Artikelen bij COM(2013)478 - Eindevaluatie verordening (EG) 614/2007 aangaande het financieringsinstrument voor het milieu (LIFE+)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52013DC0478

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Eindevaluatie van Verordening (EG) nr. 614/2007 betreffende het financieringsinstrument voor het milieu (LIFE+) /* COM/2013/0478 final */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Eindevaluatie van Verordening (EG) nr. 614/2007 betreffende het financieringsinstrument voor het milieu (LIFE+)

1. INLEIDING

Het LIFE-programma is het enige financiële instrument van de EU dat uitsluitend gericht is op de tenuitvoerlegging van beleid en wetgeving van de Unie voor het milieu. Het programma is in 1992 gestart en zit nu in zijn vierde programmeringsperiode overeenkomstig de LIFE+-Verordening (EG) nr. 614/2007. Deze verordening beslaat de periode 2007-2013 en voorziet in een bedrag van 2,17 miljard EUR.

Er zijn drie soorten actie mogelijk in het kader van LIFE+:

· subsidies voor het uitvoeren van acties, goed voor 78% van de begroting. Subsidies worden verstrekt onder drie programmalijnen: Natuur en biodiversiteit, Milieubeleid en -bestuur, en Informatie en communicatie;

· exploitatiesubsidies voor ngo's, goed voor 3% van de begroting;

· contracten voor overheidsopdrachten voor de verlening van diensten, goed voor 19% van de begroting.

Overeenkomstig artikel 15, leden 2 en 3, van de verordening heeft de Commissie het volgende opgesteld:

– een tussentijdse evaluatie die in september 2010 is ingediend bij het Europees Parlement en het LIFE+-comité;

– een voorstel voor een opvolger van het LIFE+-programma, ingediend bij het Europees Parlement en de Raad in december 2011.

In december 2012 heeft de Commissie de resultaten bekendgemaakt van een onderzoek met conclusies en aanbevelingen over het LIFE+-programma en de tenuitvoerlegging ervan.

Uit het materiaal en de meningen die in het kader van de eindevaluatie zijn verzameld en geanalyseerd blijkt dat er geen grote wijzigingen zijn opgetreden in de aard en tenuitvoerlegging van het LIFE+-programma of in de kwaliteit van de resultaten van het programma sinds de tussentijdse evaluatie van 2010. De conclusies van de tussentijdse evaluatie zijn dus grotendeels nog steeds van toepassing. Uit de eindevaluatie blijkt echter wel dat er aanhoudende verbeteringen zijn in de tenuitvoerlegging van het programma sinds de vorige evaluaties. In de onderstaande secties van deze mededeling worden de geconstateerde resultaten gepresenteerd, evenals de resterende uitdagingen en zwakke punten van het LIFE-programma. In het voorstel van de Commissie voor een opvolgend instrument voor 2014-2020 wordt al gepoogd de geïdentificeerde uitdagingen en zwakke punten aan te pakken.

2. RESULTATEN EN UITDAGINGEN

2.1.        Resultaten

LIFE+ is een effectief hulpmiddel voor het promoten van de tenuitvoerlegging van de prioriteiten die zijn vastgesteld in het zesde milieuactieprogramma (6MAP). Het programma heeft een belangrijke rol gespeeld bij bewustmaking inzake, goed bestuur voor, en publieke deelname aan de tenuitvoerlegging van milieubeleid en -wetgeving van de EU. Uit de evaluaties is gebleken dat LIFE een 'succesvol instrument is met aanzienlijke EU-meerwaarde'.

In de loop van de twintig jaar van het programma en in aanvulling op 'gekwantificeerde voordelen die worden geraamd op ongeveer 600 miljoen EUR per jaar', heeft LIFE geleid tot:

· verbeterd behoud en herstel van ongeveer 4,7 miljoen hectare land;

· verbeterde waterkwaliteit over een oppervlakte van ongeveer 3 miljoen hectare;

· gezondere luchtkwaliteit voor ongeveer 12 miljoen mensen;

· afvalpreventie ter hoogte van ongeveer 300 000 ton en recycling van nog eens 1 miljoen ton;

· 1,13 miljoen ton CO2-emissievermindering per jaar.

