Artikelen bij COM(2013)656 - Eventuele nieuwe etiketteringsvoorschriften voor textielproducten en over een studie naar allergene stoffen in textielproducten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52013DC0656

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende eventuele nieuwe etiketteringsvoorschriften voor textielproducten en over een studie naar allergene stoffen in textielproducten /* COM/2013/0656 final */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende eventuele nieuwe etiketteringsvoorschriften voor textielproducten en over een studie naar allergene stoffen in textielproducten

1. Inleiding

Verordening (EU) nr. 1007/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011 betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten (hierna de 'textielverordening' of de 'verordening' genoemd) is de enige sectorspecifieke EU-wetgeving die van toepassing is op textielproducten. De verordening bevat voorwaarden en regelgeving voor de etikettering en merking van textielproducten evenals regelgeving betreffende textielvezelbenamingen. De verordening is van toepassing op alle producten die minstens 80 gewichtsprocent textielvezels bevatten, waaronder onbewerkte, halfbewerkte, bewerkte, halfafgewerkte, halfgeconfectioneerde of geconfectioneerde producten.

Artikel 24 van de textielverordening bepaalt dat de Europese Commissie uiterlijk op 30 september 2013 een verslag indient bij het Europees Parlement en de Raad, indien gepast samen met wetgevingsvoorstellen, 'over eventuele nieuwe, op uniaal niveau in te voeren etiketteringsvoorschriften om consumenten te voorzien van nauwkeurige, relevante, begrijpelijke en vergelijkbare informatie over de eigenschappen van textielproducten'. De onderzochte punten omvatten, onder andere, een regeling voor oorsprongsetikettering, een geharmoniseerde etikettering inzake onderhoud, een uniform systeem voor de gehele Unie voor de etikettering van maataanduidingen, vermelding van allergene stoffen, elektronische etikettering en andere nieuwe technologieën en het gebruik van taalonafhankelijke symbolen of codes voor het identificeren van textielvezels. Aangezien artikel 12 van de textielverordening bepaalt dat textielproducten met niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong moeten worden voorzien van een etiket, is tevens de eventuele etikettering of merking van producten van leer onderzocht. Bovendien moest de Commissie, uit hoofde van artikel 25 van de verordening, tevens een studie uitvoeren om te beoordelen of er een oorzakelijk verband is tussen allergische reacties en chemische stoffen of mengsels die worden gebruikt in textielproducten en op basis van die studie zo nodig wetgevingsvoorstellen indienen.

Dit verslag is opgesteld op basis van de resultaten van de namens de Europese Commissie uitgevoerde studies. In deze studies zijn verschillende systemen onderzocht voor de etikettering van textiel en producten van leer, evenals het oorzakelijke verband tussen allergieën en chemische stoffen in afgewerkte textielproducten. De resultaten van de studies zijn uitvoerig besproken met deskundigen uit de lidstaten, de industrie en andere belanghebbenden, met name via de deskundigengroep inzake benamingen en etikettering van textielproducten. In de studie naar de etikettering van textielproducten werd ook rekening gehouden met een studie die in 2010 is uitgevoerd namens het directoraat-generaal Intern Beleid van het Europees Parlement. In dit verslag wordt rekening gehouden met bestaande toepasselijke Europese en internationale normen en met de belangen van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's). Het omvat een overzicht van de textiel- en kledingsector in hoofdstuk 2, een beknopte samenvatting van eventuele nieuwe etiketteringsvoorschriften (artikel 24) en de belangrijkste bevindingen uit de studie naar chemische stoffen (artikel 25) in respectievelijk de hoofdstukken 3 en 4 en in hoofdstuk 5 worden conclusies getrokken.

