Artikelen bij COM(2016)213 - Mededeling aan EP over Raadsstandpunt inzake de richtlijn voor de bescherming van persoonsgegevens ikv voorkoming, onderzoek, opsporing en vervolging van strafbare feiten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 11.4.2016

COM(2016) 213 final

2012/0010(COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad met het oog op de vaststelling van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens,
en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad


2012/0010 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad met het oog op de vaststelling van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens,
en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad

1. Achtergrond

Indiening van het voorstel bij het Europees Parlement en de Raad (document COM(2012) 10 final – 2012/0010 COD):25 januari 2012
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing:12 maart 2014
Indiening van het gewijzigd voorstel:n.v.t.
Vaststelling van het standpunt van de Raad:8 april 2016

2. Doel van het voorstel van de Commissie

De richtlijn inzake gegevensbescherming voor politiële en strafrechtelijke autoriteiten is onderdeel van het door de Commissie voorgestelde hervormingspakket gegevensbescherming, dat ook een algemene verordening gegevensbescherming omvat.

Het hervormingspakket gegevensbescherming is erop gericht een modern, sterk, samenhangend en alomvattend kader voor gegevensbescherming in de Europese Unie op te zetten. Het pakket zal individuele personen ten goede komen door zowel hun grondrechten en fundamentele vrijheden met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens als hun vertrouwen in de digitale omgeving te versterken.

Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken is van toepassing op justitiële samenwerking in strafzaken en politiële samenwerking en dateert van vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. De Commissie had tot 30 november 2014 geen bevoegdheden om de bepalingen ervan te handhaven, aangezien het om een kaderbesluit gaat, en dit heeft bijgedragen tot een inconsistente tenuitvoerlegging. Bovendien is het toepassingsgebied van het kaderbesluit beperkt tot grensoverschrijdende verwerkingsactiviteiten. Dit betekent dat de verwerking van persoonsgegevens waarbij geen uitwisseling plaatsvindt tussen lidstaten, momenteel niet onder de EU-regels voor dergelijke verwerking en voor de bescherming van het grondrecht op gegevensbescherming valt. In bepaalde gevallen stelt het politie en andere autoriteiten ook voor praktische problemen dat zij niet zonder meer kunnen vaststellen of gegevensverwerking van louter binnenlandse of grensoverschrijdende aard is, dan wel of 'binnenlandse' gegevens nadien het voorwerp kunnen worden van grensoverschrijdende uitwisseling.

Het is voor een doeltreffende justitiële samenwerking in strafzaken en een doeltreffende politiële samenwerking van het allergrootste belang dat een consequent en hoog niveau van bescherming van de persoonsgegevens van natuurlijke personen wordt gewaarborgd en dat de uitwisseling van persoonsgegevens tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten wordt vergemakkelijkt. Daartoe moet in alle lidstaten worden voorzien in een gelijkwaardig niveau van bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen. Doeltreffende bescherming van persoonsgegevens in de gehele Unie vereist versterking van de rechten van de betrokkenen en de verplichtingen van degenen die persoonsgegevens verwerken, maar ook gelijke bevoegdheden inzake toezicht en handhaving van de voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens in de lidstaten.

Dankzij de richtlijn zullen rechtshandhavings- en justitiële autoriteiten doeltreffender en sneller kunnen samenwerken. Het instrument is bevorderlijk voor het vertrouwen en zorgt voor rechtszekerheid.

3. Opmerkingen over het standpunt van de Raad

Het standpunt van de Raad weerspiegelt het politieke akkoord dat het Europees Parlement en de Raad na informele trilogen op 15 december 2015 hebben bereikt en dat op 8 april 2016 is bekrachtigd door de Raad.

Dit akkoord stemt overeen met de doelstellingen van het voorstel van de Commissie en kan dan ook op de steun van de Commissie rekenen.

Het akkoord houdt vast aan de algemene doelstelling voor een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken te zorgen en de uitwisselingen van persoonsgegevens tussen de politiële en justitiële autoriteiten te bevorderen, door ook op binnenlandse gegevensverwerking geharmoniseerde regels toe te passen. Het houdt in dat de algemene gegevensbeschermingsbeginselen van toepassing blijven op politiële samenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken, met inachtneming van de specifieke aard van deze gebieden.

Het akkoord verduidelijkt het materiële toepassingsgebied van de richtlijn door te specificeren dat de doeleinden van de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen ook 'de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid' omvatten. Voorts bepaalt het akkoord dat het begrip 'bevoegde autoriteiten' ook betrekking kan hebben op een aantal particuliere entiteiten, maar deze mogelijkheid is strikt beperkt tot entiteiten die bij nationale wetgeving zijn gemachtigd openbaar gezag en openbare bevoegdheden uit te oefenen met het oog op de doelen van de richtlijn. Gelet op de praktijk in de lidstaten om een aantal welomschreven activiteiten die voorheen uitsluitend door de staat werden verricht, uit te besteden aan de privésector (waardoor er thans bv. gevangenissen in particulier beheer zijn), biedt deze mogelijkheid de richtlijn een zekere mate van flexibiliteit, waardoor kan worden ingespeeld op een veranderende omgeving.

Het akkoord voorziet ook in geharmoniseerde minimumcriteria en -voorwaarden voor eventuele beperkingen van de algemene regels. Dit betreft met name de rechten van betrokkenen om te worden geïnformeerd wanneer politiële en justitiële autoriteiten hun gegevens verwerken of toegang verkrijgen tot die gegevens. Dergelijke beperkingen zijn nodig om strafbare feiten doeltreffend te voorkomen, te onderzoeken , op te sporen en te vervolgen. Tevens bevat het akkoord specifieke regels inzake de specifieke aard van rechtshandhavingsactiviteiten; zo wordt bijvoorbeeld een onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën betrokkenen wier rechten kunnen variëren (zoals getuigen en verdachten).

Het akkoord versterkt de op risicofactoren gebaseerde methode door de verwerkingsverantwoordelijke ertoe te verplichten om, in bepaalde omstandigheden, een gegevensbeschermingseffectbeoordeling te verrichten, terwijl de verplichtingen inzake gegevensbescherming door ontwerp, gegevensbescherming door standaardinstellingen en de aanwijzing van een functionaris voor gegevensbescherming worden gehandhaafd.

Het akkoord stelt de regels vast voor internationale doorgifte van gegevens door de voor de doeleinden van de richtlijn bevoegde autoriteiten aan de bevoegde autoriteiten van derde landen, en voorziet tevens in de mogelijkheid om onder een aantal specifieke voorwaarden gegevens over te dragen aan particuliere entiteiten.

4. Conclusie

De Commissie staat achter de resultaten van de interinstitutionele onderhandelingen en kan bijgevolg het standpunt van de Raad in eerste lezing aanvaarden.