Artikelen bij SEC(2001)1406 - Overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Voedselautoriteit en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | SEC(2001)1406 - Overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met ... |
---|---|
document | SEC(2001)1406 ![]() ![]() |
datum | 18 september 2001 |
|
52001SC1406
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Voedselautoriteit en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden /* SEC/2001/1406 def. - COD 2000/0286 */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Voedselautoriteit en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden
1. Voorgeschiedenis
- Goedkeuring van het voorstel door de Commissie: 8 november 2000
COM(2000) 716 def. van 8.11.2000.
- Advies van het Economisch en Sociaal Comité: 28 maart 2001
PB C 155 van 29.5.2001, blz. 32.
- Advies van het Comité van de Regio's: 14 juni 2001
CDR/2001/64/
- Advies van het Europees Parlement in eerste lezing: 12 juni 2001
A5-0198/2001 def. van 12.6.2001.
- Politiek akkoord in de Raad: 28 juni 2001 (unanimiteit, zonder steun van de Commissie)
- Indiening gewijzigd voorstel: 8 Augustus 2001
- Vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt: 17.9.2001
2. Doel van het voorstel van de Commissie
Op 8 november 2000 heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd voor een verordening tot vaststelling van de algemene beginselen van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van de Europese Voedselautoriteit en tot vaststelling van procedures voor aangelegenheden met directe of indirecte gevolgen voor de voedsel- en voederveiligheid. Het voorstel ontwikkelt een algemene, geïntegreerde benadering voor het reguleren van de voedselvoorzieningsketen, waarbij een onafhankelijke Voedselautoriteit een essentiële rol speelt.
Met deze mededeling stelt de Commissie het Europees Parlement op de hoogte van haar standpunt ten aanzien van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. Het gemeenschappelijk standpunt is op 17.9.2001 goedgekeurd. In aansluiting op de eerste lezing van het Europees Parlement van 12 juni 2001 heeft de Commissie op 8 Augustus 2001 een gewijzigd voorstel ingediend.
3. Opmerkingen van de Commissie over het gemeenschappelijk standpunt
3.1. Algemene opmerkingen
Het verheugt de Commissie dat het gemeenschappelijk standpunt van de Raad qua inhoud en geest in grote lijnen overeenkomt met haar voorstel.
Vrijwel alle door de Raad goedgekeurde wijzigingen sloten aan bij de hoofddoelstellingen van het voorstel en hebben de steun van de Commissie. Sommige wijzigingen echter stemmen niet overeen met het standpunt van de Commissie. Met name wijkt het artikel in het gemeenschappelijk standpunt over de raad van bestuur van de Voedselautoriteit sterk af van de ideeën van de Commissie hierover.
3.2. Door de Commissie aanvaarde en in het gemeenschappelijk standpunt opgenomen amendementen van het Parlement in eerste lezing
Van de 189 amendementen die het Parlement in eerste lezing heeft goedgekeurd, kon de Commissie er zo'n 100 aanvaarden. De Raad heeft een groot aantal daarvan in zijn gemeenschappelijk standpunt verwerkt. Het doet de Commissie genoegen dat de Raad in het gemeenschappelijk standpunt rekening gehouden heeft met een groot deel van de amendementen van het Europees Parlement die de Commissie had aanvaard.
Overwegingen
Een aantal amendementen op de overwegingen zijn in het gemeenschappelijk standpunt opgenomen omdat zij aansluiten bij de algehele opzet van het voorstel. Zij verduidelijken onder meer in hoeverre de verordening op de verschillende onderdelen van de voedselketen van toepassing is. Verder wordt nader ingegaan op ter zake dienende factoren die bij risicomanagementbeslissingen in aanmerking genomen kunnen worden.
Sommige amendementen op de artikelen zijn in de overwegingen verwerkt omdat zij de tekst nader preciseren en motiveren. Zo is de verwijzing naar viskwekerijen bij diervoederbedrijven nuttig om te begrijpen wat in de definitie van artikel 3, punt 5, wordt bedoeld met 'producenten die diervoeder produceren'.