2. Overzicht van de textiel- en kledingsector in de EU

De bedrijfstak ontwerpgebaseerde consumentengoederen in de EU bestaat uit een breed scala aan sectoren, met name textiel en kleding, leer en schoeisel, vrije tijd (sport, spellen en speelgoed) en juwelen, binnenhuisinrichting enz. In deze sectoren zijn meer dan een half miljoen ondernemingen actief in de waardeketen (waaronder op het gebied van ontwerp, productontwikkeling, vervaardiging, distributie en detailhandel). Gezamenlijk genereren zij een totale jaaromzet van ongeveer 500 miljard EUR en bieden zij ongeveer vijf miljoen banen in de EU.

De Europese textiel- en kledingsector is een zeer gediversifieerde, door innovatie en creativiteit gedreven industriesector die voornamelijk uit kmo's bestaat: in 2009 hadden ondernemingen gemiddeld 10 werknemers, een daling ten opzichte van 18 werknemers aan het begin van het decennium. In 2011 bestond de sector in Europa uit meer dan 185 000 ondernemingen waar 1,7 miljoen mensen werkzaam waren en met een totale omzet van 152 miljard EUR. Als gevolg van de sterke wereldwijde concurrentie richten Europese ondernemingen zich steeds meer op onderzoek, ontwikkeling en innovatie om het duurzame concurrentievermogen te behouden en verbeteren. Na meer dan 15 jaar met radicale structurele wijzigingen heeft een aanzienlijk aandeel van de activiteiten van de sector tegenwoordig betrekking op gespecialiseerde producten met een hoge toegevoegde waarde. Significante inspanningen op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie hebben de kennisinhoud en duurzaamheid van textielondernemingen versterkt, met name van de ondernemingen die maatwerk leveren voor nieuwe toepassingen en diensten in veeleisende sectoren zoals de gezondheidszorg, de weg- en waterbouw, de automobielsector of de lucht- en ruimtevaart.

In de afgelopen 15 jaar heeft de textiel- en kledingsector zijn energie-efficiëntie met ongeveer 35 % verbeterd, zowel per eenheid output als per toegevoegde waarde, een percentage dat aanzienlijk boven het gemiddelde van de industriesector als geheel ligt. De sector omvat de marktsegmenten kleding, interieurtextiel en technisch textiel, die elk ongeveer een derde van de omzet/inkomsten genereren. In de EU is het segment technisch textiel nadrukkelijker aanwezig; dit is ook het segment waarin de EU een relatief concurrentievoordeel heeft ten opzichte van haar handelspartners. De textiel- en kledingsector in zijn geheel neemt een aandeel van 3 % toegevoegde waarde en 6 % werkgelegenheid voor zijn rekening in de totale industriesector. De zichtbare arbeidsproductiviteit van de sector is verbeterd van ongeveer 40 % tot 46 % gedurende de periode 2004-2009. De investeringen per toegevoegde waarde zijn in deze periode stabiel gebleven rond de 11 %.

Afbeelding 1 – Aantal ondernemingen in en omzet van de textiel- en kledingsector (2004‑2009) Bron: Eurostat

Na een periode van vijf jaar waarin het slechter ging, lijkt de textiel- en kledingsector enigszins te zijn hersteld van de gevolgen van de financiële crisis, maar deze trend is nog niet bevestigd door gegevens over 2012. De belangrijkste factoren en problemen die het concurrentievermogen van de textiel- en kledingsector beïnvloeden, hebben ook gevolgen voor andere sectoren. Met name de toegang tot financiering is essentieel om investeringen mogelijk te maken waarmee productiefaciliteiten kunnen worden gemoderniseerd en producten met een creatief design die gericht zijn op bestaande of nieuwe markten, kunnen worden ontwikkeld. Een tekort aan vaardigheden is een ander belangrijk punt van zorg, niet alleen in de textiel- en kledingsector, maar in de gehele industriesector. Bepaalde kwesties, zoals intellectuele-eigendomsrechten en de schending daarvan, vereisen meer op de textiel- en kledingsector gerichte en sectorspecifieke oplossingen. Om een stap vooruit te kunnen zetten, maken ondernemingen onder meer actief werk van technologische en niet-technologische innovatie, ontwikkelen zij producten met een creatief design, merk- en kwaliteitsproducten en voeren zij producten uit ter compensatie van de afgenomen vraag in de EU. De sector wordt steeds competitiever.

