Artikelen bij COM(2013)257 - Verslag over het mededingingsbeleid 2012

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2013)257 - Verslag over het mededingingsbeleid 2012.
document COM(2013)257 NLEN
datum 7 mei 2013
 

|
52013DC0257

VERSLAG VAN DE COMMISSIE Verslag over het mededingingsbeleid 2012 /* COM/2013/0257 final */


INLEIDING

De Europese Unie (EU) is de grootste economische zone en het grootste handelsblok ter wereld. De unieke troef van de EU en haar uitgesproken comparatief voordeel op het wereldtoneel is de interne markt, met meer dan een half miljard consumenten en meer dan 20 miljoen bedrijven.

De interne markt is sinds zijn voorzichtige begin voortdurend verbeterd en uitgebreid. Dit ging hand in hand met de uitbouw van het EU-mededingingsbeleid. Het schuchtere begin met de eerste mededingingszaken tegen belemmeringen van het handelsverkeer binnen de interne markt gaat al terug tot de jaren 1960, met name de baanbrekende beschikking van 1964 tegen Grundig en Consten. In die zaak ging het om een afspraak om de markt op te delen, die tot substantiële prijsverschillen tussen Frankrijk en Duitsland leidde. Het Hof van Justitie bevestigde de Grundig-Consten-beschikking en herhaalde nadien in andere arresten zijn standpunt over particuliere belemmeringen voor de grensoverschrijdende handel en mededinging. Toen in 1989 de concentratieverordening werd goedgekeurd, betekende dat een kwalitatieve sprong voorwaarts in het EU-mededingingsbeleid, die liet zien hoe de interne markt zich had ontwikkeld sinds de inwerkingtreding van de Europese Akte in 1987. Het EU-mededingingsbeleid speelde in op de nieuwe marktrealiteit, met meer kansen voor Europese bedrijven om, over de nationale grenzen heen, te fuseren en activa te verwerven. Ook het staatssteuntoezicht is geleidelijk een van de onmisbare pijlers van de interne markt geworden: het zorgt ervoor dat ondernemingen op voet van gelijkheid kunnen concurreren, ongeacht waar zij gevestigd zijn, en het biedt garanties dat lidstaten niet verwikkeld raken in een onderlinge subsidiewedloop - ten koste van elkaar en van het Europese algemeen belang. Ten slotte luidde tien jaar later de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 1/2003 een nieuw tijdperk in voor de handhaving van de EU-mededingingsregels: nationale mededingingsautoriteiten zijn nu zeer actieve spelers geworden. De EU-mededingingsregels worden nu op de interne markt door uiteenlopende handhavingsinstanties gehandhaafd volgens dezelfde beoordelingsnormen. Deze regeling zorgt ervoor dat de handhaving van de EU-mededingingsregels opvallend is versterkt en dat bedrijven die in Europa over de grenzen actief zijn, op een gelijk speelveld opereren.

Zonder een slagkrachtig EU-mededingingsbeleid zou de interne markt niet zijn volledige potentieel kunnen waarmaken. De weg zou openliggen voor particuliere barrières voor handel en mededinging die in de plaats komen van overheidsbarrières die nu na ruim een halve eeuw zijn gesloopt door de regels inzake vrij verkeer. Ook lidstaten zouden vrij spel krijgen om de handel en de mededinging te verstoren door een golf van subsidies. Dit scenario zou natuurlijk in het voordeel spelen van lidstaten met ruimere budgettaire mogelijkheden. Het EU-mededingingsbeleid afzwakken zou de interne markt ondermijnen en ten koste gaan van het groeipotentieel van de EU, waarvan de verschillende economieën - met name die in de eurozone - steeds sterker met elkaar verweven raken. Tegelijk is het mededingingsbeleid ook van cruciaal belang om de EU in staat te stellen de strijd aan te binden met misbruiken van machtspositie, kartels en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die consumenten schade berokkenen.

In 2012 is de Europese Commissie zich blijven inspannen om de interne markt goed te laten functioneren, ondanks incidentele pleidooien voor een soepelere houding tegen concurrentieverstorende praktijken van bedrijven of lidstaten, in deze tijden van economische crisis.

Het is nu de tijd niet om de handhaving van de mededingingsregels te versoepelen

Een treffend voorbeeld zijn het kartel voor beeldbuismonitoren (CDT's) en dat voor beeldbuizen (CPT's) die meer dan tien jaar liepen. Deze beide kartels bleken alle zwaarste vormen van concurrentieverstorend gedrag te vertonen. Beeldbuismonitoren en beeldbuizen zijn belangrijke onderdelen voor de productie van televisies en computerschermen. Zij maken 50 tot 70% van de prijs uit. Op 5 december 2012 heeft de Europese Commissie aan zeven internationale concerns voor in totaal 1 470 515 000 EUR aan geldboeten opgelegd wegens hun rol in deze beide kartels.

Ook in 2012 zijn alle instrumenten van het EU-mededingingsbeleid (handhaving van de mededingingsregels, concentratiecontrole en staatssteuntoezicht) ingezet als hefbomen voor grote delen van de interne markt. In 2012 was het ook twintig jaar geleden dat de Europese interne markt (in 1992) nieuw leven werd ingeblazen. In dit verslag over het mededingingsbeleid ligt de klemtoon dan ook op de rol die het mededingingsbeleid speelde om van de interne markt een hefboom voor groei te maken. Voorts is de Commissie in 2012 blijven samenwerken met nationale mededingingsautoriteiten om een coherente toepassing van de EU-mededingingsregels te garanderen. Met name heeft de Commissie binnen het European Competition Network (ECN) nauw samengewerkt met de nationale mededingingsautoriteiten. Daarbij ging het onder meer om inspanningen om de convergentie te bevorderen van de nationale procedures voor de handhaving van de EU-mededingingsregels die doorgaans niet door EU-recht worden geregeld.

Het afgelopen jaar ging bij de handhaving van de EU-mededingingsregels de aandacht met name naar sectoren die in de EU van systemisch en economiebreed belang zijn: financiële diensten; vitale netwerkindustrieën zoals energie, telecom en postdiensten, maar ook kennisintensieve markten zoals smartphones, e-books en farmaceutische producten. In die sectoren vult de handhaving van de EU-mededingingsregels (die meestal post factum speelt) de interne-marktregels aan.

Veel van de kwesties die in dit verslag aan bod komen, werden in de loop van het jaar al belicht tijdens de volgehouden structurele dialoog van de Commissie met het Europees Parlement (zie deel 5 over de concurrentiedialoog met andere instellingen en, voor meer details, het werkdocument van de diensten van de Commissie dat als bijlage bij dit verslag gaat).

1. HET MEDEDINGINGSBELEID ALS STEUNPIJLER VOOR EEN EERLIJKERE EN TRANSPARANTERE FINANCIËLE SECTOR

Een levensvatbaar, transparant en concurrerend bankbedrijf dat financiering verschaft aan de reële economie, is een noodzakelijke voorwaarde om opnieuw voor duurzame groei te zorgen. De oorzaken van de huidige financieel-economische crisis liggen in de financiële sector en iedere strategie voor een uitweg uit de crisis moet noodzakelijkerwijs de oorzaken van de crisis bij de wortel aanpakken. Vanuit die gedachte is de Europese Commissie in 2012 de staatssteunregels blijven toepassen bij haar toezicht op de betrokken delen van de EU-bankensector. Het overgrote deel van de werkzaamheden betrof de herstructurering van banken, die ervoor moet zorgen dat binnen afzienbare termijn de belastingbetaler geen middelen meer moet beschikbaar stellen. In zaken waar banken niet meer te redden waren met herstructurering, is het staatssteuntoezicht verder ingezet als een feitelijk afwikkelingsmechanisme in afwachting van omvattendere interne-marktwetgeving. Ook de concentratiecontrole en de mededingingsregels werden ingezet om ervoor te zorgen dat de interne markt wordt geschraagd door een transparante en concurrerende financiële sector.

De tijdelijke noodregels als instrument voor de herstructurering en feitelijke afwikkeling van banken

Toen de financiële crisis in 2008 en 2009 uitbarstte, werd het staatssteuntoezicht - eerder onbedoeld - het belangrijkste instrument om op EU-niveau deze toestand zonder weerga aan te pakken. De Commissie kwam snel met bijzondere staatssteunregels voor het toezicht op reddingsmaatregelen van overheden voor probleembanken die de stabiliteit van het ruimere financiële bestel moesten veilig stellen. Deze bijzondere regels moesten er ook voor zorgen dat de interne markt goed zou blijven functioneren. Dat de interne markt in zijn voortbestaan bedreigd werd, mag alleen blijken uit al de omvang van de overheidsmaatregelen die nodig waren. Tussen 1 oktober 2008 en eind 2011 ging ongeveer 1,6 biljoen EUR naar banken. Het bedrag dat overheden in de EU toezegden, was in feite nog driemaal zo groot. Het overgrote deel van dat bedrag waren overheidsgaranties voor verplichtingen van banken en andere vormen van liquiditeitsondersteuning, die goed waren voor meer dan 9% van het EU-bbp, terwijl herkapitalisaties en ondersteuning voor besmette activa uitkwamen op meer dan 3% van het EU-bbp. De bijzondere tijdelijke regeling bleef ervoor zorgen dat de betrokken banken overal op de interne markt op dezelfde voorwaarden werden ondersteund. Volgens deze tijdelijke regels (die van kracht blijven zolang de marktsituatie en de economische omstandigheden dat vereisen) kunnen EU-banken in ademnood overheidssteun ontvangen mits zij herstructureren.

