Artikelen bij COM(2012)403 - Bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (Herschikking)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1 - Doel ê 338/97 (aangepast) ð nieuw

Deze verordening heeft ten doel, in het wild levende dier- en plantensoorten te beschermen en in stand te houden door de controle op het desbetreffende handelsverkeer overeenkomstig de artikelen Ö 2 tot en met 22 en de bijlagen A tot en met D, zoals weergegeven in bijlage I, hierna „bijlage A”, „bijlage B”, „bijlage C” en „bijlage D” genoemd Õ.

Deze verordening is van toepassing met inachtneming van de doelstellingen, beginselen en bepalingen van de in artikel 2, onder b), omschreven Overeenkomst.

Artikel 2 - Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) „het comité”: het Ö in Õ artikel 21, lid 1, Ö bedoelde Õ comité;

b) „de Overeenkomst”: de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES);

c) „land van herkomst”: land waar een specimen is gevangen of aan de natuur is onttrokken, in gevangenschap is gekweekt of door kunstmatige voortplanting is verkregen;

d) „kennisgeving van invoer”: de kennisgeving die op het moment dat een specimen van een in bijlage C of D genoemde soort in de Ö Unie Õ wordt binnengebracht, door de invoerder, zijn gemachtigde of vertegenwoordiger wordt gedaan op ð het in artikel 19, lid 2, bedoelde ï een volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure door de Commissie voorgeschreven formulier;

e) „aanvoer vanuit zee”: het rechtstreeks binnenbrengen in de Ö Unie Õ van een specimen dat is onttrokken aan het mariene milieu dat niet tot het rechtsgebied van enige staat behoort, met inbegrip van het luchtruim boven de zee en de zeebodem en ondergrond daaronder;

f) „afgifte”: de afhandeling van de gehele procedure van het opstellen en valideren van een vergunning of certificaat, alsmede de overhandiging daarvan aan de aanvrager;

g) „administratieve instantie”: een nationale administratieve instantie die wordt aangewezen overeenkomstig artikel 13, lid 1, waar het een lidstaat betreft en overeenkomstig artikel IX van de Overeenkomst waar het een derde land betreft dat partij is bij de Overeenkomst;

h) „lidstaat van bestemming”: de lidstaat van bestemming die wordt vermeld in het document voor de uitvoer of de wederuitvoer van een specimen; in geval van aanvoer vanuit zee de lidstaat waaronder de plaats van bestemming van een specimen ressorteert;

i) „ Ö ten verkoop aanbieden Õ ”: het te koop aanbieden alsmede elke handeling die redelijkerwijs als dusdanig uitgelegd kan worden, met inbegrip van rechtstreekse of onrechtstreekse reclame met het oog op verkoop en het uitnodigen tot zaken doen;

j) „persoonlijke bezittingen of huisraad”: dode specimens alsmede delen en producten daarvan, die een particulier toebehoren en die deel uitmaken van zijn gewone persoonlijke bezittingen of daartoe bestemd zijn;

k) „plaats van bestemming”: de plaats die op het moment van het binnenbrengen van de specimens in de Ö Unie Õ geldt als hun voorziene gewone bewaarplaats; voor levende specimens is dit de eerste plaats waar zij naar verwachting zullen worden ondergebracht na afloop van een eventuele quarantaine of enige andere vorm van isolatie ten behoeve van sanitaire keuring en controle;

l) „populatie”: een volledige in biologisch of geografisch opzicht onderscheiden groep individuen;

m) „overwegend commerciële doeleinden”: alle doeleinden waarvan de niet-commerciële aspecten niet duidelijk de overhand hebben;

n) „wederuitvoer uit de Ö Unie Õ”: uitvoer uit de Ö Unie Õ van een specimen dat daar eerder is binnengebracht;

o) „reïntroductie in de Ö Unie Õ”: het binnenbrengen van een specimen dat eerder werd uitgevoerd of wederuitgevoerd;

p) „verkoop”: alle vormen van verkoop. Voor de toepassing van deze verordening worden huur, ruil of uitwisseling gelijkgesteld met verkoop; uitdrukkingen van dezelfde strekking worden in dezelfde zin geïnterpreteerd;

q) „wetenschappelijke autoriteit”: een door een lidstaat overeenkomstig artikel 13, lid 2, of door een derde land dat partij is bij de Overeenkomst conform artikel IX van de Overeenkomst, aangewezen wetenschappelijke autoriteit;

r) „wetenschappelijke studiegroep”: het bij artikel 17 ingestelde adviesorgaan;

s) „soort”: een soort, ondersoort of populatie daarvan;

t) „specimen”: elk dier of elke plant, dood of levend, van de in de bijlagen A tot en met D genoemde soorten, elk deel daarvan en elk daarvan verkregen product, al dan niet in andere goederen vervat, alsmede alle goederen waarvan op grond van een bewijsstuk, verpakking, merkteken of etiket of enige andere omstandigheid moet worden aangenomen dat het gaat om delen of producten van tot deze soorten behorende dieren of planten, tenzij deze delen of producten door middel van een aanduiding in die zin in de bijlagen waarin de betrokken soorten worden genoemd, expliciet van het toepassingsgebied van deze verordening of van de bepalingen met betrekking tot de betrokken bijlage zijn uitgesloten.

              Een specimen wordt beschouwd als een specimen behorend tot één van de in de bijlagen A tot en met D genoemde soorten indien het een dier of een plant is, dan wel een deel of een afgeleid product van een dier of een plant, waarvan ten minste één „ouder” tot een dergelijke soort behoort. Wanneer de „ouders” van een dergelijk dier of een dergelijke plant behoren tot soorten die in verschillende bijlagen worden genoemd, of tot soorten waarvan er slechts één in een bijlage wordt genoemd, zijn de bepalingen van de meest restrictieve bijlage van toepassing. Voor specimens van hybride planten waarvan slechts een „ouder” behoort tot een in bijlage A genoemde soort, zijn de bepalingen van de meest restrictieve bijlage evenwel slechts van toepassing indien zulks met betrekking tot deze soort in de bijlage is vermeld;

u) „handel”: het binnenbrengen in de Ö Unie Õ met inbegrip van de aanvoer vanuit zee, de uitvoer en wederuitvoer vanuit de Ö Unie Õ en het gebruik, het vervoer en de overdracht van eigendom, in de Ö Unie Õ of in een lidstaat, van specimens waarop de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn;

v) „doorvoer”: het vervoeren van specimens tussen twee punten buiten de Ö Unie Õ via het grondgebied van de Ö Unie Õ, naar een met name genoemde consignataris en zonder andere onderbrekingen van de reis dan die welke bij deze vorm van vervoer onvermijdelijk zijn;

w) „meer dan 50 jaar geleden verkregen bewerkte specimens”: specimens die vóór 3 maart 1947 ter vervaardiging van juwelen, decoratie, kunstvoorwerpen, gebruiksvoorwerpen of muziekinstrumenten zijn gebracht in een toestand die grondig verschilt van hun natuurlijke ruwe staat en waarvan ten genoegen van de administratieve instantie van de betrokken lidstaat is aangetoond dat zij onder die voorwaarden zijn verworven. Dergelijke specimens gelden enkel als bewerkt indien zij duidelijk passen in een van de genoemde categorieën en indien zij de beoogde functie kunnen vervullen zonder dat daarvoor nog snijwerk, bewerking of verdere afwerking nodig zijn;

x) „controles bij het binnenbrengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de doorvoer”: de documentcontrole betreffende de bij deze verordening vereiste certificaten, vergunningen en kennisgevingen en, indien bepalingen Ö van de Unie Õ zulks voorschrijven of in de overige gevallen door een representatieve steekproef van de zendingen, het onderzoek van specimens, eventueel vergezeld van een monsterneming voor een grondiger onderzoek of controle.

