschappen (ESW)/European Association of the Heads of Funding and Research Performing Organisations (Eurohorcs), en een reeks informele trilaterale door Eurohorcs georganiseerde en door Wetenschap Europa voortgezette symposia met deelname van vooraanstaande vertegenwoordigers van de lidstaten, organisaties die onderzoek financieren en de Commissie.

Deze aanpak legt de nadruk op de belangrijkste prioriteiten en stoelt op verantwoordelijkheid en initiatief. Van alle partijen wordt verwacht dat zij, binnen de perken van hun bevoegdheden, concrete verbeteringen van het onderzoekssysteem aandragen.

Hieronder worden de tegen 2014 uit te voeren hervormingen en acties per prioriteit toegelicht.

2.1.        Effectievere nationale onderzoeksstelsels

Vrije concurrentie op nationaal niveau is van cruciaal belang om het in onderzoek geïnvesteerde overheidsgeld maximaal te laten renderen. Alle lidstaten dienen in dit verband de volgende beste praktijken toe te passen:

· toewijzing van financiële middelen via openbare oproepen tot het indienen van voorstellen, die door panels van toonaangevende onafhankelijke binnenlandse en buitenlandse deskundigen worden beoordeeld ("peer review"). Dit stimuleert onderzoekers om op een internationaal concurrerend niveau te presteren;

· beoordeling van de kwaliteit van onderzoeksinstellingen en teams en van hun resultaten als basis voor institutionele financieringsbesluiten. Peer review kan een deel van deze beoordeling vormen en op langere termijn tot organisatorische veranderingen leiden.

Het evenwicht tussen deze twee verschillende benaderingen kan variëren, maar zij moeten wel in alle lidstaten centraal staan bij financieringsbesluiten om de prestatieverschillen binnen de EU weg te werken.

De lidstaten wordt verzocht om:

· concurrerende financiering in te voeren of te verbeteren, door publieke middelen hoofdzakelijk aan onderzoek en innovatie toe te wijzen middels oproepen tot het indienen van voorstellen en institutionele beoordelingen, en waar nodig de wetgeving te wijzigen;

· ervoor te zorgen dat alle publieke instanties die middelen voor onderzoek toekennen de fundamentele beginselen van de internationale peer review toepassen.

De Commissie zal:

· ondersteuning bieden voor wederzijds leren en de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten om komaf te maken met onder meer de juridische belemmeringen voor de EOR wat betreft de in deze mededeling genoemde prioriteiten;

· lidstaten en regio's via het platform voor slimme specialisatie steunen bij de aanwending van de structuurfondsen om hun onderzoekscapaciteit en slimme specialisatiestrategieën te ontwikkelen, met inbegrip van ondersteuning van gezamenlijke onderzoeksprogramma's, in overeenstemming met de doelstellingen van het cohesiebeleid;

· ondersteuning bieden voor EOR-leerstoelen om structurele veranderingen in instellingen aan te moedigen om de kwaliteit van hun onderzoek op te trekken naar internationaal topniveau.

2.2.        Optimale transnationale samenwerking en concurrentie

De grote uitdagingen samen aanpakken

De EU moet zo snel mogelijk en op coherente wijze in actie komen om de kritieke massa van inspanning en effect te bereiken die nodig is om de grote uitdagingen te kunnen aanpakken met de beperkte middelen die voor onderzoek beschikbaar zijn. Strategische onderzoeksagenda's die in het kader van de initiatieven voor gezamenlijke programmering zijn opgezet, illustreren de inzet van de lidstaten om gehoor te geven aan de in van de verklaring van Lund uit 2009 en door de Raad gedane oproepen om de grote uitdagingen aan te pakken. Gezamenlijke programmering biedt ook de mogelijkheid tot een betere verankering van samenwerking met internationale partners. Tot zover schiet de uitvoering ervan echter tekort. Het is van vitaal belang om transnationaal onderzoek en innovatie te bevorderen door de synergieën tussen nationale en internationale programma's te benutten en de verschillende nationale en andere financieringsbronnen op Europees niveau op één strategische lijn te brengen (en niet alleen te werken met grensoverschrijdende financiering). Op dit moment is het niveau van strategische convergentie te laag om een reële impact te hebben op de grote en complexe uitdagingen. Dit heeft voor een deel te maken met de verschillen tussen de nationale financieringsregels en selectieprocedures, maar het is ook een kwestie van politieke wil.