De financiële sector repareren om de reële economie te ondersteunen, terwijl de belastingbetaler toch wordt beschermd

Bij de herstructurering van individuele banken bleef het leidbeginsel dat er levensvatbare bedrijfsmodellen moeten komen die de reële economie ondersteunen. Snijden in de kosten, afstoten van activa en terugplooien op de kernactiviteiten, dat waren de voorwaarden die werden opgelegd in besluiten met betrekking tot onder meer een aantal Duitse Landesbanken (NordLB en BayernLB), de Spaanse banken CAM en UNNIM en de Letse hypotheekbank LHZB. Daarbij werd er met name op gelet dat het geld van de belastingbetaler wordt gebruikt om banken op lange termijn opnieuw levensvatbaar te maken en dat de belastingbetaler op middellange termijn zijn geld zonder verliezen terugkrijgt. Sommige instellingen die steun ontvangen hebben, zijn trouwens al begonnen om de ontvangen steun aan hun overheden terug te betalen.

In het kader van de economische aanpassingsprogramma's voor Ierland, Portugal en Griekenland bleef het staatssteuntoezicht een belangrijke rol spelen bij de herstructurering van de volledige banksector in die landen als onderdeel van een ruimere inspanning waarbij niet alleen de Commissie, maar ook de ECB en, in de meeste gevallen, het IMF betrokken is. Ook nu weer stond het behoud van de integriteit van de interne markt in een context van massale financiële steun van de overheid voorop.

De herstructurering van de Spaanse banksector

In juli 2012 raakte de Eurogroep het eens over een Memorandum of Understanding (MoU) voor een sectoraal programma voor de Spaanse financiële sector. In het kader daarvan werd een strenge stresstest uitgevoerd die een periode van drie jaar (tot 2014) betrof. Uit die stresstest bleek dat tien banken aankeken tegen een kapitaaltekort van in totaal zo'n 60 miljard EUR. Twee van deze banken (Banco Popular en Ibercaja) konden het nodige kapitaal verzamelen op de markt of via initiatieven van het management. De acht overige banken die dit tekort niet uit particuliere middelen konden dekken, werden geherkapitaliseerd met programmamiddelen en worden nu geherstructureerd of afgewikkeld in overeenstemming met de staatssteunregels. Een eerste groep van deze banken staat al onder de zeggenschap van de Spaanse overheid: BFA/Bankia, Catalunya Caixa, Nova Caixa Galicia en Banco de Valencia. De herstructureringsplannen voor die banken werden op 28 november 2012 goedgekeurd. Voor een tweede groep, bestaande uit Banco Mare Nostrum, Banco CEISS, Caja3 en Liberbank, werden op 20 december 2012 herstructureringsbesluiten goedgekeurd. Dankzij al deze maatregelen waren de kapitaalbuffers van het volledige Spaanse financiële stelsel tegen eind 2012 volledig versterkt. De herstructureringsplannen moeten die banken opnieuw levensvatbaar maken en hun capaciteit versterken om krediet aan de reële economie te verschaffen. Tegelijk is geprobeerd de kosten voor de belastingbetaler zo laag mogelijk te houden en de concurrentieverstoringen tot een minimum te beperken. Van de 57 miljard EUR kapitaal die nodig is voor deze groep van acht banken, zal 37 miljard EUR afkomstig zijn uit het EU-programma voor de Spaanse financiële sector. Van de resterende 18 miljard EUR is 12 miljard EUR afkomstig van een deelname in de lasten door houders van achtergestelde schulden, 5 miljard EUR van de afstoting van activa door de banken en 1 miljard EUR in de vorm van de overdacht van vastgoedhypotheken aan SAREB, de bad bank die de Spaanse overheid heeft opgericht.

Het mededingingsbeleid flankeert de EU-wetgeving inzake de interne markt die financiële markten transparanter, eerlijker en gezonder moet maken

Momenteel wordt gewerkt aan een ambitieus pakket regels voor de interne markt dat de financiële markten transparanter moet maken door de oorzaken van de financiële crisis in sectoren als derivaten bij de wortel aan te pakken. Het spreekt voor zich dat het EU-mededingingsbeleid deze inspanningen op het gebied van wetgeving ondersteunt. Transparantie is van cruciaal belang voor concurrerende markten.

In 2012 zette de Commissie haar onderzoek voort in een aantal concurrentiezaken met betrekking tot de Libor-, Euribor- en Tibor-referentierentevoeten. Het onderzoek loopt tegen een aantal banken en makelaars. Het belang van de aan deze referentierentevoeten gekoppelde financiële derivaten kan niet worden overschat. Volgens de Bank voor Internationale Betalingen (BIS) beliep (in juni 2012) de uitstaande brutomarktwaarde van rentederivaten in alle valuta's 19 biljoen USD. Die producten spelen een sleutelrol bij het risicobeheer in de interne markt. Het concurrentieonderzoek van de Commissie ging van start vóór het Libor-schandaal uitbrak na onthullingen over de manipulatie van de Libor/Tibor- en nadien de Euribor-referentierentevoeten, die ook in talrijke jurisdicties de aanleiding vormden voor strafrechtelijke onderzoeken en onderzoeken van financiële toezichthouders. In juli 2012 paste de Commissie een vroeger wetgevingsvoorstel aan, om van het soort manipulatie dat door het Libor-schandaal aan het licht kwam, een strafbaar feit te maken.

Daarnaast zette de Commissie de twee mededingingsonderzoeken voort die zij in 2011 opende naar de markt voor credit default swaps (cds). De Commissie heeft met name de samenwerking tussen een aantal vooraanstaande zakenbanken en een aanbieder van informatiediensten verder onderzocht. Doel van dit onderzoek is na te gaan of deze spelers hebben geprobeerd om hun greep op de winstgevende niet-beursverhandelde (OTC) cds-markt te behouden door de ontwikkeling van beursverhandelde cds-derivaten zodanig te belemmeren dat daarmee misschien inbreuk is gemaakt op het EU-mededingingsrecht.

De gebundelde inspanningen van de Commissie en de EU-wetgever om via interne-marktwetgeving de financiële markten transparanter te maken, kunnen worden ondergraven door concurrentieverstorende heimelijke afspraken en misbruiken. Het EU-mededingingsbeleid kan worden ingezet - en wordt ingezet - als een onderdeel van een ruimere mix van oplossingen.

De Commissie heeft in 2012 ook de instrumenten van de concentratiecontrole ingezet om te zorgen voor concurrerende prijzen voor ondernemingen die hun risico's beheren door in de EU in derivaten te investeren. Op 1 februari 2012 heeft de Commissie de voorgenomen fusie van Deutsche Börse en New York Stock Exchange Euronext verboden. De Commissie was namelijk tot de conclusie gekomen dat deze fusie de mededinging zou uitschakelen en een bijna-monopolie zou doen ontstaan op bepaalde derivatenmarkten, met name de internationale markten voor Europese aandelen- en indexderivaten en Europese rentederivaten. In die sectoren waren de beide effectenbeurzen de facto de enige geloofwaardige internationale spelers. De Commissie vond dat de fusie waarschijnlijk zou leiden tot hogere prijzen en minder innovatie voor derivatencliënten. Ook de oplossingen die de partijen voorstelden om deze bezwaren weg te nemen, vond zij onvoldoende.

Transacties in de hele interne markt bevorderen door beter functionerende betalingssystemen

In 2012 nam de Commissie verdere handhavingsinitiatieven tegen concurrentieverstorende gedragingen met betrekking tot de multilaterale interbancaire vergoedingen (MIF's) die kredietkaartondernemingen, met name Visa en MasterCard, berekenen. MIF's vertegenwoordigen een belangrijk deel van de totale kostprijs die detailhandelaars moeten betalen om betaalkaarten te kunnen accepteren. In 2010 werden binnen de Europese Economische Ruimte (EER) 35 miljard kaartbetalingen uitgevoerd, samen goed voor een bedrag van 1,8 biljoen EUR.

De credit- en debetkaarten van Visa zijn goed voor ongeveer 41% van alle betaalkaarten die binnen de EER worden uitgegeven. Meer dan vijf miljoen handelaren accepteren Visa-betaalkaarten. In 2012 heeft de Commissie aan Visa een aanvullende mededeling van punten van bezwaar gezonden met betrekking tot de MIF's die de onderneming berekent voor transacties met consumentencreditkaarten binnen de EER. De Commissie was daarin tot de voorlopige conclusie gekomen dat de MIF's de prijsconcurrentie tussen de acquirerende banken beperken, de acceptatiekosten van creditkaarten voor handelaren doen stijgen en zo uiteindelijk ook de prijzen voor de consumenten. Voorts kwam de Commissie tot de bevinding dat de verplichting die voor grensoverschrijdende acquirerende banken bestaat om MIF's te betalen in het land van de transactie, een hinderpaal vormt voor de grensoverschrijdende acquisitie en de compartimentering van de interne markt in nationale markten in stand houdt. Dit belet handelaren om te profiteren van lagere MIF's in andere lidstaten.

Het onderzoek van de Commissie in de zaak-Visa sloot nauw aan bij het arrest van het EU-Gerecht in de zaak-MasterCard, waarin de conclusies van de Commissie over het concurrentieverstorende karakter van MIF's over de hele lijn werden bevestigd.

2. HERVORMING VAN HET STAATSSTEUNBELEID OM DE INTERNE MARKT VERDER UIT TE BOUWEN EN GROEI TE ONDERSTEUNEN BINNEN EEN CONTEXT VAN SCHAARSE PUBLIEKE MIDDELEN

Het afgelopen jaar werden de eerste besluiten vastgesteld waarin het nieuwe raamwerk voor staatssteun aan diensten van algemeen economisch belang (DAEB's) werd toegepast dat in 2011 is goedgekeurd. In mei 2012 gaf de Commissie de aanzet voor een nog ambitieuzere hervormingsagenda: de modernisering van het EU-staatssteunbeleid.

Nieuwe DAEB-regels van kracht: ondanks de bugettaire krapte het maximum doen om het Europese sociaaleconomische model te ondersteunen

DAEB's zijn openbare diensten die niet door de markt alleen zouden worden verricht, of toch niet in een vorm die voor iedereen zou open staan. DAEB's maken integrerend deel uit van het Europese model van een sociale markteconomie.