Artikel 3 - Toepassingsgebied

1. Bijlage A omvat:

a) de in bijlage I bij de Overeenkomst opgenomen soorten waarvoor de lidstaten geen voorbehoud hebben gemaakt;

b) soorten:

i) die voor gebruik in de Ö Unie Õ afgenomen worden of kunnen worden of die het voorwerp van internationale handel uitmaken of kunnen uitmaken, en die met uitsterven bedreigd worden dan wel zo zeldzaam zijn dat ook het meest beperkte handelsverkeer het voortbestaan van de soort in gevaar zou brengen;

         of

ii) die behoren tot een genus waarvan de meeste soorten, of die een soort vormen waarvan de meeste ondersoorten, op basis van de onder a) of onder b), i), vermelde criteria in bijlage A zijn opgenomen en die zelf ook in die bijlage dienen te worden opgenomen, omdat anders een doeltreffende bescherming van de beoogde taxa onmogelijk is.

2. Bijlage B omvat:

a) de in bijlage II bij de Overeenkomst opgenomen soorten die niet in bijlage A zijn opgenomen, en waarvoor de lidstaten geen voorbehoud hebben gemaakt;

b) de in bijlage I bij de Overeenkomst opgenomen soorten waarvoor een voorbehoud is gemaakt;

c) niet in de bijlagen I of II bij de Overeenkomst opgenomen soorten:

i) die het voorwerp uitmaken van zoveel internationale handel dat deze een bedreiging zou kunnen vormen:

– voor het voortbestaan van deze soorten, of het voortbestaan van de populaties daarvan in bepaalde landen; of

– voor de instandhouding van de populatie op een voldoende getalsterkte opdat deze soorten in de ecosystemen waarin ze voorkomen hun rol naar behoren zouden kunnen vervullen;

         of

ii) waarvan de opneming in de bijlage, gezien hun uiterlijke gelijkenis met andere in bijlage A of B opgenomen soorten, onontbeerlijk is om de handel in tot deze soorten behorende specimens daadwerkelijk te kunnen controleren;

d) soorten waarvan vaststaat dat het binnenbrengen van levende specimens in het natuurlijk milieu van de Ö Unie Õ een ecologische bedreiging vormt voor inheemse, in het wild levende dier- en plantensoorten van de Ö Unie Õ.

3. Bijlage C omvat:

a) de in bijlage III bij de Overeenkomst opgenomen soorten die niet in bijlage A of B zijn opgenomen en waarvoor de lidstaten geen voorbehoud hebben gemaakt;

b) de in bijlage II bij de Overeenkomst opgenomen soorten waarvoor een voorbehoud is gemaakt.

4. Bijlage D omvat:

a) niet in de bijlagen A, B en C vermelde soorten waarvan de omvang van de invoer in de Ö Unie Õ een controle rechtvaardigt;

b) de in bijlage III bij de Overeenkomst opgenomen soorten waarvoor een voorbehoud is gemaakt.

5. Waar het bestand van de soorten die onder deze verordening vallen, hun opname in één van de bijlagen bij de Overeenkomst noodzakelijk maakt, zullen de lidstaten aan de nodige wijzigingen bijdragen.

Artikel 4 - Binnenbrengen in de Ö Unie Õ

1. Specimens van in bijlage A genoemde soorten mogen slechts in de Ö Unie Õ worden binnengebracht, indien de nodige controles zijn verricht en vooraf in het douanekantoor aan de grens waar de specimens worden binnengebracht, een invoervergunning is voorgelegd die werd afgegeven door een administratieve instantie van de lidstaat van bestemming.

Die invoervergunning mag enkel worden afgegeven met inachtneming van de in lid 6 opgelegde beperkingen en indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a) uitgaande van het advies van de wetenschappelijke studiegroep is de bevoegde wetenschappelijke autoriteit van mening dat het binnenbrengen in de Ö Unie Õ:

i) geen nadelig effect zal hebben op de instandhouding of op de omvang van het verspreidingsgebied van de populatie van de betrokken soort;

ii) geschiedt:

– voor een van de in artikel 8, lid 3, onder e), f) en g), genoemde doeleinden; dan wel

– voor andere doeleinden die het voortbestaan van de betrokken soort niet nadelig beïnvloeden;

b) i)       de aanvrager bewijst dat de specimens zijn verkregen overeenkomstig de wetgeving betreffende de bescherming van de betrokken soort, hetgeen, in het geval van de invoer uit derde landen van specimens van een in de bijlagen bij de Overeenkomst opgenomen soort inhoudt dat een conform de Overeenkomst door een bevoegde autoriteit van het land van uitvoer of wederuitvoer afgegeven uitvoervergunning, wederuitvoercertificaat of een kopie daarvan, dient te worden overgelegd;

ii) voor de afgifte van een invoervergunning voor de soorten die in bijlage A zijn opgenomen op grond van artikel 3, lid 1, onder a), is een dergelijk bewijsstuk evenwel niet vereist, maar de originele invoervergunning wordt pas aan de aanvrager overhandigd, nadat hij een uitvoervergunning of wederuitvoercertificaat heeft voorgelegd;

c) de bevoegde wetenschappelijke autoriteit heeft de zekerheid verkregen dat levende specimens op de plaats van bestemming zullen worden ondergebracht in ruimten die beschikken over adequate voorzieningen om de specimens in stand te houden en goed te verzorgen;

d) de administratieve instantie heeft de zekerheid verkregen dat het specimen niet voor overwegend commerciële doeleinden gebruikt zal worden;

e) de administratieve instantie heeft via overleg met de bevoegde wetenschappelijke autoriteit de zekerheid verkregen dat er geen andere argumenten in verband met de instandhouding van de soort pleiten tegen de afgifte van de invoervergunning; en

f) in geval van aanvoer vanuit zee heeft de administratieve instantie de zekerheid verkregen dat levende specimens op een zodanige wijze voor vervoer worden gereedgemaakt en verzonden dat de risico's van verwonding, ziekte of ruwe behandeling worden voorkomen.

2. Specimens van in bijlage B genoemde soorten mogen slechts in de Ö Unie Õ worden binnengebracht, indien de nodige controles zijn verricht en vooraf in het douanekantoor aan de grens waar de specimens worden binnengebracht, een invoervergunning is voorgelegd die werd afgegeven door een administratieve instantie van de lidstaat van bestemming.

De invoervergunning mag enkel worden afgegeven met inachtneming van de in lid 6 opgelegde beperkingen en wanneer:

a) de bevoegde wetenschappelijke autoriteit, na onderzoek van de beschikbare gegevens en uitgaande van het advies van de wetenschappelijke studiegroep, oordeelt dat het binnenbrengen in de Ö Unie Õ, rekening houdend met het huidige of te verwachten niveau van de handel, geen nadelig effect zal hebben op de instandhouding of op de omvang van het verspreidingsgebied van de populatie van de betrokken soort. Dit advies blijft geldig voor latere invoer, zolang de bovenvermelde elementen niet ingrijpend zijn gewijzigd;

b) de aanvrager aan de hand van documenten staaft dat levende specimens op de plaats van bestemming zullen worden ondergebracht in ruimten die beschikken over adequate voorzieningen om de specimens in stand te houden en goed te verzorgen;

c) aan de voorwaarden van lid 1, onder b), i), e) en f), is voldaan.