De voorwaarden moeten worden geschapen zodat alle lidstaten kunnen profiteren van een versterkte grensoverschrijdende samenwerking en concurrentie en wel door:

– gemeenschappelijke prioriteiten en gemeenschappelijke onderzoeksagenda's vast te stellen, op basis van de initiatieven voor gezamenlijke programmering en de inbreng van strategische, vooruitdenkende activiteiten;

– de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke onderzoeksagenda's, waarbij de lidstaten voor zover mogelijk gezamenlijke (of in ieder geval onderling gecoördineerde) oproepen uitschrijven, en de voorstellen worden beoordeeld middels gemeenschappelijke internationale peer review met gebruikmaking van een onderling vergelijkbaar puntensysteem. Dit zou resulteren in pan-Europese concurrentie, waarvan de voordelen nu al door de meeste lidstaten worden erkend (bijna alle lidstaten nemen vaak deel aan oproepen van het ERA-NET, en sommige wijzen precies hierom nationale financiering toe op basis van peer reviews van de ERC). Het zou in de hele EU ook de vinger leggen op nationale sterke en zwakke punten per gebied en de lidstaten zodoende helpen om te beslissen in welk gebied zij zich kunnen specialiseren;

– gezamenlijke uitvoering en/of financiering van oproepen tot het indienen van voorstellen en van projecten, voortbouwend op tot dusver opgebouwde ervaring en de voorzieningen voor publiek-private partnerschappen in Horizon 2020. Dit betekent dat nationale financieringsregelingen moeten worden aangepast aan en convergeren met gemeenschappelijke Europese maatstaven.

Gezamenlijke onderzoeksagenda’s moeten voor zover relevant en in voorkomend geval in samenwerking met derde landen worden uitgevoerd.

De lidstaten wordt verzocht om:

· zich nog meer in te spannen om gemeenschappelijke onderzoeksagenda's uit te voeren die de grote uitdagingen aanpakken, informatie uit te wisselen over activiteiten op de afgesproken prioritaire gebieden; te zorgen dat er adequate nationale financiering voor deze gebieden is en dat deze financiering strategisch congruent is op Europees niveau, en dat achteraf een gemeenschappelijke evaluatie wordt uitgevoerd;

· te zorgen voor de wederzijdse erkenning van beoordelingsmethoden, die in overeenstemming moeten zijn met internationale normen voor 'peer review', als basis voor nationale financieringsbesluiten;

· juridische en andere obstakels voor de grensoverschrijdende interoperabiliteit van de nationale programma's weg te werken om gezamenlijke financiering van acties mogelijk te maken, met inbegrip van eventuele samenwerking met niet-EU-landen.

De organisaties van belanghebbenden op onderzoeksgebied wordt verzocht:

· gemeenschappelijke beginselen voor financiering overeen te komen - in aanmerking komende kosten, rapporteringseisen, enz. - zodat nationale onderzoeksprogramma's compatibel, interoperabel (grensoverschrijdend) en eenvoudiger worden voor onderzoekers;

· het 'lead-agency'-model, 'money-follows-cooperation', 'money-follows-researcher' en andere modellen voor grensoverschrijdende samenwerking verder te ontwikkelen en toe te passen;

· bij wijze van proef gesynchroniseerde oproepen uit te schrijven met, voor zover mogelijk, één gezamenlijke internationale 'peer review'-beoordeling van de voorstellen, als basis voor financieringsbesluiten.

De Commissie zal:

· publiek-private partnerschappen nastreven, stimuleren en eraan deelnemen, om het hoofd te bieden aan de grote uitdagingen, zoals beschreven in de mededeling over het aangaan van partnerschappen in onderzoek en innovatie, de bijdragen van de lidstaten bevorderen, en zorgen voor nauwe coördinatie met relevante activiteiten van Horizon 2020;

· activiteiten op de overeengekomen prioritaire gebieden in kaart brengen, op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie, ter inventarisering van de sterke punten, tekortkomingen, lacunes en doublures;

· de lidstaten en organisaties die onderzoek financieren ondersteunen bij de uitvoering van gezamenlijke internationale 'peer review'-evaluaties en de vaststelling van gemeenschappelijke financieringsnormen, bijvoorbeeld door middel van een EOR-merkteken voor de erkenning van de beste praktijken op het gebied van grensoverschrijdend onderzoek.

