Artikelen bij COM(2002)304 - Wijziging van Richtlijn 96/92/EG en Richtlijn 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en aardgas (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2002)304 - Wijziging van Richtlijn 96/92/EG en Richtlijn 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor ... |
---|---|
document | COM(2002)304 ![]() ![]() |
datum | 7 juni 2002 |
Inhoudsopgave
Artikel 1 - Wijzigingen in Richtlijn 96/92/EG
(1) De artikelen 1, 2 en 3 worden vervangen door de volgende tekst:
"Artikel 1
Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de productie, de transmissie, de distributie en de levering van elektriciteit. De richtlijn regelt de wijze van organisatie en de werking van de elektriciteitssector, de toegang tot de markt, de criteria en procedures die gelden voor de aanbestedingen, de verlening van vergunningen en de exploitatie van de netten.Artikel 2
1. 'productie': productie van elektriciteit;
2. 'producent': natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit produceert;
3. 'zelfopwekker': natuurlijke persoon of rechtspersoon die hoofdzakelijk voor eigen gebruik elektriciteit produceert;
4. 'onafhankelijke producent':
(a) producent die geen zorg draagt voor de functies van transmissie en distributie van elektriciteit op het grondgebied dat wordt bestreken door het net waarop hij aangesloten is;
(b) in lidstaten waar geen verticaal geïntegreerde elektriciteitsbedrijven bestaan en waar een aanbestedingsprocedure wordt toegepast, producent, overeenkomstig de definitie in punt a), die niet uitsluitend aan de economische rangorde van het koppelnet onderworpen hoeft te zijn;
5) 'transmissie': transport van elektriciteit langs het hoogspanningskoppelnet met het oog op de levering ervan aan eindafnemers of distributiemaatschappijen, de levering zelf niet inbegrepen;
6) 'transmissienetbeheerder': natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en, in voorkomend geval, de ontwikkeling van het transmissienet en, indien van toepassing, de koppellijnen daarvan naar andere netten, en om ervoor te zorgen dat het net op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transmissie van elektriciteit;
7) 'distributie': transport van elektriciteit langs midden- en laagspanningsdistributienetten met het oog op de levering aan afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;
8) 'distributienetbeheerder': natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en, in voorkomend geval, de ontwikkeling van het distributienet en, indien van toepassing, de koppellijnen daarvan naar andere netten, en om ervoor te zorgen dat het net op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar distributie van elektriciteit.
9) 'afnemers': grootafnemers en eindafnemers van elektriciteit;
10) 'grootafnemers': natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit koopt voor herverkoop binnen of buiten het net waarop hij aangesloten is;
11) 'eindafnemer': afnemer die elektriciteit koopt voor eigen verbruik;
12) 'huishoudelijke afnemer': afnemer die elektriciteit koopt voor eigen huishoudelijk verbruik, en niet voor commerciële of professionele activiteiten;
13) 'niet-huishoudelijke afnemer': natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit koopt die niet voor eigen huishoudelijk verbruik is bestemd; onder dit begrip vallen tevens producenten en grootafnemers;
14) 'in aanmerking komende afnemer': afnemer die toegang heeft tot concurrerende leveranciers van elektriciteit overeenkomstig deze richtlijn;
15) 'koppellijnen': uitrusting om elektriciteitsnetten onderling te koppelen;
16) 'koppelnet': een aantal transmissie- en distributienetten die door middel van één of meer koppellijnen met elkaar zijn verbonden;
17) 'directe lijn': een elektriciteitslijn die een geïsoleerde productielocatie met een geïsoleerde afnemer verbindt, of een elektriciteitslijn die een elektriciteitsproducent en een elektriciteitsleverancier de mogelijkheid biedt om hun eigen vestigingen, dochterondernemingen en in aanmerking komende afnemers direct te bevoorraden;
18) 'economische rangorde': een in overeenstemming met economische criteria aangenomen rangorde van bronnen voor de levering van elektriciteit;
19) 'ondersteunende diensten': diensten die nodig zijn voor het doen werken van een transmissie- of distributienet;
20) 'netgebruiker': natuurlijke persoon of rechtspersoon die als leverancier of verbruiker op een transmissie- of distributienet is aangesloten;
21) 'levering': verkoop van elektriciteit aan afnemers;
22) 'geïntegreerd elektriciteitsbedrijf': verticaal of horizontaal geïntegreerd bedrijf;
23) 'verticaal geïntegreerd elektriciteitsbedrijf': bedrijf of bedrijvengroep waarvan de onderlinge betrekkingen gedefinieerd zijn in artikel 3, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad*, en waarbij het betrokken bedrijf of de betrokken bedrijvengroep ten minste voor twee van de functies transmissie, distributie, productie of levering van elektriciteit zorgt;
24) 'horizontaal geïntegreerd elektriciteitsbedrijf': bedrijf dat zorg draagt voor tenminste één van de functies productie voor de verkoop, transmissie, distributie en levering van elektriciteit, en een andere, niet op het gebied van de elektriciteit liggende activiteit;
25) 'aanbestedingsprocedure': procedure waarmee in geplande nieuwe behoeften en vervangingscapaciteit wordt voorzien door leveringen uit nieuwe of bestaande productie-installaties;
26) 'planning op lange termijn': planning van de behoeften aan investeringen in productie- en transmissie- en distributiecapaciteit op lange termijn, ten einde te voldoen aan de vraag naar elektriciteit van het net en de levering aan de afnemers te verzekeren;
27) 'klein geïsoleerd net': net dat in het jaar 1996 minder dan 2500 GWh verbruikt en voor minder dan 5% van zijn jaarverbruik aan andere netten gekoppeld is;
28) 'verstoring van de energiebalans': verschil tussen de aan de transmissie- of distributienetbeheerder opgegeven hoeveelheid elektriciteit voor invoering of onttrekking op een of meerdere gegeven locaties over een bepaalde periode en de gemeten hoeveelheid elektriciteit die op een of meerdere gegeven locaties over dezelfde periode onttrokken of ingevoerd is;
29) 'veiligheid': de zekerheid van levering en voorziening van elektriciteit, en de technische beveiliging.
30) 'energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer': een globale of geïntegreerde aanpak die gericht is op de beïnvloeding van de omvang en de planning van het elektriciteitsverbruik teneinde het primaire energieverbruik en piekbelastingen te verminderen door voorrang te geven aan investeringen in energie-efficiëntiebevorderende maatregelen of andere maatregelen, zoals onderbreekbare leveringscontracten, in plaats van investeringen om de productiecapaciteit te verhogen, indien de eerstgenoemde maatregelen de doelmatigste en meest economische optie vormen, mede gelet op het positieve milieueffect van een lager energieverbruik en de daarmee verband houdende aspecten met betrekking tot de voorzieningszekerheid en de distributiekosten;
31) 'hernieuwbare energiebronnen': hernieuwbare niet-fossiele energiebronnen (wind, zonnewarmte, geothermische warmte, golfslag, getij, waterkracht, biomassa, vuilstortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogassen)";
32) 'plaatselijke elektriciteitsproductie': productie-installaties die aangesloten zijn op het laagspannings-distributienet;
33) 'openbaarmaking': in samengestelde vorm beschikbaar stellen van commerciële informatie in verband met de productie van elektriciteit en met betrekking tot de gebruikte bronnen voor de productie van elektriciteit, de locatie of de gevolgen voor het milieu.
