Artikelen bij COM(2000)419 - Wijziging van Richtlijn 82/714/EEG tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag ingediend) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2000)419 - Wijziging van Richtlijn 82/714/EEG tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (door de Commissie ... |
---|---|
document | COM(2000)419 ![]() ![]() |
datum | 19 juli 2000 |
Artikel 1
1. Het derde streepje van artikel 1 wordt gelezen:
"Zone 4: alle andere, in hoofdstuk III van bijlage I genoemde waterwegen van de Gemeenschap".
2. Artikel 2 wordt vervangen door de volgende tekst:
"1. "Deze richtlijn is van toepassing op:
- schepen met een lengte van ten minste 20 meter;
- schepen waarvoor het product L × B × T, als gedefinieerd in artikel 1, punt 01, van bijlage II 100 m³ of meer bedraagt;
- sleep- en duwboten, met inbegrip van die met een lengte van minder dan 20 meter en die waarvoor het product L × B × T, als gedefinieerd in artikel 1, punt 01, van bijlage II minder dan 100 m³ bedraagt, mits deze gebouwd zijn om vaartuigen te slepen of te duwen, dan wel om schepen, als bedoeld in het eerste streepje, langszij gekoppeld mee te voeren.
2. Zijn uitgesloten van deze richtlijn:
- voor het vervoer van passagiers bedoelde vaartuigen welke, naast de bemanning, niet meer dan twaalf mensen vervoeren,
- veerboten,
- vaartuigen met een lengte van minder dan 24 meter,
- schepen van inspectiediensten en brandweer,
- marineschepen,
- zeeschepen, met inbegrip van zeesleepboten en zeeduwboten die varen of stilliggen in getijdenwateren of zich tijdelijk in de binnenwateren bevinden, mits voorzien van de volgende geldige scheepvaart- of veiligheidscertificaten:
- een certificaat van conformiteit met het van 1974 daterende Internationale Verdrag ter bevordering van de veiligheid op zee (Solas), als gewijzigd, of een gelijkwaardig certificaat,
- een certificaat van conformiteit met het van 1966 daterende Internationale Verdrag inzake lastlijnen, als gewijzigd, of een gelijkwaardig certificaat, en een IOPP-certificaat ten bewijze van conformiteit met het van 1973 daterende Internationale Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Marpol), als gewijzigd,
dan wel,
- voor niet onder al deze verdragen vallende passagiersschepen, een in overeenstemming met Richtlijn 98/18/EG van de Raad inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen afgegeven certificaat."
3. De eerste twee streepjes van artikel 3 worden door de volgende tekst vervangen:
"- een certificaat, afgegeven op grond van artikel 22 van de herziene Rijnvaartakte, dan wel een na 1 juli 1998, op grond van artikel 8 verleend communautair binnenvaartcertificaat ten bewijze van de volledige conformiteit van het vaartuig met de technische voorschriften van bijlage II, wanneer een waterweg van zone R wordt bevaren,
- een communautair binnenvaartcertificaat, afgegeven voor schepen die voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn en de technische voorschriften van bijlage II, wanneer waterwegen in andere zones worden bevaren."
4. Artikel 5 wordt gelezen:
"1. Iedere lidstaat kan, onder voorbehoud van het bepaalde in de herziene Rijnvaartakte en behoudens goedkeuring door de Commissie in overeenstemming met de in artikel 19, lid 3, neergelegde procedure, in aanvulling op bijlage II, technische voorschriften vaststellen voor schepen die op zijn grondgebied waterwegen van de zones 1 en 2 bevaren.
Dergelijke aanvullende voorschriften blijven beperkt tot de in bijlage Va genoemde onderwerpen en worden in overeenstemming met het hierin bepaalde opgesteld.
2. De conformiteit van het schip met deze aanvullende voorschriften wordt vermeld op het in artikel 3 bedoelde communautaire certificaat of, in die gevallen waarin artikel 4, lid 2, van toepassing is, op het aanvullende communautaire certificaat. Dit bewijs van conformiteit wordt op alle communautaire waterwegen van de zone in kwestie erkend.
3. Iedere lidstaat kan, behoudens goedkeuring door de Commissie in overeenstemming met de in artikel 19, lid 3, aangegeven procedure, een verlichting toestaan van de technische voorschriften van bijlage II voor vaartuigen die uitsluitend op waterwegen van zone 4 op zijn grondgebied worden gebruikt. Deze verlichting blijft beperkt tot de in bijlage Vb genoemde onderwerpen. Waar de technische kenmerken van een vaartuig aan deze verlichte technische voorschriften beantwoorden, zal op het communautaire certificaat, dan wel, in die gevallen waarin artikel 4, lid 2, van toepassing is, op het communautaire aanvullende certificaat worden vermeld dat de geldigheid beperkt is tot de bedoelde waterwegen van zone 4."
5. Artikel 8, lid 2, wordt als volgt uitgebreid:
"In die gevallen waarin de eerste van deze technische inspecties na 1 juli 1998 plaatsvindt, zullen eventuele punten waarop niet aan de voorschriften van bijlage II wordt voldaan op het communautaire certificaat worden vermeld. Mits de bevoegde instanties van oordeel zijn dat deze tekortkomingen geen in het oog springend gevaar opleveren, mogen de vaartuigen in kwestie in bedrijf blijven totdat de onderdelen of ruimtes van het vaartuig die niet in overeenstemming met de voorschriften zijn bevonden en als zodanig zijn gecertificeerd vervangen of gewijzigd worden, waarna deze onderdelen of ruimtes met de voorschriften van bijlage II in overeenstemming zullen zijn.