3. Huidige situatie en bevindingen betreffende de waarschijnlijke ontwikkelingen met betrekking tot etikettering

In dit deel wordt een overzicht gegeven van de huidige voorschriften betreffende de etikettering van textielproducten en een beoordeling van de noodzaak van eventuele nieuwe etiketteringsvoorschriften en de wenselijkheid en haalbaarheid van harmonisatie van de etikettering en merking van textielproducten en producten van leer.

Overeenkomstig de textielverordening moeten textielproducten op de EU-markt voorzien zijn van een etiket of merk waarop de vezelsamenstelling staat vermeld met gebruikmaking van de in bijlage I bij de verordening opgenomen vezelbenamingen. De vezelbenamingen en het gewichtspercentage van alle samenstellende vezels moeten in afnemende volgorde worden vermeld. De etiketterings- en merkingsvoorschriften betreffende vezelsamenstelling zijn van toepassing op textielproducten en textielcomponenten die minstens 80 gewichtsprocent textielvezels bevatten. In de verordening worden geen andere aspecten van etikettering en merking geregeld. Producten van leer vallen niet onder de etiketterings- en merkingsvoorschriften, met uitzondering van schoeisel, dat valt onder de schoeiselrichtlijn 94/11/EG. Bepaalde categorieën textielproducten, waaronder vloerkleden, andere vloerbedekking en producten voor interieurdecoratie, vallen ook onder Verordening (EU) nr. 305/2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten.

De noodzaak van eventuele nieuwe etiketteringsvoorschriften wordt beoordeeld op basis van studies die namens de Commissie zijn uitgevoerd en die zijn gecontroleerd en aangevuld tijdens uitvoerige besprekingen met een breed scala aan belanghebbenden. Aangezien de studies naar eventuele harmonisatie van de etikettering haalbaarheidsstudies zijn in het kader van de beoordeling van mogelijke effecten, zijn de beleidsopties talrijk en breder geformuleerd dan gebruikelijk bij een formele effectbeoordeling. Deze studies geven een goed overzicht van de mogelijke effecten en voordelen van eventuele nieuwe voorschriften. De illustratieve voorbeelden hebben de evaluatie mogelijk gemaakt van de vraag of er een nader onderbouwde beoordeling van de kosten en baten nodig was.

Aangezien artikel 24 van de textielverordening bepaalt dat eventuele op consumenten gerichte etiketteringsvoorschriften moeten worden onderzocht in samenspraak met de relevante belanghebbenden, maakten een consumentenonderzoek en interviews met belanghebbenden deel uit van de studie naar de etikettering van textielproducten. De volgende etiketterings- en merkingsopties werden beoordeeld:

a) Regeling voor oorsprongsetikettering

Oorsprongsetikettering is van belang voor consumenten. Een uitgebreide bespreking over de relevantie van de introductie van een regeling voor oorsprongsetikettering in de textielverordening is momenteel niet aangewezen, gezien de recente goedkeuring van een voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende de veiligheid van consumentenproducten waarin de Commissie voornemens is in een EU-brede en sectoroverschrijdende regeling te voorzien, waarin het land van oorsprong en andere traceerbaarheidsaspecten in aanmerking worden genomen. Deze ontwikkelingen zijn positief ontvangen door een aanzienlijk aantal belanghebbenden, onder meer in de textielsector.

