Artikelen bij COM(2015)500 - Opstarten van overleg met Burundi krachtens artikel 96 van de partnerschapsovereenkomst van Cotonou

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 9.10.2015

COM(2015) 500 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

over het opstarten van overleg met Burundi krachtens artikel 96 van de partnerschapsovereenkomst van Cotonou


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

over het opstarten van overleg met Burundi krachtens artikel 96 van de partnerschapsovereenkomst van Cotonou

De Commissie stelt voor dat de EU overleg met Burundi opstart krachtens artikel 96 van de op 23 juni 2000 in Cotonou ondertekende ACS-EU-partnerschapsovereenkomst (Overeenkomst van Cotonou), waarvan Burundi verdragsluitende partij is 1 . Dit voorstel volgt op een fase van diepgaande politieke dialoog 2 en bouwt voort op de politieke dialoog die reeds overeenkomstig artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou is gevoerd. De diepgaande dialoog, die plaatsvond tussen oktober 2014 en mei 2015, had betrekking op het politieke klimaat in Burundi, met name omdat de situatie is geëscaleerd in de aanloop naar de parlements- en presidentsverkiezingen in de zomer van 2015. De volgende onderwerpen kwamen aan bod: schendingen van de mensenrechten; het ontbreken van een onafhankelijke rechterlijke macht; politiek gemotiveerd geweld door de Imbonerakure, de jongerenorganisatie van de regeringspartij CNDD-FDD (Conseil national pour la défense de la démocratie - Forces de défense de la démocratie); beperkingen van burgerlijke vrijheden en van de vrijheid van meningsuiting en vergadering en de bedreiging van dissidenten, ook binnen de regerende partij.

Hoewel er een regelmatige, diepgaande en brede dialoog overeenkomstig artikel 8 heeft plaatsgevonden, bleek uit de reactie van Burundi op de gesprekken dat er sprake was van een systematische minimalisering van de problemen en de daarmee verbonden politieke risico’s. Een mogelijke politieke crisis blijft een belangrijke bedreiging vormen.

Nadat op 25 april 2015 werd aangekondigd dat president Pierre Nkurunziza een derde mandaat ambieerde, is politiek geweld uitgebroken. Tot op heden heeft de crisis meer dan 120 doden en duizenden gewonden geëist, en meer dan 190 000 mensen moesten hun toevlucht zoeken in Tanzania, Uganda, Rwanda en de Democratische Republiek Congo, wat het risico van een overloopeffect van het geweld in de omliggende regio nog vergroot. Demonstraties van de oppositie zijn brutaal onderdrukt, talrijke mediakanalen zijn afgesloten en over het gehele politieke spectrum neemt het gebruik van geweld voor politieke doeleinden toe. Voorbeelden daarvan zijn een mislukte staatsgreep en voortdurende aanvallen door gewapende groepen van verschillende overtuigingen, meest recentelijk de moord op generaal Adolphe Nshimirimana, de poging tot moord op Pierre Claver Mbonimpa, een vooraanstaand mensenrechtenaktivist, en de moord op de voormalige legerleider kolonel Jean Bikomagu op 15 augustus 2015.

De huidige crisis toont aan hoe het geweld is geëscaleerd en de politieke standpunten zijn verhard, in een land dat al fragiel en verdeeld was, en dat nooit garant heeft kunnen staan voor de eerbiediging van de rechtsstaat en de democratische beginselen.

In de aanloop naar de parlements- en presidentsverkiezingen in juni en juli werd de negatieve situatie in Burundi nog verscherpt. De autoriteiten zijn hun verbintenissen inzake de uitvoering van de in 2013 overeengekomen routekaart voor de verkiezingen niet nagekomen, en de kiescommissie (CENI) heeft haar onafhankelijkheid van de regering niet bewezen. Meer in het algemeen liet het politieke klimaat, vooral met betrekking tot de fundamentele vrijheden, geen verkiezingen in een open en concurrerende context toe. Er werd unilateraal besloten om de verkiezingen te laten plaatsvinden, terwijl duidelijk niet aan de juiste voorwaarden was voldaan. Dit leidde tot een verlies van vertrouwen in het verkiezingsproces bij Burundi's partners en een vergaande boycot van de verkiezingen door de oppositiepartijen. In reactie op deze ontwikkelingen heeft de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie (HV/VV) op 28 mei 2015 besloten, na overleg met de hoofdwaarnemer van de EU en lid van het Europees Parlement David Martin, de verkiezingswaarnemingsmissie van de Europese Unie in Burundi op te schorten. Op 29 juni 2015 werd de waarnemingsmissie definitief beëindigd. De onderliggende reden voor dit besluit was dat het verkiezingsproces nog steeds ernstig werd ondermijnd door verschillende factoren: beperking van de onafhankelijke media, buitensporig gebruik van geweld tegen demonstranten, intimidatie van de oppositiepartijen en het maatschappelijk middenveld en een gebrek aan vertrouwen in de verkiezingsautoriteiten.

Gezien de verslechtering van de politieke situatie hebben zowel de Oost-Afrikaanse Gemeenschap (EAC) als de Afrikaanse Unie initiatieven genomen om, enerzijds, een dialoog tussen de Burundezen te faciliteren, teneinde een politieke consensus over de te volgen koers te bereiken, en, anderzijds, een aantal aanbevelingen te doen die, indien zij worden uitgevoerd, de weg zouden vrijmaken naar geloofwaardige en inclusieve verkiezingen. De besluiten en aanbevelingen van de Afrikaanse Unie en de Oost-Afrikaanse Gemeenschap werden evenwel niet opgevolgd door de Burundese autoriteiten.