Effectief investeren in en het gebruiken van onderzoeksinfrastructuur

Uitmuntend onderzoek vergt onderzoeksfaciliteiten en -infrastructuren van wereldklasse, met inbegrip van op ICT-gebaseerde elektronische infrastructuren (eOI's). Dergelijke onderzoeksinfrastructuren trekken talent aan en stimuleren innovatie en commerciële mogelijkheden. Dankzij e-onderzoeksinfrastructuren ontstaan mogelijkheden voor gegevensintensief gezamenlijk onderzoek door geografisch verspreide teams (eScience), een verschijnsel dat uitbreiding neemt. De uitdagingen bestaan erin nationale bereidheid te creëren om de ESFRI-routekaart ten uitvoer te brengen, een maximaal rendement van investeringen te behalen op alle niveaus, belemmeringen voor het opzetten en gebruik weg te nemen, en onderzoekers uit heel Europa vrije toegang te geven tot onderzoeksinfrastructuren. De Innovatie-Unie bevat onder meer een verbintenis om tegen 2015 60% van de prioritaire onderzoeksinfrastructuren van pan-Europees belang uit de ESFRI-routekaart te hebben opgezet of gelanceerd. Daartoe zijn investeringen nodig die buiten het financiële bereik van de afzonderlijke landen vallen. De regionale, nationale en EU-middelen moeten dan ook worden gebundeld, met name voor ERIC-onderzoeksinfrastructuren, met inbegrip van verspreide faciliteiten die de deelname vergen van zo veel mogelijk landen met nationale en regionale capaciteiten van topniveau.

Veel nieuwe Europese onderzoeksinfrastructuren hebben ook baat bij internationale partners van Europese takken van mondiale netwerken. Het is derhalve van cruciaal belang de kostenbeheersing en het beheer van de mondiale projecten te waarborgen. De groep van de 20 grootste economieën (de G20) buigt zich over deze kwesties, met de actieve deelname van de Commissie.

De lidstaten wordt verzocht om: · de financiële toezeggingen te bevestigen voor de bouw en exploitatie van ESFRI-, wereldwijde, nationale en regionale RIS van pan-Europees belang, met name bij de opstelling van hun nationale routekaarten en de volgende programma's van de Structuurfondsen; · wettelijke en andere belemmeringen voor grensoverschrijdende toegang tot RIS te verwijderen. De Commissie zal: · via Horizon 2020 toegang tot RIS en de lopende algemene integratie van de RIS (en met name die met ERIC-status) ondersteunen; · lidstaten aanmoedigen de RI-routekaarten te koppelen aan de ESFRI-routekaart en aan de slimme-specialisatiestrategieën in de door Structuurfondsen medegefinancierde programma's op het gebied van onderzoek en innovatie, en zodoende achtergestelde regio's helpen om RIS van pan-Europees en internationaal belang te huisvesten en eraan deel te nemen; · opleidingsprogramma's voor het beheer van dergelijke RIS ondersteunen; · in samenwerking met name het ESFRI; e-IRG en andere belanghebbenden een handvest voor de toegang opstellen, met daarin gemeenschappelijke normen en geharmoniseerde toegangsregels en voorwaarden voor het gebruik van RIS; · samen met ESFRI prioriteiten vaststellen voor de uitvoering van de routekaart en de lidstaten advies en richtsnoeren verstrekken voor het verwijderen van juridische, financiële of technische hinderpalen voor de tenuitvoerlegging; · met ESFRI; e-IRG en andere belanghebbenden gemeenschappelijke evaluatiebeginselen, effectenbeoordelingscriteria en toezichtinstrumenten opstellen die bij de regionale, nationale en Europese programma's kunnen worden gebruikt om middelen afkomstig uit verschillende bronnen bijeen te helpen brengen; · samen met e-IRG werken aan het op één lijn brengen van de Europese en nationale benaderingen van de ontwikkeling en exploitatie van e-onderzoeksinfrastructuren.

2.3.        Een open arbeidsmarkt voor onderzoekers

Hoewel de mobiliteit van onderzoekers bijdraagt tot kwaliteit, staan verschillende belemmeringen een echte Europese arbeidsmarkt voor onderzoekers in de weg. Eén van de belangrijkste hinderpalen is het gebrek aan een transparante, open en op verdienste gebaseerde werving, wat een loopbaan in onderzoek minder aantrekkelijk maakt en de mobiliteit, de gelijkheid van mannen en vrouwen en de onderzoeksprestaties in het gedrang brengt.

Nationale beurzen openstellen voor niet-onderdanen/niet-ingezetenen en de mogelijkheid bieden zulke beurzen naar het buitenland mee te nemen zouden de mobiliteit te goede komen. In sommige gevallen zijn er wettelijke en administratieve beletsels. Initiatieven zoals 'Geld volgt onderzoeker' laten zien hoe deze belemmeringen kunnen worden verwijderd en hoe de lidstaten en de onderzoeksinstellingen toegang tot en de meeneembaarheid van nationale beurzen kunnen organiseren, zonder afbreuk te doen aan de belangen van alle partijen.

Andere belemmeringen zijn onder meer een personeelsbeleid dat tot slechte loopbaanvooruitzichten voor jonge onderzoekers leidt, tekortkomingen op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen, hindernissen op het gebied van sociale zekerheid, en onvoldoende mobiliteit tussen de academische wereld en het bedrijfsleven (slechts één op de zes onderzoekers in academische instellingen heeft ervaring opgedaan in de particuliere sector). De belemmeringen voor een rechtvaardige erkenning van academische diploma's zijn nog steeds niet uit de weg geruimd.