b) Etikettering inzake onderhoud

Consumenten vinden de vermelding van de beste manier om textiel te onderhouden het belangrijkst. Over het algemeen zijn zij bekend met en begrijpen zij het huidige etiketteringsysteem dat door de particuliere sector wordt toegepast. Dit vrijwillige en wereldwijd goed ontwikkelde systeem is in handen van en wordt gecontroleerd door belanghebbenden en vormt de basis voor norm EN ISO 3758:2012 (Textiel - Symbolencode voor etikettering inzake onderhoud) en andere systemen (bv. in de VS). De verwachte voordelen van een wettelijke (verplichte) aanpak zijn slechts beperkt, en afhankelijk van de mogelijkheden voor ondernemingen om de kosten te dragen, wegen zij mogelijk niet op tegen een waarschijnlijke doorberekening van de kosten aan de eindconsumenten. Er kan wel voordeel worden behaald door de werking van het huidige systeem te verbeteren, bij voorkeur om beter in de behoeften van consumenten te kunnen voorzien, bijvoorbeeld door nieuwe symbolen te gebruiken en in voorkomend geval door bewustmaking (bv. kleding wassen bij lage temperatuur), wat in de particuliere sector in ieder geval al gebeurt.

c) Systeem voor de etikettering van maataanduidingen

Het vermelden van de juiste maat is voor consumenten zeer belangrijk. Zij zijn bekend met verschillende bestaande vrijwillige systemen, en ondernemingen en overheidsorganisaties bieden vaak omrekentabellen. Ondanks de moeilijkheden die zich hebben voorgedaan, zijn er Europese en internationale (ISO) normen ontwikkeld, met name de norm EN 13402, waarin een codering is opgenomen voor de maataanduiding van kleding. Er worden beperkte voordelen verwacht van een verplicht systeem in vergelijking met een uniform EU-breed op normen gebaseerd systeem. De nadruk zou moeten liggen op het voortzetten en voltooien van de lopende normalisatiewerkzaamheden. Waar nodig kunnen de betrokken belanghebbenden en overheidsinstanties ondersteuning bieden om moeilijkheden te overwinnen en een bredere consensus te ontwikkelen voor een op normen gebaseerd systeem.

d) Vermelding van allergene stoffen

Voor veel consumenten is de aanwezigheid van allergene stoffen in afgewerkte textielproducten en de risico's die zij vormen, een belangrijk aandachtspunt. Er bestaan al enkele vrijwillige certificerings- en etiketteringsregelingen die betrekking hebben op de chemische samenstelling, en deze maken consumenten bewust van de aanwezigheid (of bij sommige producten de afwezigheid) van deze stoffen. De concentratieniveaus die bij blootstelling allergische reacties bij groepen personen kunnen veroorzaken, zijn echter niet vastgesteld voor elke stof die in textielproducten voorkomt. Onderzoek naar wetenschappelijk solide epidemiologische gegevens moet worden ingesteld. Verder blijven onzekerheden bestaan, met name over het oorzakelijke verband tussen textielproducten en allergieën onder de bevolking, de blootstelling van consumenten en de variabiliteit van de dosis-responsrelatie van allergische reacties bij afzonderlijke personen, en de chemische stoffen die in afgewerkte textielproducten aanwezig blijven. Deze onzekerheden vormen momenteel een belemmering om consumenten nauwkeurige, relevante en vergelijkbare informatie te verstrekken over de werkelijke risico's die verband houden met de aanwezigheid van chemische stoffen in textielproducten. Om doeltreffend te zijn, moet deze informatie begrijpelijk en zinvol zijn voor alle consumenten. Betrouwbaardere en beter verifieerbare informatie is ook nodig om aan te tonen dat de voorschriften worden nageleefd, markttoezichtcontroles uit te voeren en handhavingsmaatregelen te nemen. De bestaande horizontale wetgeving, met name Verordening (EG) nr. 1907/2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (CLP) en andere wetgeving (bv. cosmetische producten, biociden, pesticiden), kan een oplossing vormen voor de aanpak van de risico's van bepaalde stoffen in textielproducten.

e) Elektronische etikettering en andere technologieën, en taalonafhankelijke symbolen of codes (voor het identificeren van vezels)

