Artikelen bij COM(2014)211 - Uitvoering van Beschikking 1608/2003/EG betreffende een statistiek inzake wetenschap en technologie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52014DC0211

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een statistiek inzake wetenschap en technologie /* COM/2014/0211 final */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een statistiek inzake wetenschap en technologie

SAMENVATTING

De officiële statistiek inzake wetenschap, technologie en innovatie in de Europese Unie is grotendeels gebaseerd op Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 betreffende de productie en de ontwikkeling van een communautaire statistiek inzake wetenschap en technologie. De Commissie heeft deze beschikking in nauwe samenwerking met de lidstaten uitgevoerd met wettelijke maatregelen en vrijwillige verzameling van gegevens, en met de eigen productie van statistieken door Eurostat, het statistiekbureau van de Unie.

Dit verslag evalueert de uitvoering van de afzonderlijke statistische acties waarin artikel 2 van de beschikking voorziet. Deze beogen het opzetten van een statistisch informatiesysteem over wetenschap, technologie en innovatie om het EU-beleid te ondersteunen en te monitoren. Het verslag beslaat voornamelijk de ontwikkelingen sinds het vorige verslag, van 2011.

De Verordeningen (EG) nr. 753/2004 en nr. 1450/2004 van de Commissie tot uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG hebben betrekking op de twee gegevensverzamelingen die binnen het Europees statistisch systeem (ESS) door de statistische autoriteiten van de lidstaten regelmatig worden uitgevoerd. De statistieken die op grond van deze verordeningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling (O&O) en innovatie worden verzameld, hebben naast de statistieken over octrooien en hen die werkzaam zijn in wetenschap en technologie, technologisch hoogwaardige bedrijfstakken en op kennis gebaseerde dienstverlening, erkenning gekregen en zijn breed gebruikte referentiegegevens geworden voor het monitoren van het EU-beleid op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie.

Vanaf referentiejaar 2012 worden de gegevensverzamelingen op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie geleidelijk onder de nieuwe Uitvoeringsverordening (EU) nr. 995/2012 van de Commissie gebracht, met ingang van de gegevensoverdracht van oktober 2013. Verordeningen (EG) nr. 753/2004 en nr. 1450/2004 van de Commissie zijn daarbij ingetrokken.

In verband met beleidsoriëntatie en beleidsmonitoring, en in het bijzonder het feit dat beleidsdoelen met behulp van statistische informatie worden vastgesteld, is de kwaliteit van de statistische gegevens belangrijker geworden. De Europa 2020-strategie bevat als precieze doelstelling het verhogen van de gecombineerde publieke en private investeringen in O&O tot 3 % van het bbp. Het is daarom van het allergrootste belang dat de kwaliteit van de metingen van een hoog niveau is en blijft.

Door de vaststelling van de bovengenoemde verordeningen van de Commissie tot uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG is de kwaliteit van de gegevens betreffende wetenschap, technologie en innovatie gestegen. Deze stijging is gevolgd door geleidelijke verdere verbeteringen en nauwlettende monitoring van de kwaliteit. Het overeenkomen en toepassen van internationale normen en methodieken moet, met het constant blijven bespreken van de relevantie ervan in een dynamisch meetkader, bijdragen aan blijvend actuele en hoogwaardige statistieken.

Bij de verdere ontwikkelingen op het gebied van wetenschaps-, technologie- en innovatiestatistiek wordt rekening gehouden met de beleidsprioriteiten en de ontwikkeling van het ESS als geheel. Gezien de in het kader van de Europa 2020-strategie en ondersteunende maatregelen vastgestelde prioriteiten, zal een evenwicht worden gezocht tussen nieuwe oplossingen en maatregelen om de bestaande wetenschaps-, technologie- en innovatiestatistieken verder te verbeteren De koppeling met andere zakelijke statistieken wordt versterkt door het opnemen van statistieken betreffende O&O en innovatie in een toekomstige kaderverordening inzake de integratie van zakelijke statistieken, die momenteel bij het ESS in bespreking is.