Deze resultaten zijn bereikt door de tenuitvoerlegging van bijna 50 000 projectacties, waaronder de verwerving van 194 miljoen hectare land voor de tenuitvoerlegging van het Natura 2000-netwerk, meer dan 95 000 opleidingssessies, mededelingen gericht aan 6,1 miljoen mensen en 1,2 miljoen betrokken leerlingen en studenten.

Toegevoegde EU-waarde

De toegevoegde EU-waarde van LIFE+ vloeit vooral voort uit het feit dat het programma als platform dient voor de uitwisseling van beste praktijken en het delen van kennis, zodat actoren uit de gehele EU kunnen leren van elkaars ervaringen en zo milieuproblemen effectiever kunnen aanpakken. In de programmalijn Natuur en biodiversiteit heeft LIFE+ bijvoorbeeld geholpen bij het opzetten van samenwerkingsplatforms die partnerschappen verbeterden en zo de overdracht van beste praktijken tussen belanghebbenden en besluitvormers mogelijk heeft gemaakt. LIFE+ maakt tevens een betere verdeling van verantwoordelijkheid en solidariteit bij de bescherming van de gemeenschappelijke ecologische belangen van de EU mogelijk. Het werkt als katalysator, door middel van eenmalige investeringen om de eerste barrières voor de tenuitvoerlegging van het milieu- en klimaatbeleid van de EU te slechten en voor het testen van nieuwe benaderingen. Uit de tussentijdse evaluatie bleek dat LIFE 'nog steeds relevant blijft aangezien het het enige financiële instrument is van de EU dat specifiek is toegesneden op het milieu'.

Het hoge niveau van toegevoegde EU-waarde dat in het kader van de verordening wordt geleverd, is bereikt door te verzekeren dat:

· projecten voor de subsidie van acties afzonderlijk van hoge kwaliteit waren en dat de effecten ervan werden vermenigvuldigd door verspreiding en deling van de projectresultaten, zodat een maximaal aantal beleidsmakers en belanghebbenden in de gehele EU werden bereikt;

· financieel ondersteunde ngo's in staat werden gesteld een effectieve rol te spelen bij het ontwikkelen en uitvoeren van beleid;

· de aanbesteding van openbare overheidsopdrachten goed gepland was en in lijn met formeel overeengekomen prioriteiten.

De toegevoegde EU-waarde is echter enigszins in het gedrang gekomen door het systeem van nationale toewijzingen, die leidden tot compromissen bij de kwaliteit van de gesubsidieerde projecten en bij te brede prioriteiten, die leidden tot onvoldoende gerichtheid op de als doel gestelde behoeften en prioriteiten. Aangezien de lijst met LIFE+-prioriteiten in de verordening is vastgesteld, was het niet mogelijk om tijdens de tenuitvoerlegging van het programma vereisten te introduceren die projectsubsidies zouden beperken tot specifieke beleidsbehoeften en -prioriteiten.

Selectieproces en projectbewaking

Het rigoureuze evaluatie- en selectieproces voor LIFE+-projecten heeft verzekerd dat gesubsidieerde projecten goed waren ontworpen en derhalve grote kans hadden om succesvol te zijn. Externe teams met grondige kennis van de taal en de context van de projecten hebben ter plaatse regelmatig bijstand verleend en bewaking toegepast. Projectbegunstigden zijn van mening dat ze goed zijn bijgestaan door zowel dit externe bewakingsteam als de medewerkers van het Technische en Financiële Bureau van de Commissie.