De nieuwe DAEB-regels (die vanaf 31 januari 2012 van kracht zijn) helpen overheden bij het vormgeven van slimmere, doelmatigere en doeltreffendere diensten in sectoren zoals energie, vervoer, telecom en postdiensten. Deze nieuwe aanpak betekent dat de Commissie zich voortaan concentreert op DAEB's waar grote bedragen aan overheidsmiddelen naar toe gaan - en waar het risico dus ook groter is dat daarmee de mededinging op de interne markt wordt verstoord. De eerste besluiten (over bijvoorbeeld Post Office Ltd) laten zien dat met de DAEB-regels postbezorging en andere onmisbare overheidsdiensten gegarandeerd kunnen blijven, terwijl toch gezorgd wordt voor eerlijke concurrentie op de interne markt (zie ook onderdeel 3.3).

Modernisering van het EU-staatssteunbeleid: de dubbele uitdaging van groei en begrotingsbeperkingen aangaan en toch ook de interne markt veilig stellen

Op 8 mei 2012 gaf de Commissie de aanzet voor de modernisering van het EU-staatssteunbeleid (SAM), een hervorming van het hele staatssteunbeleid. Bij de handhaving prioriteit geven aan zaken met een aanzienlijke impact op de interne markt, is een van de cruciale doelstellingen van het SAM-initiatief. Een andere belangrijke doelstelling is ervoor te zorgen dat de schaarse overheidsmiddelen worden ingezet op daadwerkelijk marktfalen, d.w.z. dat deze middelen niet worden verspild aan projecten die toch zouden zijn uitgevoerd. Met andere woorden, het doel van dit initiatief is de behandeling te vereenvoudigen voor steun die goed ontworpen is, toegesneden is op het aanpakken van marktfalen en doelstellingen van gemeenschappelijk belang, en die het minst verstorend werkt ("goede steun"). Daarentegen moet het toezicht worden verscherpt voor steun die ondernemingen geen echte prikkels geeft, die particuliere investeringen wegdrukt en ondoelmatige en niet-levensvatbare ondernemingen kunstmatig in leven houdt ("slechte steun"). Goede steun versterkt de interne markt, terwijl slechte steun deze verzwakt. Staatssteun is een horizontaal instrument dat doorwerkt in de hele interne markt, niet het minst in de recentelijk geliberaliseerde netwerkindustrieën. Daarom kan én moet staatssteun zo zijn vormgegeven en op zodanige wijze als hefboom worden ingezet dat lidstaten daarmee de groei opnieuw kunnen aanzwengelen, zonder de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in gevaar te brengen.

De concrete vertaling van het SAM-initiatief begon met de herziening van een aantal belangrijke staatssteunrichtsnoeren en steunkaders. Deze exercitie moet al deze instrumenten laten sporen met een coherente, omvattende filosofie en methodiek. Daarom heeft de Commissie publieke consultaties gehouden over de bestaande regels inzake staatssteun voor breedbandinfrastructuur, milieubescherming en regionale ontwikkeling. Ook werd er vooruitgang geboekt bij de reeds aangevatte herziening van de regels inzake steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O&O&I), risicokapitaal en reddings- en herstructureringssteun. Het is de bedoeling dat het overgrote deel van de regels uit het SAM-pakket voorliggen tegen het eind van de huidige zittingsperiode van het Europees Parlement.

3. DE CONCURRENTIE IN NETWERKINDUSTRIEËN BEVORDEREN: DE RUGGENGRAAT VAN DE INTERNE MARKT

3.1 De energiemarkten integreren in het belang van de duurzaamheid

Om de resterende obstakels op gas- en elektriciteitsmarkten op te ruimen is interne-marktwetgeving nodig, geflankeerd door mededingingsbeleid

In 2005 heeft de Commissie een diepgaand sectoraal onderzoek gevoerd naar de gas- en elektriciteitsmarkten. Daaruit bleek dat, ondanks de inspanningen die sinds eind jaren 1990 worden geleverd om de interne markt via sectorale EU-wet- en regelgeving te integreren, er nog grote hinderpalen bleven bestaan voor de concurrentie. Die vaststelling gold met name voor geconcentreerde markten met hoge toetredingsdrempels, met vaak een dominante positie van verticaal geïntegreerde gevestigde ondernemingen. De problemen werden nog vergroot door de beperkte interconnectiecapaciteit tussen lidstaten. Die toestand heeft geleid tot tarieven en leveringsomstandigheden die binnen de interne markt sterk uiteenlopen. Aansluitend bij dit sectorale onderzoek heeft de Commissie op mededingingsgebied een aantal handhavingsinitiatieven genomen, waarbij zij vaak gebruikmaakte van besluiten waarin zij instemde met de toezeggingen van dominante gas- en elektriciteitsspelers in diverse landen.

Het EU-mededingingsbeleid is alléén niet in staat om te zorgen voor de integratie van de gas- en elektriciteitsmarkten in de EU of voor concurrerende tarieven en bevoorradingszekerheid. Daarom werd in 2011 een derde wetgevingspakket voor gas en elektriciteit goedgekeurd. Dit wordt momenteel in de praktijk omgezet om tegen 2014 een EU-brede interne energiemarkt tot stand te brengen.

De aandacht van het handhavingsbeleid in de energiesector verschuiven naar het oosten

Sinds de publicatie in 2005 van de uitkomsten van het sectorale onderzoek naar de gas- en elektriciteitsmarkten lag de nadruk van de meeste onderzoeken en besluiten in mededingingszaken in deze sector op West-Europese markten. Recentelijk, en met name in 2012, is de aandacht verschoven richting oosten. Bij Centraal- en Oost-Europese gasnetwerken is de interconnectie over de grenzen beperkter dan bij West-Europese netwerken.

In de zaak van het gevestigde Tsjechische elektriciteitsbedrijf CEZ, waar het ging om mogelijk misbruik van een machtspositie, voerde de Commissie in 2012 een markttest uit voor de structurele toezeggingen van het bedrijf die een oplossing moesten bieden voor de afscherming van de Tsjechische elektriciteitsmarkt. Voor Bulgarije voert de Commissie momenteel een onderzoek naar mogelijke afscherming van de markt door het nationale gasbedrijf BEH en naar mogelijke obstakels voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit. Voorts heeft de Commissie op 11 december 2012 een formele mededingingsprocedure ingeleid tegen energiebeurs OPCOM, waar producenten en afnemers elektriciteit in Roemenië kunnen verhandelen, en haar moedermaatschappij Transelectrica, een staatsbedrijf dat het elektriciteitsnet in die lidstaat beheert. De Commissie maakt zich zorgen dat OPCOM misschien van haar machtspositie misbruik maakt door ondernemingen te discrimineren op basis van hun nationaliteit of hun vestigingsplaats. Energiebeurzen zijn van cruciaal belang voor de transparante en betrouwbare tariefvorming voor elektriciteit.

In 2012 is de Commissie ook een mededingingsprocedure begonnen tegen Gazprom in verband met vermeende gedragingen van het bedrijf op een aantal Centraal- en Oost-Europese gasmarkten. De Commissie heeft de procedure ingeleid omdat zij zich zorgen maakte dat Gazprom misbruik maakte - en misschien nog maakt - van haar machtspositie op de upstreammarkt voor gaslevering in Centraal- en Oost-Europa, waar Gazprom op bepaalde markten nagenoeg de enige leverancier is. In de procedure gaat de aandacht vooral naar de vraag of Gazprom gasmarkten heeft opgedeeld door de vrije doorstroming van gas tussen EU-landen te beletten en of de onderneming met betrekking tot infrastructuurgebruik voorwaarden opdringt die een diversificatie van leveringsbronnen voor gas beletten. In de procedure wordt ook gekeken naar de vraag of afnemers mogelijk onbillijke tarieven opgelegd krijgen.

Rekening houden met energie-intensieve bedrijven in het kader van het EU-systeem van handel in broeikasgasemissierechten

De energie-intensieve industrie beschermen tegen koolstoflekkage zonder dat dit ten koste gaat van de integriteit van de interne markt

De Commissie heeft ook belangrijke staatssteunregels vastgesteld voor de elektriciteitsmarkten. De hervorming van het EU-systeem van handel in broeikasgasemissierechten (ETS) die in 2009 werd overeengekomen, wordt in 2013 van kracht. Dit betekent dat elektriciteitsproductie niet langer gratis CO2-emissierechten krijgt, waardoor de elektriciteitsrekeningen voor ondernemingen in de EU zouden kunnen gaan stijgen. Met de regels die zijn goedgekeurd, kunnen lidstaten vanaf 2013 installaties in de meest elektriciteitsintensieve sector compenseren voor een deel van de als gevolg van het ETS gestegen elektriciteitskosten. De regels zijn zo vormgegeven dat, in deze tijden van economische onzekerheid en behoefte aan begrotingsdiscipline, de concurrentiedistorsies op de interne markt in de vorm van subsidiewedlopen tot een minimum beperkt blijven. Dit gebeurt bijvoorbeeld door niet toe te staan dat de gestegen elektriciteitsprijzen volledig worden gecompenseerd en door de compensatie mettertijd te verlagen. Tegelijk zijn de regels zo vormgegeven dat de EU-doelstelling van een koolstofarme Europese economie intact blijft. De bedrijfstakken die voor compensatie in aanmerking komen, zijn producenten van aluminium, koper, meststoffen, ijzer en staal, papier, katoen, chemicaliën en bepaalde kunststoffen. Met deze nieuwe steunregels kunnen lidstaten voorkomen dat de productie wordt verplaatst van de EU naar derde landen met minder strenge milieuregels. Dit zou anders de doelstelling van een wereldwijde vermindering van de broeikasgasemissies in gevaar brengen.

