Artikelen bij COM(2016)465 - Normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (herschikking)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Inhoudsopgave

HOOFDSTUK - I


 ONDERWERP   DOEL, DEFINITIES EN WERKINGSSFEER

Artikel 1 - Doel

Bij dDeze richtlijn heeft ten doel   worden  normen vast te stellen   vastgesteld  voor de opvang in de lidstaten van personen die om internationale bescherming verzoeken („verzoekers”).

Artikel 2 - Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

(1)a)„verzoek om internationale bescherming”: een verzoek om internationale bescherming zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h), [4, lid 2, onder a),] van Richtlijn 2011/95/EU Verordening (EU) XXX/XXX 30 [verordening asielprocedures];


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw


(2)b)„verzoeker”:  een verzoeker zoals gedefinieerd in artikel [4, punt 2, onder b),] van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures]   een onderdaan van een derde land of een staatloze die een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is genomen;


(3)c)„gezinsleden”:  gezinsleden zoals gedefinieerd in artikel [2, punt (9),] van Verordening (EU) XXX/XXX 31 [verordening asielnormen];   de volgende leden van het gezin van de asielzoeker, voor zover het gezin reeds bestond in het land van herkomst, die in verband met het verzoek om internationale bescherming in dezelfde lidstaat aanwezig zijn:

– de echtgenoot van de verzoeker of de niet-gehuwde partner met wie een duurzame relatie wordt onderhouden, indien in het recht of de praktijk van de betrokken lidstaat niet-gehuwde en gehuwde paren op een vergelijkbare manier worden behandeld in het kader van het recht dat betrekking heeft op onderdanen van derde landen;

– de minderjarige kinderen van paren als bedoeld onder het eerste streepje, of van de verzoeker, mits zij niet gehuwd zijn, ongeacht of het uit hoofde van het nationale recht wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn;

– de vader, moeder, of een andere volwassene die volgens het recht of de praktijk van de betrokken lidstaat verantwoordelijk is voor de verzoeker indien de verzoeker minderjarig en ongehuwd is;


(4)d)„minderjarige”: een  minderjarige zoals gedefinieerd in artikel [2, punt (10),] van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielnormen]   onderdaan van een derde land of een staatloze die jonger is dan 18 jaar;


(5)e)„niet-begeleide minderjarige”: een  niet-begeleide  minderjarige  zoals gedefinieerd in artikel [2, punt (11),] van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielnormen]   die zonder begeleiding van een krachtens het recht of krachtens de praktijk van de betrokken lidstaat voor hem verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staat; onder dit begrip valt ook een minderjarige die zonder begeleiding wordt achtergelaten nadat hij op het grondgebied van de lidstaat is aangekomen;


🡻 2013/33/EU


(6)f)„opvangvoorzieningen”: alle maatregelen die de lidstaten overeenkomstig deze richtlijn treffen ten behoeve van verzoekers;


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw


(7)g)„materiële opvangvoorzieningen”: de opvangvoorzieningen met inbegrip van huisvesting, voedsel, en kleding  en andere essentiële non-foodartikelen die aan de behoeften van de verzoekers in verband met hun specifieke opvangvoorzieningen voldoen, zoals sanitaire artikelen  , die in natura of in de vorm van uitkeringen of tegoedbonnen worden verstrekt of een combinatie van deze drie, alsmede een dagvergoeding;


🡻 2013/33/EU


(8)h)„bewaring”: het vasthouden van een verzoeker door een lidstaat op een bepaalde plaats, waar de betrokkene geen bewegingsvrijheid geniet;


(9)i)„opvangcentrum”: elke plaats die wordt gebruikt voor de collectieve huisvesting van verzoekers;


⇩ nieuw


(10) „onderduiken”: een handeling waarbij een verzoeker, teneinde asielprocedures te ontlopen, ofwel het grondgebied verlaat waar hij overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX 32 [Dublinverordening] geacht wordt zich te bevinden, ofwel zich niet ter beschikking houdt van de bevoegde autoriteiten of de rechter;


(11) „risico van onderduiken”: het in een individueel geval bestaan van redenen gebaseerd op objectieve, in de nationale wetgeving vastgelegde criteria, om aan te nemen dat een verzoeker zou kunnen onderduiken;


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw


(12)j)„ voogd   vertegenwoordiger”: een persoon  zoals gedefinieerd in artikel [4, lid 2, onder f)] van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures]   of een organisatie die door de bevoegde instanties is aangewezen om een niet-begeleide minderjarige in bij deze richtlijn voorziene procedures bij te staan en te vertegenwoordigen met het oog op de behartiging van het belang van het kind en, indien nodig, de verrichting van rechtshandelingen voor de minderjarige. Wanneer een organisatie als vertegenwoordiger is aangewezen, duidt zij een persoon aan die bevoegd is om ten aanzien van de niet-begeleide minderjarige de taken van vertegenwoordiger uit te voeren, overeenkomstig deze richtlijn;


(13)k)„verzoeker met bijzondere opvangbehoeften”: een  verzoeker   kwetsbare persoon in overeenstemming met artikel 21, die bijzondere waarborgen behoeft om gebruik te kunnen maken van de rechten en te kunnen voldoen aan de verplichtingen die in deze richtlijn zijn vastgesteld  , zoals minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen, slachtoffers van mensenhandel, personen met ernstige ziekten, personen met mentale stoornissen en personen die folteringen hebben ondergaan, zijn verkracht of aan andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld zijn blootgesteld, zoals slachtoffers van vrouwelijke genitale verminking  .

Artikel 3 - Werkingssfeer

1. Deze richtlijn is van toepassing op alle onderdanen van derde landen en staatlozen die een verzoek om internationale bescherming op het grondgebied, inclusief aan de  buiten  grens, in de territoriale wateren   zee  of in de transitzones, van een lidstaat   de lidstaten  indienen voor zover zij als verzoeker op het grondgebied mogen verblijven, alsmede op de gezinsleden, indien zij overeenkomstig het nationale recht onder dit verzoek om internationale bescherming vallen.


2. De Deze richtlijn is niet van toepassing op verzoeken om diplomatiek of territoriaal asiel die bij vertegenwoordigingen van de lidstaten worden ingediend.


3. Deze richtlijn is niet van toepassing wanneer de bepalingen van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanningen van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen 33  toegepast worden   van toepassing is  .


4. De lidstaten kunnen besluiten deze richtlijn toe te passen op procedures waarin wordt beslist over verzoeken om andere vormen van bescherming dan die welke voortvloeit uit Richtlijn 2011/95/EU Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielnormen].

Artikel 4 - Gunstiger bepalingen

De lidstaten kunnen gunstiger bepalingen inzake opvangvoorzieningen vaststellen of handhaven, voor verzoekers en voor andere in dezelfde lidstaat aanwezige  van hen afhankelijke   nauwe naaste verwanten van de verzoeker indien deze van hem afhankelijk zijn, of om humanitaire redenen voor zover die bepalingen verenigbaar zijn met deze richtlijn.


🡻 2013/33/EU

⇨ nieuw

HOOFDSTUK II - ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE OPVANGVOORZIENINGEN

Artikel 5 - Informatie

1. De lidstaten verstrekken verzoekers binnen een redelijke termijn van ten hoogste 15 dagen na   zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk bij  de indiening van het verzoek om internationale bescherming, ten minste informatie over de geldende voordelen en over de verplichtingen die zij moeten nakomen in verband met de opvangvoorzieningen  . Zij wijzen er in de te verstrekken informatie op dat de verzoeker, overeenkomstig artikel 17 bis van deze richtlijn, geen recht heeft op de opvangvoorzieningen bedoeld in de artikelen 14 tot en met 17 van deze richtlijn, indien hij zich niet bevindt in de lidstaat waar hij overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [Dublinverordening] geacht wordt zich te bevinden  .

De lidstaten zorgen ervoor dat verzoekers informatie krijgen over organisaties of groepen van personen die specifieke rechtsbijstand verlenen en over organisaties die hulp kunnen bieden of informatie kunnen verstrekken over de opvangvoorzieningen, waaronder medische zorg.


2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde informatie schriftelijk wordt verstrekt  volgens een door het Asielagentschap van de Europese Unie te ontwikkelen model en  in een taal die de verzoeker verstaat of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij deze verstaat. In voorkomend geval   Indien nodig   kan   wordt  deze informatie tevens mondeling verstrekt worden   en aan de behoeften van minderjarigen aangepast  .