Er zijn tegenwoordig verschillende nieuwe en innovatieve technologieën en instrumenten voor informatieverstrekking, bv. 2D-codes en RFID (radiofrequentie-identificatie), commercieel beschikbaar en deze worden toegepast op levensmiddelen en textielproducten. Experimenten die door grote detailhandelsondernemingen zijn uitgevoerd op het gebied van bijvoorbeeld de inventaris, bestellingen en klantenbeheer, bieden interessante resultaten. Er zijn echter meer rendabele en betaalbaardere oplossingen nodig voor een breed gebruik door kmo's. De voordelen van een wettelijke (verplichte) aanpak voor consumenten worden als beperkt beschouwd en de kosten worden nog steeds als te hoog ervaren. Afzonderlijke ondernemingen moeten tussen verschillende concurrerende systemen kunnen kiezen.

f) Andere soorten etikettering en etikettering van de authenticiteit van leer

De Commissie heeft ook andere soorten etikettering onderzocht die niet expliciet worden vermeld in artikel 24 van de verordening, met name etikettering betreffende biologische producten, milieu- en sociale aspecten, brandbaarheid en authenticiteit. Het bleek dat consumenten zich bewust waren van de verschillende bestaande normen en internationale, nationale of EU-regelingen, bv. etikettering voor biologische producten (particulier systeem), milieuetikettering (het Europees Ecolabel, Nordic Swan, Blue Angel enz.), etikettering van sociale aspecten (ISO 26000-norm). Bepaalde milieulabels voorzien reeds in beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen die een negatieve invloed kunnen hebben op het milieu en allergische reacties kunnen veroorzaken. De belangstelling van consumenten voor soortgelijke etiketteringsregelingen op EU-niveau in het kader van de textielverordening was daarom laag. Aan de andere kant geven de resultaten van een onderzoek onder consumenten en fabrikanten betreffende de etikettering van leer aan dat er voordelen worden gezien in etikettering van de authenticiteit van leer. Daarom heeft de Commissie recentelijk een effectbeoordelingsproces opgestart om op het gebied van etikettering van de authenticiteit van leer de kosten en baten van verschillende beleidsopties, waaronder wetgevende maatregelen, grondig te analyseren. Op basis van de resultaten van deze effectbeoordeling zal de Commissie beslissen of het wenselijk is op EU-niveau maatregelen te nemen.

4. Studie naar allergene stoffen

Uit hoofde van artikel 25 van de textielverordening kreeg de Commissie het mandaat om een mogelijk causaal verband te onderzoeken tussen allergieën en chemische stoffen of mengsels die worden gebruikt in textielproducten en om, in voorkomend geval, op basis van deze studie wetgevingsvoorstellen in te dienen in het kader van de bestaande wetgeving. In overeenstemming met het artikel werd bij de studie rekening gehouden met de bevindingen van op het niveau van de lidstaten uitgevoerde studies en richtte zij zich op chemische stoffen in afgewerkte textielproducten, maar niet op textielvezels of weefsels. Ook aspecten van de gezondheid van werknemers en een risicobeoordeling van de chemische stoffen maakten geen deel uit van de studie. Op basis van de resultaten van de studie worden in dit deel mogelijke opties onderzocht voor de aanpak van punten van zorg met betrekking tot allergene stoffen bij de vervaardiging van textiel.

De meerderheid van de textielproducten kan als veilig worden beschouwd, al kunnen gesensibiliseerde personen allergisch reageren op textielvezels, hetzij op wol, hetzij op bepaalde chemische stoffen (of mengsels) die worden gebruikt bij de vervaardiging van textielproducten. Ongeveer 1-2 % van alle contactallergieën zou worden veroorzaakt door textiel (de op drie na meest gerapporteerde na cosmetische producten, metalen accessoires en farmaceutische producten). Ongeveer twee derde van alle gevallen van textielgerelateerde allergie wordt toegeschreven aan gedispergeerde kleurstoffen, waarvan sommige bij gesensibiliseerde personen allergische contactdermatitis kunnen veroorzaken. Uit de huidige wetenschappelijke kennis blijkt dat sommige harsen voor de afwerking van textiel stoffen kunnen vrijgeven die bij gesensibiliseerde personen zorgen voor allergische contactdermatitis. Veel additieven en hulpstoffen in textiel kunnen in zeldzame gevallen sensibilisatie veroorzaken, maar reactieve kleurstoffen niet. Op grond van hun intrinsieke kenmerken worden sommige stoffen ingedeeld als huidsensibiliserende of irriterende stoffen, en deze kunnen in afgewerkte textielproducten aanwezig blijven.