3.2 De interne-marktwetgeving in de telecomsector ondersteunen

De afgelopen vijftien jaar is met de interne-marktwetgeving van de EU grote vooruitgang geboekt bij het introduceren van concurrentie op de telecommarkten. Vandaag hebben gevestigde operatoren niet langer een monopolie en moeten zij wholesalediensten en netwerktoegang bieden aan alternatieve operatoren. Toch hebben vele ex-monopolisten nog steeds sterke marktposities omdat zij eigenaar zijn van de vaste netwerken die zij hebben uitgerold toen er nog monopolies bestonden.

Wat daarnaast mobiele netwerken betreft, vier op vijf EU-burgers hebben een mobiel abonnement bij één van de vier grote groepen. Tegelijk blijven vele aspecten van de telecommarkten nog steeds overwegend nationaal, zoals de vergunningen voor operatoren en voor het spectrumgebruik voor mobiele diensten. De voltooiing van de interne telecommarkt in de EU is nog veraf: momenteel zijn nu talrijke operatoren actief op 27 afzonderlijke markten. Daarnaast blijven er nog hardnekkige barrières bestaan waardoor consumenten niet volledig kunnen profiteren van de vrijmaking van de markt. Uit een recente studie over het aanbieden van internetdiensten bleek dat het ontbreken van transparante en vergelijkbare informatie, maar ook contractuele belemmeringen (zoals de lange looptijd van contracten en de vergoedingen die worden berekend bij het voortijdig opzeggen van een abonnement) consumenten ontmoedigen om over te stappen naar een andere aanbieder.

Marktmacht op en compartimentering van telecommarkten aanpakken parallel met interne-marktwetgeving

Tegen die achtergrond moet ex-post handhaving van het EU-mededingingsrecht de ex-anteregulering van de interne markt flankeren, met name om gelijke toegangsvoorwaarden voor nieuwkomers te garanderen.

In 2012 heeft de EU-rechter een beschikking van 2007 bevestigd waarin de Commissie Telefónica een geldboete had opgelegd omdat de onderneming haar machtspositie op de Spaanse breedbandmarkt had misbruikt. De tarieven die Telefónica berekende aan haar wholesaleklanten - die tegelijk haar concurrenten op het retailniveau waren - dwongen dezen om met verlies te opereren, wilden zij op de markt actief blijven.

De Commissie zette haar onderzoek voort in een mededingingszaak met betrekking tot mogelijk concurrentieverstorende gedragingen van Slovak Telekom op diverse wholesalebreedbandmarkten in Slovakije. Daarbij onderzocht zij ook of de moedermaatschappij Deutsche Telekom aansprakelijk kan worden gehouden voor de gedragingen van Slovak Telekom.

Daarnaast zette de Commissie haar onderzoek voort in een mededingingszaak tegen Telefónica en Portugal Telecom. Hier ging het om de afspraken die beide ondernemingen hadden gemaakt om niet met elkaar te concurreren op de Iberische telecommarkten. Dit is de eerste mededingingszaak in de telecomsector die gaat over grensoverschrijdende afspraken om markten te verdelen. Het is voor de Commissie van bijzonder belang om deze kwestie te onderzoeken, zodat kan worden voorkomen dat de interne markt kunstmatig wordt gecompartimenteerd langs nationale grenzen.

Een andere zaak die de Commissie onderzocht, was de wijze waarop de vijf grootste telecombedrijven (de zogenaamde 'E5': Deutsche Telecom, France Télécom, Telefónica, Vodafone en Telecom Italia) en de internationale brancheorganisatie voor de mobiele telecomindustrie GSMA standaarden ontwikkelden voor nieuwe mobiele communicatiediensten. Met dit initiatief wilde de Commissie ervoor zorgen dat het vaststellen van standaarden niet werd gebruikt om de markt voor concurrenten af te schermen.

In het kader van de EU-concentratiecontrole heeft de Commissie onvoorwaardelijke goedkeuring gegeven voor de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming van Vodafone, Telefónica en Everything Everywhere op het gebied van mobiele commerciële diensten (mCommerce) in het Verenigd Koninkrijk. mCommerce of betalen met mobiele portemonnees is een sector die volop in ontwikkeling is. Het grote punt van zorg van de Commissie was dat zij garanties wilde dat dit soort markten open blijft zodat een aantal concurrerende oplossingen kunnen ontstaan, zonder onnodige hinderpalen. Het onderzoek leerde dat al een aantal alternatieven bestaat en dat het erg waarschijnlijk was dat vele andere alternatieven in de nabije toekomst zouden ontstaan, zodat de concurrentiedruk voldoende groot blijft op het platform voor mobiele portemonnees van de gemeenschappelijke onderneming in het Verenigd Koninkrijk.

In december 2012 gaf de Commissie ook toestemming voor de overname van Hutchison 3G Austria door haar concurrent Orange. Daardoor daalde het aantal operatoren in Oostenrijk van vier naar drie. Aan die goedkeuring was een aantal voorwaarden verbonden. Hutchison zegde toe om spectrum beschikbaar te stellen, een noodzakelijke voorwaarde om nieuwe mobiele exploitanten de markt te laten betreden. Ook deed Hutchison de toezegging om wholesaletoegang beschikbaar te stellen voor maximaal 16 virtuele operatoren (MVNO's) zonder een volledig eigen netwerk. Bovendien mocht de concentratie pas tot stand worden gebracht nadat de partijen met minstens één MVNO een overeenkomst hadden gesloten.

De uitrol van breedbandinfrastructuur over de hele interne markt ondersteunen

De uitrol van nieuwe infrastructuur voor breedbandnetwerken over de hele interne markt was een ander strategisch aandachtspunt van het EU-mededingingsbeleid in 2012. Hier was de grootste uitdaging dat commerciële partijen wel het grootste deel van de investeringen voor hun rekening nemen, maar dat er nauwelijks prikkels zijn om het bereik van hun netwerk uit te breiden tot afgelegen, dunbevolkte en landelijke gebieden waar de markt alleen hun kosten niet zal dekken. Tegelijk is het de ambitie van de Digitale Agenda - een van de vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie - dat alle Europeanen tegen 2013 over basisbreedband beschikken en ervoor te zorgen dat tegen 2020: i) alle Europeanen toegang hebben tot veel sneller internet (meer dan 30 Mbps) en ii) 50% of meer van de Europese huishoudens een abonnement hebben voor zeer snelle internetverbindingen (meer dan 100 Mbps). Het is duidelijk dat in sommige gevallen overheidssubsidies nodig zijn om marktfalen aan te pakken. Zo heeft de Commissie de voorbije twee jaar goedkeuring verleend voor rond 4 miljard EUR steun, waarbij zij onder meer is nagegaan dat overheidsmiddelen particuliere investeringen niet wegdrukken.

Dit jaar heeft de Commissie, in het kader van het omvattende project voor de modernisering van het EU-staatssteunbeleid, haar herziening van de regels inzake staatssteun voor breedbandinfrastructuur (de richtsnoeren breedbandsteun) afgerond. Deze richtsnoeren moeten nauwer aansluiten op de ambitieuze doelstellingen van de Digitale Agenda die zeer snelle breedbandaansluitingen in de hele EU wil stimuleren. Met die doelstelling voor ogen willen de nieuwe richtsnoeren tot een juiste mix komen van publieke en particuliere investeringen, terwijl ook een concurrentiebevorderende omgeving verder wordt uitgebouwd (bijv. door alle spelers op de interne markt open toegang te garanderen tot door de overheid gefinancierde infrastructuur). Nationale gevestigde exploitanten domineren de breedbandmarkten nog steeds, afgezien van de paar landen waar landelijke kabelinfrastructuur is aangelegd. Om de doelstelling van de Digitale Agenda te helpen bereiken dat tegen 2020 de helft van de Europese huishoudens beschikken over zeer snelle verbindingen (meer dan 100 Mbps), zullen de herziene richtsnoeren de mogelijkheid bieden om ook in stedelijke gebieden overheidsfinanciering te verlenen. Daaraan zijn wel zeer strikte voorwaarden gekoppeld die voor een resultaat moeten zorgen dat meer concurrentie garandeert.

Ook heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd om de machtigingsverordening van 1998 te wijzigen. Hierdoor zou de Commissie bepaalde categorieën steun voor breedbandinfrastructuur kunnen vrijstellen van de verplichting tot voorafgaande aanmelding bij de Commissie. Ook de goedkeuring van bepaalde soorten projecten zou hiermee kunnen worden vereenvoudigd. Hierbij gaat het met name om:

• steun voor basisbreedband in regio's waar geen breedbandinfrastructuur voorhanden is en waar dit soort infrastructuur waarschijnlijk in de nabije toekomst ook niet zal worden ontwikkeld ("witte gebieden"), en individuele steunmaatregelen van geringe omvang voor zeer snelle toegangsnetwerken van de volgende generatie ("Next Generation Access" – NGA) in 'witte NGA-gebieden';

• steun voor civieltechnische werken op het gebied van breedband en passieve breedbandinfrastructuur.

3.3 Efficiëntere grensoverschrijdende postdiensten stimuleren en tegelijk de openbare dienst verzekeren

Postdiensten zijn een andere traditionele netwerkindustrie die van cruciaal belang is voor het goede functioneren van de interne markt. Vele Europese bedrijven doen steeds meer een beroep op just in time-leveringen om hun voorraadkosten op een optimaal niveau te houden. Vaak schakelen zij koeriersdiensten in hun logistieke keten in, met name voor grensoverschrijdende bezorging. Uit oogpunt van groei is het van essentieel belang dat het grensoverschrijdende postverkeer zo efficiënt mogelijk functioneert. Efficiënte postdiensten zijn ook een instrument om het groeipotentieel van grensoverschrijdende e-commerce aan te boren.

Tegelijk is de postsector een fundamentele dienst van algemeen economisch belang (DAEB) waarvoor soms staatssteun nodig kan zijn, wanneer de markt zelf geen universele en betaalbare dienstverlening zou garanderen. De EU-mededingingsregels en de interne-marktregels verzoenen deze beide eisen.