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw

Artikel 6 -  Reisdocumenten   Documenten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat binnen drie dagen nadat een verzoek om internationale bescherming ingediend is, aan de verzoeker een op zijn naam afgegeven document wordt verstrekt waaruit zijn status van verzoeker blijkt of waarin staat dat hij of zij op het grondgebied van de lidstaat mag verblijven zolang zijn of haar verzoek hangende of in behandeling is.


Indien de houder niet vrij kan gaan en staan op het grondgebied van de lidstaat of op een deel daarvan, moet zulks ook in het document worden vermeld.


2. De lidstaten kunnen besluiten dit artikel niet toe te passen wanneer de verzoeker in bewaring wordt gehouden en gedurende de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat is ingediend aan de grens, of in het kader van een procedure waarin wordt beslist over het recht van de verzoeker om het grondgebied van een lidstaat te betreden. In specifieke gevallen kunnen lidstaten verzoekers voor de duur van de behandeling van hun verzoek om internationale bescherming andere bescheiden verstrekken die gelijkwaardig zijn aan het in lid 1 bedoelde document.


3. Het in lid 1 bedoelde document staaft niet noodzakelijkerwijs de identiteit van de verzoeker.


4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de verzoekers het in lid 1 bedoelde document te verstrekken dat geldig moet zijn zolang zij gemachtigd zijn op het grondgebied van de betrokken lidstaat te blijven.


5. De lidstaten kunnen   verstrekken  verzoekers een reisdocument verstrekken   uitsluitend  indien om ernstige humanitaire  of andere dwingende  redenen hun aanwezigheid in een andere staat is vereist.  De geldigheidsduur van het reisdocument wordt beperkt tot het doel en de duur zoals die voor de reden van afgifte noodzakelijk zijn. 


6. De lidstaten stellen verzoekers geen onnodige of onevenredige eisen inzake documenten of administratieve verrichtingen alvorens hen de rechten toe te kennen waarop zij krachtens deze richtlijn aanspraak kunnen maken om de enkele reden dat zij om internationale bescherming verzoeken.


🡻 2013/33/EU

Artikel 7 - Verblijf en bewegingsvrijheid

1. Verzoekers kunnen zich vrij bewegen op het grondgebied van de ontvangende lidstaat of binnen een hun daartoe door die lidstaat aangewezen gebied. Dit aangewezen gebied mag de onvervreemdbare sfeer van het privéleven niet aantasten en dient voldoende bewegingsvrijheid te bieden om ervoor te zorgen dat alle voorzieningen die deze richtlijn biedt, toegankelijk zijn.


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw


2. De lidstaten kunnen   nemen indien nodig  een besluit nemen over de   een specifieke plaats   van verblijf van de   waar een  verzoeker  moet verblijven   , om  een van de volgende  redenen: van

a) het openbaar belang,   of de  openbare orde of; 

b) indien nodig voor een snelle behandeling en een doeltreffende controle van het verzoek om internationale bescherming; 


⇩ nieuw

c) voor de snelle behandeling en een doeltreffende controle van de procedure om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [Dublinverordening];

d) om doeltreffend te voorkomen dat de verzoeker onderduikt, in het bijzonder:

– verzoekers die niet hebben voldaan aan de verplichting om een verzoek te doen in de lidstaat van eerste binnenkomst, zoals bepaald in artikel [4, lid 1] van Verordening (EU) XXX/XXX [Dublinverordening], en zich zonder passende verantwoording naar een andere lidstaat hebben begeven en daar een verzoek hebben gedaan; of

– indien verzoekers overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [Dublinverordening] verplicht zijn om zich in een andere lidstaat te bevinden; of

– indien verzoekers zijn teruggestuurd naar de lidstaat waar zij overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [Dublinverordening] verplicht zijn zich te bevinden, nadat zij zijn ondergedoken en zich naar een andere lidstaat hebben begeven.


In dergelijke gevallen geldt voor de verstrekking van materiële opvangvoorzieningen de voorwaarde dat de verzoeker daadwerkelijk op de specifieke plaats verblijft.


3. Indien er redenen zijn om aan te nemen dat het risico bestaat dat een verzoeker onderduikt, verplichten de lidstaten verzoekers, indien nodig, om zich bij de bevoegde autoriteiten te melden of daar persoonlijk te verschijnen, onmiddellijk dan wel op een vastgesteld tijdstip, zo vaak als nodig is om daadwerkelijk te voorkomen dat de verzoeker niet onderduikt.


🡻 2013/33/EU (aangepast)


4. De lidstaten voorzien in de mogelijkheid van het verlenen van een tijdelijke toestemming aan verzoekers om hun in de leden 2 en 3 bedoelde verblijfplaats en/of het  hun   in lid 1 bedoelde aangewezen gebied te verlaten. Beslissingen daartoe worden individueel, objectief en onpartijdig genomen,  overeenkomstig de merites van elk afzonderlijk geval,  en negatieve beslissingen worden met redenen omkleed.


Verzoekers hebben geen toestemming nodig om afspraken met autoriteiten en rechtbanken na te komen indien hun aanwezigheid vereist is.


🡻 2013/33/EU

⇨ nieuw


5. De lidstaten verlangen van verzoekers dat zij hun  verblijfplaats of  adres  of een telefoonnummer waarop zij bereikbaar zijn,  bekendmaken bij de bevoegde autoriteiten en eventuele adreswijzigingen  van dit adres of telefoonnummer  onverwijld aan die autoriteiten doorgeven.


🡻 2013/33/EU (aangepast)

36. De lidstaten mogen de toekenning van materiële opvangvoorzieningen bepaald in dit hoofdstuk afhankelijk stellen van het daadwerkelijk verblijf van de verzoekers op een door de lidstaten te bepalen specifieke locatie. Het besluit daartoe kan een algemeen besluit zijn, dient per individu te worden genomen en moet conform het nationale recht tot stand komen.


⇩ nieuw


7. De in dit artikel bedoelde besluiten berusten op het individuele gedrag en de specifieke situatie van de betrokken persoon, ook ten aanzien van verzoekers met bijzondere opvangbehoeften, en met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel.


8. De lidstaten vermelden in elk overeenkomstig dit artikel genomen besluit de feitelijke en, indien van toepassing, de wettelijke redenen ervan. Verzoekers worden onverwijld schriftelijk in kennis gesteld, in een taal die zij verstaan of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij deze verstaan, van de vaststelling van een dergelijk besluit, van de procedures om het besluit te betwisten overeenkomstig artikel 25 en van de consequenties van niet-nakoming van de verplichtingen die bij het besluit worden opgelegd.


🡻 2013/33/EU (aangepast)

Artikel 8 - Bewaring

1. De lidstaten houden een persoon niet in bewaring om de enkele reden dat hij een verzoeker is overeenkomstig Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning of intrekking van internationale bescherming 34 .


 2013/33/EU

2. In de gevallen waarin zulks nodig blijkt en op grond van een individuele beoordeling van elk geval, mogen de lidstaten een verzoeker in bewaring houden wanneer andere, minder dwingende maatregelen niet effectief kunnen worden toegepast.


3. Een verzoeker mag alleen in bewaring worden gehouden:


a) om zijn identiteit of nationaliteit vast te stellen of na te gaan;


b) om de gegevens te verkrijgen die ten grondslag liggen aan het verzoek om internationale bescherming en die niet zouden kunnen worden verkregen als de betrokkene niet in bewaring zou worden gehouden, met name in geval van risico op onderduiken van de verzoeker;


⇩ nieuw


c) om te zorgen dat de verzoeker de hem bij een individueel besluit als bedoeld in artikel 7, lid 2, opgelegde juridische verplichtingen nakomt, ingeval de verzoeker niet aan die verplichtingen heeft voldaan en het risico bestaat dat de verzoeker onderduikt.


🡻 2013/33/EU

⇨ nieuw


d)c)om in het kader van een  grens  procedure  als bedoeld in artikel van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures]  een beslissing te nemen over het recht van de verzoeker om het grondgebied te betreden;


🡻 2013/33/EU


e)d)indien hij ter voorbereiding van de terugkeer en/of ter uitvoering van het verwijderingsproces in bewaring wordt gehouden in het kader van een terugkeerprocedure uit hoofde van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven 35 , en de betrokken lidstaat op basis van objectieve criteria kan aantonen dat de betrokkene reeds de mogelijkheid van toegang tot de asielprocedure heeft gehad en er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de betrokkene het verzoek om internationale bescherming louter indient om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen;

f)e)wanneer de bescherming van de nationale veiligheid of de openbare orde dat vereisen;

g)f)in overeenstemming met artikel 28 29 van Verordening (EU) XXX/XXX [Dublinverordening] nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend 36 .