Artikel 3
2. Met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag, met name artikel 86, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan elektriciteitsbedrijven openbare-dienstverplichtingen opleggen, die betrekking kunnen hebben op de veiligheid, met inbegrip van voorzieningszekerheid, regelmaat, kwaliteit en prijs van de leveringen alsmede op de bescherming van het milieu, met inbegrip van energie-efficiëntie en bescherming van het klimaat. Deze verplichtingen moeten duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar zijn. Met betrekking tot de in dit lid genoemde voorzieningszekerheid, energie-ëfficiëntie/vraagzijdebeheer en de verwezenlijking van milieudoelstellingen kunnen de lidstaten gebruik maken van planning op lange termijn, daarbij rekening houdend met de mogelijkheid dat derden toegang tot het net wensen.
3. De lidstaten waarborgen dat alle eindafnemers aanspraak hebben op de universele dienst, dat wil zeggen het recht op levering van elektriciteit van een bepaalde kwaliteit tegen redelijke prijzen op hun grondgebied. De lidstaten kunnen daartoe een leverancier in laatste instantie aanwijzen. De lidstaten verplichten distributiebedrijven om afnemers op hun netwerk aan te sluiten overeenkomstig de voorwaarden en tarieven die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 22, lid 2.
4. De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en voorzien met name in adequate waarborgen voor de bescherming van kwetsbare verbruikers tegen onderbreking van de voorziening. In dit verband kunnen de lidstaten passende maatregelen nemen om eindafnemers in afgelegen gebieden te beschermen. Zij waarborgen een hoog niveau van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van contractbepalingen en -voorwaarden, algemene informatie en mechanismen ter beslechting van geschillen. De lidstaten zorgen ervoor dat de in aanmerking komende afnemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft om van leverancier te veranderen. Deze maatregelen kunnen in het bijzonder de in de bijlage beschreven maatregelen omvatten.
5. De lidstaten zien erop toe dat elektriciteitsleveranciers in de rekeningen en het reclame- en publiciteitsmateriaal die voor de eindverbruikers bestemd zijn de volgende informatie verstrekken:
(a) het percentage dat elke energiebron bijdraagt aan het commerciële brandstofmengsel voor de geleverde elektriciteit;
(b) het totale brandstofmengsel van de leverancier over het voorgaande jaar;
(c) het relatieve belang van elke energiebron met betrekking tot de productie van broeikasgassen.
Wat de via elektriciteitsuitwisseling verkregen elektriciteit betreft kunnen de door de elektriciteitsbeurs verstrekte geaggregeerde cijfers over het voorgaande jaar worden gebruikt.
6. De lidstaten nemen passende maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake sociale en economische samenhang, milieubescherming, waarbij onder meer maatregelen betreffende energie-efficiëntie en vraagbeheersing en ter bestrijding van klimaatverandering kunnen worden genomen, alsmede inzake voorzieningszekerheid. Bij deze maatregelen kan het met name gaan om het verstrekken van toereikende economische stimulansen, in voorkomend geval met gebruikmaking van alle bestaande nationale en communautaire instrumenten, voor onderhoud en aanleg van de noodzakelijke netinfrastructuur, inclusief koppelingscapaciteit.
7. De lidstaten kunnen besluiten de bepalingen van de artikelen 5, 6, 16 en 21 niet toe te passen, voor zover de toepassing daarvan zou verhinderen dat de elektriciteitsbedrijven zich rechtens of feitelijk van de hun in het algemeen economisch belang opgelegde verplichtingen kwijten en mits de ontwikkeling van het handelsverkeer niet wordt beïnvloed in een mate die strijdig is met de belangen van de Gemeenschap. De belangen van de Gemeenschap omvatten onder meer mededinging met betrekking tot de in aanmerking komende afnemers overeenkomstig deze richtlijn en artikel 86 van het Verdrag.
8. De lidstaten delen de Commissie na de uitvoering van deze richtlijn alle maatregelen mee die zijn vastgesteld om aan de verplichtingen inzake universele dienstverlening en openbare dienstverlening te voldoen, met inbegrip van consumentenbeschermings- en milieubeschermingsmaatregelen, alsmede de mogelijke gevolgen van die maatregelen voor de nationale en internationale mededinging, ongeacht of deze maatregelen een afwijking van deze richtlijn vereisen. Zij delen de Commissie vervolgens om de twee jaar alle wijzigingen van de maatregelen mede, ongeacht of deze maatregelen een afwijking van deze richtlijn vereisen.
*PB L 257 van 21.9.90, blz.13."
(2) Artikel 4 wordt geschrapt.
(3) De artikelen 5 en 6 worden vervangen door:
Artikel 5
2. De lidstaten stellen de criteria voor de verlening van bouwvergunningen voor productiecapaciteit op hun grondgebied vast. Deze criteria kunnen betrekking hebben op:
a) de veiligheid en de bedrijfszekerheid van het elektriciteitsnet, de installaties en de bijbehorende uitrusting;
b) de bescherming van de volksgezondheid en de veiligheid;
c) de bescherming van het milieu;
d) ruimtelijke ordening en locatie;
e) gebruik van grond met een openbare bestemming;
f) energie-efficiëntie;
g) de aard van de primaire energiebronnen;
h) de bijzondere kenmerken van de aanvrager, zoals technische, economische en financiële capaciteit;
i) uitvoering van de maatregelen die krachtens artikel 3 zijn genomen.
3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de vergunningsprocedures voor kleine en/of plaatselijke elektriciteitsproductie te rationaliseren en te versnellen. Deze maatregelen gelden voor alle faciliteiten met een productie van minder dan 15 MW en alle plaatselijke elektriciteitsproductie.
4. De vergunningsprocedures en de criteria worden gepubliceerd. De aanvragers worden op de hoogte gesteld van de redenen voor weigering van een vergunning. De redenen moeten objectief en niet-discriminerend zijn, op goede gronden berusten en naar behoren worden gestaafd. Beroep moet voor de aanvrager mogelijk zijn.
Artikel 6
2. De lidstaten kunnen in het belang van de milieubescherming en de bevordering van opkomende technologieën voorzien in de mogelijkheid om op basis van gepubliceerde criteria een aanbestedingsprocedure voor nieuwe capaciteit te starten. Deze aanbesteding kan betrekking hebben op nieuwe capaciteit of op maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer. Een aanbestedingsprocedure kan echter alleen worden gestart indien op basis van de vergunningsprocedure de te bouwen productiecapaciteit of de te nemen maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer niet voldoende zijn om deze doelstellingen te bereiken.