Omwille van de duidelijkheid en motivering zijn in de overwegingen ook de amendementen opgenomen met betrekking tot de werkzaamheden van de EVA op het gebied van nieuwe risico's en de koppeling met informatie-uitwisseling en samenwerking in verband hiermee teneinde de kans op uiteenlopende adviezen zo klein mogelijk te houden.
Inhoudsopgave
Hoofdstuk - ken I en II
Het doet de Commissie genoegen dat de Raad in het gemeenschappelijk standpunt rekening gehouden heeft met een groot deel van de door de Commissie aanvaarde amendementen van het Europees Parlement met betrekking tot de definities en de algemene levensmiddelenwetgeving, in het bijzonder wat de volgende punten betreft.
Er zijn amendementen overgenomen om de definities van levensmiddelenwetgeving, in de handel brengen, diervoederbedrijf en primaire productie te verduidelijken. Met name is het toepassingsgebied van hoofdstuk II nader gepreciseerd door een aantal amendementen te verwerken in de definitie van stadia van de productie, verwerking en distributie.
Ook het amendement betreffende het weren van onveilig voedsel van de markt is verwerkt, zij het niet in het door het Parlement voorgestelde artikel maar in het artikel over voedselveiligheidsvoorschriften.
Het principe dat gevaarlijke levensmiddelen en diervoeders niet geëxporteerd mogen worden is in het gemeenschappelijk standpunt opgenomen.
Verscheidene artikelen over de toepassing van de bepalingen op diervoeders zijn verduidelijkt.
De transparantie en de raadpleging van het publiek zijn nader gepreciseerd.
De bevoegde autoriteiten mogen maatregelen nemen indien er redenen zijn om te vermoeden dat een levensmiddel of diervoeder onveilig is, al voldoet het aan de bepalingen van de levensmiddelenwetgeving.
Hoofdstuk II - I
Ook wat de Europese Voedselautoriteit betreft is de Commissie verheugd dat de Raad in het gemeenschappelijk standpunt rekening gehouden heeft met een groot deel van de door de Commissie aanvaarde amendementen van het Europees Parlement, in het bijzonder wat de volgende punten betreft.
Er wordt duidelijk gesteld dat voedselveiligheid de primaire taak van de Autoriteit is.
De Commissie behoudt de verantwoordelijkheid voor het beheer van het systeem voor snelle waarschuwingen.
De uitvoerend directeur wordt volgens een open, transparante procedure benoemd.
Het contact en de dialoog tussen de uitvoerend directeur en het Europees Parlement zijn versterkt.
Het adviesforum moet een instantie voor uitwisseling van informatie en bundeling van kennis worden en adviseren bij het opstellen van het werkprogramma van de Autoriteit.
De openheid van het adviesforum is vergroot door de mogelijkheid om vertegenwoordigers van het Europees Parlement en andere bevoegde organen voor zijn vergaderingen uit te nodigen.
De openheid van het wetenschappelijk comité en de wetenschappelijke panels is vergroot door de mogelijkheid om waarnemers uit te nodigen en openbare hoorzittingen te organiseren.
Met het oog op de transparantie moet de Autoriteit het volgende openbaar maken: haar huishoudelijk reglement, haar werkprogramma's, de werkwijzen van het adviesforum, de lijst van de bevoegde organisaties die de Autoriteit kunnen bijstaan, de agenda's en notulen van het wetenschappelijk comité en de wetenschappelijke panels en de informatie waarop de wetenschappelijke adviezen zijn gebaseerd. Verder moet die openbaarmaking in een groot aantal gevallen onmiddellijk gebeuren.
De eisen inzake onafhankelijkheid gelden nu ook voor de uitvoerend directeur (met name de verklaringen omtrent de belangen).
Er wordt gepreciseerd dat het financieel reglement van de Autoriteit moet voldoen aan de voorschriften die verband houden met het Europees Bureau voor fraudebestrijding.