Het is nog niet mogelijk om een algemene conclusie te trekken over de vraag of er een oorzakelijk verband bestaat tussen allergische reacties en chemische stoffen die worden gebruikt en achterblijven in afgewerkte textielproducten. Er blijft onzekerheid bestaan over de werkelijke vrijgave en de veilige drempel van het concentratieniveau van sensibiliserende en irriterende chemische stoffen in afgewerkte textielproducten en dit maakt het moeilijk om consumenten nauwkeurige en relevante informatie over de risico's te verstrekken. Bovendien is er een risicobeoordeling nodig om vast te stellen of deze stoffen een onaanvaardbaar risico vormen en maatregelen in het kader van de beperkingsprocedure van Reach nodig zijn. Er zijn maar weinig collegiaal getoetste epidemiologische gegevens en als zij al beschikbaar zijn, zijn zij niet recent.

De grote meerderheid van stoffen die worden gebruikt bij de vervaardiging van textiel en die voorkomen in afgewerkte textielproducten zijn niet sensibiliserend of irriterend. Er zijn tot bezorgdheid aanleiding gevende stoffen waarvan het gebruik is beperkt of verboden uit hoofde van de bestaande EU-wetgeving (bv. REACH, cosmeticaverordening, detergentiaverordeningen en het Europese Ecolabel). Met betrekking tot de zeer zorgwekkende stoffen heeft de Commissie eind 2012, in samenwerking met het Europees Agentschap voor chemische stoffen en de lidstaten, een routekaart voor zeer zorgwekkende stoffen opgesteld om die zeer zorgwekkende stoffen te identificeren die relevant zijn voor de EU, en deze op te nemen in de kandidatenlijst voor autorisatie in het kader van de REACH-verordening, uiterlijk in 2020. De routekaart betreft een aanvankelijke screening om stoffen die, onder andere, niet worden vervaardigd en/of gebruikt in de EU, lager te prioriteren, gevolgd door een analyse van de risicobeheeropties om de meest geschikte manier te identificeren om potentiële risico's aan te pakken van de stoffen die wel in de EU worden vervaardigd en/of gebruikt. In voorkomend geval wordt in de analyse nader optreden aanbevolen; dit kan zowel binnen als buiten het kader van REACH plaatsvinden. Een eventuele regelgevende aanpak moet gebaseerd zijn op betrouwbare, verifieerbare en eenvoudig te begrijpen informatie als hij consumenten en ondernemingen de gewenste voordelen moet bieden, alsook naleving, handhaving en markttoezicht mogelijk moet maken.

Toekomstige ontwikkelingen zullen zich waarschijnlijk richten op het bevorderen van onderzoek naar alternatieve niet-allergene stoffen en blootstellings- en risicobeoordelingen, en op het aanpakken van onzekerheden met betrekking tot stoffen die kunnen vrijkomen uit afgewerkte textielproducten en concentraties/drempelwaarden voor bescherming tegen allergieën. Daarnaast kunnen de werkzaamheden die worden uitgevoerd om de routekaart voor zeer zorgwekkende stoffen ten uitvoer te leggen, deel uitmaken van de mogelijke vervolgacties in het kader van de studie naar het verband tussen allergische reacties en chemische stoffen in textielproducten. Deze routekaart omvat het opzetten van een ad-hoccoördinatiegroep om sensibiliserende stoffen grondig te onderzoeken en vast te stellen welke als zeer zorgwekkende stoffen kunnen worden ingedeeld. Deze groep kan de lijsten met stoffen die worden aangetroffen in textielproducten, zoals opgesteld in het kader van de studie uit hoofde van artikel 25, doorlichten, en deze in voorkomend geval opnemen bij de nadere prioritering en analyse van de risicobeheeropties.