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een statistiek inzake wetenschap en technologie

1. INLEIDING

Dit is het derde uitvoeringsverslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 5 van Beschikking nr. 1608/2003/EG ("de beschikking"). Het eerste verslag werd goedgekeurd op 14 december 2007 en het tweede op 11 april 2011.

In dit verband is het zinvol om een aantal recente beleidsinitiatieven in herinnering te roepen. In juni 2010 heeft de Europese Raad de Europa 2020-strategie voor banen en slimme, duurzame en inclusieve groei aangenomen. Hij heeft ook de vijf belangrijkste EU-doelstellingen bevestigd. Een ervan is het verbeteren van de voorwaarden voor innovatie, onderzoek en ontwikkeling, in het bijzonder met als doel het gecombineerde publieke en private investeringsniveau in O&O te doen stijgen tot 3 % van het bbp.

De Commissie heeft in haar mededeling van 6 oktober 2010 betreffende het kerninitiatief Innovatie-Unie een aanvullende indicator van de O&O- en innovatie-intensiteit voorgesteld, evenals een jaarlijks EU-scorebord voor innovatie om de algemene vooruitgang in innovatieprestaties te monitoren.

Op 17 juli 2012 heeft de Commissie een mededeling inzake Een versterkte Europese onderzoeksruimte voor topkwaliteit en groei vastgesteld. In de mededeling werd aangedrongen op dringende structurele wijzigingen in geheel Europa in een partnerschap tussen de lidstaten en organisaties van belanghebbenden met het oog op tijdige maatregelen ter verhoging van de kwaliteit van het Europese stelsel van openbaar onderzoek. In het kader van dit initiatief is er een robuust toezichtmechanisme voor de Europese Onderzoeksruimte ontwikkeld op basis van indicatoren voor het houden van toezicht op de beleidshervorming in de Europese Onderzoeksruimte. Dit verschaft de Raad, het Europees Parlement en de academische gemeenschap transparantie en de Commissie een basis voor haar toekomstige besluitvorming.

De Commissie heeft meer recentelijk, in haar mededeling van 13 september 2013, een indicator gepresenteerd voor prestatiemetingen op het gebied van innovatie. Deze indicator moet beleidsmakers steunen bij het opstellen van nieuwe of krachtiger maatregelen om obstakels te verwijderen die innovatieve entiteiten belemmeren bij het omzetten van hun ideeën in op de markt succesvolle producten en diensten.

In het voorliggende verslag wordt geïnventariseerd hoe het op grond van de beschikking vereiste statistische informatiesysteem over wetenschap, technologie en innovatie (WTI) is geïmplementeerd om het EU-beleid te ondersteunen en te monitoren. Het verslag betreft voornamelijk de ontwikkelingen sinds het voorgaande verslag uit 2011. Het eerste gedeelte heeft betrekking op de uitvoering van de maatregelen op grond van artikel 2 van de beschikking. Het wordt gevolgd door hoofdstukken over gegevenskwaliteit, kosten en statistische belasting. Het laatste hoofdstuk bevat een vooruitblik op toekomstige maatregelen.

2. TENUITVOERLEGGING VAN DE BESCHIKKING

2.1 Regelgeving

De Commissie heeft de beschikking uitgevoerd met behulp van voorschriften en vrijwillige gegevensverzamelingen in de lidstaten, en met de eigen statistiekproductie van Eurostat.

Van belang was met name de inwerkingtreding van twee uitvoeringsverordeningen in 2004:

• Verordening (EG) nr. 753/2004 van de Commissie, met name gericht op O&O-statistieken maar eveneens op statistieken betreffende personeel in wetenschap en technologie, technologisch geavanceerde bedrijfstakken en op kennis gebaseerde dienstverlening, octrooien en andere statistiek op het gebied van wetenschap en technologie (zonder rechtstreeks taken toe te wijzen aan de lidstaten of het ESS in het algemeen), en

• Verordening (EG) nr. 1450/2004 van de Commissie betreffende een communautaire innovatiestatistiek.

De statistieken inzake O&O en innovatie die ingevolge deze twee verordeningen zijn verzameld, zijn erkende en breed geciteerde referentiegegevens in de EU-beleidsmonitoring geworden.