De procedures voor de goedkeuring van de begroting van de Autoriteit zijn nader gepreciseerd en de verlening van kwijting aan de uitvoerend directeur door het Europees Parlement gebeurt nu op aanbeveling van de Raad.
Toegelicht wordt dat de Autoriteit openstaat voor deelname van landen die met de Gemeenschap overeenkomsten gesloten hebben uit hoofde waarvan zij de communautaire wetgeving op het onder deze verordening vallende gebied hebben overgenomen en toepassen.
Hoofdstuk - ken IV en V
Het doet de Commissie genoegen dat de Raad in het gemeenschappelijk standpunt rekening gehouden heeft met een groot deel van de door de Commissie aanvaarde amendementen van het Europees Parlement met betrekking tot het systeem voor snelle waarschuwing, crisismanagement en noodprocedures en de slotbepalingen, in het bijzonder wat de volgende punten betreft.
Er is een duidelijkere link gelegd tussen de geheimhoudingsregels voor het systeem voor snelle waarschuwing en het informatiebeginsel van hoofdstuk II.
De noodprocedure is nu uitgebreid tot diervoeders.
De invloed van de Autoriteit moet nu om de zes jaar extern geëvalueerd worden. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met de opvattingen van de belanghebbenden en de resultaten worden aan de Raad en het Europees Parlement gezonden.
3.3. Door de Commissie aanvaarde maar niet in het gemeenschappelijk standpunt opgenomen amendementen van het Parlement in eerste lezing
De volgende amendementen, die voor de Commissie aanvaardbaar waren, zijn niet in het gemeenschappelijk standpunt opgenomen.
- Overweging 19 die samenhangt met amendement 8 over het voorzorgsbeginsel. De Commissie is van oordeel dat de essentie van dit amendement, namelijk de toepassing van het voorzorgsbeginsel zonder discriminatie, in deze overweging moet worden verwerkt.
- De amendementen 10, 70 en 75 houden in dat exploitanten van levensmiddelen- en diervoederbedrijven niemand iets in de weg mogen leggen om met de bevoegde autoriteiten samenwerken als daardoor een gezondheidsrisico beperkt of vermeden kan worden. De Commissie is van mening dat deze amendementen in een overweging moeten worden verwerkt en in artikel 18, lid 3, respectievelijk artikel 19, lid 3, moeten worden opgenomen. Sommige delen van deze amendementen gaan het bestek van de verordening echter te buiten. Daarom kan de Commissie alleen accepteren dat, om een gezondheidsrisico te beperken, te voorkomen of te vermijden, exploitanten van levensmiddelen- en diervoederbedrijven niemand iets in de weg mogen leggen om met de bevoegde autoriteiten samen te werken.
- Amendement 132 luidt dat consumentenorganisaties en andere belanghebbenden met de Autoriteit moeten kunnen samenwerken. De Commissie is van mening dat dit amendement aansluit bij artikel 33, lid 5, dat bepaalt dat de Autoriteit nauw samen moet werken met alle organisaties die werkzaam zijn op het gebied van gegevensverzameling. Daarom moet dit amendement in de bijbehorende overweging 50 worden verwerkt.
- Amendement 96 onderstreept dat de communicatie van de Autoriteit over voedingskwesties rekening moet houden met de voedingsgewoonten in de EU. Dit sluit aan bij artikel 40, lid 4, en zou daarom in de bijbehorende overweging 56 moeten worden opgenomen.
- Amendement 92 is in principe aanvaard maar geherformuleerd om duidelijk te maken dat de Autoriteit, die voor risicobeoordeling verantwoordelijk is, niet bij het risicomanagement betrokken is. Dit is ook voor de Raad een uiterst belangrijk punt. Daarom is de Commissie van oordeel dat dit amendement in de tekst dient te worden verwerkt, maar dat de Autoriteit alleen op verzoek van de Commissie de risicomanager kan helpen bij het interpreteren en in aanmerking nemen van de wetenschappelijke adviezen.