3. De aanbestedingsprocedure voor de bouw van productiecapaciteit en voor maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer wordt ten minste zes maanden vóór de sluitingsdatum voor inschrijvingen in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.
Het bestek wordt ter beschikking gesteld van ieder geïnteresseerd elektriciteitsbedrijf dat gevestigd is op het grondgebied van een lidstaat, en wel zo dat het voldoende tijd heeft om in te schrijven.
Het bestek bevat een gedetailleerde beschrijving van de specificaties van het contract, de procedure die alle inschrijvers moeten volgen, alsmede een complete lijst van de criteria die bepalend zijn bij de selectie van de kandidaten en de gunning, waaronder stimulansen, zoals subsidies, die onder het bestek vallen. De specificaties kunnen ook betrekking hebben op de gebieden, bedoeld in artikel 5, lid 2.
4. Wanneer de aanbesteding betrekking heeft op de vereiste productiecapaciteit, moeten daarin ook de inschrijvingen in aanmerking worden genomen met lange-termijnwaarborgen voor de levering van elektriciteit uit bestaande productie-eenheden, mits daarmee bijkomende behoeften kunnen worden gedekt.
5. De lidstaten wijzen een autoriteit of een openbare instantie, dan wel een van de elektriciteitsproductie-, -transmissie-, -distributie- en -leveringsactiviteiten onafhankelijke privaatrechtelijke instantie aan, die een in artikel 22, lid 1, bedoelde regelgevende instantie kan zijn, die verantwoordelijk is voor de organisatie van en het toezicht en de controle op de aanbestedingsprocedure, bedoeld in de leden 1 tot en met 4. Wanneer een transmissienetbeheerder, wat de eigendom betreft, reeds volledig onafhankelijk is van andere activiteiten die geen verband houden met het transmissienet, kan de transmissienetbeheerder worden aangewezen als de verantwoordelijke instantie voor de organisatie van en het toezicht en de controle op de aanbestedingsprocedure. Die autoriteit of instantie treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vertrouwelijkheid van de gegevens in de inschrijvingen gewaarborgd is."
(4) Het volgende artikel 6bis wordt ingevoegd:
"Artikel 6bis
De lidstaten of de in artikel 22, lid 1, bedoelde regelgevende instanties zorgen voor toezicht op aangelegenheden betreffende de voorzieningszekerheid. Dit toezicht slaat met name op het evenwicht tussen vraag en aanbod op de nationale markt, het niveau van de verwachte toekomstige vraag, geplande of in aanbouw zijnde extra capaciteit die wordt overwogen, en de kwaliteit en het niveau van het onderhoud van de netten. Zij publiceren jaarlijks uiterlijk op 31 juli een verslag over de bevindingen die het toezicht op deze aangelegenheden heeft opgeleverd, alsmede de getroffen of overwogen maatregelen met betrekking tot deze aangelegenheden, en zendt dit verslag onverwijld naar de Commissie."(5) Artikel 7 wordt vervangen door het volgende artikel:
Artikel 7
2. De lidstaten dragen zorg voor de opstelling en de bekendmaking van technische voorschriften met de minimumeisen voor technisch ontwerp en exploitatie op het gebied van de aansluiting op het net van productie-installaties, distributienetten, uitrusting van direct aangesloten afnemers, koppellijnencircuits en directe lijnen. Die eisen moeten de interoperabiliteit van de netwerken garanderen en objectief en niet-discriminerend zijn. Zij worden aan de Commissie meegedeeld overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 98/34/EG van de Raad*.
3. Voor de toepassing van deze richtlijn heeft de transmissienetbeheerder tot taak:
a) ervoor te zorgen dat het net op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transmissie van elektriciteit;
b) bij te dragen tot de voorzieningszekerheid door een toereikende transmissiecapaciteit en betrouwbaarheid van het net te bieden;
c) de energiestromen op het net te beheren, waarbij hij rekening moet houden met het elektriciteitsverkeer van en naar andere koppelnetten. Daartoe moet de transmissienetbeheerder zorgen voor een veilig, betrouwbaar en efficiënt elektriciteitsnet en er in dit verband op toezien dat de nodige ondersteunende diensten beschikbaar zijn ;
d) de beheerder van een ander net waaraan zijn net is gekoppeld, voldoende gegevens te verschaffen om een veilige en efficiënte exploitatie, een gecoördineerde ontwikkeling en de interoperabiliteit van het koppelnet te waarborgen;
e) zich te onthouden van iedere vorm van discriminatie tussen gebruikers of categorieën gebruikers van het net, met name ten gunste van eigen dochterondernemingen of aandeelhouders.
4. Tenzij de transmissienetbeheerder, wat de eigendom betreft, reeds volledig onafhankelijk is van andere activiteiten die geen verband houden met het transmissienet, moet hij, binnen het geïntegreerd elektriciteitsbedrijf, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk zijn van andere, niet met transmissie verband houdende activiteiten.
Teneinde de onafhankelijkheid van de transmissienetbeheerder te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:
(a) de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de transmissienetbeheerder mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, distributie en levering van elektriciteit;
(b) er moeten passende maatregelen worden genomen teneinde ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de transmissienetbeheerder dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren;
(c) de transmissienetbeheerder moet daadwerkelijk het recht hebben om onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot voor het onderhoud en de ontwikkeling van het net noodzakelijke financiële middelen;
(d) de transmissienetbeheerder moet een conformiteitsprogramma vaststellen met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten. Het programma moet de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling bevatten. Het moet worden opgesteld door een toezichthoudende functionaris, die nagaat of de hand wordt gehouden aan het programma. De toezichthoudende functionaris moet bij de in artikel 22, lid 1, bedoelde regelgevende instantie jaarlijks een verslag indienen waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet, welk verslag moet worden gepubliceerd.
*PB L 204, 21.7.1998, blz. 37."
(6) Het volgende artikel 7bis wordt ingevoegd:
"Artikel 7bis
Transmissienetbeheerders kopen de energie die zij voor de uitvoering van hun taken gebruiken volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures ."(7) In artikel 8 worden de volgende leden 5 en 6 toegevoegd:
"5. De lidstaten kunnen verlangen dat transmissienetbeheerders voldoen aan minimuminnormen voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissienet, inclusief koppelingscapaciteit.
6. De door transmissienetbeheerders vastgestelde regels voor het balanceren van het elektriciteitsnet, waaronder de regels voor de vaststelling van de tarieven die zij netgebruikers voor verstoringen van de energiebalans aanrekenen, zijn transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door transmissienetbeheerders worden vastgesteld volgens een methode die in overeenstemming is met artikel 22, lid 2, op een niet-discriminerende wijze en getrouw aan de kostprijs, en worden bekendgemaakt."