🡻 2013/33/EU

⇨ nieuw


 Alle bovengenoemde   De redenen voor bewaring worden vastgelegd in het nationale recht.


🡻 2013/33/EU

4. De lidstaten zorgen ervoor dat in het nationale recht regels worden vastgesteld over alternatieven voor bewaring, zoals het zich regelmatig melden bij de overheid, het stellen van een borgsom of een verplichting om op een bepaalde plaats te blijven.

Artikel 9 - Waarborgen voor verzoekers in bewaring

1. Een verzoeker wordt slechts in bewaring gehouden voor een zo kort mogelijke termijn en slechts zo lang de in artikel 8, lid 3, genoemde redenen van toepassing zijn.


Administratieve procedures die verband houden met de in artikel 8, lid 3, genoemde redenen voor bewaring, worden met de nodige zorgvuldigheid uitgevoerd. Vertraging in de administratieve procedure die niet aan de verzoeker kan worden toegeschreven, is geen reden om de bewaring te laten voortduren.


2. Bewaring wordt schriftelijk bevolen door rechterlijke of administratieve instanties. In het bevel tot bewaring worden de feitelijke en juridische gronden vermeld waarop het gebaseerd is.


3. Wanneer de bewaring wordt bevolen door een administratieve instantie, zorgen de lidstaten er ambtshalve of op verzoek van de verzoeker voor dat de rechtmatigheid van de bewaring door de rechter met spoed wordt getoetst. Indien de rechtmatigheid van de bewaring ambtshalve wordt getoetst, wordt het besluit daartoe zo spoedig mogelijk bij aanvang van de bewaring genomen. Indien de verzoeker om toetsing verzoekt, wordt het besluit tot toetsing van de rechtmatigheid zo spoedig mogelijk na de aanvang van de betrokken procedures genomen. Te dien einde stellen de lidstaten in hun nationale recht een termijn vast binnen welke de rechterlijke toetsing ambtshalve en/of de rechterlijke toetsing op verzoek van de verzoeker moet worden uitgevoerd.


Indien de toetsing ertoe leidt dat de bewaring als niet rechtmatig beoordeeld wordt, wordt de betrokken verzoeker onmiddellijk vrijgelaten.


4. Verzoekers die in bewaring worden gehouden, worden onmiddellijk schriftelijk, in een taal die zij verstaan of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij deze verstaan, op de hoogte gebracht van de redenen van bewaring en van de in het nationale recht vastgestelde procedures om het bevel tot bewaring aan te vechten, alsook van de mogelijkheid om gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging aan te vragen.


5. De bewaring wordt, op verzoek van de verzoeker en/of ambtshalve, met redelijke tussenpozen door een rechterlijke instantie opnieuw bezien, in het bijzonder wanneer het om een bewaring van langere duur gaat of wanneer zich nieuwe omstandigheden voordoen of nieuwe informatie beschikbaar komt die van invloed kunnen zijn op de rechtmatigheid van de bewaring.


6. Bij de in lid 3 bedoelde rechterlijke toetsing van het bevel tot bewaring zorgen de lidstaten ervoor dat verzoekers toegang hebben tot gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging. Dit omvat ten minste de voorbereiding van de vereiste proceduredocumenten en het verschijnen voor de rechterlijke instantie namens de verzoeker.


De gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging worden verstrekt door naar behoren gekwalificeerde personen die volgens het nationale recht als zodanig zijn erkend of toegelaten en wier belangen niet in conflict komen of kunnen komen met die van de verzoekers.


7. De lidstaten kunnen tevens bepalen dat gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging alleen worden verstrekt:

a) aan personen die niet over voldoende middelen beschikken; en/of

b) door juridisch adviseurs of andere raadslieden die in het nationale recht specifiek zijn aangewezen om verzoekers bij te staan en te vertegenwoordigen.


8. Tevens kunnen de lidstaten:

a) de verstrekking van gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging financieel of in de tijd beperken, mits deze beperkingen de toegang tot rechtsbijstand en vertegenwoordiging niet willekeurig belemmeren;

b) bepalen dat inzake vergoedingen en andere kosten, de behandeling van verzoekers niet gunstiger mag zijn dan de behandeling die hun eigen onderdanen op het gebied van rechtsbijstand in het algemeen genieten.


9. De lidstaten kunnen om gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de betaalde kosten verzoeken wanneer de financiële situatie van de verzoeker aanzienlijk is verbeterd, of indien de beslissing om deze kosten te betalen was genomen op basis van onjuiste informatie van de verzoeker.


10. De procedures voor toegang tot rechtsbijstand en vertegenwoordiging worden in het nationale recht vastgesteld.

Artikel 10 - Voorwaarden met betrekking tot bewaring

1. Bewaring van verzoekers gebeurt in de regel in gespecialiseerde bewaringsaccommodaties. Indien een lidstaat niet beschikt over gespecialiseerde bewaringsaccommodaties en verplicht is een beroep te doen op een gevangenis, worden de verzoekers in bewaring afgescheiden van de gewone gedetineerden en zijn de voorwaarden met betrekking tot bewaring van deze richtlijn van toepassing.


Verzoekers in bewaring worden in de regel afgescheiden van andere onderdanen van derde landen die geen verzoek om internationale bescherming hebben ingediend.


Indien verzoekers niet van andere onderdanen van derde landen kunnen worden afgescheiden, zorgt de betrokken lidstaat ervoor dat de voorwaarden met betrekking tot bewaring van deze richtlijn worden toegepast.


2. Verzoekers in bewaring hebben toegang tot ruimten in de open lucht.


3. De lidstaten zorgen ervoor dat vertegenwoordigers van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR) contact kunnen onderhouden met verzoekers en hen kunnen bezoeken in omstandigheden waarin de privacy wordt geëerbiedigd. Deze mogelijkheid geldt ook voor organisaties die namens de UNHCR actief zijn op het grondgebied van de betrokken lidstaat op grond van een overeenkomst met die lidstaat.


4. De lidstaten zorgen ervoor dat familieleden, juridisch adviseurs of raadslieden en vertegenwoordigers van relevante, door de betrokken lidstaat erkende niet-gouvernementele organisaties contact kunnen onderhouden met verzoekers en hen kunnen bezoeken in omstandigheden waarin de privacy wordt geëerbiedigd. De toegang tot de bewaringsaccommodatie mag alleen worden beperkt indien dit volgens het nationale recht objectief noodzakelijk is voor de veiligheid, de openbare orde of het administratieve beheer van de bewaringsaccommodatie, mits de toegang hierdoor niet ernstig wordt belemmerd of onmogelijk wordt gemaakt.


5. De lidstaten zorgen ervoor dat verzoekers in bewaring systematisch informatie krijgen over de regels die in de accommodatie van toepassing zijn en waarin hun rechten en verplichtingen worden uiteengezet in een taal die zij verstaan of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij deze verstaan. De lidstaten kunnen in naar behoren gemotiveerde gevallen en voor een zo kort mogelijke, redelijke termijn van deze verplichting afwijken wanneer de verzoeker in bewaring wordt gehouden aan een grenspost of in een transitzone. Deze afwijking geldt niet in de in artikel 43 41 van Richtlijn 2013/32/EU Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] bedoelde gevallen.


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw

Artikel 11 - Bewaring van kwetsbare personen en van verzoekers met bijzondere opvangbehoeften

1. De gezondheid, met inbegrip van de geestelijke gezondheid, van verzoekers die in bewaring worden gehouden en kwetsbare personen zijn   bijzondere opvangbehoeften hebben  , is een primaire bezorgdheid zorg van de nationale autoriteiten.


Ingeval kwetsbare personen   verzoekers met bijzondere opvangbehoeften  in bewaring worden gehouden, zorgen de lidstaten ervoor dat zij regelmatig worden gecontroleerd en de bijstand krijgen die gezien hun specifieke situatie en hun gezondheid noodzakelijk is.


🡻 2013/33/EU


2. Bewaring van minderjarigen is een maatregel die pas in laatste instantie wordt genomen en nadat is gebleken dat andere, minder dwingende maatregelen, niet doeltreffend kunnen worden toegepast. Deze bewaring moet zo kort mogelijk zijn en alles moet in het werk worden gesteld om de bewaring op te heffen en de minderjarige te plaatsen in een voor minderjarigen geschikte accommodatie.