In 2012 werden de verordeningen uit 2004 vervangen door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 995/2012 van de Commissie. Hierbij werden tevens de gedetailleerde eisen voor statistiek op het gebied van O&O, overige wetenschap, technologie en innovatie gewijzigd.

De behoefte aan een nieuwe uitvoeringsverordening kwam met name voort uit de vaststelling van de Europa 2020-strategie en de verschillende kerninitiatieven daarvan, en uit het monitoren van de Europese Onderzoeksruimte, waarvoor overeenstemming moest worden bereikt over het statistische monitoringkader van het overeenkomstige EU-beleid. Teneinde de WTI-gegevensverzameling zo relevant mogelijk te houden voor de gebruikers, is het van groot belang dat de gebruikte indicatoren zijn gebaseerd op statistieken en variabelen die regelmatig in de lidstaten worden gepubliceerd, zo mogelijk op grond van statistiekwetgeving.

Door de vereiste statistische eenheid en uniforme kwaliteit van de verslaglegging te specificeren, betekent de verordening een verdere stap op weg naar harmonisatie van O&O- en innovatiestatistiek en een sterkere koppeling met algemene zakelijke statistieken.

2.2 Belangrijkste resultaten

In de verslagperiode zijn de volgende belangrijke resultaten behaald:

• De omvang van de gegevensproductie voor O&O-uitgaven en personeelsgegevens, samengesteld in verschillende dimensies en uitsplitsingen op basis van het Frascati-handboek (OESO 2002), is verder toegenomen;

• Er is overeenstemming bereikt over het verder uitsplitsen van gegevens betreffende "O&O met een financieringsbron in het buitenland";

• Er is een methode ontwikkeld voor het meten van transnationaal gecoördineerd onderzoek in Europa, als onderdeel van de GBAORD (uit de overheidsbegroting toegewezen middelen voor O&O);

• Er is een begin gemaakt met een meer volledige verzameling van informatie betreffende overheidsfinanciering van door grote ondernemingen uitgevoerde O&O op ICT-gebied;

• De communautaire innovatie-enquête voor 2012 is opgesteld op grond van het Oslo-handboek (OESO, Eurostat 2005) voor het meten van de innovatieprestaties van ondernemingen aan de hand van een geharmoniseerde enquêtemethode en vragenlijst, met onder meer een ad hoc-module betreffende strategieën en belemmeringen voor het bereiken van de doelen van ondernemingen (hogere omzet, groter marktaandeel of winstpercentage; besparingen);

• De gegevens uit de communautaire innovatie-enquête voor individuele ondernemingen (microgegevens) kunnen eenvoudiger worden bestudeerd via het SAFE Centre van Eurostat en cd-romuitgaven voor externe onderzoekers; ook de gegevens over 2010 zijn nu beschikbaar;

• Verbetering van de kwaliteit en harmonisatie van de WTI-gegevens door verslaglegging van voorgeschreven kwaliteit en nieuwe kwaliteitsmaatregelen;

• Er is een begin gemaakt met het stroomlijnen van de overdracht van nationale gegevens en metagegevens door toe te werken naar de inzet van de gezamenlijke ESS-instrumenten, ter ondersteuning van een meer efficiënt en gestandaardiseerd productieproces;

• De tijdige beschikbaarheid van voorlopige en definitieve gegevensvrijgave is verbeterd dankzij een beter gegevensproductieproces in het ESS en krachtiger controleprocedures;

• Er is een regelmatige gegevensproductie betreffende werkgelegenheid in kennisintensieve bedrijvigheid georganiseerd aan de hand van een overeengekomen methode voor de classificatie van dergelijke bedrijvigheid;

• In 2013 is een begin gemaakt met het regelmatig verwerken van statistieken betreffende Gemeenschapsmerken en -modellen;

• De publicatie van She Figures, het verslag van de Commissie uit 2012 over de rol van vrouwen in de wetenschap, is mogelijk gemaakt door uitsplitsingen van O&O-gegevens en personeelsgegevens uit wetenschap en technologie op basis van geslacht, voor zover van toepassing; en

• De voor WTI-statistiek gebruikte classificaties zijn geactualiseerd, zodat deze overeenkomen met de herziene versies (voor economische activiteiten – NACE, handelsproducten – SITC, onderwijs – ISCED, beroepen – ISCO en territoriale eenheden – NUTS).