3. Specimens van de in bijlage C genoemde soorten mogen slechts in de Ö Unie Õ worden binnengebracht, indien de nodige controles zijn verricht en vooraf in het douanekantoor aan de grens waar de specimens worden binnengebracht kennisgeving van invoer is gedaan, en:

a) de aanvrager, in geval van uitvoer uit een land dat met betrekking tot de betrokken soort in bijlage C is genoemd, door middel van een overeenkomstig de Overeenkomst door een daartoe bevoegde autoriteit van het betrokken land afgegeven uitvoervergunning staaft dat de specimens zijn verkregen in overeenstemming met de nationale wetgeving inzake de instandhouding van de betrokken soort; of

b) de aanvrager, in geval van uitvoer uit een land dat niet met betrekking tot de betrokken soort in bijlage C is genoemd, of in geval van wederuitvoer uit welk land ook, een overeenkomstig de Overeenkomst door een bevoegde autoriteit van het land van uitvoer of wederuitvoer afgegeven uitvoervergunning, wederuitvoercertificaat of certificaat van oorsprong voorlegt.

4. Specimens van de in bijlage D genoemde soorten mogen slechts in de Ö Unie Õ worden binnengebracht, indien de nodige controles zijn verricht en vooraf in het douanekantoor aan de grens waar de specimens worden binnengebracht kennisgeving van invoer is gedaan.

5. De in lid 1, onder a) en d), en in lid 2, onder a), b) en c), genoemde voorwaarden voor de afgifte van een invoervergunning zijn niet van toepassing op specimens waarvoor de aanvrager aan de hand van een document bewijst:

a) dat zij voorheen langs legale weg in de Ö Unie Õ zijn binnengebracht of verworven en dat zij, al dan niet gewijzigd, opnieuw in de Ö Unie Õ worden binnengebracht; of

b) dat het bewerkte specimens zijn die meer dan 50 jaar geleden werden verkregen.

ê 398/2009 art. 1, punt. 1, a) (aangepast)

ð nieuw

6. In overleg met de betrokken landen van herkomst kan de Commissie volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure en met inachtneming van de adviezen van de wetenschappelijke studiegroep ð kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen ï algemene — of bepaalde landen van herkomst betreffende — beperkingen opleggen ten aanzien van het binnenbrengen in de Ö Unie Õ:

ê 338/97 (aangepast)

a) van specimens van in bijlage A genoemde soorten, op basis van de in lid 1, onder a), i), of e), genoemde voorwaarden;

b) van specimens van in bijlage B genoemde soorten, op basis van de in lid 1, onder e), of lid 2, onder a), genoemde voorwaarden; en

c) van levende specimens van in bijlage B genoemde soorten die een grote sterfte tijdens het vervoer vertonen of waarvan vaststaat dat zij in gevangenschap een drastisch verlaagde levensverwachting hebben; of

d) van levende specimens van soorten waarvan vaststaat dat introductie in het natuurlijk milieu van de Ö Unie Õ een ecologische bedreiging vormt voor inheemse in het wild levende dier- en plantensoorten van de Ö Unie Õ.

ò nieuw

De in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

ê 338/97 (aangepast)

De Commissie maakt elk kwartaal een lijst van de eventuele Ö overeenkomstig de eerste alinea opgelegde Õ beperkingen in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend.

ê 398/2009 art. 1, punt. 1, b) (aangepast)

ð nieuw

7. Indien bepaalde specimens, Ö nadat Õ zij in de Ö Unie zijn Õ binnengebracht, op schepen worden overgeladen, dan wel per vliegtuig of per spoor worden vervoerd, ð is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot het toestaan van ï worden door de Commissie ontheffingen toegestaan op de in de leden 1 tot en met 4 Ö van dit artikel Õ bedoelde controle en voorlegging van invoerdocumenten in het douanekantoor aan de grens waar zij worden binnengebracht, zodat deze controle en voorlegging in een ander, overeenkomstig artikel 12, lid 1, aangewezen douanekantoor kunnen geschieden.

Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

ê 338/97 (aangepast)

Artikel 5 - Uitvoer of wederuitvoer uit de Ö Unie Õ

1. Specimens van de in bijlage A genoemde soorten mogen slechts uit de Ö Unie Õ uitgevoerd of wederuitgevoerd worden indien de nodige controles zijn verricht en vooraf bij het douanekantoor waar de uitvoerformaliteiten worden vervuld, een uitvoervergunning of wederuitvoercertificaat is voorgelegd, dat is afgegeven door een administratieve instantie van de lidstaat waar de specimens zich bevinden.

2. Voor de in bijlage A genoemde specimens mag enkel een uitvoervergunning worden afgegeven indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a) de bevoegde wetenschappelijke autoriteit heeft in een schriftelijk advies gesteld dat het vangen of verzamelen van de specimens of de uitvoer daarvan geen nadelig effect heeft op de instandhouding van de soort of op de omvang van het verspreidingsgebied van de populatie van de betrokken soort;

b) de aanvrager staaft aan de hand van documenten dat de specimens verkregen zijn overeenkomstig de vigerende wetgeving betreffende de bescherming van de betrokken soort; indien de aanvraag wordt ingediend bij een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst, kan zulks geschieden door middel van een certificaat waarin wordt verklaard dat het specimen aan zijn natuurlijk milieu is onttrokken overeenkomstig de vigerende wetgeving op zijn grondgebied;

c) de administratieve instantie heeft de zekerheid verkregen dat:

i) levende specimens op een zodanige wijze voor vervoer gereed gemaakt en verzonden zullen worden dat de risico's van verwonding, ziekte of ruwe behandeling tot een minimum beperkt zijn; en

ii) –        de specimens van soorten die niet in bijlage I bij de Overeenkomst zijn vermeld, niet voor overwegend commerciële doeleinden zullen worden gebruikt; of

– in geval van uitvoer van specimens van de in artikel 3, lid 1, onder a), bedoelde soorten naar een Staat die partij is bij de Overeenkomst, een invoervergunning is afgegeven;

              en

d) de administratieve instantie van de lidstaat heeft via overleg met de bevoegde wetenschappelijke autoriteit de zekerheid verkregen dat er geen andere argumenten in verband met de instandhouding van de soort pleiten tegen afgifte van de uitvoervergunning.

3. Een wederuitvoercertificaat mag enkel worden afgegeven indien is voldaan aan de in lid 2, onder c) en d), genoemde voorwaarden en de aanvrager aan de hand van documenten bewijst dat de specimens:

a) overeenkomstig de bepalingen van deze verordening in de Ö Unie Õ werden binnengebracht; of

b) overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3626/82 van de Raad in de Ö Unie Õ werden binnengebracht, indien dit plaatsvond vóór 3 maart 1997, of Ö overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 in de Unie werden binnengebracht, indien dit plaatsvond vóór de inwerkingtreding van de onderhavige verordening maar na 3 maart 1997; of Õ

c) in de internationale handel zijn gebracht overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst, indien het gaat om vóór 1984 in de Ö Unie Õ binnengebrachte specimens; of

d) langs Ö legale Õ weg op het grondgebied van een lidstaat werden binnengebracht voordat de in de onder a) en b) bedoelde verordeningen of de Overeenkomst op die specimens, of in die lidstaat, van toepassing werden.