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw

Het belang van de minderjarige   het kind  , als bedoeld in artikel 23 22, lid 2, moet voorop staan bij de lidstaten.


 Het recht van in   In bewaring gehouden minderjarigen  op onderwijs moet worden gewaarborgd en zij  moeten kunnen deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten, met inbegrip van spel- en recreatieveactiviteiten die passen bij hun leeftijd.


🡻 2013/33/EU


3. Niet-begeleide minderjarigen worden alleen in uitzonderlijke omstandigheden in bewaring gehouden. Alles wordt in het werk gesteld om de bewaring van niet-begeleide minderjarigen zo spoedig mogelijk op te heffen.


Niet-begeleide minderjarigen worden nooit in een gevangenis in bewaring gehouden.


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw


Zij worden zoveel als mogelijk ondergebracht in instellingen met personeel en faciliteiten die zijn   dat rekening houdt     met de rechten en   is afgestemd op de noden van personen van hun leeftijd  en faciliteiten     die zijn aangepast aan niet-begeleide minderjarigen  .


🡻 2013/33/EU


Ingeval niet-begeleide minderjarigen toch in bewaring worden gehouden, zorgen de lidstaten ervoor dat zij afgescheiden van volwassenen worden gehuisvest.


4. In bewaring gehouden gezinnen moeten kunnen beschikken over een afzonderlijke leefruimte die voldoende privacy garandeert.


5. De lidstaten zorgen ervoor dat in bewaring gehouden vrouwelijke verzoekers afgescheiden van de mannelijke verzoekers worden gehuisvest, tenzij het om gezinsleden gaat en alle betrokkenen ermee instemmen niet-gescheiden te worden gehuisvest.


Er kunnen ook afwijkingen van de eerste alinea gelden voor het gebruik van gemeenschappelijke ruimten voor recreatieve of sociale activiteiten, zoals eetzalen.


6. In naar behoren gemotiveerde gevallen mogen de lidstaten voor een zo kort mogelijke, redelijke termijn afwijken van de derde alinea van lid 2, lid 4, en de eerste alinea van lid 5, wanneer de verzoeker in bewaring wordt gehouden aan een grenspost of in een transitzone, tenzij het gaat om de in artikel 43 41 van Richtlijn 2013/32/EU Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] bedoelde gevallen.

Artikel 12 - Gezinnen

De lidstaten nemen passende maatregelen om in de mate van het mogelijke de eenheid van het gezin zoals aanwezig op zijn grondgebied te bewaren indien deze lidstaat zorg draagt voor de huisvesting van de verzoekers. Deze maatregelen worden uitgevoerd met instemming van de verzoekers.

Artikel 13 - Medisch onderzoek

De lidstaten kunnen om redenen van volksgezondheid verzoekers een medisch onderzoek laten ondergaan.

Artikel 14 - Onderwijs aan minderjarigen

1. De lidstaten bieden minderjarige kinderen van verzoekers en minderjarige verzoekers toegang tot onderwijs onder vergelijkbare omstandigheden als hun eigen onderdanen zolang een eventueel tegen hen of hun ouders gerichte verwijderingsmaatregel niet daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Dit onderwijs kan in opvangcentra gegeven worden.


De lidstaten kunnen bepalen dat deze toegang beperkt blijft tot het openbaar onderwijs.


De lidstaten kunnen geen personen uit het voortgezet onderwijs weren alleen omdat zij meerderjarig zijn geworden.


2. Minderjarigen moeten uiterlijk na drie maanden, te rekenen vanaf de datum waarop door of namens de minderjarige een verzoek om internationale bescherming is ingediend, toegang krijgen tot het onderwijsstelsel.


Indien nodig worden voorbereidende lessen, met inbegrip van taallessen, aangeboden aan minderjarigen om de toegang tot en de deelname aan het in lid 1 bedoelde onderwijsstelsel te vergemakkelijken.


3. Wanneer toegang tot het onderwijsstelsel als bedoeld in lid 1 onmogelijk is in verband met de specifieke situatie van de minderjarige, biedt de betrokken lidstaat overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk andere onderwijsfaciliteiten aan.


🡻 2013/33/EU

⇨ nieuw

Artikel 15 - Werkgelegenheid

1. De lidstaten zorgen ervoor dat verzoekers ten laatste negen   zes  maanden na de datum waarop het verzoek om internationale bescherming is ingediend, toegang hebben tot de arbeidsmarkt, indien de bevoegde instantie geen  administratieve  beslissing in eerste aanleg heeft genomen en de vertraging niet aan de verzoeker is te wijten.


⇩ nieuw


Indien de lidstaat het onderzoek ten gronde van een verzoek om internationale bescherming heeft versneld overeenkomstig artikel [40, lid 1,] onder [a) tot en met f),] van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures], wordt geen toegang tot de arbeidsmarkt verleend.


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw

2. De lidstaten bepalen onder welke voorwaarden verzoekers toegang tot de arbeidsmarkt krijgen, overeenkomstig hun nationale recht, en zorgen ervoor dat verzoekers  aan wie overeenkomstig lid 1 toegang is verleend tot de arbeidsmarkt,  daadwerkelijk toegang tot die arbeidsmarkt hebben.


Om redenen van arbeidsmarktbeleid kunnen de lidstaten voorrang geven aan   verifiëren of een vacature kan worden vervuld door een onderdaan van de betrokken lidstaat of door een andere     burger   onderdanen van de Unie en onderdanen van staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en aan   of door een onderdaan   onderdanen van  een  derde landen die legaal op het grondgebied   in die lidstaat verblijft   verblijven.


⇩ nieuw


3. De lidstaten verlenen verzoekers dezelfde behandeling als hun eigen onderdanen wat betreft:


a) arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van salaris en ontslag, verlof en vakantie, alsmede de voorschriften inzake veiligheid en gezondheid op het werk;

b) vrijheid van vereniging en aansluiting bij en lidmaatschap van een werkgevers- of werknemersorganisatie, of een andere organisatie waarvan de leden een bepaald beroep uitoefenen, met inbegrip van de door dergelijke organisaties verschafte voordelen, zonder dat wordt geraakt aan de nationale bepalingen inzake openbare orde en openbare veiligheid;

c) onderwijs en beroepsopleiding, met uitzondering van studie- en onderhoudstoelagen en leningen of andere toelagen en leningen in verband met onderwijs en beroepsopleiding;

d) de erkenning van diploma’s, certificaten en andere opleidingstitels in het kader van bestaande procedures voor de erkenning van buitenlandse kwalificaties, terwijl voor verzoekers die geen bewijsstukken kunnen overleggen van hun kwalificaties, voor zover mogelijk de volledige toegang wordt vergemakkelijkt tot passende regelingen voor de beoordeling, validering en erkenning van hun eerdere scholing;

e) de takken van de sociale zekerheid als omschreven in Verordening (EG) nr. 883/2004.


De lidstaten kunnen beperkingen toepassen op de gelijke behandeling van verzoekers:


i) wat gelijke behandeling uit hoofde van punt b) van dit lid betreft, door hen uit te sluiten van de deelname aan het bestuur van publiekrechtelijke organen en van de uitoefening van publiekrechtelijke functies;

ii) wat gelijke behandeling uit hoofde van punt c) van dit lid betreft, door deze behandeling te beperken tot onderwijs en beroepsopleiding die rechtstreeks verband houden met een specifieke activiteit in loondienst;

iii) wat gelijke behandeling uit hoofde van punt e) van dit lid betreft, door uitsluiting van gezinstoelagen en werkloosheidsuitkeringen, onverminderd Verordening (EU) nr. 1231/2010.


Het recht op gelijke behandeling doet geen verblijfsrecht ontstaan in gevallen waarin een besluit uit hoofde van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] het recht om te blijven beëindigt.


🡻 2013/33/EU


4.3.De toegang tot de arbeidsmarkt wordt niet ongedaan gemaakt tijdens een beroepsprocedure, indien beroep tegen een negatieve beslissing in een normale procedure schorsende werking heeft, en wel tot het tijdstip van de kennisgeving van een negatieve beslissing over het beroep.


⇩ nieuw


5. Indien verzoekers overeenkomstig lid 1 tot de arbeidsmarkt zijn toegelaten, zorgen de lidstaten ervoor dat het in artikel van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] bedoelde document van de verzoeker vermeldt dat de verzoeker toestemming heeft om werkzaamheden in loondienst te verrichten.