Exploitatiesubsidies voor ngo's

Het doel van dit onderdeel van het LIFE+-programma is het voor ngo's met een Europese missie mogelijk maken bij te dragen aan een evenwichtige betrokkenheid van belanghebbenden bij het beleidsproces van de EU. Dankzij exploitatiesubsidies konden ngo's deelnemen aan EU-werkgroepen, informatie produceren en papers analyseren, betrokken zijn bij bewustmaking en raadplegende activiteiten, en langetermijnprojecten uitvoeren. In de evaluaties wordt de voortdurende relevantie van deze tussenkomst bevestigd en wordt geconcludeerd dat de geselecteerde ngo's een benodigde bijdrage leveren aan het EU-beleid.

Overheidsopdrachten

De Commissie gebruikt overheidsopdrachten om ondersteunende studies en evaluaties uit te laten voeren, vergaderingen, workshops en seminars te organiseren en computersystemen (bv. de LIFE-website of het Natura 2000-informatiesysteem) te ontwikkelen en te onderhouden. Dit onderdeel van het LIFE+-programma is ook gebruikt om de Commissie bij te staan met informatie-, publicatie- en verspreidingsactiviteiten die van centraal belang zijn voor haar beleidsdoelstelling. Dergelijke opdrachten hebben een belangrijke rol gespeeld bij het bereiken van de doelstellingen van het programma, ondanks de relatief kleine omvang van de LIFE+-begroting. Uit de evaluaties blijkt dat de uitgaven via overheidsopdrachten passend waren en gereageerd hebben op de behoeften van het beleid. De resultaten bestonden onder meer uit hoogwaardige communicatie en voorlichting. Hoewel het moeilijk is om de werkelijke volledige effecten van dergelijke maatregelen te beoordelen, werden ze geleverd in overeenstemming met de vereiste kwaliteitscriteria en op basis van strategische behoeften.

2.2.        Uitdagingen en acties binnen het huidige raamwerk

2.2.1.     Subsidies voor acties

Strategie en samenhang

Uit de evaluaties is gebleken dat het LIFE+-programma relevant en nodig is, aangezien het toegevoegde EU-waarde creëert voor de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het milieubeleid van de EU. De doelstellingen van het programma zijn echter niet altijd duidelijk en er is soms niet voldoende samenhang met ander EU-beleid. Het gebrek aan een duidelijke strategische aanpak en kritieke massa is geïdentificeerd als nadeel van het programma, voornamelijk als gevolg van beperkingen in de verordening. Om die reden heeft de tenuitvoerlegging van het LIFE+-programma niet de evolutie weerspiegeld van de ontwikkeling van beleidsprioriteiten van de EU, in het bijzonder voor de programmalijnen Milieu en Informatie en communicatie. Een betere strategische en meerjarenplanning en verbeterde flexibiliteit betreffende de keuze voor een aanvulling van financiële instrumenten zijn in de evaluaties aanbevolen als stap in de goede richting. Daarnaast werd in de evaluaties geconcludeerd dat het de programmalijn Milieubeleid en -bestuur van LIFE+ zich meer moet richten op de tenuitvoerlegging van milieuwetgeving van de EU en het creëren van multiplicatoren.

Overeenkomstig artikel 9 van de verordening mag LIFE+ geen activiteiten subsidiëren die kunnen worden gefinancierd uit andere EU-fondsen. Hierdoor wordt voorkomen dat meerdere EU-instrumenten worden gebruikt voor de financiering van één project. Een betere synergie en samenhang met nationale, regionale en lokale programma's in lidstaten was echter een voordeel geweest.

Beperkingen van het subsidiëren van activiteiten buiten de EU hebben de effectiviteit van het programma beperkt bij de aanpak van milieuproblemen in de EU die worden veroorzaakt door factoren buiten de grenzen van de EU.

De Commissie blijft zich inspannen om de resultaten van de subsidies voor het uitvoeren van acties beter te integreren in de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van beleid binnen de beperkingen van het huidige LIFE+-kader. De handleiding voor aanvragers is grondig herzien, met name wat betreft het onderdeel Milieubeleid en -bestuur, met het oog op meer doelgerichtheid en om betere begeleiding te bieden aan mogelijke begunstigden, binnen de beperkingen van de LIFE+-verordening.