- Amendement 106 heeft de Commissie in principe aanvaard. Hierdoor kan de voorzitter van het wetenschappelijk comité de vergaderingen van de raad van bestuur bijwonen. De Commissie vindt dat dit amendement moet worden meegenomen aangezien het een nuttige verbinding schept tussen enerzijds het wetenschappelijk comité en de wetenschappelijke panels en anderzijds de raad van bestuur. Wel moeten de managementrol van de raad van bestuur en de onafhankelijke wetenschappelijke rol van het wetenschappelijk comité en de panels duidelijk uit elkaar gehouden worden. Daarom kan de voorzitter van het wetenschappelijk comité alleen op uitnodiging van de raad van bestuur de vergaderingen daarvan bijwonen.
- Hoewel amendement 107 grotendeels in het gemeenschappelijk standpunt is overgenomen, is dat niet het geval voor het gedeelte betreffende het horen van de kandidaten door het Europees Parlement voordat de raad van bestuur de uitvoerend directeur definitief benoemt. Volgens de Commissie zal het horen van de door de raad van bestuur geselecteerde kandidaat, dus niet van alle kandidaten, voordat de uitvoerend directeur definitief wordt benoemd, deze benoeming niet al te zeer vertragen en het vertrouwen van het publiek in de Autoriteit ten goede komen.
- Amendement 113, dat de Commissie in principe/gedeeltelijk had geaccepteerd, is niet in het gemeenschappelijk standpunt overgenomen. Het principe dat het adviesforum op gezette tijden bijeenkomt op uitnodiging van de voorzitter, dan wel op verzoek van ten minste een derde van de leden, moet in de tekst worden opgenomen, aangezien het in overeenstemming is met de grotere rol voor het adviesforum waarover de Raad, de Commissie en het Europees Parlement het eens zijn geworden.
- In overeenstemming met amendement 188 moeten een aantal praktische punten in beschouwing worden genomen wil de Autoriteit optimaal, kosteneffectief en in nauwe samenwerking met de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten kunnen functioneren.
Er wordt op gewezen dat volgens de Commissie verscheidene amendementen die zij had aanvaard, niet uitdrukkelijk in de tekst hoeven te worden opgenomen, omdat zij daar al in zijn vervat. Dat geldt voor de volgende amendementen.
Amendement 2, dat de voorschriften net zo moeten gelden voor levensmiddelen en diervoeders afkomstig uit derde landen als voor uit de Gemeenschap afkomstige producten, is al in overweging 8 vervat. Deze overweging omvat ook delen van de amendementen 27 en 47, al komen diervoeders en ingevoerde levensmiddelen specifiek aan de orde in de nieuwe definitie van stadia van de productie, verwerking en distributie in artikel 3, punt 16.
Amendement 5, dat de hele voedselketen en de in de landbouw gebruikte input moet worden bestreken, is al in de overwegingen 11 en 12 vervat. Het deel van amendement 5 betreffende de collectieve maaltijdverzorging was noch voor de Commissie, noch voor de Raad aanvaardbaar.
Het principe van amendement 84 zit al in de tekst van artikel 5, lid 3, betreffende internationale verplichtingen.
Amendement 90 verlangt dat het Europees Parlement naast de communautaire instellingen uitdrukkelijk wordt genoemd. Het Europees Parlement is echter een communautaire instelling, dus dat hoeft in artikel 23, onder a), niet nog eens te worden vermeld. Verder biedt artikel 29 (wetenschappelijke adviezen) het Parlement de mogelijkheid om een wetenschappelijke aangelegenheid aan de Autoriteit voor te leggen.
Amendement 126 wil dat de verzameling van gegevens omtrent biologische risico's zich concentreert op de voedselveiligheid. Dit is in principe door de Commissie aanvaard in die zin dat alle biologische risico's die direct of indirect op de voedselproductieketen van invloed zijn, in aanmerking moeten worden genomen. De Commissie is van mening dat dit amendement is vervat in een toevoeging aan artikel 22, lid 2, dat de Autoriteit gegevens verzamelt en analyseert opdat de risico's met directe of indirecte gevolgen voor de voedsel- of voederveiligheid kunnen worden gekarakteriseerd en gemonitord.