De nieuwe regels infaseren die moeten zorgen voor levensvatbare DAEB's en eerlijke concurrentie in de hele interne markt

De postsector was net de eerste sector waarin het nieuwe DAEB-steunkader werd toegepast dat sinds 31 januari 2012 van kracht is. In maart 2012 heeft de Commissie namelijk, op grond van het nieuwe DAEB-steunkader, twee besluiten vastgesteld betreffende Post Office Ltd (Verenigd Koninkrijk). De Commissie kwam tot de bevinding dat de steun niet méér bedroeg dan de nettokosten van de publieke taak waarmee Post Office Ltd was belast en dat de toewijzing van deze taak in overeenstemming met de regels inzake overheidsopdrachten was verlopen. Bovendien bevatten de brief waarmee de onderneming met die taak werd belast, en de financieringsovereenkomst inzake de compensatiebetaling de nodige bepalingen die aanzetten tot een doelmatige openbaredienstverlening, in lijn met het strategisch plan 2012-2015 van Post Office Ltd dat inzet op de modernisering en de verbetering van de dienstverlening over haar hele netwerk volgens jaarlijks te halen efficiëntiemijlpalen.

Voorts gaf de Commissie goedkeuring voor een belastingvermindering van 764 miljoen EUR die Frankrijk aan La Poste, de gevestigde postexploitant, heeft gegeven. Die maatregel moest de onderneming de kosten helpen te dekken van de instandhouding van een zeer dicht netwerk van postdiensten in de periode 2008-2012. Tegelijk gaf de Commissie goedkeuring voor een compensatie van 1,2 miljard EUR voor de kosten die La Poste in diezelfde periode moest maken in het kader van haar opdracht voor het vervoer en de bezorging van kranten en tijdschriften. De beide steunmaatregelen bleken verenigbaar te zijn met de EU-staatssteunregels omdat zij de nettokosten van de aan La Poste opgelegde belangrijke publieke taken slechts ten dele compenseerden - en de onderneming dus geen ongeoorloofd concurrentievoordeel kreeg op de interne markt.

De postsector verdiende bijzondere aandacht omdat de sector tegen eind 2012 in de hele EU volledig was vrijgemaakt. Met het oog daarop heeft de Commissie vier belangrijke besluiten vastgesteld over staatssteun van Duitsland, België, Frankrijk en Griekenland voor hun respectieve gevestigde postexploitanten. In het geval van Duitsland en België gelastte de Commissie de terugvordering van substantiële bedragen onverenigbare steun, terwijl zij goedkeuring gaf voor de Franse en Griekse steun. Deutsche Post en het Belgische bpost hadden steun ontvangen voor een bedrag dat hoger uitkwam dan de hoeveelheid compensatie die nodig is om de DAEB's te verrichten waarmee de overheid hen had belast. Daarom heeft de Commissie geoordeeld dat die extra steun onverenigbaar was met de interne markt, omdat die beide ondernemingen daarmee tegenover hun concurrenten een voordeel kregen voor commerciële activiteiten die buiten hun publieke taak vallen.

Concentratiecontrole als garantie voor het behoud van concurrentie op grensoverschrijdende pakketmarkten

Door de ontwikkelingen in de postsector was er in het handhavingsbeleid ook een rol weggelegd voor de concentratiecontrole. Het concentratievoornemen waarbij TNT door UPS zou worden overgenomen, zou het aantal ondernemingen met een Europees netwerk voor het verzenden van expressepakketten, hebben teruggebracht van vier naar drie. Op 20 juli 2012 is de Commissie een diepgaand onderzoek begonnen naar de voorgenomen concentratie en op 30 januari 2013 heeft zij de geplande overname uiteindelijk verboden. De transactie zou in vijftien lidstaten de concurrentie hebben beperkt voor expreslevering van pakketjes in andere lidstaten. In die lidstaten zou de overname het aantal grote spelers hebben teruggebracht tot slechts drie of twee, waarbij DHL soms als enige alternatief voor UPS zou overblijven. De concentratie dreigde dus de klanten te schaden, doordat zij tot hogere tarieven zou leiden en de concurrentiedruk van TNT zou uitschakelen. De Commissie heeft de voorgestelde corrigerende maatregelen (remedies) grondig onderzocht, onder meer via een markttest waarbij klanten en andere belanghebbenden werden geraadpleegd. De voorgestelde oplossingen bleken echter ontoereikend om de vastgestelde mededingingsbezwaren weg te nemen.

4. HET POTENTIEEL VAN DE KENNISECONOMIE HELPEN AAN TE BOREN

4.1 Misbruiken voorkomen in opkomende en zich snel ontwikkelende digitale sectoren

In digitale sectoren kunnen netwerk- en lock-in-effecten stevig verankerde marktposities doen ontstaan die zouden kunnen worden gebruikt om concurrenten of nieuwkomers uit te sluiten. In het verleden heeft de Commissie in hightechsectoren al besluiten genomen die ondernemingen met een machtspositie moesten beletten om misbruik te maken van specifieke technologie of om zich in te laten met andere vormen van concurrentieverstorende gedragingen. Bij zaken met betrekking tot de digitale economie is de centrale uitdaging dat de betrokken markten doorgaans razendsnel evolueren, waardoor snel en doortastend optreden noodzakelijk is. Of, zoals de EU-rechter het formuleerde in zijn arrest in de zaak-Telia Sonera: "(...) de toepassing [van de mededingingsregels] mag (…) niet afhangen van de omstandigheid dat de betrokken markt reeds in zekere mate ontwikkeld is. Artikel 102 VWEU verlangt immers dat juist bij een sterk groeiende markt zo vroeg mogelijk wordt opgetreden, teneinde te vermijden dat op die markt een mededingingsstructuur ontstaat en wordt bestendigd die is verstoord als gevolg van de als misbruik aan te merken strategie van een onderneming (…)".

Voortdurende innovatie mogelijk maken in digitale sectoren - van smartphones tot muziek

Bijzondere aandacht ging dit jaar naar mogelijk misbruik van octrooien voor (delen van) gestandaardiseerde technologie (de zogeheten essentiële octrooien) in de 'octrooioorlogen' tussen producenten van smartphones. De Commissie onderzocht de kwestie van de essentiële octrooien in het licht van de EU-concentratieverordening toen zij de overname van Motorola door Google goedkeurde. Daarnaast is zij drie procedures begonnen in verband met mogelijk misbruik door Samsung en Motorola van hun essentiële octrooien, deels om op dit gebied meer duidelijkheid te bieden na de talrijke klachten die de Commissie dit jaar heeft ontvangen. Op 21 december 2012 heeft de Commissie in een van deze drie procedures een mededeling van punten van bezwaar gezonden aan Samsung. Daarin deelde de Commissie de onderneming als voorlopige standpunt mee dat het feit dat Samsung in diverse landen Apple probeert te laten veroordelen voor schending van haar voor mobiele telefoons essentiële octrooirechten, neerkomt op misbruik van een machtspositie.

Het cruciale belang van essentiële octrooien voor innovatie in de ict-sector

De zogeheten essentiële octrooien zijn van belang voor innovatie in een hele sector. Dit soort octrooien maken per definitie deel uit van een standaard en de houders van die octrooien hebben toegezegd hiervoor een licentie te verlenen op eerlijke, redelijke en niet-discriminatoire voorwaarden (ook wel FRAND-voorwaarden genoemd). Een mogelijk worstcasescenario is dat een onderneming die tegen FRAND-voorwaarden een licentie wil nemen voor essentiële octrooien, van de markt wordt uitgesloten door een rechterlijk bevel. Dit soort gedingen (of de dreiging daarmee) kan dus een rem zetten op de innovatie in de hele sector. Standaarden kunnen enorm gunstig zijn voor een aantal nauw verweven markten, kunnen de interoperabiliteit stimuleren en kunnen schaal- en toepassingsvoordelen opleveren op de interne markt en daarbuiten.

Wat concentratiecontrole betreft, heeft de Commissie toestemming gegeven voor de overname door Universal (de grootste platenmaatschappij ter wereld) van de muziekdivisie van EMI. Uit het onderzoek van de Commissie was gebleken dat de concentratie geen negatieve effecten zou opleveren voor digitale klanten of voor de ontwikkeling van nieuwe digitale diensten. De muziekbranche is een van de vele sectoren die door de digitalisering ingrijpend van aanzien zal veranderen. De Commissie maakte zich zorgen dat door deze transactie, in haar oorspronkelijk aangemelde vorm, Universal minder goede licentieringsvoorwaarden zou gaan aanbieden aan digitale platforms die consumenten muziek verkopen. Om die bezwaren weg te nemen, heeft Universal verregaande toezeggingen gedaan, die vooral neerkomen op de afstoting van een aanzienlijk deel van het repertoire van EMI in de EER, waaronder momenteel best verkopende artiesten en artiesten uit hun muziekcatalogus. Ook deed Universal de toezegging om in haar licentieringsovereenkomsten met digitale muziekdiensten in de EER gedurende tien jaar geen meestbegunstigingsclausule (MFN-clausule) op te nemen. Dankzij die toezeggingen kon de Commissie concluderen dat de transactie geen verdere mededingingsbezwaren deed rijzen.

Besluiten tot verbindendverklaring van gedane toezeggingen als een soepel alternatief om te zorgen voor een snel herstel van de mededinging op zich snel ontwikkelende digitale markten

Besluiten waarbij, zoals in de e-books-zaak (zie verder), toezeggingen verbindend worden verklaard, kunnen langdurige procedures overbodig maken en bieden de Commissie de mogelijkheid om concrete resultaten te bereiken voor consumenten. Toch kan deze aanpak alleen werken indien partijen de gedane toezeggingen ook nauwgezet naleven. Anders heeft de Commissie het recht om geldboetes op te leggen.