🡻 2013/33/EU

Artikel 16 - Beroepsopleiding

1. Ongeacht of de verzoekers toegang tot de arbeidsmarkt hebben, kunnen de lidstaten hen toegang verlenen tot een beroepsopleiding.


2. De toegang tot een aan een arbeidsovereenkomst gekoppelde beroepsopleiding is afhankelijk van de mate waarin de verzoeker overeenkomstig artikel 15 toegang heeft tot de arbeidsmarkt.


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw

Artikel 17 -  16 Algemene bepalingen betreffende de materiële opvangvoorzieningen en gezondheidszorg

1. De lidstaten zorgen ervoor dat voor verzoekers materiële opvangvoorzieningen beschikbaar zijn wanneer   vanaf het moment dat  zij hun verzoek om internationale bescherming indienen doen   overeenkomstig artikel van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures]  .


🡻 2013/33/EU


2. De lidstaten zorgen ervoor dat de materiële opvangvoorzieningen voor verzoekers een levensstandaard bieden die hun bestaansmiddelen garandeert en hun fysieke en geestelijke gezondheid beschermt.


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw


De lidstaten zien erop toe dat die levensstandaard ook gehandhaafd blijft in het specifieke geval van kwetsbare personen   verzoekers met bijzondere opvangbehoeften   als bedoeld in artikel 21, alsmede in het geval van personen in bewaring.


3. De lidstaten kunnen de toekenning van alle of bepaalde materiële opvangvoorzieningen en gezondheidszorg afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de verzoekers niet beschikken over de nodige middelen voor een levensstandaard die voldoende is om hun gezondheid te verzekeren, noch over de nodige bestaansmiddelen.


4. Overeenkomstig lid 3 kunnen dDe lidstaten  kunnen  van de verzoekers, indien zij over voldoende middelen beschikken, bijvoorbeeld wanneer zij gedurende een redelijke tijd gewerkt hebben, een bijdrage verlangen voor het totaal of een deel van de kosten van de door deze richtlijn geboden   in lid 3 bedoelde  materiële opvangvoorzieningen en gezondheidszorg.


Indien komt vast te staan dat een verzoeker over voldoende middelen beschikte om in die basisbehoeften te voorzien toen de materiële opvangvoorzieningen werden verstrekt, mogen de lidstaten hem vragen deze voorzieningen te vergoeden.


⇩ nieuw


5. Wanneer de lidstaten de middelen waarover een verzoeker beschikt, beoordelen, wanneer zij van een verzoeker een bijdrage verlangen voor het totaal of een deel van de kosten van de materiële opvangvoorzieningen, of wanneer zij een verzoeker om terugbetaling vragen overeenkomstig lid 4, nemen zij het evenredigheidsbeginsel in acht. De lidstaten houden tevens rekening met de individuele omstandigheden van de verzoeker en met de noodzaak diens waardigheid en persoonlijke integriteit te eerbiedigen, ook wat diens bijzondere opvangbehoeften betreft. De lidstaten waarborgen in alle omstandigheden dat de verzoeker een levensstandaard wordt geboden die garandeert dat hij in zijn onderhoud kan voorzien en die zijn fysieke en geestelijke gezondheid beschermt.


🡻 2013/33/EU

⇨ nieuw


6.5.Wanneer de lidstaten materiële opvangvoorzieningen verstrekken in de vorm van uitkeringen of tegoedbonnen, wordt de hoogte daarvan vastgesteld op basis van de niveaus die door de betrokken lidstaat krachtens het recht of krachtens de praktijk zijn vastgesteld om nationale onderdanen een fatsoenlijke levensstandaard te bieden. De lidstaten kunnen verzoekers in dit opzicht minder gunstig behandelen dan eigen onderdanen, met name indien de materiële steun gedeeltelijk in natura wordt verstrekt of indien die niveaus, die gelden voor onderdanen, een hogere levensstandaard beogen dan die welke deze richtlijn voor verzoekers voorschrijft.  Met het oog op de vaststelling van het niveau van de financiële bijstand die overeenkomstig dit lid aan verzoekers wordt verleend, lichten de lidstaten de Commissie en het Asielagentschap van de Europese Unie in over de referentieniveaus die krachtens het nationale recht of de nationale praktijk worden toegepast.


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw

Artikel 18 -  17 Nadere bepalingen betreffende de materiële opvangvoorzieningen

1. Indien huisvesting in natura wordt verstrekt,  biedt deze een passende levensstandaard en   gebeurt dit in neemt deze één van de volgende vormen of een combinatie daarvan aan:

a) in ruimten die gebruikt worden om verzoekers te huisvesten gedurende de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat aan de grens of in een transitzone is ingediend gedaan;

b) in opvangcentra die een toereikend huisvestingsniveau bieden;

c) in particuliere huizen, appartementen, hotels of andere voor de huisvesting van verzoekers aangepaste ruimten.


🡻 2013/33/EU


2. Onverminderd de in de artikelen 10 en 11 genoemde specifieke bewaringsvoorwaarden zorgen de lidstaten er met betrekking tot de in lid 1, onder a), b) en c), van dit artikel genoemde huisvestingsvormen voor dat:

a) verzoekers bescherming van hun gezinsleven genieten;

b) verzoekers de mogelijkheid hebben om te communiceren met familieleden, juridisch adviseurs of raadslieden en vertegenwoordigers van de UNHCR en andere relevante nationale, internationale en niet-gouvernementele organisaties en instanties;

c) familieleden, juridisch adviseurs of raadslieden, vertegenwoordigers van de UNHCR en relevante door de lidstaat erkende niet-gouvernementele organisaties toegang hebben zodat zij de verzoekers kunnen bijstaan. Deze toegang kan slechts worden beperkt om redenen die verband houden met de veiligheid van de huisvesting en van de verzoekers.


🡻 2013/33/EU

⇨ nieuw


3. De lidstaten houden rekening met gender- en leeftijdspecifieke problemen en met de situatie van kwetsbare personen in verband met verzoekers  met bijzondere opvangbehoeften bij de verstrekking van materiële opvangvoorzieningen   in de in lid 1, onder a) en b), bedoelde ruimten en opvangcentra.


4. De lidstaten treffen passende maatregelen om geweldpleging en gendergerelateerd geweld, met inbegrip van aanranding en seksuele intimidatie, in de in lid 1, onder a) en b), bedoelde ruimten en opvangcentra te voorkomen  , wanneer huisvesting wordt geboden  .


🡻 2013/33/EU

5. De lidstaten zorgen er in de regel voor dat afhankelijke volwassen verzoekers met bijzondere opvangbehoeften worden ondergebracht bij volwassen nauwe naaste verwanten die zich reeds in dezelfde lidstaat bevinden en die krachtens het recht of krachtens de praktijk van de betrokken lidstaat voor hen verantwoordelijk zijn.


6. De lidstaten zien erop toe dat verzoekers alleen worden overgeplaatst tussen huisvestingsfaciliteiten wanneer dit noodzakelijk is. De lidstaten zorgen ervoor dat verzoekers hun juridisch adviseurs of raadslieden van de overplaatsing en hun nieuwe adres op de hoogte kunnen brengen.


🡻 2013/33/EU

⇨ nieuw


7. Het personeel  dat materiële opvangvoorzieningen verstrekt, waaronder het personeel  dat in de opvangcentra werkt, moet een passende opleiding hebben. V ; voor deze personeelsleden gelden de in het nationale recht bepaalde geheimhoudingsregels in verband met de informatie waarvan zij uit hoofde van hun werk kennis nemen.


🡻 2013/33/EU

8. Via een representatieve adviesraad van bewoners kunnen de lidstaten verzoekers betrekken bij het beheer van de materiële middelen en bij de immateriële aspecten van het leven in het centrum.


9. In naar behoren gemotiveerde gevallen mogen de lidstaten bij wijze van uitzondering andere dan de in dit artikel genoemde regels inzake materiële opvangvoorzieningen vaststellen voor een zo kort mogelijke redelijke termijn, indien:

a) een beoordeling van de specifieke behoeften van de verzoekers vereist is overeenkomstig artikel 22 21;

b) de gewoonlijk beschikbare huisvestingscapaciteit tijdelijk uitgeput is.


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw


Deze afwijkende voorzieningen moeten in elk geval   alle omstandigheden   de basisbehoeften dekken   de toegang tot medische hulp overeenkomstig artikel 18 en een waardige levensstandaard voor alle verzoekers waarborgen  .