Het belangrijkste kanaal voor de verspreiding van gedetailleerde WTI-gegevens en de bijbehorende documentatie is Eurobase, de onlinedatabase van Eurostat. Ook verspreidt de Commissie de WTI-gegevens in verschillende beleidsverslagen (waaronder die met betrekking tot de Europa 2020-strategie en de Europese Onderzoeksruimte).

2.3. Implementatie van WTI-statistieken in de lidstaten

De nationale gegevensverzamelingen zijn en worden verder aangepast om tegemoet te komen aan de herziene gegevensvereisten in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 995/2012. Er zijn in december 2013 voor het eerst nieuwe gegevens opgevraagd voor GBAORD. Innovatie en O&O volgen respectievelijk in juni 2014 en juni 2015. Een deel van dit werk is tijdens de proeffase van de nieuwe of herziene gegevensverzamelingen al van start gegaan.

De lidstaten hebben op zeer bevredigende wijze navolging gegeven aan de vereisten voor gegevensverstrekking en jaarlijks twee formele vervolg-verslagronden uitgevoerd. Er was in 2013 bijvoorbeeld slechts één lidstaat met ontbrekende O&O-gegevens (in 2011 en 2012 waren dit er respectievelijk twee en drie). Door deze verbetering kon de EU-doelindicator voor O&O in 2012 en 2013 al 16 respectievelijk 14 dagen na de verplichte inleverdatum (31 oktober) worden gepubliceerd. Voorheen duurde dit 30 tot 40 dagen. Dekkingsproblemen en vertragingen bij het leveren van de gegevens blijven grotendeels beperkt tot geïsoleerde voorvallen in de nationale gegevensproductiesystemen (bijvoorbeeld een tijdelijk gebrek aan middelen of een ingrijpende productiereorganisatie).

3. KWALITEIT VAN DE GEGEVENS

Het kader voor de kwaliteit van de gegevens van de WTI-statistiek is de Praktijkcode Europese statistieken. Deze code bevat 15 beginselen, waarvan verschillende betrekking hebben op het algemene institutionele kader (professionele onafhankelijkheid of toereikendheid van de middelen) van de autoriteiten van de lidstaten en organisaties die bijdragen aan de algehele kwaliteit van de Europese statistiek. Andere beginselen, zoals een doeltreffende methode op grond van handleidingen, zijn internationaal vastgesteld voor WTI-statistiek en worden door de lidstaten gezamenlijk regelmatig geëvalueerd. Verschillende kwaliteitsbeginselen (onder meer accuraatheid, samenhang en vergelijkbaarheid) die rechtstreeks verband houden met de WTI-enquêtes, worden gedekt en gecontroleerd door middel van periodieke kwaliteitsverslagen.

Eurostat verzamelt al sinds 2007 en voor elke tweejaarlijkse ronde van de communautaire innovatie-enquête sinds 2004 nationale kwaliteitsrapporten inzake O&O- en GBAORD-statistieken. Er zijn geen ernstige tekortkomingen vastgesteld. Er is echter voor de O&O-statistiek enige nazorg bepaald, in de vorm van nationale kwaliteitsverbeteringsplannen betreffende O&O-statistieken (in 2011), met name op het gebied van een betere identificatie en regelmatige actualisatie van de kaderpopulatie van O&O-uitvoerders (ondernemingen waarvan bekend is of wordt aangenomen dat zij O&O uitvoeren). De uitdagingen in verband met innovatie-enquêtes hebben vaak betrekking op meetkwesties. Om beknopt maar nauwkeurig aan respondenten van ondernemingen aan te geven wat van hen gevraagd wordt (nieuwe of significant verbeterde producten en processen) en hen te stimuleren tot het leveren van de gewenste informatie, moeten doorlopend inspanningen worden verricht. Ook de kwantificering van de omzet uit innovatieve producten en de kosten van innovatie blijft moeilijk.