De Commissie heeft erop toegezien dat geen LIFE+-project tevens bijstand ontving via andere EU-instrumenten en heeft daarmee de bepalingen van de LIFE+-verordening in acht genomen. In het selectieproces voor de projecten werd echter wel de voorkeur gegeven aan projecten die synergie vertoonden met andere fondsen of die een geïntegreerde aanpak lieten zien in het gebruik van verschillende fondsen, door selectiecriteria vast te stellen die leidden tot extra beoordelingspunten voor dergelijke projecten.

De Commissie heeft ook uitvoering gegeven aan de aanbevelingen uit de evaluaties door een nieuw soort project voor te stellen, de 'geïntegreerde projecten' onder de opvolger van LIFE+. Een geïntegreerd project is meer gericht op de tenuitvoerlegging van EU-beleid gedurende een langere periode en met de mobilisatie van aanvullende subsidies.

In het voorgestelde nieuwe programma wordt ook de mogelijkheid geïntroduceerd om acties buiten de EU te financieren wanneer dat noodzakelijk is om de milieu- of klimaatdoelstellingen van de EU te bereiken.

Administratieve last

De administratieve last van LIFE+ is in de loop der tijd toegenomen als gevolg van strengere toepassings- en rapportagevereisten, in het bijzonder met betrekking tot financiële administratie, en derhalve is er bezorgdheid geuit over de efficiëntie. De opsplitsing van de LIFE+-eenheid in twee verschillende eenheden in 2009 lijkt ook de administratieve last te hebben verhoogd voor de medewerkers van het bureau.

De Commissie heeft zich ingespannen om de procedures en voorgestelde maatregelen voor de opvolger van LIFE+ te vereenvoudigen, zodat de administratieve last wordt verlaagd.

Aanvraag- en selectieprocedure

De procedures voor de aanvraag en selectie van projecten zijn beoordeeld als te lang en te complex en er is behoefte aan vereenvoudiging.

Met het oog hierop is er in 2011 een onlineaanvraagformulier ingevoerd. In het eerste testjaar kwamen er enkele kinderziektes aan het licht, waaronder problemen met discrepanties tussen elektronische en papieren kopieën, die handmatig moesten worden opgelost.

De Commissie heeft workshops georganiseerd voor mogelijke aanvragers na elke oproep tot het indienen van voorstellen om de aanvraagprocedure toe te lichten en de kwaliteit van de aanvragen te verbeteren. Deze workshops waren met name gericht op landen met een lager aantal en/of minder succesvolle aanvragers. De Commissie heeft ook gewerkt aan de versterking en verbetering van verspreidingsactiviteiten en aanvullende inspanningen om nieuwe typen LIFE-aanvragers aan te trekken, in het bijzonder voor biodiversiteit en nieuwe thema's onder Milieubeleid en -bestuur.

De Commissie heeft de duur van de projectselectieprocedure teruggebracht, zonder de kwaliteit ervan te verminderen. Het elektronische aanvraagsysteem functioneert goed sinds de oproep tot het indienen van voorstellen van 2012 en de Commissie kijkt naar mogelijkheden om het gebruik van elektronische rapportage bij de projectbewaking uit te breiden.

Projectresultaten en -integratie

In de evaluaties wordt voorgesteld dat de Commissie meer ex-postbezoeken aan de projecten zou moeten brengen, ook al is dat niet vereist volgens de verordening. Een systematischer ex-postbewakingssysteem zou een verbetering zijn ten opzichte van de huidige regelingen, aangezien op die manier vastgesteld zou kunnen worden welke projecten daadwerkelijk voordelen op langere termijn opleveren. Hierdoor zou gewaarborgd kunnen worden dat projectresultaten beter worden gebruikt en in de beleidsontwikkeling worden geïntegreerd . Meer in het algemeen moet de overdracht van knowhow worden verbeterd, met name op EU-niveau.