4. Specimens van de in de bijlagen B en C genoemde soorten mogen slechts uit de Ö Unie Õ worden uitgevoerd of wederuitgevoerd indien de nodige controles zijn verricht en vooraf bij het douanekantoor waar de uitvoerformaliteiten worden vervuld, een uitvoervergunning of wederuitvoercertificaat is voorgelegd die/dat werd afgegeven door een administratieve instantie van de lidstaat waar de specimens zich bevinden.

Een uitvoervergunning mag enkel worden afgegeven indien aan de in lid 2, onder a), b), c), i), en d), genoemde voorwaarden is voldaan.

Een wederuitvoercertificaat mag enkel worden afgegeven indien is voldaan aan de in lid 2, onder c), i) en d), en in lid 3, onder a), b), c), en d), genoemde voorwaarden.

ê 398/2009 art. 1, punt. 2, a) (aangepast)

ð nieuw

5. Indien een aanvraag voor een wederuitvoercertificaat betrekking heeft op specimens die bij binnenkomst in de Ö Unie Õ vergezeld gingen van een door een andere lidstaat afgegeven invoervergunning, pleegt de administratieve instantie vooraf overleg met de administratieve instantie die de invoervergunning heeft afgegeven. ð De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van ï de overlegprocedures en de gevallen waarin overleg vereist is. worden door de Commissie vastgesteld. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

ê 338/97

6. De in lid 2, onder a) en c), ii), genoemde voorwaarden voor de afgifte van een uitvoervergunning of wederuitvoercertificaat zijn niet van toepassing op:

a) bewerkte specimens die meer dan 50 jaar geleden werden verkregen; of

ê 338/97 (aangepast)

b) dode specimens, delen daarvan en van deze specimens verkregen producten waarvoor de aanvrager aan de hand van documenten kan bewijzen dat zij langs legale weg zijn verkregen voordat de bepalingen van deze verordening, Ö van Verordening (EG) nr. 338/97, Õ van Verordening (EEG) nr. 3626/82 of van de Overeenkomst daarop van toepassing werden.

ê 338/97

7. De bevoegde wetenschappelijke autoriteit van elke lidstaat controleert de door die lidstaat afgegeven uitvoervergunningen voor specimens van de in bijlage B opgenomen soorten alsmede de daadwerkelijke uitvoer van deze specimens. Zodra een wetenschappelijke autoriteit van oordeel is dat de uitvoer van specimens behorend tot een dergelijke soort beperkt dient te worden met het oog op de instandhouding van die soort in haar gehele areaal op een niveau waarop zij haar rol in het ecosysteem waarin ze voorkomt naar behoren kan vervullen, en ver boven het niveau waarop zij overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a), of onder b), i), voor opneming in bijlage A in aanmerking zou komen, deelt de wetenschappelijke autoriteit de bevoegde administratieve instantie schriftelijk mee welke de gepaste maatregelen zijn die moeten worden genomen om de afgifte van uitvoervergunningen voor de specimens van deze soort te beperken.

ê 398/2009 art. 1, punt 2, b) (aangepast)

ð nieuw

Wanneer een administratieve instantie van in de eerste alinea bedoelde maatregelen op de hoogte is gebracht, deelt zij die — tezamen met haar opmerkingen — mee aan de Commissie. ð De Commissie beveelt, indien nodig, door middel van uitvoeringshandelingen ï volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure beveelt de Commissie eventueel uitvoerbeperkingen met betrekking tot de betrokken soort aan. ð Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. ï

ê 338/97

Artikel 6 - Afwijzing van aanvragen voor in de artikelen 4, 5 en 10 bedoelde vergunningen en certificaten

1. Wanneer een lidstaat een aanvraag voor een vergunning of certificaat afwijst en wanneer het in het licht van de doelstellingen van deze verordening gaat om een significant geval, stelt hij de Commissie daarvan onverwijld in kennis en deelt hij haar de redenen van zijn afwijzing mee.

2. Met het oog op de eenvormige toepassing van deze verordening deelt de Commissie aan de andere lidstaten de informatie mee die zij overeenkomstig lid 1 heeft verkregen.

3. Wanneer een vergunning of certificaat wordt aangevraagd voor specimens waarvoor eerder een dergelijke aanvraag werd afgewezen, dient de aanvrager de bevoegde instantie waarbij de aanvraag wordt ingediend van deze vroegere afwijzing op de hoogte te brengen.

4. De lidstaten erkennen de afwijzing van aanvragen door de bevoegde instanties van de andere lidstaten wanneer deze op bepalingen van de onderhavige verordening gebaseerd zijn.

De eerste alinea is evenwel niet van toepassing indien de omstandigheden fundamenteel gewijzigd zijn of indien een aanvraag stoelt op nieuwe documenten. Indien een administratieve instantie in dergelijke gevallen een vergunning of certificaat afgeeft, brengt zij de Commissie van deze afgifte en van de redenen daarvoor op de hoogte.

ê 338/97

ð nieuw

Artikel 7 - Afwijkingen

1. In gevangenschap geboren en gefokte of kunstmatig gekweekte specimens

Met uitzondering van de toepassing van artikel 8 zijn op specimens van de in bijlage A genoemde soorten die in gevangenschap zijn geboren en gefokt of kunstmatig zijn gekweekt, de bepalingen van toepassing die gelden voor specimens van in bijlage B genoemde soorten.

Voor kunstmatig gekweekte planten kan van het bepaalde in de artikelen 4 en 5 worden afgeweken onder ð bijzondere ï welbepaalde, door de Commissie vast te stellen voorwaarden.

ê 398/2009 art. 1, punt 3, a) (aangepast)

ð nieuw

De Commissie ð is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot: ï

a) de criteria aan de hand waarvan moet worden uitgemaakt of een specimen in gevangenschap geboren en gefokt of kunstmatig gekweekt is en of dit al dan niet voor handelsdoeleinden gebeurde;

b) de in de tweede alinea van dit lid bedoelde bijzondere voorwaarden inzake:

i) het gebruik van fytosanitaire certificaten;

ii) de transacties van ingeschreven handelaren en van de in lid 4 van dit artikel bedoelde wetenschappelijke instellingen; en

iii) de handel in hybride specimens.

Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

ê 338/97 (aangepast)

2. Doorvoer

In afwijking van artikel 4 zijn, indien een specimen via de Ö Unie Õ wordt doorgevoerd, de controle en de overlegging van de voorgeschreven vergunningen, certificaten en kennisgevingen in het douanekantoor aan de grens waar de specimens worden binnengebracht, niet vereist.

In het geval van soorten die overeenkomstig artikel 3, lid 1 en lid 2, onder a) en b), in de bijlagen zijn opgenomen, is de in de eerste alinea van dit lid bedoelde afwijking alleen van toepassing indien een geldig document voor uitvoer of wederuitvoer zoals in de Overeenkomst is bepaald, dat overeenkomt met de specimens waarvoor het als begeleidend document dient, en waarin de bestemming van het specimen nader wordt vermeld, is afgegeven door de bevoegde autoriteiten van het derde land van uitvoer of wederuitvoer.

ê 398/2009 art. 1, punt 3, b)

ð nieuw

Indien het in de tweede alinea bedoelde document niet vóór de uitvoer of wederuitvoer is afgegeven, moet het specimen in beslag worden genomen en kan het in voorkomend geval verbeurd worden verklaard, tenzij het document achteraf toch wordt overgelegd onder de ð bijzondere ï door de Commissie vastgestelde voorwaarden. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

ò nieuw

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de bijzondere voorwaarden voor het achteraf overleggen van een document voor uitvoer of wederuitvoer.