5. Conclusie

Uit de namens de Commissie uitgevoerde studies en de raadplegingen van een breed scala aan belanghebbenden is gebleken dat de ontwikkeling van nieuwe initiatieven om nieuwe etiketteringsvoorschriften voor textielproducten op te stellen in het belang is van de consumenten.

Op basis van de uitgevoerde beoordelingen is de Commissie echter van mening dat etiketteringsvoorschriften, zoals de volgende, niet moeten worden opgenomen in de textielverordening, aangezien zij momenteel reeds bestaan of worden ontwikkeld uit hoofde van andere regelgevende of niet-regelgevende kaders: i) etikettering inzake onderhoud en maataanduiding wordt reeds uitgevoerd volgens vrijwillige regelingen of normen; ii) met name zorgen normalisatiewerkzaamheden voor een evolutie in de richting van een geharmoniseerd maataanduidings- en codeersysteem, op Europees en internationaal niveau; en iii) oorsprongsetikettering wordt behandeld in het voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende de veiligheid van consumentenproducten, waarvan artikel 7 voorziet in een sectoroverschrijdende oplossing met betrekking tot aspecten die verband houden met het land van oorsprong en de traceerbaarheid.

Met name met betrekking tot etiketteringsvoorschriften voor allergene stoffen die worden gebruikt bij de vervaardiging van textiel, is de Commissie van mening dat nadere inspanningen voor onderzoek en de inzet van alternatieve, niet-allergene stoffen van belang zijn. Hoewel er al enkele vrijwillige etiketteringsregelingen bestaan om consumenten te informeren over de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen (waaronder allergene stoffen) in textielproducten, moeten etiketteringsregelingen en andere instrumenten om informatie te verstrekken over allergene stoffen nader worden onderzocht. Tevens moet de noodzaak worden beoordeeld van nadere maatregelen om de aanwezigheid na te gaan van stoffen (met name sensibiliserende stoffen) die in afgewerkte textielproducten voorkomen en die kunnen vrijkomen uit de producten, en in voorkomend geval moet worden gebruikgemaakt van de relevante instrumenten die beschikbaar zijn uit hoofde van de EU-wetgeving betreffende chemische stoffen, en met name de REACH-verordening. Er wordt rekening gehouden met de uitkomst van parallelle processen, zoals de lopende herziening van de criteria voor het Europese Ecolabel voor textielproducten.

               PB L 272 van 18.10.2011, blz. 1: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2011:272:0001:0064:NL:PDF

               Bij de textielverordening werden met ingang van 8 mei 2012 de Richtlijnen 73/44/EEG, 96/73/EG en 2008/121/EG ingetrokken. De overgangsperiode voor textielproducten die voldoen aan Richtlijn 2008/121/EG en die vóór de inwerkingtreding van de verordening in de handel zijn gebracht, eindigt op 9 november 2014.

               De notulen van de bijeenkomsten van de deskundigengroep inzake benamingen en etikettering van textielproducten zijn beschikbaar op: http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/textiles/documents/index_en.htm

               De studie van het Europees Parlement inzake de etikettering van textielproducten is beschikbaar op: http://www.europarl.europa.eu/document/activities/cont/201108/20110825ATT25276/20110825ATT25276EN.pdf

               De sector omvat activiteiten die zo divers zijn als het produceren van kunstvezels, spinnen (in verband met de eerste verwerking van vezels of geïntegreerd in de vervaardiging van weefsels), weven (vaak geïntegreerd met verven en afwerken) en breien, en afwerken (met inbegrip van verven, bedrukken, bestrijken en van inlagen voorzien).