Op 12 december 2012 heeft de Commissie een besluit waarbij toezeggingen verbindend werden verklaard, vastgesteld in de sector e-books, een ander opkomend en zich snel ontwikkelend onderdeel van de digitale economie. Met dat besluit werden de toezeggingen verbindend verklaard die waren gedaan door Apple en vier internationale uitgeverijen van e‑books: Simon & Schuster (CBS Corp.), Harper Collins (News Corp.), Hachette Livre (Lagardère Publishing) en Verlagsgruppe Georg von Holtzbrinck (eigenaar van onder meer Macmillan).

In december 2011 had de Commissie een procedure ingeleid tegen deze ondernemingen en tegen een vijfde internationale uitgever van e-books, Penguin (Pearson Group). Het besluit van december 2012 was niet tot Penguin gericht omdat die uitgever ervoor had gekozen om geen toezeggingen aan de Commissie te doen. De Commissie voert momenteel echter constructief overleg met Penguin over toezeggingen waardoor ook voor die uitgeverij de procedure snel kan worden afgesloten.

In haar besluit maakte de Commissie zich zorgen dat Apple en de vier internationale uitgeverijen van e-books mogelijk heimelijke afspraken hadden gemaakt om de concurrentie voor de detailhandelsprijs voor e-books in de Europese Economische Ruimte (EER) te beperken. Dit zou een inbreuk zijn op de EU-mededingingsregels. Tot januari 2010 werden e‑books door uitgevers aan de detailhandel verkocht volgens het zogeheten 'groothandelsmodel': detailhandelaars konden e-books inkopen bij de uitgeverij en dan vrij de detailhandelsprijzen bepalen voor de e-books die zij aan consumenten verkochten. In januari 2010 zijn Apple en de vier internationale uitgeverijen van e-books samen overgestapt naar agentuurcontacten, die alle dezelfde essentiële voorwaarden bevatten. Daardoor werden detailhandelaars handelsagenten voor uitgeverijen die rechtstreeks aan consumenten wilden verkopen. In dit 'agentuurmodel' bepaalden de vier uitgeverijen de detailhandelsprijs voor e‑books volgens de prijszettingsregels van agentuurcontracten. Die prijszettingsregels waren zo vormgegeven dat de detailhandelsprijzen hoger uitvielen dan de prijzen die bepaalde grote detailhandelaars op dat tijdstip berekenden. In sommige landen binnen de EER waren de regels zo vormgegeven dat iedere mogelijkheid om consumenten lagere prijzen te berekenen, gewoonweg was uitgesloten.

Om de bezwaren van de Commissie weg te nemen, hebben Apple en de vier internationale uitgeverijen van e-books erin toegestemd om een eind te maken aan al hun bestaande agentuurcontracten die de beperkingen inzake detailhandelsprijzen en de prijszettingsregels bevatten waartegen de Commissie bezwaar had. Daarnaast hebben Apple en de vier internationale uitgeverijen van e-books toegezegd om gedurende vijf jaar geen nieuwe contracten te sluiten die de prijszettingsregels bevatten waartegen de Commissie bezwaar had gemaakt. Voorts stemden de vier internationale uitgeverijen van e-books erin toe om detailhandelaars gedurende twee jaar toe te staan op de detailhandelsprijs voor e-books kortingen te geven van maximaal de provisie die een detailhandelaar gedurende één jaar van de uitgeverij krijgt.

Met deze toezeggingen kwam een eind aan de praktijken die aan de basis lagen van de bezwaren van de Commissie, en werd de vroegere toestand hersteld waardoor de markt voor e-books zich nu kan resetten. In landen waar de wetgeving inzake detailhandelsprijzen voor e-books dit toestaat, zou dit besluit voor consumenten in de EER kunnen leiden tot lagere prijzen voor e-books.

Een zaak waarin sprake is van mogelijk misbruik van een machtspositie, is de zaak-Google. De Commissie had bezwaren geformuleerd tegen vier soorten zakelijke praktijken van Google die misbruik van een machtspositie in de zin van artikel 102 VWEU kunnen inhouden. Het ging om: i) de wijze waarop Google verticale zoekopdrachten toont binnen de algemene zoekresultaten, vergeleken met diensten van concurrenten; ii) de wijze waarop Google content van derden kan gebruiken en tonen in zijn verticale zoekopdrachten; iii) exclusiviteitsovereenkomsten voor de levering van Google-zoekadvertenties op andere websites, en iv) beperkingen inzake de overdraagbaarheid van AdWords-reclamecampagnes. Eind januari 2013 heeft Google een gedetailleerd document met toezeggingen ingediend. De diensten van de Commissie zijn het voorstel van Google nu aan het onderzoeken, om te bepalen of de Commissie op basis daarvan de procedure kan aanvatten om een besluit vast te stellen op grond van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 (de toezeggingen dus verbindend kan verklaren).

In een zaak met betrekking tot Microsoft ging het om de niet-naleving van een vroeger besluit tot verbindendverklaring van toezeggingen. In december 2009 had de Commissie toezeggingen juridisch bindend verklaard voor Microsoft. De onderneming had toen toezeggingen gedaan om de mededingingsbezwaren weg te nemen in verband met de koppeling (tying) van Microsofts webbrowser (Internet Explorer) aan het dominante besturingssysteem van de onderneming voor client pc's (Windows). Meer bepaald had Microsoft toegezegd om gedurende vijf jaar (dus tot 2014) in de Europese Economische Ruimte (EER) een 'keuzescherm' beschikbaar te stellen. Hiermee zouden gebruikers van het Windows besturingssysteem een weloverwogen en neutrale keuze kunnen maken welke webbrowser(s) zij naast of in plaats van de webbrowser van Microsoft willen installeren. Vanaf maart 2010 hadden Europese Windows-gebruikers die Internet Explorer als hun standaard webbrowser hadden geïnstalleerd, dit keuzescherm te zien moeten krijgen.

In een besluit van 6 maart 2013 moest de Commissie echter vaststellen dat Microsoft het keuzescherm voor de webbrowser tussen mei 2011 en juli 2012 niet had uitgerold met haar Windows 7 Service Pack 1. Daardoor kregen 15 miljoen Windows-gebruikers in de EU dit keuzescherm gedurende die periode niet te zien. Microsoft heeft publiek erkend dat het keuzescherm gedurende die hele periode niet te zien was.

4.2 Voorkomen van misbruik van intellectuele-eigendomsrechten in de farmasector

De farmasector is een andere sector waar kennis, uitvindingen en ideeën - en de intellectuele eigendomsrechten die daarvan de vertaling zijn - een centrale rol spelen. In die sector kunnen octrooihouders en generieke ondernemingen echter in de verleiding komen om concurrentieverstorende akkoorden te sluiten om het op de markt brengen van goedkopere generieke middelen te vertragen, met name wanneer de basisoctrooibescherming voor het werkzame bestanddeel bijna afloopt of reeds is afgelopen. Dit neemt niet weg dat veel van deze schikkingen in octrooigeschillen een rationeel en maatschappelijk verantwoord middel zijn om onzekerheid te verminderen en kosten van octrooigeschillen te vermijden.

Tegen deze achtergrond begon de Commissie in 2008 een sectoraal onderzoek naar de farmasector, waarvan de uitkomsten in juli 2009 werden bekendgemaakt. In 2012 werd op diverse punten vooruitgang geboekt bij de follow-up van dit onderzoek. Wat handhaving van de mededingingsregels betreft, heeft de Commissie op 25 en 30 juli 2012 aan meer dan veertien ondernemingen een mededeling van punten van bezwaar gezonden in twee grote zaken waarin er mogelijk sprake is van concurrentieverstorende afspraken en eenzijdige praktijken.

Mededelingen van punten van bezwaar wegens gedragingen waardoor generieke antidepressiva en cardiovasculaire geneesmiddelen misschien met vertraging op de interne markt zijn gekomen

De eerste van deze mededelingen van punten van bezwaar betrof de Citalopram-zaak waar de originator-onderneming Lundbeck en diverse generieke concurrenten akkoorden hadden gesloten die mogelijk verhinderden dat generiek citalopram op markten in de EER kwam. Citalopram is het werkzame bestanddeel van een bepaalde klasse antidepressiva. De mededeling van punten van bezwaar werd ook gezonden aan Merck KGaA, Generics UK, Arrow, Resolution Chemicals, Xellia Pharmaceuticals, Alpharma, A.L. Industrier en Ranbaxy, die allen deel uitmaakten van de generieke groepen die de akkoorden hadden gesloten. Het feit dat een mededeling van punten van bezwaar is gezonden, loopt niet vooruit op de uiteindelijke uitkomst van het onderzoek.

De ondernemingen sloten deze akkoorden op het moment dat het in beginsel mogelijk werd een generiek middel op de markt te brengen omdat bepaalde van Lundbecks citalopram-octrooien waren verlopen. Volgens de eerste bevindingen in de mededeling van punten van bezwaar zouden er door deze akkoorden substantiële waardeoverdrachten van Lundbeck naar vier generieke concurrenten plaatsvinden. In ruil daarvoor zouden de generieke ondernemingen dan ervan hebben afgezien om de interne markt te betreden en er generieke citalopram te verkopen. Bij deze waardeoverdrachten van Lundbeck naar haar generieke concurrenten ging het onder meer om directe betalingen om voorraden generiek citalopram op te kopen met het oog vernietiging en om winstgaranties die de generieke bedrijven bij distributieovereenkomsten kregen. Het voorlopige standpunt van de Commissie in deze zaak was dat deze gedragingen, mochten deze worden bewezen, de consumenten aanzienlijk hebben geschaad, omdat door deze akkoorden het op de markt brengen van generieke middelen kon worden afgeremd en de prijzen hoger konden worden gehouden.