Samen met de gegevens wordt in de onlinedatabase een synthese van de kwaliteitsverslagen op basis van de innovatie-enquête gepubliceerd. Op grond van Verordening (EU) nr. 995/2012 is kwaliteitsverslaggeving vanaf 2013 een onderdeel van de verplichte gegevensverstrekking.

4. KOSTEN EN BELASTING

4.1 WTI-statistiek in het ESS

De meest recente totaalanalyse van Eurostat met betrekking tot de belasting voor respondenten en de productiekosten in de lidstaten is in 2010 gehouden. Hierin zijn de kosten voor het produceren van WTI-statistieken (over O&O en innovatie) beoordeeld als gemiddeld, en de belasting voor respondenten als gemiddeld/hoog. In deze evaluatie waren de resultaten met betrekking tot WTI-statistieken in overeenstemming met de meeste statistische gebieden die onderdeel uitmaakten van de totale beoordeling, met enigszins lagere productiekosten en een hogere belasting voor respondenten dan bij zakelijke statistieken in het algemeen.

4.2 Gedetailleerde informatieverzameling over kosten en belasting

Er is regelmatig getracht om gegevens te verzamelen over de kosten en belasting van WTI-gegevensverzamelingen. In de kwaliteitsverslaggeving zijn exacte cijfers gevraagd, maar het blijkt moeilijk om afdoende gegevens te verkrijgen op grond waarvan de totale kosten kunnen worden vergeleken of beoordeeld. Veel lidstaten hebben erop gewezen dat het niet mogelijk zal zijn de kosten van de O&O- en innovatie-enquêtes en de samenstelling van gegevens te scheiden van andere zakelijke en gerelateerde statistieken of van soortgelijke alleen op nationale behoeften gebaseerde activiteiten. Voor zover er gegevens beschikbaar zijn, verschillen ook de verslagleggingsmethoden tussen de lidstaten en tussen instellingen binnen lidstaten. Hierdoor is een zinvolle vergelijking of publicatie van afzonderlijke kostenramingen niet mogelijk.

Onder bovenstaand voorbehoud varieert de gemiddelde belasting, gemeten aan de hand van de tijd die is besteed aan het invullen van de sectorale vragenlijst inzake O&O, voor de referentieperiode 2009 van 0,3 uur tot 6 uur in 13 van de 15 lidstaten waarvan de gegevens beschikbaar zijn. Twee lidstaten hebben een uitzonderlijke waarde van 11 uur gemeld. Veel minder gegevens zijn beschikbaar voor andere economische sectoren, hoewel bij de overheid en het hoger onderwijs veel meer tijd aan het invullen van de O&O-vragenlijst lijkt te zijn besteed dan in het bedrijfsleven; de waarden van deze twee sectoren liggen relatief dicht bij elkaar.

Wat de communautaire innovatie-enquête betreft, blijkt uit de informatie die in de kwaliteitsrapportage van de enquêteronden 2008 en 2010 is opgenomen, dat de tijd die is besteed aan het invullen van de innovatievragenlijst uiteenliep van 0,48 tot meer dan 3 uur. Twee landen meldden dat er meer tijd nodig was voor het invullen van de vragenlijst in 2010 dan in 2008. Niet-innovatieve ondernemingen besteedden in 2010 tussen 0,24 en 1,85 uur aan het invullen van de vragenlijst. Vier van de tien landen meldden hogere kosten in 2010 dan in 2008, terwijl vijf landen lagere kosten hadden en één land voor beide jaren dezelfde kosten meldde.

4.3 Medefinanciering van WTI-gegevensverzamelingen in de lidstaten door Eurostat

Er zijn na de oproepen tot het indienen van subsidievoorstellen van 2006 en 2009 verschillende oproepen tot het indienen van subsidievoorstellen gelanceerd ingevolge de Commissiebegroting van 2011, voor medefinanciering van de niet-verplichte delen van de O&O- of innovatiegegevensverzamelingen of voor bestudering van de haalbaarheid van het ontwikkelen van nieuwe indicatoren of het financieren van de CDH-enquêtes (over carrièreontwikkeling van houders van een doctorsgraad). In 2011 bedroegen de totale financiële verplichtingen voor WTI-statistieken 1 019 974 EUR voor 13 lidstaten en Noorwegen.