De Commissie voert nu meer systematische ex-postbezoeken uit om de duurzaamheid van projecten te beoordelen en lessen voor het beleid te trekken. Ook heeft de Commissie haar inspanningen verhoogd om projectresultaten te integreren in de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van beleid in het kader van workshops en paneldiscussies waarbij projectbegunstigden en beleidsontwikkelaars betrokken zijn. De koppeling tussen beleid en project in de programmalijn Natuur en biodiversiteit is al sterk, maar er kunnen nog meer inspanningen worden verricht in de volgende programmeringsperiode, in het bijzonder met betrekking tot de programmalijn Milieubeleid en -bestuur.

Communicatie en outreach

In de evaluaties is aanbevolen om de horizontale voorlichting en communicatie van het LIFE-programma te verbeteren en de verspreiding van projectresultaten en kennis, met name op EU-niveau, te versterken.

Er zijn verschillende verbeteringen doorgevoerd. De extern meest zichtbare verbetering is de bijgewerkte en verbeterde LIFE-startpagina op internet.

De Commissie publiceert regelmatig themabrochures om te laten zien hoe LIFE-projecten milieukwesties aanpakken. Zo zijn er drie synthesestudies uitgevoerd en gepubliceerd naar water, afvalstoffen en lucht en geluid.

De Commissie heeft netwerken bevorderd door het organiseren van regionale en EU-brede projectvergaderingen teneinde ervaring en technische kennis te delen.

Met name in de programmalijn Natuur en biodiversiteit is er sprake van sterke samenwerking en het delen van kennis onder begunstigden, wat ook heeft bijgedragen aan het opbouwen van wetenschappelijke kennis over natuurbehoud en biodiversiteit, waardoor breder wordt bijgedragen aan de tenuitvoerlegging van de vogel- en habitatrichtlijnen.

Nationale organisaties en beheer

Nationale contactpunten spelen een belangrijke rol bij het verzekeren van consistentie, aanvulling en coördinatie van het LIFE+-programma met nationale programma's. De coördinatie met andere, voornamelijk nationale, subsidiebronnen lijkt echter nog steeds onvoldoende. Nationale contactpunten geven aan dat er ruimte is om meer nationale middelen te mobiliseren via LIFE+.

Nationale strategieën worden beschouwd als belangrijk voor de promotie, verspreiding en levering van het programma binnen de afzonderlijke lidstaten.

De lidstaten hebben uiteenlopende aantallen voorstellen ingediend, deels als gevolg van eerdere ervaring met LIFE in de betreffende lidstaat en deels al gevolg van bijstand die wordt verleend door nationale contactpunten. Dit leidt tot een ongelijke verdeling van de subsidies tussen de lidstaten. Duitsland, Spanje en Italië blijven aanzienlijke bedragen van LIFE+-bijstand ontvangen, terwijl sommige van de nieuwste lidstaten minder succes hebben.

De Commissie biedt opleidingssessies aan om de rol van nationale contactpunten bij het ondersteunen van aanvragers en begunstigden te verbeteren en heeft richtsnoeren ontwikkeld voor communicatieactiviteiten.

Hoewel nationale toewijzingen in de verordening niet lijken te leiden tot een aanzienlijk evenwichtigere verdeling van projecten over de EU, wordt er in sommige landen vooruitgang geboekt dankzij de inspanningen van de nationale contactpunten. Dergelijke succesvolle inspanningen moeten worden nagevolgd in andere lidstaten.

2.2.2.     Exploitatiesubsidies voor ngo's

Hoewel de effecten van de exploitatiesubsidies van afzonderlijke ngo's moeilijker te beoordelen zijn dan die van subsidies voor het uitvoeren van acties, is erkend dat het subsidieprogramma voor ngo's grote toegevoegde waarde biedt door middel van een bijdrage aan de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van beleid. De subsidiabiliteitscriteria worden over het algemeen als geschikt ervaren, al wordt het vereiste dat er leden in veel landen moeten zijn, gezien als in tegenstelling tot de bepaling dat de bijstand alleen kan worden verstrekt aan de begunstigde en niet aan de leden.