(8) De artikelen 9 en 10 worden vervangen door het volgende artikel 9:
Artikel 9
Artikel 10
2. Tenzij de distributienetbeheerder, wat de eigendom betreft, reeds volledig onafhankelijk is van andere activiteiten die geen verband houden met het distributienet, moet de distributienetbeheerder binnen het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk zijn van andere, niet met distributie verbonden activiteiten.
Teneinde de onafhankelijkheid van de distributienetbeheerder te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:
(a) de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de distributienetbeheerder mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, transmissie en levering van elektriciteit;
(b) er moeten passende maatregelen worden genomen teneinde ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de distributienetbeheerder dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren;
(c) de distributienetbeheerder moet daadwerkelijk het recht hebben om onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot voor het onderhoud en de ontwikkeling van het net noodzakelijke financiële middelen;
(d) de distributienetbeheerder moet een conformiteitsprogramma vaststellen met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten. Het programma moet de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling bevatten. Het moet worden opgesteld door een toezichthoudende functionaris, die nagaat of de hand wordt gehouden aan het programma. De toezichthoudende functionaris moet bij de in artikel 22, lid 1, bedoelde regelgevende instantie jaarlijks een verslag indienen waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet, welk verslag moet worden gepubliceerd.
Dit lid is van toepassing met ingang van 1 januari 2004. De lidstaten kunnen besluiten dit lid niet toe te passen op geïntegreerde elektriciteitsbedrijven die minder dan 100 000 afnemers bedienen."
(9) Het volgende artikel 10bis wordt ingevoegd:
"Artikel 10bis
Distributienetbeheerders kopen de energie die zij gebruiken om energieverliezen te dekken en in reservecapaciteit in hun net te voorzien volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures."(10) Aan artikel 11 worden de volgende leden 4 en 5 toegevoegd:
"4. Wanneer distributienetbeheerders verantwoordelijk zijn voor het balanceren van het elektriciteitsdistributienet, moeten de door hen daarvoor vastgestelde regels, waaronder de regels voor de vaststelling van de tarieven die zij netgebruikers voor verstoringen van de energiebalans aanrekenen, objectief, transparant en niet-discriminerend zijn. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door distributienetbeheerders worden vastgesteld volgens artikel 22, lid 2, op een niet-discriminerende wijze en getrouw aan de kostprijs, en worden bekendgemaakt.
5. Bij de planning van de ontwikkeling van het distributienet, neemt de distributienetbeheerder maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer en/of plaatselijke elektriciteitsproductie die de noodzaak van een verbetering of vervanging van elektriciteitscapaciteit kunnen ondervervangen, in overweging."
(11) Artikel 12 wordt vervangen door de volgende tekst:
Artikel 12
(12) Het volgende artikel 12 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 12bis
De in artikel 7, lid 4, en artikel 10, lid 4, vervatte regels beletten niet een gecombineerd beheer van transmissie- en distributienetten door een beheerder die wat de rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft volledig onafhankelijk is van andere, niet met het beheer van het transmissie- of distributienet verbonden activiteiten en aan de eisen van artikel 7, lid 4, voldoet."(13) Artikel 13 wordt vervangen door het volgende:
Artikel 13
(14) In artikel 14 wordt lid 3 vervangen door het volgende:
"3. Geïntegreerde elektriciteitsbedrijven voeren intern een afzonderlijke boekhouding voor de transmissie-, distributie-, productie- en leveringsactiviteiten, zoals zij zouden moeten doen indien die activiteiten door verschillende ondernemingen werden uitgevoerd, teneinde discriminatie, kruissubsidies en concurrentievervalsing te voorkomen. Zij voeren afzonderlijke boekhoudingen voor leveringsactiviteiten voor in aanmerking komende resp. niet in aanmerking komende afnemers. Inkomsten die voortvloeien uit de eigendom van het transmissie/distributiesysteem worden in de boekhouding gespecificeerd. In voorkomend geval voeren zij een boekhouding op geconsolideerde basis voor hun andere, niet op elektriciteitsgebied liggende activiteiten. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst- en verliesrekening.
3bis. De lidstaten kunnen besluiten dat bedrijven met een jaarproductie van niet meer dan 1 TWh niet verplicht zijn afzonderlijke boekhoudingen voor productie en levering te publiceren. Wanneer de in artikel 22, lid 1, bedoelde regelgevende instantie daarom verzoekt leggen zij de gesplitste boekhoudingen aan die instantie over."
(15) Artikel 15 vervalt.
(16) Artikel 16 wordt vervangen door het volgende:
"Artikel 16
1. De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor toegang van derden tot de transmissie- en distributienetten, dat is gebaseerd op gepubliceerde tarieven die voor alle in aanmerking komende afnemers gelden en die objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen gebruikers van het net. De lidstaten zorgen ervoor dat deze tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methodes worden goedgekeurd door een overeenkomstig artikel 22, lid 1, ingestelde nationale regelgevende instantie en dat deze tarieven worden gepubliceerd voordat zij in werking treden.2. De beheerder van een transmissie- of distributienet kan de toegang weigeren wanneer hij niet over de nodige capaciteit beschikt. De weigering moet naar behoren met redenen worden omkleed waarbij met name het bepaalde in artikel 3 in acht moet worden genomen. De lidstaten zorgen ervoor, indien nodig en wanneer de toegang wordt geweigerd, dat de transmissie- of distributienetbeheerder relevante informatie verstrekt over de voor de versterking van het net vereiste maatregelen. Aan degene die om dergelijke informatie verzoekt kan een redelijke vergoeding in rekening worden gebracht voor de aan de verstrekking van die informatie verbonden kosten."
(17) De artikelen 17 en 18 vervallen.
(18) Artikel 19 wordt vervangen door het volgende:
"Artikel 19
1. De in aanmerking komende afnemers zijn de afnemers die vrij zijn om elektriciteit te kopen van de leverancier van hun keuze binnen de Gemeenschap. De lidstaten zien erop toe dat deze in aanmerking komende afnemers zijn:a) tot en met 1 januari 2004, de in aanmerking komende afnemers als vermeld in artikel 19, lid 1 tot en met lid 3, van Richtlijn 96/92/EG. De lidstaten maken elk jaar voor 31 januari de criteria bekend voor de definitie van deze in aanmerking komende afnemers;
b) uiterlijk vanaf 1 januari 2004 alle niet-huishoudelijke afnemers;
c) uiterlijk vanaf 1 januari 2005 alle afnemers.