Op 28 juni nam de Afrikaanse Unie (AU) het buitengewone besluit geen waarnemingsmissie naar de verkiezingen te sturen (een besluit dat in overeenstemming was met de nota van 13 juni 2015 van het Politiek en Veiligheidscomité van de Afrikaanse Unie), omdat de voorwaarden voor het houden van vrije, eerlijke, transparante en geloofwaardige verkiezingen, met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van het Afrikaanse Handvest voor democratie, verkiezingen en bestuur, niet vervuld waren.

De EAC-waarnemingsmissie was aanwezig bij de presidentsverkiezingen en concludeerde in haar voorlopige verklaring van 23 juli dat de verkiezingen niet voldeden aan de beginselen en normen voor het houden van vrije, eerlijke, vreedzame, transparante en geloofwaardige verkiezingen zoals vastgelegd in diverse internationale en Afrikaanse voorschriften, noch aan de EAC-beginselen van verkiezingswaarneming en -evaluatie 3 .

De verkiezingswaarnemingsmissie van de Verenigde Naties in Burundi (MENUB) was vanaf januari 2015 eveneens waarnemer bij het verkiezingsproces, overeenkomstig resolutie 2137 van de VN-Veiligheidsraad van 2014, en kwam tot vergelijkbare conclusies. In haar voorlopige verklaring van 21 juli verklaarde MENUB: "de vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging, die essentiële voorwaarden zijn voor de daadwerkelijke uitoefening van het stemrecht, wordt nog steeds ernstig gehinderd [...] de persvrijheid bleef aan strenge beperkingen onderworpen [...] de algemene situatie was niet bevorderlijk voor een inclusief, vrij en geloofwaardig verkiezingsproces."

De HV/VV verklaarde op 23 juli 2015 namens de EU dat de EU procedures in gang zou zetten met het oog op het openen van het overleg krachtens artikel 96, om ervoor te zorgen dat de Burundese autoriteiten de noodzakelijke maatregelen nemen om de crisis op te lossen. De EU had deze stap reeds van tevoren aangekondigd in de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van de EU van 22 juni, waarin werd verklaard: 'De EU herinnert aan de verplichtingen van de Overeenkomst van Cotonou op het gebied van de eerbiediging van de mensenrechten, de democratische waarden en de rechtsstaat, en aan de mogelijkheid de overlegprocedures op te starten die onder andere in artikel 96 van die overeenkomst zijn voorzien. Afhankelijk van de reactie van de Burundese regering op de besluiten van de Raad voor Vrede en Veiligheid van de AU, en van de toekomstige ontwikkelingen, is de EU bereid die procedures te initiëren, ook op het gebied van samenwerking, om ervoor te zorgen dat Burundi deze verplichtingen nakomt.'

In artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou zijn de essentiële elementen opgenomen waarop het partnerschap is gebaseerd, met inbegrip van de eerbiediging van de democratische beginselen en de rechtsstaat. Deze elementen liggen ook ten grondslag aan het interne en het internationale beleid. Op basis van deze bepaling is de Europese Commissie van oordeel dat een dialoog met de nieuwe autoriteiten van Burundi noodzakelijk is. De huidige situatie rechtvaardigt het opstarten van overleg overeenkomstig de artikelen 9 en 96 van de Overeenkomst van Cotonou, met volgende kernpunten:

1. democratische beginselen (politiek klimaat en verkiezingsproces, het rechtsstelsel, specifieke kwesties in verband met de rechtsstaat, waaronder intimidatie en pesterijen, willekeurige arrestatie en detentie). Dit aspect zou, ter ondersteuning van de besluiten en bemiddelingsinspanningen van de AU en de EAC, de voortzetting inhouden van een kader voor consensus over de democratische toekomst van het land, waarbij rekening wordt gehouden met reeds lopende activiteiten, zoals de met EU-middelen gesteunde uitzending van mensenrechten- en militaire waarnemers van de Afrikaanse Unie.

2. mensenrechten (bijvoorbeeld de fundamentele vrijheden, het vermijden van het gebruik van buitensporig geweld tegen demonstranten en het stopzetten van foltering).

Via een dialoog over deze kwesties kan Burundi worden aangemoedigd binnen een bepaalde termijn, op basis van de beginselen die zijn neergelegd in de overeenkomsten van Arusha, actie te ondernemen op het gebied van de wezenlijke aspecten van de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat.

Via deze dialoog zouden de Burundese autoriteiten de gelegenheid krijgen hun standpunten over de punten van zorg van de EU uiteen te zetten. De Commissie zou dan vervolgens kunnen besluiten of zij op die basis de inspanningen van het land voor een betere naleving van artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou kan ondersteunen.

De Commissie stelt de Raad derhalve voor Burundi uit te nodigen voor overleg krachtens de artikelen 9 en 96 van de Overeenkomst van Cotonou. Te dien einde is een ontwerpbrief bij dit voorstel gevoegd.

De Commissie stelt voor de lopende samenwerkingsactiviteiten die gefinancierd worden door het Europees Ontwikkelingsfonds of andere instrumenten van de algemene begroting van de EU, tijdens de overlegperiode voort te zetten, op voorwaarde dat de bijzondere voorwaarden van de financieringsovereenkomsten worden nageleefd.


(1)

Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3).


(2)

Bijlage VII, artikel 2, van de Overeenkomst van Cotonou.

(3)

 Voorlopig verslag van de EAC-verkiezingswaarnemingsmissie voor de parlementsverkiezingen in de Republiek Burundi http://www.eac.int/dmdocuments/EAC%20Election%20Observer%20Mission%20to%20Burundi%20Presidential%20Election%202015 %20-%20Preliminary%20Statement.pdf .