De in principe aanvaarde amendementen 149 en 150, betreffende de openbaarmaking van de conclusies van de wetenschappelijke adviezen, zijn vervat in artikel 38 over transparantie; de adviezen van het wetenschappelijk comité en de wetenschappelijke panels, en dus ook de conclusies van die adviezen, worden onmiddellijk na goedkeuring openbaar gemaakt. Bovendien mogen de conclusies van de wetenschappelijke adviezen met betrekking tot de te verwachten gezondheidseffecten volgens artikel 39 in geen geval geheim worden gehouden. Amendement 150 heeft de Commissie in zoverre aanvaard dat alle wetenschappelijke adviezen openbaar moeten worden gemaakt, niet echter het deel van het amendement dat suggereert dat aanbevelingen aan risicomanagers tot de wetenschappelijke adviezen behoren.
3.4. Overeenstemming tussen het gemeenschappelijk standpunt en het Commissievoorstel
Het gemeenschappelijk standpunt en het Commissievoorstel komen goed overeen.
De Commissie heeft er nota van genomen dat de Raad een aantal wijzigingen heeft aangebracht om de tekst duidelijker te maken of nader toe te lichten.
Hoofdstukken I en II Algemene levensmiddelenwetgeving:
De essentie van de hoofdstukken I en II van het voorstel is niet veranderd; wel zijn de artikelen in een andere, soms logischer volgorde geplaatst, waarbij een scheiding tussen de beginselen en de eisen is aangebracht. De definities, met name die van levensmiddel, levensmiddelenwetgeving, traceerbaarheid en primaire productie, zijn duidelijker gemaakt. De definitie van stadia van de productie, verwerking en distributie is anders geformuleerd, zodat de werkingssfeer van hoofdstuk II, dat op deze stadia van toepassing is, duidelijker is. Verder is een definitie van 'eindverbruiker' toegevoegd en is de definitie van 'officiële controle' geschrapt; deze zal in een specifiekere tekst over controles worden opgenomen.
Artikel 4 bevat nu een verplichting om de bestaande beginselen en procedures van de levensmiddelenwetgeving vóór een welbepaalde datum aan te passen; dit viel in het oorspronkelijke voorstel onder artikel 64, dat nu is komen te vervallen. Deze nieuwe regelingen voor de toepassing van de verschillende artikelen zijn opgesteld in gezamenlijk overleg tussen de juridische diensten van de Raad en de Commissie.
Artikel 5 is in beginsel hetzelfde gebleven, al is er een kleine accentverschuiving wat betreft eerlijke handelspraktijken. Na artikel 6 is de tekst nogal omgegooid. De artikelen 6 tot en met 10 bevatten de essentie van het oorspronkelijke voorstel. Er zijn enkele kleine accentverschuivingen wat betreft de in- en uitvoer van levensmiddelen in de artikelen 11 en 12 en een belangrijk punt is dat levensmiddelen die schadelijk zijn voor de gezondheid en onveilig diervoeder niet uit de Gemeenschap uitgevoerd mogen worden. Wat het voorzorgsbeginsel betreft, is de oorspronkelijke tekst in het gemeenschappelijk standpunt gewijzigd. De Commissie kan hiermee akkoord gaan.
De artikelen over veiligheidsvoorschriften voor voedsel en diervoeder (14 en 15) sluiten nu beter aan bij de richtlijn inzake algemene productveiligheid door het toevoegen van een bepaling dat producten uit de handel genomen of anderszins aan beperkingen onderworpen kunnen worden indien zij onveilig blijken te zijn hoewel zij aan de specifieke voorschriften van de levensmiddelenwetgeving voldoen.