2. Teneinde een verstoring van het evenwicht bij het openstellen van de elektriciteitsmarkten te voorkomen:
(a) mogen contracten voor de levering van elektriciteit met een in aanmerking komende afnemer op het net van een andere lidstaat niet worden verboden, indien de afnemer op beide netten als een in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd;
(b) kan de Commissie in gevallen waarin transacties als bedoeld onder a) worden geweigerd omdat de afnemer slechts op een van beide netten als in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd, rekening houdend met de marktsituatie en het algemeen belang, de partij die tot de weigering heeft besloten ertoe verplichten de gevraagde elektriciteitslevering uit te voeren op verzoek van de lidstaat waar de in aanmerking komende afnemers is gevestigd."
(19) Artikel 20 vervalt.
(20) De artikelen 21 en 22 worden vervangen door het volgende:
"Artikel 21
1. De lidstaten nemen maatregelen om het mogelijk te maken dat:-(a) alle op hun grondgebied gevestigde elektriciteitsproducenten en bedrijven die elektriciteit leveren hun eigen vestigingen, dochterondernemingen en in aanmerking komende afnemers via een directe lijn kunnen bevoorraden;
-(b) elke in aanmerking komende afnemer die op hun grondgebied gevestigd is via een directe lijn kan worden bevoorraad door een producent en door een bedrijf dat elektriciteit levert.
2. De lidstaten stellen criteria vast voor de toekenning van vergunningen voor de aanleg van directe lijnen op hun grondgebied. Die criteria moeten objectief en niet-discriminerend zijn.
3. De mogelijkheid van elektriciteitsbevoorrading via een directe lijn als bedoeld in lid 1 laat de mogelijkheid tot het sluiten van een leveringscontract overeenkomstig artikel 16 onverlet.
4. De lidstaten kunnen de vergunning voor de aanleg van een directe lijn afhankelijk stellen van een weigering van toegang tot het net op basis van - eventueel - artikel 16, dan wel de inleiding van een geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 22.
5. De lidstaten kunnen de vergunning voor een directe lijn weigeren indien de verlening van een dergelijke vergunning de bepalingen van artikel 3 zou doorkruisen. De weigering wordt naar behoren met redenen omkleed.
Artikel 22
1. De lidstaten wijzen een of meer bevoegde instanties als nationale regelgevende instanties aan. Deze instanties zijn geheel onafhankelijk van de belangen van de elektriciteitssector. Zij zijn ten minste bevoegd voortdurend toezicht te houden op de markt om non-discriminatie, effectieve concurrentie en de doeltreffende werking van de markt te garanderen, vooral ten aanzien van:(a) de mededingingsgraad;
(b) de voorschriften inzake het beheer en de toewijzing van koppelingscapaciteit, in overleg met de nationale regelgevende instantie of instanties van de lidstaten waarmee een koppeling bestaat;
(c) de mechanismen voor het verhelpen van capaciteitsknelpunten binnen het nationale elektriciteitsnet;
(d) de tijd die transmissie- en distributiebedrijven nemen om verbindingen te realiseren en reparaties uit te voeren;
(e) de publicatie door transmissie- en distributienetbeheerders van adequate informatie over koppelingen, netgebruik en toewijzing van capaciteit aan belanghebbende partijen, rekening houdend met de noodzaak niet-geaggregeerde informatie vertrouwelijk te behandelen;
(f) het voeren van afzonderlijke boekhoudingen, als bedoeld in artikel 14, ter voorkoming van kruissubsidies tussen productie-, transmissie-, distributie- en leveringsactiviteiten. Daartoe hebben zij toegang tot de boekhoudingen;
(g) de bepalingen, voorwaarden en tarieven voor de aansluiting van nieuwe elektriciteitsproducenten, om te waarborgen dat deze objectief, transparant en niet-discriminerend zijn, waarbij zij met name volledig rekening houden met de voordelen van de verschillende technologieën inzake duurzame energiebronnen, gedecentraliseerde productie en warmte-krachtkoppeling.
2. De nationale regelgevende instanties zijn ten minste bevoegd om, voordat zij van kracht worden, de methoden te bepalen, goed te keuren of voor te stellen voor het berekenen of vastleggen van de bepalingen en voorwaarden inzake:
(a) aansluiting op en toegang tot nationale netten, inclusief transmissie- en distributietarieven;
(b) de verstrekking van balanceringsdiensten.
3. De nationale regelgevende instanties zijn bevoegd om zo nodig van de beheerders van transmissie- en distributienetten te verlangen dat zij de in lid 2 bedoelde bepalingen en voorwaarden, tarieven, regels, mechanismen en methoden wijzigen om ervoor te zorgen dat deze redelijk zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast.
4. Partijen die een klacht hebben tegen de beheerder van een transmissie- of distributienet over de in lid 1, 2 en 3 bedoelde aangelegenheden, kunnen de klacht voorleggen aan de nationale regelgevende instantie die, fungerend als geschillenbeslechtingsinstantie, binnen twee maanden na ontvangst van de klacht een beslissing neemt. Die periode kan met twee maanden worden verlengd indien de nationale regelgevende instantie aanvullende informatie behoeft. Deze periode kan met instemming van de klager verder verlengd worden. Het instellen van beroep tegen een dergelijke beslissing heeft geen opschortende werking.
Wanneer een klacht betrekking heeft op aansluitingstarieven voor grote productiefaciliteiten kan de periode van twee maanden door de nationale regelgevende instantie worden verlengd.
5. De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde regelgevende instanties in staat zijn om hun in de leden 1 tot en met 4 bedoelde taken snel en doeltreffend uit te voeren.
6. De lidstaten voorzien in geschikte en doelmatige mechanismen voor regelgeving, controle en transparantie, teneinde eventueel misbruik van een machtspositie, met name ten nadele van de verbruikers, en eventueel marktondermijnend gedrag te voorkomen. Deze mechanismen moeten de bepalingen van het Verdrag, en met name artikel 82, in acht nemen.
7. De lidstaten dragen er zorg voor dat passende maatregelen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale wetgeving, tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen worden genomen wanneer door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheidsregels niet in acht zijn genomen.
8. In geval van een grensoverschrijdend geschil is tot beslechting bevoegd de nationale regelgevende instantie waaronder de netbeheerder ressorteert die het gebruik van of de toegang tot het net weigert.
9. Een beroep op de nationale regelgevende instantie doet geen afbreuk aan de uitoefening van de beroepsmogelijkheden uit hoofde van het Gemeenschapsrecht."
(21) Het volgende artikel 23bis wordt ingevoegd:
"Artikel 23bis
De lidstaten stellen de Commissie om de drie maanden in kennis van de fysieke stromen opleverende elektriciteitsinvoer uit derde landen gedurende het afgelopen kalenderjaar."(22) Artikel 24 wordt vervangen door het volgende:
"Artikel 24
De lidstaten die na de inwerkingtreding van deze richtlijn kunnen aantonen dat er zich wezenlijke problemen voordoen voor de werking van hun kleine geïsoleerde netten, kunnen om ontheffingen van de desbetreffende bepalingen van de hoofdstukken IV, V, VI en VII vragen die de Commissie hun kan verlenen. De Commissie stelt de lidstaten van dergelijke verzoeken in kennis alvorens een besluit te nemen, en houdt daarbij rekening met de eerbiediging van de vertrouwelijkheid. Dat besluit wordt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt. Dit artikel is ook van toepassing op Luxemburg."(23) Artikel 25 vervalt.