               Eurostat.

               De sector technisch textiel met ongeveer 15 000 ondernemingen telt ongeveer 300 000 werknemers. Belangrijke markten voor toepassingen zijn: landbouw, bosbouw en aquacultuur; bouw; functionele componenten van kleding en schoeisel; geotextiel en engineering; meubelonderdelen en vloerbedekking; filtratie en producten voor industrieel gebruik; hygiëne en medisch gebruik; vervoermiddelen en stoffering; milieubescherming; verpakking en opslag; bescherming van personen en eigendom; sport en vrije tijd.

               Producten die voor minder dan 80 gewichtsprocent uit textielvezels bestaan, vallen niet binnen het toepassingsgebied van de textielverordening en zijn niet onderworpen aan de etiketterings- en merkingsvoorschriften. Dit is bijvoorbeeld het geval voor producten die voor 79 gewichtsprocent bestaan uit leer.

               PB L 100 van 19.4.1994, blz. 37:          http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CONSLEG:1994L0011:20070101:NL:PDF

             PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5:                http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2011:088:0005:0043:NL:PDF

             Bijeenkomsten (voetnoot 3) en consumentenonderzoek (voetnoot 14).

             Artikel 24, lid 1: 'om consumenten te voorzien van nauwkeurige, relevante, begrijpelijke en vergelijkbare informatie'.

             Zoals vermeld in de studie naar de etikettering van textielproducten, is er in zeven lidstaten een consumentenonderzoek gehouden waaraan meer dan 3 500 respondenten hebben deelgenomen.

             De studie naar de etikettering van textielproducten is beschikbaar op: http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/textiles/files/studies/study-report-labelling-textile_en.pdf

             COM(2013) 78 final van 13 februari 2013 - Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van consumentenproducten en tot intrekking van Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en Richtlijn 2001/95/EG van de Raad.

             PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1:          http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2006:396:0001:0849:NL:PDF

             PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1:          http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2008:353:0001:1355:NL:PDF

             Het onderzoek betreffende de etikettering van leer is beschikbaar op: http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/leather/files/study-report-labelling-leather_en.pdf

             Study on Causal link between allergic reactions and chemical substances or mixtures used in textiles: http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/textiles/files/studies/study-allergic-reactions-textile_en.pdf

             In 2012 had de grote meerderheid van Rapex-kennisgevingen over textiel en kleding betrekking op het risico dat samenhing met het gebruik van strippen, niet met chemische stoffen.

             BfR-informatie nr. 018/2007: http://www.bfr.bund.de/cm/349/introduction_to_the_problems_surrounding_garment_textiles.pdf

             'It can be estimated that the frequency of contact allergy to fragrance ingredients in the general population in Europe is 1-3%'. Advies Scientific Committee on Consumer Safety betreffende allergene geurstoffen in cosmetische producten, blz. 7. Het advies SCCS/1459/11 is beschikbaar op: http://ec.europa.eu/health/scientific_committees/consumer_safety/docs/sccs_o_102.pdf

             'Data from human dose elicitation experiments are very limited in several respects.' Advies SCCS/1459/11 betreffende allergene geurstoffen in cosmetische producten, blz. 8.

             Er zijn ongeveer zeventig allergene stoffen geïdentificeerd, KEMI-verslag nr. 3/13: http://www.kemi.se/Documents/Publikationer/Trycksaker/Rapporter/Rapport-3-13-textiles.pdf

             Tot bezorgdheid aanleiding gevende stoffen omvatten: stoffen die kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting zijn (CMR), persistente, bioaccumulerende en toxische stoffen (PBT), hormoonontregelaars enz.

             In de routekaart voor zeer zorgwekkende stoffen wordt het proces voor de identificatie en beoordeling van verschillende categorieën van potentieel zeer zorgwekkende stoffen, waaronder sensibiliserende stoffen, gedefinieerd: http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/13/st05/st05867.en13.pdf