De Phare-meerbegunstigdenprogramma's voor statistische samenwerking, het meerbegunstigdenprogramma voor statistische integratie van de overgangsfaciliteit en het instrument voor pretoetredingssteun (programma’s van 2004 tot en met 2011) hebben medefinanciering van in totaal 1 518 105 EUR betekend voor de uitvoering van de O&O-, innovatie- en CDH-enquêtes in geassocieerde derde landen en de lidstaten die vanaf 2004 zijn toegetreden tot de EU.

5. VERDERE ONTWIKKELING VAN DE WTI-STATISTIEK

5.1 Wijzigingen in de omgeving

In de mededeling van de Commissie betreffende een visie voor Europese statistieken wordt gepleit voor meer geïntegreerde, intelligentere benaderingen van de productie van statistieken. Daartoe behoren het integreren van statistische instrumenten en het in toenemende mate gebruik maken van administratieve bronnen en ook het vereenvoudigen en verbeteren van de statistische regelgevingsomgeving, met als doel rijkere prospectieve statistische gegevens te verkrijgen, de productiviteit te verbeteren en de responsbelasting te verminderen.

Nu de uitvoeringsregels voor WTI-statistieken op meer consistente wijze zijn opgenomen in Verordening (EU) nr. 995/2012 is de volgende stap het versterken van de koppeling met andere zakelijke statistiek door het opnemen van O&O- en innovatiestatistiek in een toekomstige kaderverordening voor de integratie van zakelijke statistiek, die momenteel binnen het ESS wordt besproken. Dit zal eveneens de volgende gelegenheid bieden om de verplichte inhoud van O&O- en innovatiegegevens te herevalueren.

Bij verschillende gelegenheden hebben nationale statistische autoriteiten een gebrek aan middelen gerapporteerd en ernstige bezorgdheid geuit over het vermogen om aan bestaande of nieuwe ESS-eisen te voldoen. Het stellen van prioriteiten is daarom crucialer dan ooit en betreft evenzeer bestaande als geplande statistische operaties.

5.2 Verbeteren en evalueren van bestaande WTI-statistieken

Statistieken moeten betrouwbaar en geschikt voor het beoogde doel zijn. De bestaande gegevensverzamelingen, met name op het gebied van O&O en innovatie, worden constant op relevantie en kwaliteit getoetst door volledige gebruikmaking van de reguliere controle op de naleving en het systematisch verzamelen van kwaliteitsverslagen. Dit is nu zelfs nog belangrijker aangezien de Europa 2020-strategie onder meer met sets van WTI-indicatoren zal worden gemonitord.

Bij de O&O-statistieken blijft men zich inspannen om erop toe te zien dat de onderliggende gegevens door alle O&O-uitvoerders worden gemeld (of ten minste geschat inzien noodzakelijk, ongeacht of de gegevens al dan niet van tevoren bekend zijn) en dat deze betrekking hebben op alle economische sectoren en subsectoren en bedrijfseenheden van elke omvang, dat wil zeggen de totale O&O-uitgaven en personeelskosten in de economie op een gegeven moment.

Voor de Europese innovatiestatistieken wordt een beoordeling gemaakt of het uitbreiden van de dekking (tot alle bedrijfsactiviteiten, de hele economie) voldoende nieuwe informatie zal toevoegen om de aanvullende middelen te rechtvaardigen en of dit methodologisch haalbaar is.

Naast de nieuwe werkzaamheden zullen er verbeteringen in bestaande WTI-statistieken worden aangebracht in nauwe samenwerking met de OESO en andere internationale organisaties waarmee de coördinatie al is opgevoerd. Het gaat onder andere om doorlopende activiteiten ter herziening van de methodologische referentiehandboeken.