Hoofdstuk III Europese Voedselautoriteit:
Artikel 22 (opdracht van de Autoriteit) is gewijzigd zodat die opdracht weliswaar ruim geformuleerd blijft, maar in hoofdzaak gericht is op de veiligheid van levensmiddelen en diervoeder. Daarom is de opdracht van de Autoriteit ten aanzien van de gezondheid en het welzijn van dieren en de gezondheid van planten rakende onderwerpen die geen verband houden met de voedsel- en voederveiligheid beperkt tot wetenschappelijke adviezen. Wat de voeding betreft zijn er slechts enkele kleine wijzigingen aangebracht met betrekking tot de communicatie over voedingskwesties die verband houden met het programma van de Gemeenschap op gezondheidsgebied.
De nieuwe formulering van lid 5 van artikel 22 benadrukt dat samenwerking tussen de Autoriteit, de Commissie en de lidstaten nodig is met het oog op de samenhang tussen risicobeoordelings-, risicomanagement- en risicocommunicatietaken.
Het beheer van het systeem voor snelle waarschuwingen blijft bij de Commissie (schrapping van deze taak in de artikelen 22 en 23 en nieuwe formulering in de artikelen 35 en 50). Wel wordt de Autoriteit in het netwerk opgenomen.
De rol van het adviesforum (artikel 27) is vollediger omschreven, aangezien dit orgaan van de Autoriteit de functionele verbinding met soortgelijke organen van de lidstaten zal vormen.
De voorwaarden voor het indienen van een verzoek om wetenschappelijk advies bij de Autoriteit zijn aangevuld en daarbij is aangegeven in welke gevallen een verzoek gewijzigd of geweigerd kan worden (artikel 29).
Er zijn een aantal nieuwe bepalingen met betrekking tot de transparantie toegevoegd, met name in de artikelen 32, 36 en 38.
Hoofdstuk IV (snelle waarschuwingen, crisismanagement en crisissituaties):
In dit hoofdstuk zijn wijzigingen aangebracht wat betreft de snelle waarschuwingen (zie boven), de verruiming van de noodprocedure tot diervoeder (artikel 53 en 54) en met het oog op de afstemming van deze noodprocedure met het gemeenschappelijk standpunt inzake officiële controles op het gebied van diervoeding .
PB C 93 van 23.3.2001.
Hoofdstuk V Procedures en slotbepalingen:
De Commissie kan zich in de meeste wijzigingen vinden, met name de verplaatsing van de bepaling van artikel 64 van het oorspronkelijke voorstel naar artikel 4 en de aanvangsdatum 1 januari 2002 voor de Autoriteit.
3.5. Voorbehouden van de Commissie bij het gemeenschappelijk standpunt van de Raad die losstaan van de amendementen van het Europees Parlement
Naast de onder 3.3 genoemde amendementen van het Parlement maakt de Commissie een voorbehoud bij de volgende punten van het gemeenschappelijk standpunt.
De Raad bleek de voorkeur te geven aan een raad van bestuur van 16 leden die op grond van hun bekwaamheid, relevante deskundigheid en geografische spreiding waren gekozen plus een vertegenwoordiger van de Commissie, in plaats van vertegenwoordigers van alle drie de communautaire instellingen en vier vertegenwoordigers van organisaties van belanghebbenden, waar het oorspronkelijke voorstel van de Commissie van uitging. De Commissie vindt dat de relatie tussen de verschillende criteria voor de samenstelling van de raad van bestuur, waaronder de omvang, het evenwicht en de benoemingsprocedure, nader moet worden overwogen.
Verder is het artikel over de vaststelling van de vestigingsplaats geschrapt. De Commissie vindt dat er een aantal praktische en operationele punten in beschouwing moeten worden genomen om te garanderen dat de Autoriteit optimaal, kosteneffectief en in nauwe samenwerking met de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten kan functioneren, gelet op het witboek van de Commissie over voedselveiligheid.
De rechtstreeks toepasselijke voorschriften (artikelen 11, 12 en 14 tot en met 20) in dit voorstel zijn fundamenteel voor de voedselveiligheid. Daarom is de Commissie het er niet mee eens dat die bepalingen pas na drie jaar van toepassing worden. Deze voorschriften moeten eerder gaan gelden; gelet op het standpunt van de Raad moet twee jaar volgens de Commissie genoeg zijn om de wettelijke en bestuursrechtelijke wijzigingen in de lidstaten te verwezenlijken.