ê 398/2009 art. 1, punt 3, c) (aangepast)

ð nieuw

3. Persoonlijke bezittingen en huisraad

In afwijking van de artikelen 4 en 5 zijn de daarin vervatte bepalingen niet van toepassing op dode specimens, delen daarvan of daaruit verkregen producten van soorten genoemd in de bijlagen A tot en met D die vallen onder persoonlijke bezittingen of huisraad die in de Ö Unie Õ worden binnengebracht dan wel uit de Ö Unie Õ worden uitgevoerd of wederuitgevoerd, in overeenstemming met ð bijzondere ï bepalingen. die door de Commissie worden vastgesteld. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

ò nieuw

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de bijzondere bepalingen betreffende de binnenbrenging, uitvoer of wederuitvoer van persoonlijke bezittingen of huisraad.

ê 398/2009 art. 1, punt 3, c) (aangepast)

4. Wetenschappelijke instellingen

De in de artikelen 4, 5, 8 en 9 bedoelde documenten behoeven niet te worden overgelegd wanneer het gaat om uitlening, schenking of uitwisseling voor niet‑commerciële doeleinden tussen wetenschappers en wetenschappelijke instellingen die door een administratieve instantie van de staat waarin zij zijn gevestigd, zijn ingeschreven, van specimens uit herbaria en van andere geconserveerde gedroogde of ingesloten specimens uit musea en van levende planten die voorzien zijn van een etiket waarvan het model wordt vastgesteld Ö overeenkomstig de tweede alinea van dit lid Õ volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure of van een gelijksoortig etiket, afgegeven of goedgekeurd door een administratieve instantie van een derde land.

ò nieuw

De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een model vast voor een etiket voor levende planten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

ê 338/97 (aangepast)

Artikel 8 - Bepalingen betreffende de controle op handelsactiviteiten

1. De aankoop, het te koop vragen, de verwerving voor commerciële doeleinden, het tentoonstellen voor commerciële doeleinden, het gebruik met winstoogmerk en het verkopen, het in bezit hebben met het oog op verkoop, het ten verkoop aanbieden of het vervoeren met het oog op verkoop van specimens van de in bijlage A genoemde soorten, is verboden.

2. De lidstaten kunnen het in bezit hebben van specimens, met name van tot de in bijlage A genoemde soorten behorende levende dieren, verbieden.

3. In overeenstemming met de voorschriften van andere wetgeving Ö van de Unie Õ betreffende de instandhouding van wilde fauna en flora kan per geval ontheffing van de in lid 1 genoemde verbodsbepalingen worden verleend door afgifte van een daartoe strekkend certificaat door een administratieve instantie van de lidstaat waarin de specimens zich bevinden, indien de specimens:

a) werden verkregen of Ö in de Unie Õ werden binnengebracht voordat de bepalingen betreffende de soorten als genoemd in bijlage I bij de Overeenkomst of in bijlage C 1 bij Verordening (EEG) nr. 3626/82 of in bijlage A bij Ö Verordening (EG) nr. 338/97 of bij Õ de onderhavige verordening, van toepassing werden op die specimens; of

b) bewerkte specimens zijn die meer dan 50 jaar geleden zijn verkregen; of

c) in de Ö Unie Õ werden binnengebracht overeenkomstig de bepalingen van Ö Verordening (EG) nr. 338/97 of van Õ deze verordening en bestemd zijn om te worden gebruikt voor doeleinden die het voortbestaan van de betrokken soort niet nadelig beïnvloeden; of

ê 338/97

d) in gevangenschap geboren en gefokte specimens zijn van een diersoort of kunstmatig gekweekte specimens van een plantensoort of een deel van zo'n dier of zo'n plant zijn of daaruit zijn verkregen; of

e) onder bijzondere omstandigheden en met naleving van Richtlijn 86/609/EEG van de Raad nodig zijn met het oog op de vooruitgang van de wetenschap of voor belangrijke biomedische doeleinden indien de betrokken soort de enige blijkt te zijn die daarvoor geschikt is, en geen in gevangenschap geboren en gefokte specimens van die soort beschikbaar zijn; of

f) bestemd zijn voor fok- of kweekdoeleinden en dientengevolge zullen bijdragen tot de instandhouding van de betrokken soorten; of

g) bestemd zijn voor onderzoek of onderwijs dat de bescherming of de instandhouding van de soort op het oog heeft; of

h) van oorsprong zijn uit een lidstaat en overeenkomstig de in die lidstaat geldende wetgeving aan hun natuurlijk milieu werden onttrokken.

ê 398/2009 art. 1, punt 4 (aangepast)

ð nieuw

4. De Commissie ð is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot ï kan, algemene afwijkingen van de verbodsbepalingen van lid 1 van dit artikel, Ö op basis van de voorwaarden van lid 3 Õ vaststellen, alsmede algemene Ö afwijkingen Õ met betrekking tot de soorten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder b), ii), in bijlage A zijn opgenomen. Dergelijke afwijkingen moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van andere wetgeving Ö van de Unie Õ inzake de instandhouding van wilde fauna en flora. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

ê 338/97 (aangepast)

5. De in lid 1 genoemde verbodsbepalingen gelden ook voor specimens van de soorten genoemd in bijlage B, behalve indien ten genoegen van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat is aangetoond dat die specimens verkregen werden en, indien zij niet uit de Ö Unie Õ afkomstig zijn, daarin werden binnengebracht overeenkomstig de geldende wetgeving inzake de instandhouding van de wilde flora en fauna.

6. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen de specimens van de in de bijlagen B, C en D genoemde soorten die zij uit hoofde van deze verordening verbeurd hebben verklaard, verkopen op voorwaarde dat zij op deze wijze niet rechtstreeks terugkeren naar de natuurlijke of rechtspersoon waarvan zij in beslag werden genomen of die medeschuldig aan de inbreuk is. Deze specimens kunnen dan voor alle doeleinden worden gebruikt alsof zij legaal waren verworven.

Artikel 9 - Vervoer van levende specimens

1. Voor elk vervoer binnen de Ö Unie Õ van een levend specimen van een soort opgenomen in bijlage A van de plaats die vermeld wordt op de invoervergunning of op een certificaat dat in overeenstemming met deze verordening is afgegeven, is de voorafgaande toestemming vereist van een administratieve instantie van de lidstaat waarin het specimen zich bevindt. In de overige gevallen van vervoer moet de persoon die verantwoordelijk is voor het vervoer in voorkomend geval het bewijs van de wettelijke oorsprong van het specimen kunnen leveren.

2. Toestemming wordt:

a) alleen verleend wanneer de bevoegde wetenschappelijke autoriteit van die lidstaat of — indien het vervoer naar een andere lidstaat plaatsvindt — wanneer de bevoegde wetenschappelijke autoriteit van deze laatste zich ervan heeft vergewist dat de geplande accommodatie op de plaats van bestemming van een levend specimen voldoende is uitgerust om het in stand te houden en goed te verzorgen;

b) bevestigd door afgifte van een certificaat; en

c) indien van toepassing, onmiddellijk meegedeeld aan een administratieve instantie van de lidstaat waarnaar het specimen zal worden verzonden.

3. Deze toestemming is evenwel niet vereist indien een levend dier voor een urgente veterinaire behandeling moet worden vervoerd en daarna rechtstreeks wordt teruggebracht naar de plaats waar het zich mag bevinden.