De lidstaten wordt verzocht om: · de juridische en andere belemmeringen voor een open, transparante en op verdienste gebaseerde werving van onderzoekers uit de weg te ruimen; · de juridische en andere belemmeringen voor de grensoverschrijdende toegang tot en de meeneembaarheid van nationale beurzen uit de weg te ruimen; · de tenuitvoerlegging te steunen van de Toezeggingsverklaring om gecoördineerde, op maat gesneden informatie en diensten te leveren aan onderzoekers via het pan-Europese EURAXESS-netwerk; · steun te verlenen aan de oprichting en het beheer van programma's op het gebied van innovatieve opleidingen voor promovendi die de beginselen voor innovatieve doctoraatsopleidingen toepassen; · een kader op te zetten voor de tenuitvoerlegging van het strategisch personeelsbeleid voor onderzoekers waarin het Handvest en de Gedragscode worden verwerkt. De organisaties van belanghebbenden op onderzoeksgebied wordt verzocht: · alle vacatures op het EURAXESS-vacatureportaal te publiceren volgens de gebruikelijke, in het Europees kader voor onderzoeksloopbanen vastgestelde profielen; · Onderzoeksposten in te vullen via open, transparante en op verdiensten gebaseerde wervingsprocedures die passen bij het niveau van de post volgens de beginselen van het Handvest en de Gedragscode en die ook openstaan voor niet-EU-onderdanen; · strategieën te ontwikkelen ter ondersteuning van de loopbaanontwikkeling van onderzoekers overeenkomstig de personeelsbeleidstrategie voor onderzoekers; · beginselen vast te stellen en toe te passen voor de toegang tot en de meeneembaarheid van nationale beurzen; · te zorgen voor gestructureerde doctoraatsopleidingen gebaseerd op de beginselen voor innovatieve doctoraatsopleidingen; · gestructureerde programma's ter bevordering van de mobiliteit tussen het bedrijfsleven en de academische wereld te ontwikkelen en uit te voeren. De Commissie zal: · de samenwerking en coördinatie binnen het EURAXESS-netwerk versterken zodat onderzoekers toegang krijgen tot op maat gesneden ondersteuning; · de oprichting steunen van een Europees mechanisme voor de erkenning van universiteiten en publieke onderzoeksinstituten die een personeelsbeleid voeren dat in overeenstemming is met de beginselen van het Europees Handvest voor onderzoekers en de Gedragscode voor de rekrutering van onderzoekers; · een groep 'pionierlanden' steunen bij hun inspanningen om tot een automatische erkenning van onderling vergelijkbare academische graden te komen; · initiatieven nemen om iets te doen aan de belemmeringen die onderzoekers in de EU ondervinden op het gebied van sociale zekerheid en de instroom en het verblijf van onderdanen van onderzoekers uit derde landen vergemakkelijken door: – in een mededeling de EU-regels te verduidelijken voor de coördinatie van de sociale zekerheid voor groepen werknemers met een hoge mate van mobiliteit binnen de EU, met inbegrip van onderzoekers; – het werk aan een richtlijn inzake de meeneembaarheid van pensioenrechten te hervatten, waarbij minimumnormen voor de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten worden vastgesteld; – belanghebbenden te ondersteunen bij het opzetten van pan-Europese aanvullende pensioenfondsen voor onderzoekers; – Richtlijn 2005/71/EG van de Raad betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek te herzien.

2.4.        Gelijkheid van mannen en vrouwen en de integratie van de genderdimensie in onderzoek

Ondanks nationale en EU-strategieën om de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen worden de talenten van hoogopgeleide vrouwen in de Unie vaak onderbenut of inefficiënt gebruikt. De jaarlijkse toename aan vrouwelijke onderzoekers bedraagt minder dan de helft van het jaarlijkse aantal vrouwen dat een doctorsgraad haalt. Te weinig vrouwen bekleden leidinggevende posities of zijn bij de besluitvorming betrokken. In 2005 stelde de Raad als doel dat 25% van de leidinggevende posities in publieke onderzoeksinstellingen door vrouwen moesten worden bezet, maar in 2009 vertegenwoordigden vrouwen slechts 13% van de hoofden van instellingen voor hoger onderwijs. De integratie van de genderdimensie in de ontwikkeling, de beoordeling en de tenuitvoerlegging van het onderzoek blijft te beperkt.