4. Conclusie
De wetgevingsprocedure kan op basis van dit gemeenschappelijk standpunt worden voortgezet met de tweede lezing in het Europees Parlement. De Commissie is van mening dat er een goede basis is om vóór eind 2001 tot een definitief besluit te komen en zo de door de top van Nice gestelde termijn voor de oprichting van de Europese Voedselautoriteit begin 2002 na te komen, ook al moeten een aantal punten nog worden uitgediept.
5. Verklaringen van de Commissie voor de notulen
De Commissie heeft verzocht bij de vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt de volgende verklaringen in de notulen op te nemen:
5.1. Ad artikelen 3 en 18:
"De Commissie kan bevestigen dat de voorgestelde definitie nr. 15 en artikel 18 inzake traceerbaarheid van toepassing zullen zijn op het niveau van de primaire productie. De 'stadia van productie en distributie' (omschreven in definitie nr. 16) vallen onder traceerbaarheid (omschreven in definitie nr. 15 en nader toegelicht in artikel 18). De stadia van productie en distributie omvatten primaire productie (definitie nr. 17). Uit artikel 2 volgt dat zodra een plant geoogst wordt, deze een levensmiddel wordt. Het bedrijf waar hij geoogst is, moet derhalve vanaf dat moment aan deze traceerbaarheidseis voldoen."
5.2. Ad artikel 4:
"De Commissie stemt ermee in dat de huidige sectoriële diervoederwetgeving zal worden herzien om in voorkomend geval de algemene beginselen van deze verordening in aanmerking te nemen."
5.3. Ad artikelen 11 en 12:
"De Commissie kan bevestigen dat de algemene voorschriften van artikel 11 en 12 meer gedetailleerde bepalingen in specifieke teksten, die de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten om voor invoer aangeboden voedsel te aanvaarden, te weigeren of anderszins te behandelen, onverlet laten. De Commissie zal de Raad en het Europees Parlement in de komende maanden een tekst over de controle van voedsel en diervoeder voorleggen waarin de precieze bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten ter zake zullen worden vermeld."
5.4. Ad artikel 14:
"De Commissie zal in de komende maanden een voorstel tot wijziging van de etiketteringsrichtlijn indienen waarin de onderwerpen behandeld zullen worden die verband houden met de aanduiding van ingrediënten die minder dan 25% van het eindproduct uitmaken. Zij zal ervoor zorgen dat, als ingrediënten bekende allergenen zijn, doch alleen de naam van de categorie behoeft te worden vermeld, een vermelding omtrent de aanwezigheid van dergelijke allergenen vereist zal zijn, zodat gevoelige consumenten deze producten kunnen vermijden. De tekst over de algemene voedselwetgeving loopt op generlei wijze vooruit op de werkzaamheden in dit verband."
5.5. Ad artikel 14:
"De Commissie stemt ermee in te beoordelen of de problemen in verband met de regionalisering van voedselgerelateerde zoönosen kunnen worden onderzocht in samenhang met haar werkzaamheden op het gebied van zoönosen."
5.6. Ad artikel 22, lid 5, punt b)
"De kernactiviteit van de Autoriteit is de voedselveiligheid.
Het werk van de bestaande wetenschappelijke comités die bevoegd zijn op de gebieden van het nieuwe comité en de panels van de Autoriteit, dat niet direct of indirect verband houdt met de voedselveiligheid vormt momenteel ca. 5% van het totaal. Bij het voorbereidende werk van de Commissie voor het financieel memorandum, dat daarop gebaseerd is, is gebleken dat zulks ook bij de Autoriteit het geval zal zijn.
Het werk dat geen verband houdt met voedselveiligheid, in het bijzonder werk op het gebied van gezondheid en welzijn van dieren en gezondheid van planten, zal bij de Autoriteit van dezelfde beperkte proportie zijn."