4. Indien een levend specimen van een soort genoemd in bijlage B binnen de Ö Unie Õ wordt vervoerd, mag degene die het specimen in zijn bezit heeft, hiervan uitsluitend afstand doen indien de toekomstige ontvanger voldoende is ingelicht over het onderbrengen, de uitrusting en de handelingen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat het specimen op gepaste wijze zal worden behandeld.

5. Indien levende specimens vervoerd worden naar, uit of binnen de Ö Unie Õ, of bij doorvoer of overlading op een bepaalde plaats worden gehouden, dienen zij op een zodanige wijze te worden gereedgemaakt, vervoerd en verzorgd dat risico's van verwondingen, ziekte en ruwe behandeling tot een minimum worden beperkt en dit, indien het om dieren gaat, in overeenstemming met de regelgeving Ö van de Unie Õ inzake de bescherming van dieren gedurende het vervoer.

ê 398/2009 art. 1, punt 5 (aangepast)

ð nieuw

6. De Commissie ð is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot ï kan beperkingen opleggen ten aanzien van het in het bezit hebben of vervoer van levende specimens van soorten waarvoor overeenkomstig artikel 4, lid 6, beperkingen inzake het binnenbrengen in de Ö Unie Õ zijn vastgesteld. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

ê 338/97

Artikel 10 - Af te geven certificaten

Wanneer zij van de betrokkene een van de nodige bewijsstukken vergezelde aanvraag ontvangt en wanneer is voldaan aan de voorwaarden inzake afgifte, kan een administratieve instantie van een lidstaat een certificaat afgeven voor de doeleinden van artikel 5, lid 2, onder b), artikel 5, lid 3, artikel 5, lid 4, artikel 8, lid 3, en artikel 9, lid 2, onder b).

Artikel 11 - Geldigheid van en speciale voorwaarden met betrekking tot vergunningen en certificaten ê 338/97 (aangepast)

1. Onverminderd strengere maatregelen die de lidstaten kunnen aannemen of handhaven zijn vergunningen en certificaten die overeenkomstig deze verordening door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zijn verstrekt, in de hele Ö Unie Õ geldig.

2. Elke vergunning of elk certificaat, alsmede elke vergunning of elk certificaat die/dat op basis daarvan werd afgegeven, wordt als nietig beschouwd indien door een bevoegde autoriteit of door de Commissie in overleg met de bevoegde autoriteit die de vergunning of het certificaat heeft Ö afgegeven Õ , wordt bewezen dat dit is geschied aan de hand van de foute veronderstelling dat aan de voorwaarden voor afgifte was voldaan.

Specimens die zich bevinden op het grondgebied van een lidstaat en waarvoor dat soort documenten werd opgemaakt, worden in beslag genomen door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat en kunnen verbeurd worden verklaard.

3. Aan elke vergunning of elk certificaat dat overeenkomstig deze verordening door een autoriteit werd afgegeven, kunnen voorwaarden en vereisten worden verbonden die door die autoriteit zijn opgelegd om te garanderen dat aan de bepalingen daarvan wordt voldaan. Indien dergelijke voorwaarden als vereisten als standaardformulering in vergunningen of certificaten dienen te worden opgenomen, stellen de lidstaten de Commissie daarvan in kennis.

4. Elke invoervergunning die is afgegeven op basis van een kopie van de overeenkomstige uitvoervergunning, respectievelijk het overeenkomstige wederuitvoercertificaat, is alleen geldig voor het binnenbrengen van specimens in de Ö Unie Õ indien zij vergezeld gaat van het originele exemplaar van de uitvoervergunning, respectievelijk van het uitvoercertificaat.

ê 398/2009 art. 1, punt 6 (aangepast)

ð nieuw

5. De Commissie ð is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot ï stelt de termijnen voor de afgifte van vergunningen en certificaten vast. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

ê 338/97 (aangepast)

Artikel 12 - Plaats van binnenkomst en uitvoer

1. De lidstaten wijzen de douanekantoren aan waar de controles en formaliteiten worden vervuld voor het binnenbrengen in de Ö Unie Õ, ten behoeve van het verlenen van een douanebestemming overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2913/92, en voor de uitvoer uit de Ö Unie Õ van specimens van onder deze verordening vallende soorten; zij geven tevens aan welke douanekantoren speciaal voor levende specimens zijn bestemd.

2. Alle krachtens lid 1 aangewezen kantoren worden voorzien van voldoende en deskundig personeel. De lidstaten zorgen ervoor dat adequate accommodatievoorzieningen beschikbaar zijn, overeenkomstig de bepalingen van de relevante wetgeving Ö van de Unie Õ inzake het vervoer en het onderbrengen van levende dieren en, wanneer zulks nodig is, dat adequate voorzieningen voor levende planten worden getroffen.

3. Alle overeenkomstig lid 1 aangewezen kantoren worden meegedeeld aan de Commissie, die de lijst ervan publiceert in het Publicatieblad van de Europese Unie.

ê 398/2009 art. 1, punt 7 (aangepast)

ð nieuw

4. In uitzonderlijke gevallen en overeenkomstig ð bijzondere ï de door de Commissie vastgestelde criteria kan een administratieve instantie toestemming geven om de betrokken specimens via een ander douanekantoor dan die welke overeenkomstig lid 1 zijn aangewezen, in de Ö Unie Õ binnen te brengen, c.q. daaruit uit te voeren of weder uit te voeren. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële elementen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

ò nieuw

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de bijzondere criteria aan de hand waarvan toestemming voor de binnenbrenging, uitvoer of wederuitvoer via een ander douanekantoor kan worden gegeven.

ê 338/97

ð nieuw

5. De lidstaten zorgen ervoor dat het publiek bij de grenspost wordt geïnformeerd over de toepassingsbepalingen van ð krachtens ï deze verordening ð vastgestelde bepalingen ï .

Artikel 13 - Administratieve instanties, wetenschappelijke autoriteiten en andere bevoegde instanties

1. Iedere lidstaat wijst een administratieve hoofdinstantie aan die belast wordt met de uitvoering van deze verordening en de contacten met de Commissie.

Iedere lidstaat kan tevens nog meer administratieve instanties en andere bevoegde instanties aanwijzen die bijstand verlenen bij de uitvoering, in welk geval de administratieve hoofdinstantie ervoor verantwoordelijk is dat de instanties die assistentie verlenen alle informatie krijgen die voor een correcte toepassing van deze verordening nodig is.

2. Iedere lidstaat wijst een of meer wetenschappelijke autoriteiten aan die over de nodige kwalificaties beschikken en andere taken hebben dan die van de aangewezen administratieve instanties.

ê 338/97 (aangepast)

3. Uiterlijk Ö op 3 maart 1997 Õ delen de lidstaten aan de Commissie de namen en adressen mee van de administratieve instanties, de wetenschappelijke autoriteiten en andere autoriteiten die bevoegd zijn om vergunningen en certificaten af te geven; deze informatie wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

ê 338/97

Iedere in lid 1, eerste alinea, bedoelde administratieve instantie deelt op verzoek van de Commissie binnen twee maanden de namen en voorbeelden van handtekeningen mee van personen die gemachtigd zijn om vergunningen of certificaten te ondertekenen, alsmede stempelafdrukken, zegels of andere merken die gebruikt worden om vergunningen of certificaten te legaliseren.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elke verandering in de reeds verstrekte informatie, en zulks niet later dan twee maanden nadat een wijziging is doorgevoerd.

Artikel 14 - Controle op de uitvoering en onderzoek naar inbreuken

1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten zien toe op de naleving van de bepalingen van deze verordening.