De uitdaging bestaat erin al deze punten aan te pakken en zo de kwaliteit en de relevantie van het onderzoek te verhogen. De Commissie had zich al tot doel gesteld dat al haar deskundigengroepen, panels en commissies voor ten minste 40% bestaan uit leden van het ondervertegenwoordigde geslacht en zal dit met name in Horizon 2020 toepassen.

De lidstaten wordt verzocht om: · een juridische en politieke omgeving op te zetten en stimulansen aan te dragen om: – wettelijke en andere belemmeringen bij de werving, het in dienst houden, en de loopbaanontwikkeling van vrouwelijke onderzoekers weg te nemen en de EU-regelgeving inzake gendergelijkheid volledig na te leven; – genderongelijkheid in de besluitvormingsprocessen aan te pakken; – de genderdimensie in onderzoeksprogramma's te versterken; · partnerschappen aan te gaan met financieringsorganen, onderzoeksorganisaties en universiteiten ter bevordering van culturele en institutionele verandering inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen, via handvesten, prestatieafspraken en prijzen, · ervoor te zorgen dat minimaal 40% van het ondervertegenwoordigde geslacht deelneemt aan de comités voor de werving, loopbaanontwikkeling en het opzetten en beoordelen van onderzoeksprogramma's. De organisaties van belanghebbenden op onderzoeksgebied wordt verzocht: · institutionele veranderingen door te voeren met betrekking tot personeelsbeheer, financiering, besluitvorming en onderzoeksprogramma's door middel van gendergelijkheidsplannen die erop gericht zijn: – effectbeoordeling/audits van procedures en praktijken op te stellen, om eventuele gevallen van discriminatie op grond van geslacht op te sporen; – innovatieve strategieën toe te passen om eventuele discriminaties weg te werken; – doelstellingen vast te stellen, en de voortgang via indicatoren te volgen. De Commissie zal: · de gelijkheid van mannen en vrouwen en de integratie van de genderdimensie in programma's en projecten van het Horizon 2020-initiatief bevorderen, vanaf het begin via de uitvoering tot de evaluatie, onder meer door het gebruik van stimulansen; · In 2013 een aanbeveling tot de lidstaten richten met gemeenschappelijke richtsnoeren voor institutionele verandering ter bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen aan universiteiten en in onderzoeksinstellingen.

2.5.        Optimaal verkeer, de toegang tot en de overdracht van wetenschappelijke kennis

Onderzoek en innovatie hebben er baat bij als wetenschappers, onderzoeksinstituten, ondernemingen en burgers toegang hebben tot bestaande wetenschappelijke kennis, deze uitwisselen en gebruiken, en als zij de mogelijk hebben hun verwachtingen of problemen over deze activiteiten tijdig kenbaar te maken. Gezien de verschillen in de door de lidstaten geboekte vooruitgang bij de uitvoering van het beleid op dit gebied is de ruime toepassing van Open Access – d.i. vrije internettoegang tot en gebruik van door de overheid gefinancierde wetenschappelijke publicaties en gegevens – een grote uitdaging. Meer in het algemeen moeten wij, om het economisch effect van onderzoek te vergroten, Open Innovatie bevorderen, banden tussen onderzoek, onderwijs en bedrijfsleven (de kennisdriehoek) via EIT versterken en met name de overdracht van kennis tussen publieke onderzoeksinstellingen en de particuliere sector, met inachtneming van de intellectuele-eigendomsrechten, verbeteren. Aangezien de meeste verwerving en overdracht van kennis via digitale kanalen verloopt, moeten alle belemmeringen voor een naadloze onlinetoegang tot digitale diensten voor onderlinge samenwerking, de verwerking van en de toegang tot wetenschappelijke informatie (e-wetenschap) en tot e-infrastructuren worden weggenomen, door het bevorderen van een digitale EOR. Bij samenwerking met derde landen op het gebied van onderzoek moet ook terdege rekening worden gehouden met de verschillende soorten overdracht en verkeer van en toegang tot kennis.