⇩ nieuw


Wanneer een lidstaat deze uitzonderlijke maatregelen treft, stelt hij de Commissie en het Asielagentschap van de Europese Unie daarvan in kennis. Hij stelt de Commissie en het Asielagentschap van de Europese Unie er tevens van in kennis wanneer de redenen voor de uitzonderlijke maatregelen niet langer van kracht zijn.

Artikel 17 - bis Opvangvoorzieningen in een andere lidstaat dan die waar de verzoeker geacht wordt zich te bevinden

1. Een verzoeker heeft geen recht op de in de artikelen 14 tot en met 17 vermelde opvangvoorzieningen in een andere lidstaat dan die waar hij geacht wordt zich te bevinden uit hoofde van Verordening (EU) XXX/XXX [Dublinverordening].


2. De lidstaten waarborgen een waardige levensstandaard voor alle verzoekers.


3. In afwachting van de overbrenging van een minderjarige naar de verantwoordelijke lidstaat overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [Dublinverordening] bieden de lidstaten hem toegang tot geschikte educatieve activiteiten.


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw

Artikel 19 -  18  Gezondheidszorg

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat verzoekers  , ongeacht waar zij geacht worden zich te bevinden uit hoofde van Verordening (EU) XXX/XXX [Dublinverordening],  de nodige medische zorg ontvangen, die ten minste de spoedeisende behandelingen en de essentiële behandeling van ziekten  , inclusief   en ernstige mentale stoornissen  ,  omvat.


🡻 2013/33/EU

2. De lidstaten verstrekken de noodzakelijke medische of andere zorg aan verzoekers met bijzondere opvangbehoeften, inclusief, indien nodig, passende geestelijke gezondheidszorg.


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw

HOOFDSTUK II - I


 VERVANGING,  BEPERKING OF INTREKKING VAN MATERIËLE OPVANGVOORZIENINGEN

Artikel 20 -  19  Vervanging,   Bbeperking of intrekking van materiële opvangvoorzieningen

1.  Ten aanzien van verzoekers die krachtens Verordening (EU) XXX/XXX [Dublinverordening] geacht worden zich op hun grondgebied te bevinden,   kunnen dDe lidstaten kunnen   in de in lid 2 omschreven situaties  :


⇩ nieuw

a) de verstrekking van huisvesting, voeding, kleding en andere essentiële non-foodartikelen in de vorm van uitkeringen en tegoedbonnen vervangen door de verstrekking van materiële opvangvoorzieningen in natura; of


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw

b) de materiële opvangvoorzieningen   dagvergoedingen   beperken of, in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen, intrekken.

2. Lid 1 is van toepassing  indien een verzoeker:


a) de door de bevoegde instanties vastgestelde verblijfplaats verlaat zonder deze instanties op de hoogte te stellen of, indien toestemming vereist is, zonder toestemming  , dan wel onderduikt  ; of

b) gedurende een in het nationale recht vastgestelde redelijke termijn niet voldoet aan de meldingsplicht of aan verzoeken om informatie te verstrekken of te verschijnen voor een persoonlijk onderhoud betreffende de asielprocedure; dan wel

c) een volgend verzoek als omschreven in artikel [4, lid 2, onder i),] van Richtlijn 2013/32/EU Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] heeft ingediend; of

 d)financiële middelen verborgen heeft gehouden en daardoor ten onrechte van materiële opvangvoorzieningen gebruik heeft gemaakt; of


⇩ nieuw

e) ernstig inbreuk heeft gemaakt op de regels van het opvangcentrum of zich aan ernstig geweld schuldig heeft gemaakt; of

f) niet meewerkt aan verplichte integratiemaatregelen; of

g) niet heeft voldaan aan de verplichting van artikel [4, lid 1] van Verordening (EU) XXX/XXX [Dublinverordening] en zich zonder passende verantwoording naar een andere lidstaat heeft begeven en daar een verzoek heeft gedaan; of

h) is teruggezonden nadat hij is ondergedoken en naar een andere lidstaat is vertrokken.


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw

In de onder a) en b) bedoelde gevallen, wanneer de verzoeker wordt opgespoord of zich vrijwillig bij de betrokken instantie meldt, wordt een met redenen omklede, op de redenen voor de verdwijning gebaseerde beslissing genomen inzake het opnieuw verstrekken van sommige of alle  vervangen,  beperkte of ingetrokken materiële opvangvoorzieningen.


2. De lidstaten kunnen de materiële opvangvoorzieningen tevens beperken indien zij kunnen aantonen dat de verzoeker zonder gerechtvaardigde reden na zijn binnenkomst in die lidstaat niet zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend.


3. De lidstaten kunnen de materiële opvangvoorzieningen beperken of intrekken indien een verzoeker financiële middelen verborgen heeft gehouden en daardoor ten onrechte van materiële opvangvoorzieningen gebruik heeft gemaakt.


4. De lidstaten kunnen sancties vaststellen op ernstige inbreuken op de regels met betrekking tot de opvangcentra en op ernstige vormen van geweld.


3.5.De in de leden 1, 2, 3 en 4 van dit artikel bedoelde beslissingen tot  vervanging,  beperking of intrekking van materiële opvangvoorzieningen of sancties worden individueel, objectief en onpartijdig genomen  , naar aanleiding van de beoordeling van elk specifiek geval,  en met redenen omkleed. De beslissingen worden genomen op grond van de specifieke situatie van de betrokkene, met name voor personen die onder artikel 21 vallen   verzoekers met bijzondere opvangbehoeften  , en met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. De lidstaten zien erop toe dat verzoekers te allen tijde toegang hebben tot medische hulp zorg overeenkomstig artikel 19 18 en zorgen ervoor dat alle verzoekers een waardige levensstandaard genieten.


4.6.De lidstaten zorgen ervoor dat er geen materiële opvangvoorzieningen  vervangen,  beperkt of ingetrokken worden voordat er een beslissing genomen is overeenkomstig lid 3 5.

HOOFDSTUK I - V


KWETSBARE PERSONEN   VERZOEKERS MET BIJZONDERE OPVANGBEHOEFTEN 

Artikel 21 -  20  Verzoekers met bijzondere opvangbehoeften   Algemeen beginsel

De lidstaten houden in hun nationale recht tot uitvoering van deze richtlijn rekening met de specifieke situatie van  verzoekers met bijzondere opvangbehoeften   kwetsbare personen zoals minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen, slachtoffers van mensenhandel, personen met ernstige ziekten, personen met mentale stoornissen en personen die folteringen hebben ondergaan, zijn verkracht of aan andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld zijn blootgesteld, zoals slachtoffers van vrouwelijke genitale verminking.

Artikel 22 -  21 Beoordeling van de bijzondere opvangbehoeften van kwetsbare personen

1. Teneinde artikel 21 20 doeltreffend toe te passen, beoordelen de lidstaten  stelselmatig  of de verzoeker bijzondere opvangbehoeften heeft. De lidstaten bepalen ook de aard van die behoeften.


Die beoordeling wordt aangevat binnen een redelijke termijn   zo snel mogelijk  nadat een verzoek om internationale bescherming is ingediend gedaan, en kan in bestaande nationale procedures  of in de in artikel van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] bedoelde beoordeling  worden geïntegreerd. De lidstaten zorgen ervoor dat ook in dergelijke bijzondere opvangbehoeften wordt voorzien overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, als die behoeften zich in een later stadium van de asielprocedure manifesteren.


🡻 2013/33/EU


De lidstaten zorgen ervoor dat de steun die uit hoofde van deze richtlijn aan personen met bijzondere opvangbehoeften wordt verstrekt, tijdens de gehele asielprocedure is afgestemd op hun bijzondere opvangbehoeften, en dat hun situatie op gepaste wijze wordt gevolgd.


⇩ nieuw


2. Voor de toepassing van lid 1 zorgen de lidstaten ervoor dat de medewerkers van de in artikel 26 bedoelde autoriteiten:


a) zijn opgeleid en voortdurend worden bijgeschoold om de eerste tekenen te herkennen dat een verzoeker bijzondere opvangbehoeften heeft en om in die behoeften te voorzien wanneer deze zijn vastgesteld;

b) informatie over de bijzondere opvangbehoeften van een verzoeker in diens dossier opnemen, voorzien van een aanduiding van de onder a) bedoelde eerste tekenen alsmede aanbevelingen voor het soort steun waaraan de verzoeker behoefte kan hebben;

c) verzoekers ter nadere beoordeling van hun psychologische en fysieke toestand doorverwijzen naar een arts of psycholoog, indien er aanwijzingen zijn dat een verzoeker wellicht slachtoffer is van foltering, verkrachting of een andere ernstige vorm van psychologisch, fysiek of seksueel geweld en dat dit van invloed kan zijn op de opvangbehoeften van de verzoeker; en

d) bij de beslissing over het soort bijzondere opvang dat aan de verzoeker kan worden verstrekt, rekening houden met het resultaat van dat onderzoek.