De tweede mededeling van punten van bezwaar betrof de Perindopril-zaak waar Les Laboratoires Servier en diverse generieke concurrenten akkoorden hadden gesloten die mogelijk verhinderden dat generiek perindopril op de interne markt kwam. Perindopril is het werkzame bestanddeel van een bepaalde klasse cardiovasculaire geneesmiddelen. Volgens het voorlopige standpunt in de mededeling van punten van bezwaar hebben generieke ondernemingen, in ruil voor betalingen van Servier, ermee ingestemd om de markt niet te betreden met hun goedkopere generieke middelen of niet langer de geldigheid aan te vechten van de octrooien die Serviers duurdere geneesmiddel beschermden. Ook heeft Servier misschien een omvattende strategie gehanteerd om te beletten dat goedkopere generieke versies van perindopril op de markt kwamen toen de octrooibescherming voor perindopril van Servier bijna afliep. Bij de onderzochte praktijken gaat het onder meer om de verwerving van octrooien die concurrenten mogelijk van de markt kunnen uitsluiten, maar ook schikkingen van octrooigeschillen met andere ondernemingen, waaronder het soort reverse payments die in de Citalopram-zaak speelden.

Door praktijken als die in de Citalopram- en Perindopril-zaken zouden, indien de klachten bewezen kunnen worden, de nationale zorgstelsels ernstige schade kunnen lijden en zorgverzekeringen zouden worden gedwongen om langer te blijven betalen voor de duurdere, door een octrooi beschermde versies van een geneesmiddel.

Sancties nemen tegen dit soort concurrentieverstorende praktijken is nodig om de innovatieprikkels in deze sector te behouden. Concurrentieverstorend gedrag mag niet worden gebruikt voor het kunstmatig verlengen van octrooibescherming die per definitie beperkt is in de tijd. Deze beperkte duur is van essentieel belang om prikkels te behouden voor voortdurende innovatie in kennisintensieve sectoren zoals de farmasector.

De Commissie zette haar monitoring voort van mogelijk schadelijke akkoorden om octrooigeschillen tussen orginator- en generieke ondernemingen te schikken

In juli 2012 bracht de Commissie haar derde monitoringrapport uit over schikkingen van octrooigeschillen in de farmasector. Dat rapport bevestigde dat het totale aantal schikkingen dat werd bereikt, aanzienlijk is toegenomen. Tegelijk bleek het percentage schikkingen dat problematisch kan zijn voor de mededinging, met de helft te zijn gedaald ten opzichte van het niveau dat ten tijde van het sectorale onderzoek werd waargenomen. Het percentage van potentieel problematische schikkingen is gestabiliseerd op 11% (ten opzichte van de 21% die werd vastgesteld toen het sectorale onderzoek werd uitgevoerd). Tegelijk is het totale aantal schikkingen dat jaarlijks wordt bereikt, toegenomen tot 120, een stijging met 500% vergeleken met de resultaten van het sectorale onderzoek. De meeste schikkingen lijken, uit mededingingsoogpunt, niet problematisch te zijn. Uit de cijfers blijkt dat, in tegenstelling tot wat bepaalde stakeholders eerst vreesden, het onderzoek van de Commissie ondernemingen niet heeft belet om schikkingen te bereiken op de interne markt.

In zijn arrest in de zaak-AstraZeneca heeft de EU-rechter geoordeeld dat het EU-mededingingsrecht de interne-marktregels aanvult

In juni 2005 gaf de Commissie een beschikking waarbij AstraZeneca een geldboete kreeg opgelegd wegens twee inbreuken op artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-Overeenkomst. De conclusie van die beschikking was dat AstraZeneca in een aantal EER-Staten overheidsprocedures en -regels had misbruikt om generieke ondernemingen uit te sluiten van de markt en parallelhandelaren te beletten te concurreren met AstraZeneca's bestverkopende maagzuurremmer (Losec).

In zijn arrest van 6 december 2012 (zaak C-457/10 P) heeft het Hof van Justitie het arrest van het Gerecht van 2010 bevestigd waarin het Gerecht, vrijwel over de hele lijn, het beroep van AstraZeneca tegen de beschikking van de Commissie had afgewezen. Destijds was dit de eerste beschikking waarbij geldboeten werden opgelegd voor misbruik van een machtspositie in de farmasector. Meer bepaald had het Gerecht bevestigd dat misbruik van wettelijke procedures, in bepaalde omstandigheden, misbruik van een machtspositie kan zijn.

Het Hof van Justitie merkte op dat misbruik van machtspositie in de meeste gevallen bestaat uit gedragingen die voor het overige, volgens andere rechtstakken dan het mededingingsrecht, rechtmatig zijn. Dit bevestigt dat het EU-mededingingsbeleid een aanvulling is op, en niet ondergeschikt aan, andere takken van het EU-recht, zoals de regels voor de interne markt.

5. DE CONCURRENTIEDIALOOG MET ANDERE INSTELLINGEN

5.1 Gestructureerde dialoog met het Europees Parlement

DG Concurrentie voert over mededingingskwesties een voortdurende gestructureerde dialoog met het Europees Parlement, en met name de Commissie Economische en monetaire zaken (ECON).

Gestructureerde dialoog met de Commissie ECON

In het kader van de gestructureerde dialoog heeft de met het mededingingsbeleid belaste Vicevoorzitter in 2012 tweemaal de ECON-commissie bezocht. In juni presenteerde hij er het Mededingingsverslag 2011 en in oktober het werkprogramma van de Commissie voor 2013. De Vicevoorzitter onderhoudt ook buiten die gestructureerde dialoog regelmatige contacten met het Europees Parlement. Op 22 mei 2012 woonde hij een workshop bij over het ECN-verslag over de handhaving van de mededingingsregels in de Europese industrie. Op 24 september 2012 nam hij deel aan een hoorzitting over de Libor-/Euribor-marktmanipulatie. De Vicevoorzitter woonde ook een workshop bij over de modernisering van het EU-staatssteunbeleid (25 september 2012) en een bijeenkomst rond het thema gegevensbescherming en mededingingsregels (26 november 2012).

In het kader van de samenwerking organiseerde DG Concurrentie op 7 juni 2012 een seminar voor assistenten en politieke adviseurs van de leden van de Commissie ECON waarin de belangrijkste thema's uit het werkprogramma voor het mededingingsbeleid aan bod kwamen. Op 28 februari 2012 wisselde de Vicevoorzitter met de Commissie Interne markt en consumentenbescherming (IMCO) ook van gedachten over mededinging en groei. DG Concurrentie houdt de betrokken commissies regelmatig op de hoogte van publieke consultaties en nieuwe richtsnoeren die worden goedgekeurd. In totaal is de Vicevoorzitter achtmaal naar het Europees Parlement gekomen (zie tabel).

Datum || Bijeenkomst || Thema

28/02/2012 || EP IMCO-commissie || Gedachtewisseling over mededinging en groei

22/05/2012 || EP ECON werkgroep Concurrentie || ECN-verslag en hervorming GLB

19/06/2012 || EP ECON gestructureerde dialoog || Presentatie Mededingingsverslag 2011

11/09/2012 || EP Plenaire vergadering Vragenuur || Stand van zaken uitvoering acquis energiemarkt (3e pakket) - Gazprom

24/09/2012 || EP ECON Publieke hoorzitting - Libor || Marktmanipulatie - Libor

25/09/2012 || EP ECON Workshop – SAM || Modernisering EU-staatssteunbeleid

08/10/2012 || EP ECON gestructureerde dialoog || Presentatie werkprogramma 2013

26/11/2012 || EP Event – Privacy Platform || Concurrentie en privacy op datamarkten

Publieke consultaties en effectbeoordelingen

DG Concurrentie houdt het secretariaat van de Commissie ECON op de hoogte van de publieke consultaties die worden georganiseerd. Meer algemeen ziet DG Concurrentie uit naar bijdragen van leden van het Europees Parlement in een vroege fase. De diensten van DG Concurrentie zijn ook beschikbaar om Parlementsleden te briefen over aspecten die hen bijzonder interesseren. Publieke consultaties en reacties daarop, studies met betrekking tot het mededingingsbeleid, in opdracht van DG Concurrentie uitgevoerde studies, effectbeoordelingen met betrekking tot het mededingingsbeleid en alle betreffende werkdocumenten van de diensten van de Commissie worden gepubliceerd op de website van DG Concurrentie.

Als antwoord op de belangstelling die leden van de commissie ECON hadden laten blijken voor de mededeling van de Commissie over de modernisering van het EU-staatssteunbeleid, hebben de Vicevoorzitter en ambtenaren van DG Concurrentie op 8 oktober 2012 in het Parlement aan een workshop over dit thema deelgenomen.

In het kader van het overleg over de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) hebben leden van het Europees Parlement de Commissie opgeroepen om de kwestie van de onderhandelingsmacht van producenten ten opzichte van detailhandelaars in de voedselvoorzieningsketen van nabij te onderzoeken. De Commissie had, zoals aangegeven in het rapport van het European Competition Network (ECN), in de detailhandelssector weliswaar geen specifieke mededingingsproblemen vastgesteld. Toch heeft zij in december 2012 de opdracht gegeven voor een studie die moet nagaan wat de impact is van de structuur van de detailhandelsmarkt op de productinnovatie en het productaanbod in de voedingssector.

Leden van het Europees Parlement stellen de Commissie vaak vragen over individuele, lopende mededingingszaken. De Commissie kan echter geen antwoord geven over bepaalde aspecten van die zaken, omdat zij bij onderzoeksprocedures gebonden is aan vertrouwelijkheid.

Lopende onderzoeken en sectorale onderzoeken

Medewerkers van DG Concurrentie hebben geregeld met leden van het Europees Parlement die daarom verzoeken, bijeenkomsten om toelichting te geven over de procedurele stappen in een onderzoek en om een algemeen overleg te voeren over een bepaalde sector, telkens voor zover dit mogelijk is binnen de beperkingen van de vertrouwelijkheidsverplichting ten aanzien van partijen. DG Concurrentie beschikt over een reeks instrumenten om het EU-mededingingsrecht te doen naleven en om markten met andere middelen concurrerender te maken, zoals onderzoeken in individuele zaken, sectorale onderzoeken of samenwerking met andere directoraten-generaal op het gebied van regelgevings- en toezichtsinitatieven die een impact hebben op de mededinging op de interne markt.