5.3 Nieuwe indicatoren, nieuwe toepassingen

Het inspelen op de nieuwe behoeften van gebruikers vormt een bijzondere uitdaging in de huidige omgeving van het ESS, met name gezien de kleinere begrotingen. Door de gebruikersgemeenschap zal niettemin regelmatig om nieuwe indicatoren en nieuwe gegevensbronnen worden verzocht. Ontwikkelingswerkzaamheden die verder gaan dan het gebruiken van bestaande gegevensbronnen en waarbij sprake is van nieuwe indicatoren, nieuwe gegevensbronnen en verdere uitsplitsingen van bestaande gegevens, zullen (aangezien deze met grotere steekproeven of methodologische werkzaamheden gepaard kunnen gaan) pas plaatsvinden na een grondige doorlichting en, voor zover mogelijk, een kosten-batenanalyse. In dit verband zullen ook haalbaarheidsstudies en proefenquêtes worden gebruikt.

Verdere internationalisering van O&O-, innovatie- en andere bedrijfsactiviteiten zullen in het algemeen nu en in de toekomst nog meer uitdagingen opleveren voor het opstellen van WTI-statistieken. Dit geldt zowel voor het verkrijgen van nieuwe statistische gegevens betreffende internationalisering als voor het succesvol uitvoeren van zakelijke enquêtes in een meer geglobaliseerde wereld en daardoor complexere context.

Het Europese systeem van nationale en regionale rekeningen (ESA 2010) is het nieuwste, internationaal verenigbare EU-rekenkader voor het systematisch en gedetailleerd beschrijven van een economie. Dit kader wordt vanaf september 2014 uitgevoerd. Een belangrijk verschil ten opzichte van de voorgaande versie (ESA 95) is de erkenning van O&O als investering in vaste activa in plaats van intermediair verbruik. Met andere woorden: O&O-activiteiten worden nu erkend als productie op zich en leiden tot een verhoging van het bbp van een land; deze activiteiten worden niet meer beschouwd als intermediair verbruik voor de hoofdproductie van een onderneming. Door deze wijziging worden nieuwe eisen geïntroduceerd voor een meer gedetailleerde en bredere meting van O&O. In verband met de door de OESO geleide herziening van het Frascati-handboek wordt momenteel nagedacht over de mate waarin de O&O-enquêtes kunnen bijdragen aan O&O-kapitalisatie en de wijzigingen die kunnen worden geïntroduceerd.

               Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 betreffende de productie en de ontwikkeling van een communautaire statistiek inzake wetenschap en technologie, PB L 230 van 16.9.2003, blz. 1.

              Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad. COM(2007) 801 definitief.

               Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een statistiek inzake wetenschap en technologie. COM(2011) 184 definitief.

               Conclusies van de Europese Raad van 17 juni 2010. CO EUR 9, CONCL 2.

               Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Europa 2020-kerninitiatief Innovatie-Unie. COM(2010) 546 definitief.

               Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Een versterkt partnerschap voor topkwaliteit en groei voor de Europese onderzoekruimte[sic] COM(2012) 392 definitief.

               Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Het meten van de innovatieresultaten in Europa: naar een nieuwe indicator. COM(2013) 624 definitief.

               Verordening (EG) nr. 753/2004 van de Commissie van 22 april 2004 tot uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek inzake wetenschap en technologie, PB L 118 van 23.4.2004, blz. 23.

               Verordening (EG) nr. 1450/2004 van de Commissie van 13 augustus 2004 tot uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat de productie en de ontwikkeling van een communautaire innovatiestatistiek betreft, PB L 267 van 14.8.2004, blz. 32.

             Uitvoeringsverordening (EU) nr. 995/2012 van de Commissie van 26 oktober 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en de ontwikkeling van een communautaire statistiek inzake wetenschap en technologie, PB L 299 van 27.10.2012, blz. 18.

            Aanbeveling van de Commissie over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties. COM(2005) 217 definitief.

             Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de productiemethode voor EU-statistieken: een visie voor de komende tien jaar. COM(2009) 404 definitief.

             Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie, PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1.