🡻 2013/33/EU

⇨ nieuw


3.2.De in lid 1 bedoelde beoordeling hoeft niet de vorm van een administratieve procedure aan te nemen.


4.3.Alleen van kwetsbare personen als bedoeld in artikel 21 kan worden gesteld dat zij   verzoekers met  bijzondere opvangbehoeften hebben; alleen zij kunnen derhalve aanspraak maken op de specifieke steun die overeenkomstig deze richtlijn wordt verstrekt.


🡻 2013/33/EU


5.4.De in lid 1 bedoelde beoordeling laat de beoordeling van de internationale beschermingsbehoeften op grond van Richtlijn 2011/95/EU Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielnormen] onverlet.

Artikel 23 -  22 Minderjarigen

1. Bij de uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn die betrekking hebben op minderjarigen laten de lidstaten zich primair leiden door het belang van het kind. De lidstaten zorgen ervoor dat kinderen een levensstandaard hebben die past bij hun fysieke, geestelijke, spirituele, morele en sociale ontwikkeling.


2. Bij het beoordelen van het belang van het kind houden de lidstaten in het bijzonder voldoende rekening met de volgende factoren:

a) de mogelijkheden van gezinshereniging;

b) het welzijn en de sociale ontwikkeling van de minderjarige, met bijzondere aandacht voor de achtergrond van de minderjarige;

c) veiligheids- en beveiligingsoverwegingen, met name wanneer de minderjarige mogelijk het slachtoffer is van mensenhandel;

d) het standpunt van de minderjarige in overeenstemming met zijn leeftijd en maturiteit.


3. De lidstaten zorgen ervoor dat de minderjarigen in de in artikel 18 17, lid 1, onder a) en b), bedoelde ruimten en opvangcentra kunnen deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten, met inbegrip van spel- en recreatieve activiteiten die passen bij hun leeftijd, en aan activiteiten in de open lucht.


4. De lidstaten zorgen ervoor dat minderjarigen die het slachtoffer zijn geweest van enige vorm van mishandeling, verwaarlozing, uitbuiting, foltering of wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of die hebben geleden onder gewapende conflicten, toegang hebben tot de rehabilitatiediensten alsmede dat passende geestelijke gezondheidszorg wordt ontwikkeld en waar nodig gekwalificeerde begeleiding wordt verstrekt.


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw


5. De lidstaten zorgen ervoor dat minderjarige kinderen van verzoekers of minderjarige verzoekers worden gehuisvest bij hun ouders, bij hun ongehuwde broers of zussen of bij de volwassene die krachtens het recht of krachtens de praktijk van de betrokken lidstaat voor hen verantwoordelijk is,   en bij hun ongehuwde broers of zussen,  mits het in het belang van de betrokken minderjarige is.


46. Personen die met  minderjarigen, onder wie  niet-begeleide minderjarigen werken,  mogen geen aantoonbare antecedenten van strafbare feiten in verband met kinderen hebben en  moeten  doorlopend  passend onderricht  volgen  over hun   de rechten en  behoeften  van niet-begeleide minderjarigen, inclusief de toepasselijke normen voor de bescherming van kinderen   gevolgd hebben en blijven volgen; voor deze personen gelden de geheimhoudingsregels als bepaald in het nationale recht in verband met de informatie waarvan zij uit hoofde van hun werk kennisnemen.


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw

Artikel 24 -  23 Niet-begeleide minderjarigen

1. De lidstaten nemen zo spoedig mogelijk  , maar uiterlijk vijf werkdagen nadat een niet-begeleide minderjarige een verzoek om internationale bescherming heeft gedaan,  maatregelen om ervoor te zorgen dat de niet-begeleide minderjarige wordt vertegenwoordigd en bijgestaan door een  voogd,   vertegenwoordiger zodat hij aanspraak kan maken op de rechten en kan voldoen aan de verplichtingen die in deze richtlijn zijn vastgesteld.  Een overeenkomstig artikel van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielprocedures] aangewezen voogd kan deze taken uitvoeren.  De niet-begeleide minderjarige wordt er onmiddellijk van in kennis gesteld dat een  voogd   vertegenwoordiger is aangewezen.  Wanneer een organisatie als voogd is aangewezen, duidt zij een persoon aan die bevoegd is om ten aanzien van de niet-begeleide minderjarige de taken van voogd uit te voeren, overeenkomstig deze richtlijn.  De  voogd   vertegenwoordiger gaat bij de vervulling van zijn taken uit van het belang van het kind, overeenkomstig artikel 23 22, lid 2, en beschikt daartoe over de nodige deskundigheid  en heeft geen aantoonbare antecedenten van strafbare feiten in verband met kinderen  . Teneinde het welzijn en de sociale ontwikkeling van de minderjarige als bedoeld in artikel 23 22, lid 2, onder b), te waarborgen, wordt de  voogd   vertegenwoordiger alleen vervangen indien nodig. Organisaties of personen waarvan de belangen met het belang van de niet-begeleide minderjarige in conflict komen of kunnen komen, komen niet als vertegenwoordiger in aanmerking   worden niet als voogd aangewezen  .


De betreffende instanties voeren regelmatig beoordelingen uit, onder meer van de vraag of er voor de vertegenwoordiging van de niet-begeleide minderjarige voldoende middelen beschikbaar zijn.


⇩ nieuw

De lidstaten zorgen ervoor dat een voogd niet tegelijkertijd wordt aangewezen voor een overmatig aantal niet-begeleide minderjarigen, zodanig dat hij zijn taken niet doeltreffend kan uitvoeren. De lidstaten wijzen organisaties of personen aan die tot taak hebben regelmatig erop toe te zien dat voogden hun taken op bevredigende wijze vervullen. Die organisaties of personen zijn ook bevoegd om klachten van niet-begeleide minderjarigen tegen hun voogd te toetsen.


🡻 2013/33/EU


2. Niet-begeleide minderjarigen die een verzoek om internationale bescherming indienen doen, worden vanaf het moment dat zij tot het grondgebied worden toegelaten tot het moment waarop zij verplicht zijn de lidstaat waarin het verzoek om internationale bescherming is ingediend gedaan of wordt behandeld, te verlaten, ondergebracht:

a) bij volwassen bloedverwanten;

b) in een pleeggezin;

c) in opvangcentra met speciale voorzieningen voor minderjarigen;

d) in andere huisvesting die geschikt is voor minderjarigen.


De lidstaten mogen niet-begeleide minderjarigen die ten minste 16 jaar oud zijn in opvangcentra voor meerderjarige verzoekers onderbrengen, indien dit in hun belang is zoals bedoeld in artikel 23 22, lid 2.


Voor zover mogelijk worden broers en zussen bij elkaar gehuisvest, rekening houdend met het belang van de betrokken minderjarige en in het bijzonder met zijn leeftijd en maturiteit. Veranderingen in de verblijfplaats van minderjarigen worden tot het strikt noodzakelijke minimum beperkt.


3. Nadat een verzoek om internationale bescherming is ingediend gedaan, beginnen de lidstaten zo spoedig mogelijk met het opsporen van de gezinsleden van de niet-begeleide minderjarige, met zijn belang voor ogen, waarbij indien nodig de hulp van internationale of andere betrokken organisaties wordt ingeroepen. In gevallen waarin gevaar bestaat voor het leven of de lichamelijke integriteit van de minderjarige of zijn naaste familieleden, met name indien zij in het land van herkomst zijn achtergebleven, moet bij het verzamelen, verwerken en verspreiden van gegevens over deze personen vertrouwelijkheid worden gewaarborgd, zodat hun veiligheid niet in gevaar wordt gebracht.


🡻 2013/33/EU

⇨ nieuw

Artikel 25 -  24 Slachtoffers van foltering en geweld

1. De lidstaten zorgen ervoor dat personen die  gendergerelateerd geweld,  foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van geweld hebben ondergaan, voor hun daardoor veroorzaakte letsel de vereiste behandeling ontvangen, met name door hen toegang te geven tot passende medische en psychische behandeling en verzorging te verlenen.