5.2 Follow-up van de resolutie van het Parlement over het Mededingingsverslag 2010

In januari 2012 keurde het Parlement zijn resolutie over het Mededingingsverslag 2010 goed. In die resolutie formuleerde het een aantal vragen aan de Commissie. Naast het officiële antwoord van de Commissie op die resolutie van het Parlement heeft het bevoegde lid van de Commissie in april 2012 geantwoord met een brief aan de voorzitter van de Commissie ECON en heeft DG Concurrentie ook een gedetailleerd antwoord gegeven op alle punten uit de resolutie van het Parlement.

Thema's uit de resolutie van het Europees Parlement

Het Parlement toonde bijzondere belangstelling voor de activiteiten van DG Concurrentie met betrekking tot de financieel-economische crisis en de rol van het staatssteuntoezicht in dat verband. In haar antwoord onderstreepte de Commissie welke soorten voorwaarden routinematig worden opgelegd bij de toepassing van de tijdelijke staatssteunregels zoals die momenteel voor de banksector gelden. Die zogeheten 'conditionaliteit' betekent dat banken en financiële instellingen een deel van de lasten moeten dragen en een herstructurering opgelegd krijgen, om ervoor te zorgen dat hun levensvatbaarheid op lange termijn wordt hersteld, zonder dat dit ten koste gaat van de integriteit van de interne markt.

In zijn resolutie herhaalde het Parlement zijn eerdere verzoeken aan de Commissie om met wetgeving te komen die het eenvoudiger moet maken om een daadwerkelijke vergoeding te krijgen voor schade die voortvloeit uit schendingen van het EU-mededingingsrecht. Het werkprogramma van de Commissie voor 2012 omvat een voorstel voor particuliere schadevergoedingsacties wegens schendingen van het mededingingsrecht. De met het mededingingsbeleid belaste Vicevoorzitter heeft bevestigd dat in 2013 een voorstel in die zin ter tafel wordt gebracht. Als antwoord op de oproep van het Parlement om de mededinging in de voedingssector te onderzoeken, heeft DG Concurrentie intern een taskforce rond de voedingssector opgezet die een studie van het European Competition Network (ECN) over deze sector heeft gecoördineerd. Daarnaast heeft de Commissie opdracht gegeven voor een studie naar de economische impact van de moderne detailhandel op keuze en innovatie in de voedingssector.

5.3 De contacten van DG Concurrentie met het EESC en het CvdR

De Commissie houdt ook het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) en het Comité van de Regio's (CvdR) op de hoogte van belangrijke beleidsinitiatieven. Zij neemt ook deel aan studiegroepen en afdelingsvergaderingen. Op 4 september 2012 had Vicevoorzitter Almunia een ontmoeting met de EESC-rapporteur over het initiatief inzake de modernisering van het EU-staatssteunbeleid (SAM) en op 7 december 2012 met de CvdR-rapporteur over de herziening van de richtsnoeren regionale steun. Op 14 november 2012 heeft het EESC een advies uitgebracht over het initiatief inzake de modernisering van het EU-staatssteunbeleid en op 4 december 2012 bracht de afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie (INT) van het EESC een advies uit over het Mededingingsverslag 2011. Op 29 november 2012 heeft het CvdR een advies uitgebracht over het initiatief inzake de modernisering van het EU-staatssteunbeleid en op 7 december 2012 bracht de Commissie Territoriale samenhang (COTER) van het CvdR een advies uit over de richtsnoeren regionale steun.

Arrest van 13 juli 1966, gevoegde zaken C-56/64 en C-58/64, Établissements Consten S.à.R.L. en Grundig-Verkaufs-GmbH / Commissie, Jurispr. 1966, blz. 450. Zie ook arrest van 4 oktober 2011, gevoegde zaken C-403/08 en C-429/08, Football Association Premier League Ltd e.a., (nog niet bekendgemaakt in de Jurispr.).

De Commissie zal met een voorstel komen voor een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme voor banken. In december 2012 werd de Europese Raad het erover eens dat dit voorstel 'door de medewetgevers bij voorrang zal worden behandeld, om nog tijdens de lopende parlementaire zittingsperiode te worden aangenomen'.

Als reactie op de oproepen van het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité om initiatieven te nemen voor eerlijke, goed gereguleerde en transparante financiële markten.

Kort gezegd betekenen deze bijzondere regels dat de normale regels voor reddings- en herstructureringssteun niet gelden voor de financiële sector (zie IP/11/1488).

Zie, voor een vollediger beeld, bijlage 2 bij het werkdocument van de diensten van de Commissie dat bij dit verslag hoort.

Zie onder meer steunmaatregel SA.28487 - Herstructureringssteun BayernLB (zie persbericht IP/12/847).

Maar zo nodig ook afwikkeling, zoals in het geval van de Griekse landbouwbank ATE.

Bank voor Internationale Betalingen (BIS), november 2012, beschikbaar onder: http://www.bis.org/statistics/derstats.htm, cijfergegevens beschikbaar onder: http://www.bis.org/statistics/otcder/dt21a21b.pdf

Zoals gevraagd door het Europees Parlement.

Na de inleiding van de procedure in maart 2008 had de Commissie Visa in april 2009 een mededeling van punten van bezwaar gezonden met betrekking tot multilaterale interbancaire vergoedingen (MIF's) voor transacties met consumentendebet- en -creditkaarten (zie MEMO/09/151). Visa Europe zegde daarop toe om haar MIF's voor debetkaarten te maximeren op 0,20%, toezegging die de Commissie in december 2010 verbindend verklaarde (zie IP/10/1684). De procedure ten aanzien van MIF's voor consumentencreditkaarten blijft lopen.

Arrest van 24 mei 2012, zaak T-111/08, MasterCard Inc. e.a. / Commissie (nog niet bekendgemaakt in de Jurispr.).

Steunmaatregel SA.33054 - Post Office Limited: Compensation for net costs incurred to keep a non-commercially viable network for the period 2012-15 and the continuation of a working capital facility (zie IP/12/320). De zaak werd getoetst aan artikel 106 VWEU.

Als antwoord op vragen vanuit het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

Toespraak van vicevoorzitter Almunia op 8 oktober 2012 voor het Europees Parlement bij de presentatie van het werkprogramma 2013/2014 voor het mededingingsbeleid, beschikbaar onder: http://europa.eu/rapid/press-release_SPEECH-12-701_en.htm

Ibidem.

Zo heeft, als gevolg van het mededingingsonderzoek van de Commissie, het Duitse E.ON toegezegd om zijn activa voor elektriciteitsproductie en zijn activiteiten inzake hoogspanningslijnen in 2008 van de hand te doen. Dit was een mijlpaal in de openstelling van de Duitse markt. Andere onderzoeken hielpen beperkingen op grensoverschrijdende gas- en elektriciteitshandel op te heffen. Zo leidde het onderzoek van de Commissie tot aanpassingen in het Zweedse transmissienet voor elektriciteit dat de uitvoer belemmerde, door de capaciteit voor interconnectie met buurlanden te beperken.

Onder deze regels is het mogelijk om in de periode 2013-2015 subsidies te geven voor maximaal 85% van de stijging waarmee de meest doelmatige ondernemingen in elke bedrijfstak te maken krijgen. Dit plafond neemt geleidelijk af tot 75% tegen 2019-2020.

The functioning of the market for internet access and provision from a consumer perspective in the European Union. Study on behalf of the European Commission, directoraat-generaal Gezondheid en Consumenten (publicatie verwacht voor april 2013).

Arrest van 29 maart 2012, zaak T-336/07, Telefónica SA en Telefónica de España SA / Commissie (nog niet bekendgemaakt in de Jurispr.).

Met name in zaken op grond van artikel 102 VWEU ten aanzien van Microsoft (zie de beschikking van de Commissie van 24 maart 2004 in zaak COMP/C-3/37.792) en van Intel (zie de beschikking van de Commissie van 13 mei 2009 in zaak COMP/C-3/37.990).

Zie de toespraak van Joaquín Almunia, vicevoorzitter van de Europese Commissie, van 8 oktober 2012 (SPEECH/12/701).

Arrest van 17 februari 2011, zaak C-52/09, Konkurrensverket / TeliaSonera Sverige AB, Jurispr. 2011, blz. I-527, punt 108.

Zaak COMP/M.6381, Google/Motorola Mobility (zie IP/12/129).

Inleiding van de procedure ten aanzien van Samsung op 30 januari 2012 (zaak COMP/C-3/39.939); inleiding van de procedure ten aanzien van Motorola op 2 april 2012 (zaken COMP/C-3/39.985 en COMP/C-3/39.986).

Zie persbericht IP/12/1448

Zie IP/09/1098 en MEMO/09/321

Zie MEMO/12/593

http://ec.europa.eu/competition/ecn/food_report_en.pdf

Thema's die aan bod kwamen waren staatssteun in de financiële sector, de voedingsindustrie, de luchtvaartsector, de financiële sector en het initiatief inzake de modernisering van het EU-staatssteunbeleid (SAM).

http://ec.europa.eu/competition/index_en.html

http://ec.europa.eu/competition/ecn/food_report_en.pdf

P7_TA(2012)0031.

Resoluties van het Europees Parlement in 2007, 2009, 2010 en 2011.

Beschikbaar onder http://www.eesc.europa.eu/?i=portal.en.int-opinions.23584

Beschikbaar onder http://www.eesc.europa.eu/?i=portal.en.int-opinions.24209

Beschikbaar onder: http://www.toad.cor.europa.eu/corwipdetail.aspx?folderpath=ECOS-V/035&id=21619

Beschikbaar onder: http://www.toad.cor.europa.eu/corwipdetail.aspx?folderpath=COTER-V/034&id=21792