(24) Artikel 26 wordt vervangen door het volgende:
Artikel 26
1. De Commissie bewaakt en toetst de toepassing van deze richtlijn en dient een algemeen voortgangsverslag in bij het Europees Parlement en de Raad vóór het einde van het eerste jaar volgend op de inwerkingtreding van deze richtlijn, en vervolgens jaarlijks. Het verslag behandelt ten minste:(a) de ervaring met en de vooruitgang bij de totstandbrenging van een voltooide en volledig operationele interne markt voor elektriciteit, en de resterende knelpunten ter zake, inclusief aspecten van marktdominantie, concentratie in de markt, marktondermijnend en concurrentievervalsend gedrag;
(b) de mate waarin de voorschriften van deze richtlijn met betrekking tot ontvlechting en tariefregeling hebben bijgedragen tot het waarborgen van eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het elektriciteitsnet in de Gemeenschap en vergelijkbare concurrentieniveaus, alsook de economische, sociale en milieugevolgen van de openstelling van de elektriciteitsmarkt voor afnemers;
(c) een onderzoek van kwesties betreffende netcapaciteitsniveaus en de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening in de Gemeenschap, met name het bestaande en verwachte evenwicht tussen vraag en aanbod, rekening houdend met de fysieke capaciteit voor handel tussen gebieden;
(d) een algemene evaluatie van de vooruitgang inzake bilaterale betrekkingen met derde landen die elektriciteit produceren en exporteren of transporteren, inclusief de vorderingen bij de integratie van de markt, de handel en toegang tot de netten van die derde landen;
(e) mogelijke behoeften aan harmonisatie die niet samenhangen met de bepalingen van deze richtlijn.
Waar toepasselijk kan dit verslag aanbevelingen bevatten.
2. Om de twee jaar bevat het in lid 1 bedoelde verslag ook een analyse van de verschillende maatregelen die in de lidstaten genomen zijn om aan openbare dienstverplichtingen te voldoen, met een onderzoek naar de doeltreffendheid van deze maatregelen en hun gevolgen voor de mededinging op de elektriciteitsmarkt. Waar toepasselijk kan dat verslag aanbevelingen bevatten voor op nationaal niveau te nemen maatregelen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken of maatregelen om marktvergrendeling te voorkomen."
(25) De bijlage, waarvan de tekst is opgenomen in bijlage I bij deze richtlijn, wordt toegevoegd.
Artikel 2 - Wijzigingen op Richtlijn 98/30/EG
Richtlijn 98/30/EG wordt als volgt gewijzigd:(1) De artikelen 1, 2 en 3 worden vervangen door de volgende:
Artikel 1
Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de transmissie, distributie, levering en opslag van aardgas. Vastgesteld worden de voorschriften voor de organisatie en het functioneren van de aardgassector, waartoe ook vloeibaar aardgas (LNG) behoort, de toegang tot de markt, de exploitatie van systemen, en de criteria en procedures die gelden voor het verlenen van toestemming voor de transmissie, de distributie, de levering en de opslag van aardgas. De bij deze richtlijn voor aardgas vastgestelde voorschriften zijn tevens van toepassing op biogas en uit biomassa verkregen gas, voor zover het technisch mogelijk en veilig is dergelijke gassen in het aardgassysteem in te voeren.Artikel 2
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:1. 'aardgasbedrijf': elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: productie, transmissie, distributie, levering, aankoop of opslag van aardgas, met inbegrip van vloeibaar aardgas, en die verantwoordelijk is voor de met deze functies verband houdende commerciële, technische en/of onderhoudswerkzaamheden, maar die geen eindafnemer is;
2. 'upstreampijpleidingnet': elke pijpleiding of elk pijpleidingnet gebruikt en/of gebouwd als onderdeel van een olie- of gasproductieproject, of gebruikt om aardgas afkomstig van een of meer van dergelijke projecten te transporteren naar een verwerkingsinstallatie, terminal of aanlandingsterminal;
3. 'transmissie': transport van aardgas door een hogedrukpijpleidingnet anders dan een upstreampijpleidingnet, met het oog op de toelevering ervan aan afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;
4. 'transmissiesysteembeheerder': natuurlijke persoon of rechtspersoon die de transmissie verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zonodig de ontwikkeling van het transmissiesysteem en, waar van toepassing, de koppellijnen daarvan naar andere systemen, om ervoor te zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar vervoer van gas;
5. 'distributie': transport van aardgas via lokale of regionale pijpleidingnetten met het oog op de toelevering ervan aan afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;
6. 'distributiesysteembeheerder': natuurlijke persoon of rechtspersoon die de distributietaak verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zonodig de ontwikkeling van het distributiesysteem en, waar van toepassing, de koppellijnen daarvan naar andere systemen, om ervoor te zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar distributie van gas;
7. 'levering': verkoop van aardgas, met inbegrip van LNG, aan afnemers;
8. 'leveringsbedrijf': natuurlijke persoon of rechtspersoon die de leveringstaak verricht;
9. 'opslaginstallatie': installatie die wordt gebruikt voor de opslag van aardgas en eigendom is van en/of geëxploiteerd wordt door een aardgasbedrijf, met inbegrip van het gedeelte van LNG-installaties dat voor opslag gebruikt wordt, maar met uitsluiting van het gedeelte dat voor productieactiviteiten gebruikt wordt;
10. 'opslagsysteembeheerder': natuurlijke persoon of rechtspersoon die de opslagtaak verricht en verantwoordelijk is voor het beheer van een opslaginstallatie;
11. 'LNG-installatie': terminal die voor het vloeibaar maken van aardgas, de invoer of de verlading, en de hervergassing van LNG gebruikt wordt, met uitsluiting van alle gedeelten van LNG-terminals die voor opslag gebruikt worden;
12. 'LNG-systeembeheerder': natuurlijke persoon of rechtspersoon die de taak van het vloeibaar maken van aardgas of de verlading, de opslag en de hervergassing van LNG verricht en verantwoordelijk is voor de exploitatie van een LNG-installatie;
13. 'systeem': alle transmissie- en/of distributienetten en/of LNG-installaties die eigendom zijn van en/of geëxploiteerd worden door een aardgasbedrijf, met inbegrip van de installaties met een ondersteunende functie, alsmede die van verwante bedrijven die nodig zijn voor de toegang tot transmissie en distributie 5;
14. 'ondersteunende diensten': alle diensten die nodig zijn voor het beheer van transmissie- en/of distributienetten en/of LNG-installaties, met inbegrip van opslaginstallaties en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten, het in evenwicht houden van de belasting en menging;"