De lidstaten wordt verzocht om: · hun beleid op het gebied van de toegang tot en de bewaring van wetenschappelijke informatie vast te stellen en te coördineren; · er middels nationale strategieën voor kennisoverdracht voor te zorgen dat openbaar onderzoek bijdraagt tot de bevordering van Open Innovatie en kennisoverdracht tussen de publieke en de particuliere sector; · te zorgen voor een geharmoniseerd beleid op het gebied van de toegang tot en het gebruik van e-infrastructuren voor onderzoek en opleidingsaangelegenheden, en van daaraan verwante digitale onderzoeksdiensten die samenwerkingsverbanden van verschillende soorten publieke en particuliere partners mogelijk maken; · nationale strategieën vast te stellen en uit te voeren voor de elektronische identiteiten van onderzoekers, zodat zij transnationale toegang tot digitale diensten kunnen krijgen. De organisaties van belanghebbenden op onderzoeksgebied wordt verzocht: · maatregelen vast te stellen en ten uitvoer te leggen voor de vrije toegang tot publicaties en gegevens uit met publieke middelen gefinancierd onderzoek; · digitale en elektronische identiteitsdiensten op onderzoeksgebied in te voeren en het gebruik daarvan te bevorderen; · te zorgen voor een optimale interactie, verbinding en vorming van strategische partnerschappen tussen de academische wereld en het bedrijfsleven, en gezamenlijke agenda's op te stellen om onderzoeksresultaten maximaal te benutten; · de erkenning en professionalisering van kennisoverdrachtsactiviteiten te verbeteren en de rol van kennisoverdrachtsbureaus te versterken. De Commissie zal: · de vrije toegang tot wetenschappelijke publicaties als algemeen beginsel hanteren voor alle door de EU gefinancierde projecten in Horizon 2020. Een flexibele aanpak ontwikkelen voor onderzoeksgegevens, die rekening houdt met de verschillende wetenschappelijke gebieden en zakelijke belangen; · projecten met betrekking tot de vrije toegang financieel blijven ondersteunen; · een mededeling goedkeuren en een aanbeveling aan de lidstaten doen over de toegang tot en het opslaan van wetenschappelijke informatie in het digitale tijdperk; · een routekaart voor de ontwikkeling van e-infrastructuur voorstellen ter ondersteuning van e-wetenschap door middel van open toegang tot onderzoeks(hulp)middelen; · activiteiten steunen die erop gericht zijn belanghebbenden bewuster te maken van de vrije toegang en e-wetenschap; · bestaande initiatieven beoordelen en aan de hand daarvan een allesomvattende beleidsmatige benadering tot open innovatie en overdracht van kennis ontwikkelen, en belanghebbenden hierover raadplegen; · in samenwerking met de belanghebbenden een reeks modelconsortiumovereenkomsten ontwikkelen om de kennisoverdracht te verbeteren; · de oprichting faciliteren van een forum waar lidstaten op regelmatige basis informatie kunnen uitwisselen over en verslag kunnen doen van nationale ontwikkelingen op het gebied van de levering, de invoering en het gebruik van digitale diensten op onderzoeksgebied.

3. Succesfactoren: politieke wil, verantwoordelijkheid, wijzen van uitvoering en transparantie

De lidstaten – de belangrijkste actoren

In de eerste plaats dienen de lidstaten de nodige nationale hervormingen door te voeren en de randvoorwaarden te creëren voor de voltooiing van de EOR. Zij moeten ook de tenuitvoerlegging van deze hervormingen ondersteunen door maatregelen te bevorderen die onder de verantwoordelijkheid vallen van de organisaties die onderzoek financieren en uitvoeren. Een optimale uitvoering vergt zowel permanente als ad hoc-structuren en -processen, en sturing op hoog niveau door de Raad. Een en ander kan gedeeltelijk worden verwezenlijkt door aanpassing van de bestaande comités en EOR-groepen zoals het CEOR, het belangrijkste EOR-orgaan dat de Raad en de Commissie van beleidsadvies voorziet, en waarvan het mandaat eind 2012 wordt herzien. De lidstaten moeten ook een rol spelen bij het toezicht op en de evaluatie van de vorderingen en de ondersteuning van politieke sturing in het kader van de jaarlijkse 'Europees semester'.

Belanghebbenden op onderzoeksgebied - de uitvoering versnellen

Organisaties van belanghebbenden op onderzoeksgebied moeten verantwoordelijkheid nemen voor de EOR-acties die tot hun door de nationale autoriteiten afgebakende taken en bevoegdheden behoren. De betrokken organisaties van belanghebbenden op onderzoeksgebied zullen worden uitgenodigd om samen met de Europees commissaris een gemeenschappelijke verklaring te ondertekenen waarin zij zich bereid verklaren werk te maken van de voltooiing van de EOR. In een samen met de Commissie ondertekend memorandum van overeenstemming of een eenzijdige verklaring ten overstaan van hun respectieve nationale autoriteiten en de andere partners, zouden zij tevens moeten aangeven welke EOR-maatregelen zij zullen nemen, met details over het tijdschema, output, publieke voortgangsverslagen, enz.

De Commissie – meer steun

De Commissie zal de bovengenoemde acties die onder haar verantwoordelijkheid vallen uitvoeren en de lidstaten en organisaties van belanghebbenden bij de andere acties steunen. Zij zal ervoor zorgen dat Horizon 2020 vanaf 2014 bijdraagt tot de consolidatie van de voltooiing en de werking van de EOR, ter ondersteuning van EOR-gerichte maatregelen op het gebied van de loopbaan en mobiliteit van onderzoekers, geslacht, grensoverschrijdende samenwerking, open toegang, kennisoverdracht en infrastructuren. Zij zal een inclusieve ontwikkeling van EOR-beleid waarborgen door een gestructureerde dialoog met de belanghebbende organisaties op onderzoeksgebied en met het maatschappelijk middenveld te ondersteunen, bijvoorbeeld in de vorm van een specifiek platform voor de belanghebbenden.