In eerdere evaluaties kwamen kwesties aan het licht met betrekking tot de snelheid en timing van betalingen, die liquiditeitsproblemen veroorzaakten bij ngo's. In de tussentijdse evaluatie werd een verschuiving aanbevolen van het tijdskader van de selectieprocedure, dan wel een wijziging van het meerjarenkader voor partnerschapsovereenkomsten teneinde liquiditeitsproblemen beter aan te pakken en de kostenefficiëntie te verbeteren.

De Commissie heeft haar feedback aan ngo's met betrekking tot medefinancieringsbesluiten verbeterd en er zijn verbeteringen aangebracht ten aanzien van de timing van betalingen, al is dit beperkt als gevolg van de tijd die nodig is voor financiële procedures van de Commissie.

De Commissie heeft de gerichtheid op de jaarlijkse prioriteiten in de laatste oproep voor LIFE+ versterkt en een element van externe beoordeling geïntroduceerd om de objectiviteit in het evaluatieproces te versterken. In het voorstel voor het opvolgende instrument is de mogelijkheid tot meerjarenbijstand opgenomen als middel voor het bieden van stabiele bijstand, die een planning op de langere termijn mogelijk maakt bij begunstigde ngo's. Een verbeterde betrokkenheid van netwerkleden bij de tenuitvoerlegging van subsidies wordt ook gepromoot.

3. DE TOEKOMST VAN LIFE+

Zoals hiervoor reeds opgemerkt, waren veel aanbevelingen uit de evaluaties onverenigbaar met de bestaande LIFE+-verordening, maar is er rekening mee gehouden bij het ontwerp van het toekomstige instrument.

In haar mededeling van 12 december 2011, ingediend bij het Europees Parlement en de Raad, stelde de Commissie voor in de periode 2014-2020 3,2 miljard EUR toe te wijzen aan een nieuw programma voor milieu en klimaat (LIFE). Het voorgestelde nieuwe programma bouwt voort op het succes van het bestaande LIFE+-programma, maar wordt hervormd zodat het een grotere impact heeft, eenvoudiger is en meer flexibiliteit biedt terwijl het tevens over een grotere begroting beschikt.

De belangrijkste voorgestelde wijzigingen zijn:

· de creatie van een subprogramma Klimaatactie (800 miljoen EUR over de volledige periode) met drie prioriteiten: matiging, aanpassing, bestuur en bewustmaking;

· een betere vaststelling van de structuur van het subprogramma Milieu (2,4 miljard EUR over de volledige periode): biodiversiteit, milieu en bestuur;

· de invoering van geïntegreerde projecten (GP's) als demonstratieprojecten om milieudoelstellingen te halen, met name door andere beschikbare nationale en/of EU-middelen in te zetten. Dit garandeert in het bijzonder een versterkte aanvulling op en coördinatie van acties die worden ondersteund uit het ESI-fonds op de gebieden natuur, water, afval, luchtkwaliteit, beperking van de klimaatverandering en aanpassing aan klimaatverandering.

Met het subprogramma voor milieu worden inspanningen op de volgende gebieden gesteund:

· 'Milieu en efficiënt hulpbronnengebruik' is toegespitst op innovatievere oplossingen voor een betere tenuitvoerlegging van het milieubeleid en de integratie van milieudoelstellingen in andere sectoren;

· 'Biodiversiteit' waarin beste praktijken worden ontwikkeld en ten uitvoer gelegd om het verlies aan biodiversiteit een halt toe te roepen en ecosysteemdiensten te herstellen, terwijl het blijft toegespitst op de ondersteuning van Natura 2000-sites, in het bijzonder via geïntegreerde projecten die overeenkomen met de prioritaire actiekaders van de lidstaten;

· 'Milieubeheer en informatie' is gericht op kennisdeling, de verspreiding van beste praktijken, betere naleving en bewustmakingscampagnes.