15. 'flexibiliteitsinstrument': instrument dat ertoe kan bijdragen de belasting veroorzaakt door de vraag van de afnemers via de levering te compenseren, met inbegrip van opslaginstallaties, flexibiliteit in de LNG-keten en buffercapaciteit van het net;
16. 'gekoppeld systeem': een aantal systemen die met elkaar verbonden zijn;
17. 'directe leiding': aardgaspijpleiding ter aanvulling van het gekoppelde systeem;
18. 'geïntegreerd aardgasbedrijf': verticaal of horizontaal geïntegreerd bedrijf;
19. 'verticaal geïntegreerd bedrijf': aardgasbedrijf of groep van bedrijven waarvan de onderlinge betrekkingen gedefinieerd zijn in artikel 3, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad, en waarbij het betrokken bedrijf/de betrokken groep gezamenlijk ten minste één van de taken in de vorm van transmissie of distributie en ten minste voor één van de taken in de vorm van productie of levering van aardgas verrichten;
20. 'horizontaal geïntegreerd bedrijf': bedrijf dat ten minste één van de taken in de vorm van productie, transmissie, distributie, levering of opslag van aardgas en daarnaast een niet op het gebied van gas liggende activiteit verricht;
21. 'verwant bedrijf': een verbonden onderneming in de zin van artikel 41 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad, en/of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, lid 1, van die richtlijn, en/of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort;
22. 'systeemgebruiker': natuurlijke persoon of rechtspersoon die levert aan of afneemt van het systeem;
23. 'afnemers': grootafnemers of eindafnemers van aardgas en aardgasbedrijven die aardgas kopen;
24. 'huishoudelijke afnemer': afnemer die aardgas koopt voor eigen huishoudelijk verbruik;
25. 'niet-huishoudelijke afnemer': afnemer die aardgas koopt dat niet bestemd is voor eigen huishoudelijk verbruik;
26. 'eindafnemer': afnemer die aardgas koopt voor eigen gebruik;
27. 'in aanmerking komende afnemer': afnemer die vrij is om gas te kopen bij de leverancier van zijn keuze, in de zin van artikel 18;
28. 'grootafnemer': natuurlijke persoon of rechtspersoon die geen transmissiesysteembeheerder of distributiesysteembeheerder is en die aardgas koopt voor doorverkoop binnen of buiten het systeem waarop hij aangesloten is;
29. 'langetermijnplanning': planning op lange termijn van levering en transportcapaciteit van aardgasbedrijven om ervoor te zorgen dat het systeem aan de vraag naar aardgas kan voldoen, de bronnen worden gediversifieerd en de levering aan de afnemers wordt verzekerd;
30. 'opkomende markt': lidstaat waar de eerste commerciële levering in het kader van het eerste langlopende aardgasleveringscontract hoogstens tien jaar tevoren heeft plaatsgevonden;
31. 'veiligheid van de voorziening': zowel de zekerheid van de levering van aardgas als de technische beveiliging;
32. 'verstoring van de energiebalans': verschil tussen de aan de transmissie- of distributiesysteembeheerder opgegeven hoeveelheid gas die op een of meer vastgelegde locaties in een bepaalde periode ingevoerd of onttrokken zal worden en de gemeten hoeveelheid gas die op een of meer vastgelegde locaties in dezelfde periode ingevoerd of onttrokken is.
Artikel 3
1. Teneinde een competitieve en duurzame aardgasmarkt tot stand te brengen, waarborgen de lidstaten, op basis van hun institutionele organisatie en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, dat aardgasbedrijven, onverminderd lid 2, volgens de beginselen van deze richtlijn worden geëxploiteerd; wat de rechten en plichten betreft, onthouden zij zich van discriminatie tussen die bedrijven.2. Met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag, met name artikel 86, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan aardgasbedrijven verplichtingen inzake openbare dienstverlening opleggen, die betrekking kunnen hebben op de veiligheid, met inbegrip van voorzieningszekerheid, regelmaat, kwaliteit en prijs van de leveringen, milieubescherming, waaronder energie-efficiëntie en de bescherming van het klimaat. Deze verplichtingen moeten duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar zijn. Met betrekking tot de voorzieningszekerheid en de verwezenlijking van de milieudoelstellingen, waaronder energie-efficiëntie mogen de lidstaten desgewenst langetermijnplanning toepassen, daarbij rekening houdend met de mogelijkheid dat derden toegang tot het systeem wensen.
3. De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen en waarborgen in het bijzonder een passende bescherming van kwetsbare afnemers tegen onderbreking van de voorziening. In dit verband kunnen zij passende maatregelen nemen ter bescherming van op het gassysteem aangesloten afnemers in afgelegen gebieden. De lidstaten kunnen een 'leverancier in laatste instantie' (supplier of last resort) aanwijzen voor op het gassysteem aangesloten afnemers. Zij zorgen voor een hoge mate van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van algemene contractbepalingen en -voorwaarden, algemene informatie en mechanismen ter beslechting van geschillen. De lidstaten zorgen ervoor dat een in aanmerking komende afnemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft op een nieuwe leverancier over te stappen. Deze maatregelen omvatten met name de in de bijlage beschreven maatregelen.
4. De lidstaten nemen passende maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake sociale en economische samenhang, milieubescherming - waaronder eventueel middelen ter bestrijding van klimaatverandering - en voorzieningszekerheid. Dergelijke maatregelen kunnen in het bijzonder toereikende economische stimulansen omvatten, zo nodig met gebruikmaking van alle bestaande nationale en communautaire instrumenten, voor onderhoud en aanleg van de noodzakelijke netinfrastructuur, inclusief koppelingscapaciteit.
5. De lidstaten kunnen besluiten artikel 5 niet toe te passen op de distributie, voorzover de toepassing daarvan de aardgasbedrijven in feite of in rechte verhindert zich van de in het algemeen economisch belang aan hen opgelegde verplichtingen te kwijten en voor zover de ontwikkeling van de handel niet zodanig wordt belemmerd dat de belangen van de Gemeenschap hiervan schade zouden ondervinden. De belangen van de Gemeenschap omvatten onder meer concurrentie met betrekking tot de in aanmerking komende afnemers overeenkomstig deze richtlijn en artikel 86 van het Verdrag.
6. De lidstaten stellen de Commissie na de implementatie van deze richtlijn in kennis van alle maatregelen die zijn vastgesteld om aan de verplichtingen inzake openbare dienstverlening te voldoen, met inbegrip van consumenten- en milieubescherming en van de mogelijke gevolgen van deze maatregelen voor de nationale en internationale concurrentie, ongeacht of deze maatregelen een afwijking van de bepalingen van deze richtlijn vereisen. Zij stellen de Commissie vervolgens om de twee jaar in kennis van alle wijzigingen van deze maatregelen, ongeacht of deze maatregelen een afwijking van deze richtlijn vereisen.