🡻 2013/33/EU


2. Personen die met slachtoffers van foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van geweld werken, moeten passend onderricht over hun behoeften gevolgd hebben en blijven volgen; voor deze personen gelden de geheimhoudingsregels zoals omschreven in het nationale recht in verband met de informatie waarvan zij uit hoofde van hun werk kennisnemen.


🡻 2013/33/EU

⇨ nieuw

HOOFDSTUK V - BEROEP

Artikel 26 -  25 Rechtsmiddelen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat tegen beslissingen met betrekking tot de toekenning,  vervanging,  intrekking of beperking van voorzieningen op grond van deze richtlijn of beslissingen op grond van artikel 7 die individuele gevolgen hebben voor verzoekers, beroep kan worden aangetekend volgens de in het nationale recht neergelegde procedures. Ten minste wordt in laatste instantie de mogelijkheid van beroep of toetsing, in feite of rechtens, voor een rechterlijke instantie geboden.


🡻 2013/33/EU


2. De lidstaten zorgen ervoor dat in de in lid 1 bedoelde gevallen van beroep of toetsing voor een rechterlijke instantie op verzoek gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging beschikbaar is, voor zover deze rechtsbijstand en vertegenwoordiging noodzakelijk zijn om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen. Dit omvat ten minste de voorbereiding van de vereiste proceduredocumenten en het verschijnen voor de rechterlijke instantie namens de verzoeker.


De gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging worden verstrekt door naar behoren gekwalificeerde personen die volgens het nationale recht als zodanig zijn erkend of toegelaten en wier belangen niet in conflict komen of kunnen komen met die van de verzoekers.


3. De lidstaten kunnen tevens bepalen dat gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging alleen worden verstrekt:

a) aan personen die niet over voldoende middelen beschikken; en/of

b) door juridisch adviseurs of andere raadslieden die in het nationale recht specifiek zijn aangewezen om verzoekers bij te staan en te vertegenwoordigen.


De lidstaten kunnen bepalen dat gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging niet worden verstrekt indien een bevoegde autoriteit oordeelt dat het beroep of de toetsing geen tastbare kans op slagen biedt. In dat geval zorgen de lidstaten ervoor dat de rechtsbijstand en vertegenwoordiging niet willekeurig worden belemmerd en dat de daadwerkelijke toegang tot de rechter van de verzoeker niet wordt gehinderd.


4. Tevens kunnen de lidstaten:

a) de verstrekking van gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging financieel en/of in de tijd beperken, mits deze beperkingen de toegang tot rechtsbijstand en vertegenwoordiging niet willekeurig belemmeren;

b) bepalen dat, inzake vergoedingen en andere kosten, de behandeling van verzoekers niet gunstiger mag zijn dan de behandeling die hun eigen onderdanen op het gebied van rechtsbijstand in het algemeen genieten.


5. De lidstaten kunnen om gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de betaalde kosten verzoeken wanneer de financiële situatie van de verzoeker aanzienlijk is verbeterd, of indien de beslissing om deze kosten te betalen was genomen op basis van onjuiste informatie van de verzoeker.


6. De procedures voor toegang tot rechtsbijstand en vertegenwoordiging worden in het nationale recht vastgesteld.

HOOFDSTUK VI - MAATREGELEN OM HET OPVANGSTELSELSYSTEEM DOELTREFFENDER TE MAKEN

Artikel 27 -  26 Bevoegde autoriteiten

Elke lidstaat deelt de Commissie mee welke autoriteiten belast zijn met de nakoming van de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen. Elke wijziging van die autoriteiten wordt door de lidstaten ter kennis van de Commissie gebracht.


🡻 2013/33/EU

⇨ nieuw

Artikel 28 -  27  Systeem voor het sturen, bewaken en controleren

1. De lidstaten zorgen ervoor dat er, met inachtneming van hun grondwettelijk bestel, relevante mechanismen worden vastgesteld om te waarborgen dat  passende regels worden vastgesteld voor het sturen, bewaken en controleren van het niveau van de opvangvoorzieningen.  De lidstaten houden rekening met de [door het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken / het Asielagentschap van de Europese unie ontwikkelde operationele normen en indicatoren voor de opvangvoorzieningen] en andere operationele normen, indicatoren of richtsnoeren voor opvangvoorzieningen die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening inzake het asielagentschap van de Europese Unie]. 


2. De lidstaten verstrekken de Commissie uiterlijk op 20 juli 2016 relevante informatie met gebruikmaking van het in bijlage I opgenomen formulier.   De monitoring en de beoordeling van de opvangstelsels van de lidstaten worden verricht volgens de procedure van [hoofdstuk 5] van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening inzake het asielagentschap van de Europese Unie].   


⇩ nieuw

Artikel 28 - Noodplannen

1. Elke lidstaat stelt een noodplan op met de maatregelen die hij van plan is te nemen om een passende opvang van verzoekers overeenkomstig deze richtlijn te garanderen, wanneer de lidstaat met een onevenredig aantal verzoekers om internationale bescherming wordt geconfronteerd. Onder de verzoekers om internationale bescherming worden diegenen verstaan die zich op het grondgebied van de lidstaat geacht worden te bevinden, inclusief degenen voor wie de lidstaat verantwoordelijk is overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [Dublinverordening], rekening houdend met het correctiemechanisme voor toewijzing dat in hoofdstuk VII van die verordening wordt beschreven.


2. Het eerste noodplan wordt opgesteld op basis van een door het Asielagentschap van de Europese Unie te ontwikkelen model en uiterlijk [zes maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn] bij het Asielagentschap van de Europese Unie ingediend. Vervolgens wordt eenmaal per twee jaar een geactualiseerd noodplan bij het Asielagentschap van de Europese Unie ingediend. De lidstaten lichten de Commissie en het Asielagentschap van de Europese Unie in wanneer hun noodplan in werking wordt gesteld.


3. De noodplannen, en met name de geschiktheid van de volgens de plannen te nemen maatregelen, worden aan monitoring en beoordeling onderworpen volgens de procedure van [hoofdstuk 5] van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening inzake het asielagentschap van de Europese Unie].


🡻 2013/33/EU (aangepast)

⇨ nieuw

Artikel 29 - Personeel en middelen

1. De lidstaten treffen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de autoriteiten en andere organisaties die deze richtlijn uitvoeren, de nodige basisopleiding hebben ontvangen met betrekking tot de behoeften van zowel mannelijke en als vrouwelijke verzoekers.  De lidstaten integreren daartoe het door het Asielagentschap van de Europese Unie ontwikkelde asielcurriculum in de opleiding van hun personeel, overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [verordening inzake het asielagentschap van de Europese Unie]. 


2. De lidstaten trekken de nodige middelen uit voor de uitvoering van deze richtlijn in het nationale recht.

HOOFDSTUK VII - SLOTBEPALINGEN

Artikel 30 - Verslagen   Monitoring en evaluatie 

Uiterlijk op 20 juli 2017   [drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn]     , en vervolgens om de vijf jaar,  brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze richtlijn en stelt zij, in voorkomend geval, de noodzakelijke wijzigingen voor.

De lidstaten zenden  op verzoek van  de Commissie uiterlijk op 20 juli 2016   [twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn]   alle   de noodzakelijke  informatie toe die voor de opstelling van dit verslag dienstig is.

Na het uitbrengen van het eerste verslag dient de Commissie ten minste om de vijf jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van de onderhavige richtlijn.

Artikel 31 - Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 20 juli 2015   [zes maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn]  aan de artikelen 1 tot en met 12, de artikelen 14 tot en met 28 en artikel 30 en bijlage I,   de artikelen 1 tot en met 8, artikel 11, de artikelen 15 tot en met 25 en de artikelen 27 tot en met 30  te voldoen. Zij stellen   delen  de Commissie de tekst van die bepalingen  onmiddellijk mee   onverwijld in kennis.


Wanneer lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.


2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 32 - Intrekking

Richtlijn 2003/9/EG   2013/33/EU  wordt voor de lidstaten die zijn gebonden door de onderhavige richtlijn, ingetrokken met ingang van 21 juli 2015   [de dag na de in artikel 31, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn vastgestelde datum]  , onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I II, deel B, genoemde termijn voor de omzetting in nationaal recht.


Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II III.

Artikel 33 - Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgend op   na  die van haar   de  bekendmaking  ervan  in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De artikelen 13 en 29 zijn van toepassing met ingang van 21 juli 2015.

Artikel 34 - Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig de Verdragen.