Indien de bevoegde autoriteiten op een bepaald ogenblik redenen hebben om te geloven dat deze bepalingen niet worden nageleefd, nemen zij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden nageleefd of om een rechtsvordering in te stellen.

De lidstaten delen de Commissie en het secretariaat van de Overeenkomst, wat betreft de in de bijlagen bij de Overeenkomst vermelde soorten, alle maatregelen mee die de bevoegde autoriteiten ten aanzien van significante overtredingen van deze verordening hebben genomen, waaronder inbeslagname en verbeurdverklaring.

2. De Commissie vestigt de aandacht van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op de zaken waarvoor zij een onderzoek in het kader van deze verordening noodzakelijk acht. De lidstaten delen de Commissie en het secretariaat van de Overeenkomst, wat betreft de in de bijlagen bij de Overeenkomst vermelde soorten, het resultaat van alle daaropvolgende onderzoeken mee.

3. Er wordt een Toezichtsgroep opgericht, bestaande uit de vertegenwoordigers van de autoriteiten van iedere lidstaat, die belast zijn met de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze verordening. De Groep wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

De Toezichtsgroep bestudeert ieder technisch vraagstuk betreffende de tenuitvoerlegging van deze verordening dat de voorzitter op eigen initiatief of op verzoek van de leden van de Groep of het comité aan de orde stelt.

De Commissie deelt de in de Toezichtsgroep geuite opvattingen mee aan het comité.

Artikel 15 - Verstrekken van informatie

1. De lidstaten en de Commissie verstrekken elkaar de nodige informatie voor de uitvoering van deze verordening.

ê 338/97

ð nieuw

De lidstaten en de Commissie zien erop toe dat de nodige maatregelen worden genomen om het publiek bewust te maken van en te informeren over de toepassingsbepalingen van de Overeenkomst en van deze verordening, en van de ð krachtens deze verordening vastgestelde ï uitvoeringsmaatregelen daarvan.

ê 338/97

2. De Commissie onderhoudt contacten met het secretariaat van de Overeenkomst om ervoor te zorgen dat de Overeenkomst doeltreffend ten uitvoer wordt gelegd op het grondgebied waarop deze verordening van toepassing is.

3. De Commissie deelt adviezen van de wetenschappelijke studiegroep onmiddellijk mee aan de administratieve instanties van de betrokken lidstaten.

ê 338/97 (aangepast)

è1 398/2009 art. 1, punt 8, a), i)

è2 398/2009 art. 1, punt 8, a), ii)

ð nieuw

4. De administratieve instanties van de lidstaten delen de Commissie elk jaar vóór 15 juni alle informatie mee betreffende het voorafgaande jaar die nodig is om de in artikel VIII, lid 7, onderdeel a) van de Overeenkomst bedoelde rapporten op te stellen, alsmede gelijkwaardige informatie over de internationale handel in alle specimens van de in de bijlagen A, B en C genoemde soorten en over het binnenbrengen in de Ö Unie Õ van specimens van de in bijlage D genoemde soorten. è1 De Commissie bepaalt ð door middel van uivoeringshandelingen ï volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure welke informatie moet worden verstrekt en in welke vorm dat dient te geschieden. ç ð Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. ï

Op basis van de in de eerste alinea bedoelde informatie publiceert de Commissie jaarlijks vóór 31 oktober een statistisch verslag over het binnenbrengen in de Ö Unie Õ en de uitvoer en wederuitvoer uit de Ö Unie Õ van de specimens van de soorten waarop deze verordening van toepassing is, en verstrekt zij het secretariaat van de Overeenkomst de informatie over de onder de Overeenkomst vallende soorten.

Onverminderd artikel 22 verstrekken de administratieve instanties van de lidstaten de Commissie om het andere jaar vóór 15 juni, en wel voor de eerste maal in 1999, alle informatie betreffende de voorgaande twee jaar die vereist is voor het opstellen van de in artikel VIII, lid 7, onderdeel b), van de Overeenkomst bedoelde rapporten benevens gelijkwaardige informatie over de bepalingen van deze verordening die buiten het toepassingsgebied van de Overeenkomst vallen. è2 De Commissie bepaalt ð door middel van uivoeringshandelingen ï volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure welke informatie moet worden verstrekt en in welke vorm dat dient te geschieden. ç ð Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. ï

Op basis van de in de derde alinea bedoelde informatie stelt de Commissie om het andere jaar vóór 31 oktober, en wel voor de eerste maal in 1999, een rapport op over de uitvoering en handhaving van deze verordening.

ê 398/2009 art. 1, punt 8, b)

ð nieuw

5. Met het oog op de wijzigingen van de bijlagen delen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de Commissie alle relevante informatie mee. Volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure bepaalt De Commissie ð bepaalt door middel van uivoeringshandelingen ï welke informatie vereist is. ð Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. ï

ê 338/97 (aangepast)

è1 Rectificatie 338/97 (PB 298 van 1.11.1997, blz. 70)

6. è1 Onverminderd Richtlijn Ö 2003/4/EG van het Europees Parlement en van de Raad Õ ç neemt de Commissie de nodige maatregelen om te waarborgen dat de informatie die Ö uit hoofde van Õ de toepassing van deze verordening is verkregen, vertrouwelijk wordt behandeld.

Artikel 16 - Sancties

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om er ten minste voor te zorgen dat sancties worden opgelegd indien op de bepalingen van deze verordening de volgende inbreuken worden gemaakt:

a) binnenbrengen in of uitvoeren dan wel wederuitvoeren uit de Ö Unie Õ van specimens zonder de passende vergunning of het passende certificaat, of met een niet naar waarheid ingevulde, vervalste of ongeldige vergunning of certificaat dan wel een vergunning of certificaat waarin wijzigingen zijn aangebracht zonder toestemming van de autoriteit die deze heeft afgegeven;

b) niet voldoen aan de bepalingen die op een overeenkomstig deze verordening afgegeven vergunning of certificaat zijn vermeld;

c) afleggen van een valse verklaring of het bewust verstrekken van verkeerde informatie om zodoende een vergunning of een certificaat te kunnen verkrijgen;

d) gebruik van een niet naar waarheid ingevulde, vervalste of ongeldige vergunning of certificaat dan wel van een vergunning of certificaat waarin zonder toestemming wijzigingen zijn aangebracht, met de bedoeling om een vergunning of certificaat Ö van de Unie Õ te verkrijgen dan wel met het oog op een ander officieel doel dat met deze verordening in verband staat;

e) niet of niet naar waarheid kennisgeven van invoer;

f) vervoer van levende specimens die niet op zodanige wijze zijn gereedgemaakt dat risico's van verwondingen, ziekte of ruwe behandeling tot een minimum worden beperkt;

g) ander gebruik van de specimens van soorten genoemd in bijlage A dan dat waarvoor bij afgifte van de invoervergunning of daarna toestemming werd verleend;

h) handel in kunstmatig gekweekte planten in strijd met de overeenkomstig artikel 7, lid 1, tweede alinea, vastgestelde bepalingen;

i) vervoer van specimens naar of uit de Ö Unie Õ of doorvoer via de Ö Unie Õ zonder dat er in overeenstemming met deze verordening of, in het geval van uitvoer of wederuitvoer uit een derde land dat partij is bij de Overeenkomst, in overeenstemming met die Overeenkomst, een passende vergunning of passend certificaat is afgegeven, of een bevredigend bewijs van het bestaan daarvan geleverd is;

j) in strijd met artikel 8 aankopen, te koop vragen, verwerven voor commerciële doeleinden, gebruiken voor commerciële doeleinden, ten toon stellen voor commerciële doeleinden, verkopen, in bezit hebben met het oog op verkoop, ten verkoop aanbieden of vervoeren met het oog op verkoop van specimens;

k) gebruiken van een vergunning of certificaat voor een ander specimen dan dat waarvoor de vergunning of het certificaat werd afgegeven;

l) vervalsen of wijzigen van een overeenkomstig deze verordening afgegeven vergunning of certificaat;

m) verzwijgen van het feit dat een aanvraag voor een vergunning of certificaat werd afgewezen Ö , in de zin van artikel 6, lid 3 Õ.