Vervanging van bestaande onderdelen door identieke onderdelen of technologisch en qua design gelijkwaardige onderdelen bij normale herstel- en onderhoudswerkzaamheden wordt niet als vervanging in de zin van dit lid beschouwd."
6. Artikel 8 wordt met het volgende lid uitgebreid:
"4. Het communautaire certificaat wordt afgegeven voor vaartuigen die aanvankelijk van het toepassingsgebied van deze richtlijn waren uitgesloten, maar die thans, als gevolg van de wijzigingen in artikel 2, leden 1 en 2, uit hoofde van Richtlijn 98/. . ./EG, wel onder de richtlijn komen te vallen, en wel na een technisch onderzoek te verrichten bij het verstrijken van het huidige scheepscertificaat, maar in geen geval later dan 30 juni 2008, om te controleren dat het vaartuig aan de in bijlage II vastgestelde technische voorschriften voldoet. Eventuele punten waarop niet aan deze voorschriften wordt voldaan, moeten op het communautaire certificaat worden vermeld. Mits de bevoegde instanties van oordeel zijn dat deze tekortkomingen geen in het oog springend gevaar opleveren, mogen de vaartuigen in kwestie in bedrijf blijven totdat de onderdelen of ruimtes van het vaartuig die niet in overeenstemming met de voorschriften zijn bevonden en als zodanig zijn gecertificeerd vervangen of gewijzigd worden, waarna deze onderdelen of ruimtes met de voorschriften van bijlage II in overeenstemming zullen zijn.
Vervanging van bestaande onderdelen door identieke onderdelen of technologisch en qua design gelijkwaardige onderdelen bij normale herstel- en onderhoudswerkzaamheden wordt niet als vervanging in de zin van dit lid beschouwd."
7. Artikel 11 wordt gelezen:
"1. De geldigheidsduur van het communautaire certificaat voor binnenschepen wordt voor elk geval afzonderlijk vastgesteld door de autoriteit die bevoegd is om dit certificaat af te geven. Deze geldigheidsduur mag in het geval van passagiersschepen echter niet meer dan vijf jaar en in het geval van andere vaartuigen niet meer dan tien jaar bedragen.
2. Iedere lidstaat mag, in de in de artikelen 12 en 16 van deze richtlijn en in hoofdstuk 2.05 van bijlage II aangegeven gevallen, tijdelijke communautaire certificaten afgeven, waarvan de geldigheidsduur niet meer dan zes maanden mag bedragen."
8. Aan artikel 13 wordt de volgende zin toegevoegd:
"Wat de hernieuwing van vóór 1 juli 1998 afgegeven communautaire certificaten betreft, zijn de overgangsbepalingen van artikel 24 van bijlage II van toepassing."
9. De eerste zin van de tweede alinea van artikel 15 wordt gelezen:
"Op grond van deze inspectie wordt een nieuw certificaat met vermelding van de technische kenmerken van het vaartuig afgegeven, of wordt het bestaande certificaat dienovereenkomstig gewijzigd."
10. Artikel 19 wordt door de volgende tekst vervangen:
"1. Eventueel noodzakelijke wijzigingen om de bijlagen van de richtlijn aan de vooruitgang van de techniek, aan ontwikkelingen op dit gebied, zoals deze uit de werkzaamheden van andere internationale organisaties, en met name die van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, resulteren, om te bereiken dat de twee in artikel 3, eerste streepje, bedoelde certificaten worden afgegeven op basis van technische voorschriften die een gelijkwaardig veiligheidsniveau waarborgen, dan wel om met de in artikel 5 genoemde gevallen rekening te kunnen houden, worden door de Commissie goedgekeurd in overeenstemming met de in dit artikel, leden 2 en 3, vastgestelde procedure.
2. De Raad wordt bijgestaan door het bij artikel 7 van Richtlijn 91/672/EEG ingestelde comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.
PB L 373 van 31.12.1991.
3. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de raadplegingsprocedure van artikel 3 van Besluit 1999/468/EG met inachtneming van artikel 7, lid 3, en van artikel 8 van dat besluit van toepassing."
11. Artikel 20 wordt gelezen:
"In het geval van vaartuigen die niet onder artikel 2, lid 1, maar wel onder artikel 1, onder a), van Richtlijn 76/135/EEG vallen, zijn de bepalingen van laatstgenoemde richtlijn van toepassing."
12. De bijlagen I, II en III worden door de nieuwe in de bijlage bij deze richtlijn opgenomen versies vervangen. De bijlagen Va, Vb en VI worden aan de richtlijn toegevoegd.
Artikel 2
2. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt hierin naar de richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
3. De lidstaten bepalen de sancties die kunnen worden opgelegd bij inbreuken op de ingevolge deze richtlijn goedgekeurde nationale voorschriften en treffen alle nodige maatregelen om te verzekeren dat deze sancties ten uitvoer worden gelegd. De aldus vastgestelde sancties zullen doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn.
4. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van alle bepalingen van nationaal recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. De Commissie zal de lidstaten hiervan op de hoogte brengen.