Transparant toezicht

De in deze mededeling beschreven benadering een versterkt partnerschap treedt niet in de plaats van de wetgeving en doet geen afbreuk aan het recht van de Commissie om wetsvoorstellen te doen op basis van de nieuwe EOR-gerelateerde bepalingen van het VWEU. Daarom zal de Commissie op basis van indicatoren een robuust EOR-toezichtssysteem ontwikkelen om toezicht uit te oefenen op de herziening en de tenuitvoerlegging van het EOR-beleid, om ten overstaan van de Raad, het Europees Parlement en de wetenschappelijke gemeenschap transparantie te bieden, en als bron van informatie voor de eigen toekomstige besluitvorming. De Commissie zal in 2012 de uitgangssituatie vaststellen, aan de hand van officiële statistieken en resultaten van studies en enquêtes. In het eerste jaarlijkse voortgangsverslag van de EOR (2013), dat bij de Raad en het Europees Parlement zal worden ingediend, zal de uitgangssituatie worden vergelijken met de door de lidstaten naar aanleiding van deze mededeling aangekondigde maatregelen. Vanaf 2014 zal een volledige evaluatie van de vorderingen aan de Raad en het Europees Parlement worden gestuurd. Als er onvoldoende vooruitgang wordt geboekt, zullen andere opties worden overwogen, waaronder die van wetgeving op basis van de nieuwe bepalingen van het VWEU, zoals uiteengezet in de bijgaande effectbeoordeling. Het toezicht zal in nauw samenhang met het Europees Semester worden uitgeoefend en aansluiten op andere relevante toezichtsactiviteiten in het kader van bv. de Innovatie-Unie en Horizon 2020.

               "Internationalisation of business investments in R&D and analysis of their economic impact", aangekondigde studie voor het DG Onderzoek en ontwikkeling van de Commissie.

               COM(2010) 546.

               'Om talent en investeringen aan te trekken heeft Europa een eengemaakte onderzoeksruimte nodig. Daarom moeten de resterende leemten spoedig worden opgevuld en moet de Europese Onderzoeksruimte in 2014 worden voltooid om een echte interne markt voor kennis, onderzoek en innovatie tot stand te brengen.' — Conclusies Europese Raad februari 2011; Conclusies van de Europese Raad van maart 2012.

               Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad 7652/1/08 maart 2008.

               d.w.z. een naadloze onlineruimte voor vrij verkeer van kennis en technologie – de 'digitale EOR'.

               Zie artikel 179 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

               Zie de effectbeoordeling ex ante; de resultaten van de openbare raadpleging van EOR (http://ec.europa.eu/research/era/en) en advies 1215/11 van het EOR-comité van december 2011.

               Wetenschappelijke ondersteuning van het JRC aan het EU-beleid.

               http://ec.europa.eu/research/infrastructures/pdf/esfri-strategy_report_and_roadmap.pdf

             Onderzoek naar gezondheid, vergrijzing en pensionering in Europa http://www.share-project.org/ en de gemeenschappelijke infrastructuur voor taalhulpbronnen en -technologie http://www.clarin.eu/external/ [voor het Europees onderzoek inzake sociale wetenschappen is de ERIC-status in maart 2012 aangevraagd].

             http://ec.europa.eu/research/infrastructures/index_en.cfm?pg=eric

             10 van de 48 projecten uit de ESFRI-routekaart 2010 worden nu uitgevoerd bv. de drie biologische onderzoeksinfrastructuren zijn vorig jaar gelanceerd: Analysis and Experimentation on Ecosystems (ANAEE), Systems Biology-Europe (ISBE), en de EU Microbial Resource Research Infrastructure (MIRRI) [http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/11/522] en 16 andere zullen tegen eind 2012 van start gaan: http://ec.europa.eu/research/infrastructures/index_en.cfm?pg=preparatory_phase_projects

             COM(2008) 468; zie ook het JPI-portaal: http://ec.europa.eu/research/era/areas/programming/joint_programming_en.htm

             http://ec.europa.eu/research/era/docs/en/voluntary_guidelines.pdf is positief onthaald in de conclusies van de Raad nr. 17166 van 10 november 2010.

             www.eera.set-eu; COM(2007) 723.

             COM(2008) 317 en Conclusies van de Raad nr. 13671 van 8 september 2008.