Het subprogramma voor klimaatactie bestrijkt de volgend gebieden:

· 'Matiging van de klimaatverandering', dat het verminderen van broeikasgasemissies tot doel heeft;

· 'Aanpassing aan de klimaatverandering', waarmee meer weerbaarheid tegen klimaatverandering wordt nagestreefd;

· 'Klimaatbeheer en informatie', dat gericht is op bewustmaking, communicatie, samenwerking op het gebied van acties voor de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering en de verspreiding van dergelijke acties.

Subsidies voor het financieren van projecten blijven de belangrijkste soort van interventie in het kader van het programma. Er worden ook exploitatiesubsidies voor ngo's en andere organisaties voorgesteld en er is ook ruimte voor bijdragen aan innovatieve financiële instrumenten.

Overeenkomstig het voorstel van de Commissie, krijgt LIFE 2014-2020 lichtere en flexibelere procedures.

4. CONCLUSIE

Hoewel uit de evaluaties is gebleken dat er ruimte is voor enkele verbeteringen in het LIFE+-programma, wordt het programma in zijn geheel genomen beschouwd als effectief en goed beheerd. Waar mogelijk zijn de geïdentificeerde zwakke punten aangepakt in de laatste fasen van de huidige programmeringsperiode. Daar waar er in de LIFE+-verordening zelf zwakke punten zaten, zijn de aanbevelingen meegenomen bij het ontwerp van het voorgestelde LIFE-programma voor 2014-2020.

De Commissie is van mening dat de EU-begroting lidstaten en de EU als geheel moet blijven ondersteunen bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van EU-beleid, zowel door middel van een specifiek instrument voor milieu als door het opnemen van milieu in de instrumenten die budgettair van groter belang zijn.

Gezien de ongelijkmatige en onvoldoende tenuitvoerlegging van het milieu- en klimaatbeleid van de EU bestaat er een blijvende behoefte aan een specifiek instrument voor milieu- en klimaatinterventie. Het voorstel van de Commissie voor een nieuw LIFE-programma streeft ernaar voort te bouwen op het programma uit hoofde van de succesvolle LIFE+-verordening en het verder te ontwikkelen.

               PB L 149 van 9.6.2007.

               http://ec.europa.eu/environment/life/publications/lifepublications/evaluation/index.htm#mte2010

               http://ec.europa.eu/environment/life/about/documents/COMM_PDF_COM_2011_0874_F_ NL.pdf?reference=IP/11/1526&format=PDF&aged=0&language=NL&guiLanguage=nl

               http://ec.europa.eu/environment/life/about/documents/121214_conclusions.pdf

               Zie: EPEC (2008) beschikbaar op https://ec.europa.eu/dgs/environment/pdf/epec_report_life.pdf; WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE 'SEC(2008) 2633 FINAL betreffende de tenuitvoerlegging van het programma voor financiële steun voor Europese niet-gouvernementele organisatie die hoofdzakelijk actief zijn op het gebied van milieubescherming'; COWI (2009) 'Ex-Post evaluatie van in het kader van het LIFE-programma gefinancierde projecten en activiteiten'; Rekenkamer van de EG (2009) Speciaal verslag nr. 11/2009 'De duurzaamheid en het beheer door de Commissie van de projecten van LIFE-Natuur'; Arcadis (2010) Tussentijdse evaluatie van de tenuitvoerlegging van het LIFE+-programma; en SEC(2011) 1541 WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE EFFECTBEOORDELING bij het voorstel voor een verordening tot vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE).

               PB L 242 van 10.9.2002.

               http://ec.europa.eu/environment/nature/biodiversity/comm2006/pdf/2020/1_EN_impact _assesment_part1_v4.pdf

               SEC(2010) 1120 MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD, "Tussentijdse evaluatie van de LIFE+-verordening", blz. 5.

               MTR, blz. 9.

             SEC(2010) 1120 MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD, "Tussentijdse evaluatie van de LIFE+-verordening", blz. 10.

             SEC(2010) 1120 MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD, "Tussentijdse evaluatie van de LIFE+-verordening", blz. 8.