2. De in lid 1 bedoelde maatregelen staan in een passende verhouding tot de aard en de ernst van de inbreuk en bevatten onder meer voorzieningen met betrekking tot de inbeslagname en, in voorkomend geval, verbeurdverklaring van de specimens.

3. Indien een specimen verbeurd wordt verklaard, wordt het toevertrouwd aan een bevoegde autoriteit van de lidstaat die tot verbeurdverklaring is overgegaan, die:

a) na overleg met een wetenschappelijke autoriteit van die lidstaat, het specimen ergens onderbrengt of het van de hand doet op een manier die zij geschikt en verenigbaar acht met de doelstellingen en bepalingen van de onderhavige verordening; en

b) in het geval van een levend specimen dat in de Ö Unie Õ is binnengebracht, na overleg met het land van uitvoer, dat specimen op kosten van degene die veroordeeld is, naar dat land kan terugsturen.

4. Indien een levend specimen van een soort genoemd in bijlage B of C op een bepaalde plaats Ö in de Unie Õ wordt binnengebracht zonder de/het passende geldige vergunning of certificaat, moet het specimen in beslag worden genomen en kan het verbeurd worden verklaard of kunnen, indien de geadresseerde het specimen weigert te accepteren, de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waarin deze plaats van binnenkomst gelegen is, zo nodig de zending weigeren en van de vervoerder eisen dat hij het specimen naar de plaats van vertrek terugzendt.

Artikel 17 - De wetenschappelijke studiegroep

1. Er wordt een wetenschappelijke studiegroep opgericht bestaande uit de vertegenwoordigers van de wetenschappelijke autoriteit(en) van de verschillende lidstaten, en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. De wetenschappelijke studiegroep onderzoekt alle wetenschappelijke vraagstukken met betrekking tot de uitvoering van deze verordening — met name die inzake artikel 4, lid 1, onder a), lid 2, onder a), en lid 6 — die door haar voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van de leden van de groep of van het comité, aan de orde worden gesteld.

3. De Commissie deelt de adviezen van de wetenschappelijke studiegroep aan het comité mee.

ê 398/2009 art. 1, punt 10 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 18 - Ö Bijkomende gedelegeerde bevoegdheden Õ

1. Volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure neemt de Commissie de maatregelen aan bedoeld in artikel 4, lid 6, artikel 5, lid 7, onder b), artikel 7, lid 4, artikel 15, lid 4, eerste en derde alinea, artikel 15, lid 5, en artikel 21, lid 3.

2. De Commissie neemt de maatregelen aan bedoeld in artikel 4, lid 7, artikel 5, lid 5, artikel 7, lid 1, derde alinea, lid 2, derde alinea, en lid 3, artikel 8, lid 4, artikel 9, lid 6, artikel 11, lid 5, en artikel 12, lid 4. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

1. De Commissie ð is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot ï uniforme bepalingen en criteria voor:

a) de afgifte, de geldigheid en het gebruik van de documenten bedoeld in artikel 4, artikel 5, artikel 7, lid 4, en artikel 10;

b) het gebruik van de in artikel 7, lid 1, tweede alinea, onder a), bedoelde fytosanitaire certificaten;

c) het opstellen, wanneer zulks nodig is, van procedures voor het merken van specimens als hulpmiddel bij de identificatie ervan en ter naleving van deze verordening.

Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

2. De Commissie ð is bevoegd overeenkomstig artikel 20 ï zo nodig ð gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot ï aanvullende maatregelen om de resoluties van de conferentie van de partijen bij de overeenkomst, besluiten of aanbevelingen van het Permanent Comité van de overeenkomst en aanbevelingen van het secretariaat van de overeenkomst ten uitvoer te leggen. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

3. De Commissie ð is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter wijziging van ï de bijlagen A tot en met D, met uitzondering van de wijzigingen van bijlage A die niet uit de besluiten van de conferentie van de partijen bij de overeenkomst voortvloeien. Die maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 19 - Ö Bijkomende uitvoeringsbevoegdheden Õ

1. De Commissie stelt ð door middel van uitvoeringshandelingen ï het model van de in artikel 4, artikel 5, artikel 7, lid 4, en artikel 10 bedoelde documenten vast volgens de in artikel 18. lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure. ð Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. ï

ò nieuw

2. De Commissie schrijft door middel van uitvoeringshandelingen een formulier voor het doen van de kennisgeving van invoer voor. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 20 - Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 4, lid 7, artikel 5, lid 5, artikel 7, leden 1, 2 en 3, artikel 8, lid 4, artikel 9, lid 6, artikel 11, lid 5, artikel 12, lid 4, en artikel 18, leden 1, 2 en 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [de datum van inwerkingtreding van de basishandeling of een andere door de wetgever vastgestelde datum].

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikel 4, lid 7, artikel 5, lid 5, artikel 7, leden 1, 2 en 3, artikel 8, lid 4, artikel 9, lid 6, artikel 11, lid 5, artikel 12, lid 4, en artikel 18, leden 1, 2 en 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.Een overeenkomstig artikel 4, lid 7, artikel 5, lid 5, artikel 7, leden 1, 2 en 3, artikel 8, lid 4, artikel 9, lid 6, artikel 11, lid 5, artikel 12, lid 4, en artikel 18, leden 1, 2 en 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van [twee maanden] na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met [twee maanden] verlengd.

ê 1882/2003 art. 3 en bijlage III, punt 66 (aangepast)

Artikel 21 - Ö Comitéprocedure Õ

1. De Commissie wordt bijgestaan door Ö een comité genaamd het comité voor de handel in wilde dier- en plantensoorten. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. Õ

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden. Voor de taken waarvoor het comité krachtens artikel 19 bevoegd is, worden de voorgestelde maatregelen, indien de Raad na verloop van een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, door de Commissie vastgesteld.

ê 398/2009 art. 1, punt 9, a)

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

ê 398/2009 art. 1, punt 9, b)

4. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 5 ter, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5 bis, lid 3, onder c), en lid 4, onder b) en e), van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijnen worden vastgesteld op respectievelijk één maand, één maand en twee maanden.

ò nieuw

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

ê 338/97

Artikel 22 - Slotbepalingen

Elke lidstaat stelt de Commissie en het secretariaat van de Overeenkomst in kennis van de specifieke bepalingen die hij met het oog op de uitvoering van deze verordening treft, en van alle rechtsinstrumenten die worden aangewend en de maatregelen die zijn genomen om deze ten uitvoer te leggen en toe te passen.

De Commissie stelt de overige lidstaten daarvan in kennis.

ê

Artikel 23 - Intrekking

Verordening (EG) nr. 338/97 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

ê 338/97 (aangepast)

Artikel 24 - Ö Inwerkingtreding Õ

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.