             Aanbeveling van de Europese Commissie aan de lidstaten C(2005) 576 - het handvest biedt een kader voor loopbaanbeheer van onderzoekers; de code bevordert open en transparante wervings- en beoordelingsprocedures.

             De driejaarlijkse uitvoeringsbeoordeling van het Concordat (een pact om de loopbanen van onderzoekers te bevorderen) van het Verenigd Koninkrijk http://www.vitae.ac.uk/maart 2012, bijvoorbeeld.

             Op basis van de aanbeveling van de Commissie betreffende het beheer van intellectueel eigendom bij kennisoverdracht en een code van goede praktijken voor universiteiten en publieke onderzoeksorganisaties C(2008) 1329.

             Verbindende en representatieve organisaties van openbare en particuliere spelers op het gebied van onderzoek (met inbegrip van onderzoekers, universiteiten, financierende en uitvoerende organisaties) en hun leden.

             Conclusies van de Raad nrs. 10231/08 van mei 2008, 16767/08 van december 2008 en 9956/09 van mei 2009; Resoluties van de Raad nr. 17159/09 van december 2009 en nr. 10255/10 van mei 2010.

             Vision on a Globally Competitive ERA and their Road Map for Actions, ESF/EUROHORCs, 2009.

             Lissabon 2009, Zurich 2010, Tartu 2011, Bled 2012.

             De belangrijkste beginselen zijn uiteengezet in de 'voluntary guidelines on framework conditions for joint programming in research', ERAC – GPC, 2010.

             350 onderzoekers, financiers, vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven en politici hebben deze verklaring onderschreven tijdens de New Worlds New Solutions-conferentie van het Zweedse voorzitterschap in juli 2009 (http://www.se2009.eu/polopoly_fs/1.8460!menu/standard/file/lund_declaration_final_version_9_july.p df) en ook de Raad heeft er zich achter geschaard (http://ue.eu.int/ueDocs/cms_data/docs/pressData/en/intm/110310.pdf).

             Conclusies van de Raad nr. 16127/09 van december 2009.

             Transnationale samenwerking bedroeg in 2010 slechts 0,8% van de GBAORD (uit de overheidsbegroting toegewezen middelen voor onderzoek en ontwikkeling).

             COM(2011) 572.

             e-Infrastructures Reflection Group www.e-irg.eu

             In de laatste drie jaar heeft circa 30% van de Europese onderzoekers gedurende een periode van ten minste drie maanden in het buitenland gewerkt (EG, 2010).

             Zie ook de 'agenda voor de modernisering van de Europese hogeronderwijssystemen' COM(2011) 567.

             Deskundigengroep van de Commissie inzake onderzoeksberoepen 2012.

             EOR SGHRM verslag over de toegang tot en de meeneembaarheid van beurzen 2012.

             Vision on a Globally Competitive ERA and their Road Map for Actions, ESF/EUROHORCs, 2009.

             EOR SGHRM verslag over de loopbaanontwikkeling van onderzoekers 2012.

             Leden van het EURAXESS netwerk onderschrijven middels deze verklaring de Euraxess- doelstellingen.

             EURAXESS verbindt vier activiteiten voor loopbaanontwikkeling en mobiliteit van onderzoekers: banen, diensten, rechten en links. Zie http://ec.europa.eu/euraxess

             COM(2011) 567; Conclusies van de Raad van 126375 van november 2011.

             ERA SGHRM report on Human Resources issues 2012.

             http://ec.europa.eu/euraxess/index.cfm/rights/strategy4Researcher

             http://ec.europa.eu/euraxess/pdf/research_policies/Towards_a_European_Framework_for_Research_Careers_final.pdf

             Zoals de 'Marie Curie Industry-Academia Pathways and Partnerships' en de toekomstige opvolger daarvan onder Horizon 2020.

             http://www.ehea.info/Uploads/(1)/Bucharest%20Communique%202012.pdf

             COM(2012) 55.

             SHE Figures 2009.

             Zie Richtlijn 2006/54/EG.

             De Commissie werkt aan een mededeling en een aanbeveling over dit thema.

             De Raad kan gebruik maken van de jaarlijkse EOR-conferenties op ministerieel niveau, met deelname van de geassocieerde landen en met inbreng van het CEOR en de Commissie.

             Resolutie van de Raad nr. 10255 van 10 mei 2010.

             Zie een voorlopige lijst in de bijlage bij de effectbeoordeling van de diensten van de Commissie met de – bv. het aandeel van de nationale O&O-begroting dat via financiering op projectbasis wordt toegewezen als indicator voor de doelmatigheid van het onderzoekssysteem van een land, of het aandeel van op de EU-schaal op Euraxess gepubliceerde onderzoeksvacatures als indicator van een open recruteringsbeleid.