(2) Het volgende artikel 4bis wordt ingevoegd:
Artikel 4bis
De lidstaten of de in artikel 22, lid 1, bedoelde nationale regelgevende instanties zorgen voor toezicht op kwesties betreffende de voorzieningszekerheid. Het toezicht betreft met name het evenwicht tussen vraag en aanbod op de nationale markt, het niveau van de verwachte toekomstige vraag en beschikbare voorraden, de extra capaciteit aan geplande of in aanbouw zijnde infrastructuur en de kwaliteit en staat van onderhoud van de netwerken. De bevoegde autoriteiten publiceren jaarlijks uiterlijk op 31 juli een rapport over de bevindingen die voortvloeien uit het toezicht op deze kwesties alsmede de getroffen of overwogen maatregelen om deze kwesties op te lossen en zenden dit verslag onverwijld naar de Commissie.(3) De artikelen 5, 6 en 7 worden door de volgende vervangen:
Artikel 5
De lidstaten zorgen ervoor dat er voor de aansluiting op het systeem technische voorschriften worden opgesteld met minimumeisen inzake het technisch ontwerp en de exploitatie van LNG-installaties, opslaginstallaties, andere transmissie- en distributiesystemen en directe leidingen en dat deze beschikbaar worden gesteld.Deze technische voorschriften moeten de interoperabiliteit van de systemen garanderen en objectief en niet-discriminerend zijn. Zij worden aan de Commissie meegedeeld overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 98/34/EG van de Raad van 22 juni 1998 (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.).
Artikel 6
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat transmissiesysteembeheerders en opslag- en LNG-systeembeheerders de bepalingen van de artikelen 7 en 8 naleven.Artikel 7
1. De lidstaten of door hen daartoe aangezochte aardgasbedrijven met eigen transmissie- opslag- of LNG-installaties wijzen een of meer systeembeheerders aan voor een termijn die door de lidstaten op grond van efficiëntie en economisch evenwicht wordt vastgesteld.2. Elke transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerder:
a) beheert, onderhoudt en ontwikkelt onder economische voorwaarden veilige, betrouwbare en efficiënte transmissie-, opslag- en/of LNG-installaties en besteedt daarbij de nodige aandacht aan het milieu;
b) onthoudt zich van discriminatie tussen systeemgebruikers of categorieën van systeemgebruikers, met name ten gunste van verwante bedrijven;
c) verstrekt elke andere transmissiesysteembeheerder, opslagsysteembeheerder, LNG-systeembeheerder en/of elke distributiesysteembeheerder voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van aardgas kunnen geschieden op een wijze die verenigbaar is met de veilige en doelmatige exploitatie van het gekoppelde systeem.
De door transmissiesysteembeheerders vastgestelde regels voor het in evenwicht houden van het gassysteem, waaronder de regels voor de tarieven die zij hun systeemgebruikers aanrekenen voor verstoring van de energiebalans, zijn objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, inclusief regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door transmissiesysteembeheerders worden bepaald volgens een met artikel 22, lid 2, in overstemming zijnde methode, en wel op een niet-discriminerende wijze die de kosten weerspiegelt, en worden gepubliceerd.
(4) De volgende artikelen 7bis en 7ter worden ingevoegd:
Artikel 7bis
1. De lidstaten kunnen verlangen dat transmissiesysteembeheerders voldoen aan minimumeisen voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, inclusief koppelingscapaciteit.2. Tenzij de transmissiesysteembeheerder, wat de eigendom betreft, reeds volledig onafhankelijk is van andere activiteiten die geen verband houden met het transmissiesysteem, moet de systeembeheerder, binnen het geïntegreerd gasbedrijf, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk zijn van andere, niet met transmissie verbonden activiteiten.
Teneinde de onafhankelijkheid van de netbeheerder te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:
a) de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de transmissiesysteembeheerder mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, distributie en levering van elektriciteit;
b) er moeten passende maatregelen worden genomen teneinde ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de beroepsbelangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het transmissiesysteembeheerder dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren;
c) de transmissiesysteembeheerder moet feitelijk het recht hebben om onafhankelijk van het geïntegreerde aardgasbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de voor het onderhoud en de ontwikkeling van het net noodzakelijke financiële middelen;
d) De netbeheerder moet een nalevingsprogramma vaststellen waarin de maatregelen worden uiteengezet die zijn genomen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten. Het programma moet de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling omschrijven. Het moet worden opgesteld en op de naleving ervan moet worden toegezien door een nalevingsfunctionaris. De nalevingsfunctionaris moet bij de in artikel 22, lid 1 bedoelde nationale regelgevende instantie jaarlijks een verslag indienen waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag moet worden gepubliceerd.
Artikel 7ter
Transmissiesysteembeheerders kopen de energie die zij ter uitvoering van hun taken gebruiken volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures."(5) De artikelen 8 t/m 11 worden door de volgende vervangen:
Artikel 8
1. Elke transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerder eerbiedigt de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens die hij bij de uitvoering van zijn taak heeft gekregen en voorkomt dat informatie over zijn activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende manier wordt vrijgegeven, onverminderd artikel 12 of enige andere wettelijke verplichting om informatie bekend te maken.2. Transmissiesysteembeheerders maken bij de aan- of verkoop van aardgas door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige informatie die zij van derden hebben gekregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.
Artikel 9
De lidstaten of door hen daartoe aangezochte bedrijven met eigen distributie-installaties of met de verantwoordelijkheid voor distributieinstallaties wijzen een of meer distributiesysteembeheerders aan voor een termijn die door de lidstaten op grond van efficiëntie en economisch evenwicht wordt vastgesteld, en zien erop toe dat deze beheerders de bepalingen van de artikelen 10 en 11 naleven.Artikel 10
1. Elke distributiesysteembeheerder exploiteert, onderhoudt en ontwikkelt op economische voorwaarden een veilig, betrouwbaar en efficiënt systeem en ontziet daarbij het milieu.2. De distributiesysteembeheerder mag niet tussen systeemgebruikers of categorieën systeemgebruikers discrimineren, en met name verwante bedrijven niet bevoordelen.
3. Elke distributiesysteembeheerder verstrekt elke andere distributiesysteembeheerder, transmissiesysteembeheerder, LNG-systeembeheerder en/of opslagsysteembeheerder voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van aardgas kunnen geschieden op een wijze die verenigbaar is met de veilige en doelmatige exploitatie van het gekoppelde systeem Deze voorschriften zijn eveneens van toepassing op biogas en uit biomassa verkregen gas voor zover dergelijke gassen, voor zover het technisch mogelijk en veilig is dergelijke gassen in het aardgassysteem in te voeren.
4. Tenzij de distributiesysteembeheerder, wat de eigendom betreft, reeds volledig onafhankelijk is van andere niet met het distributiesysteem samenhangende activiteiten, is hij binnen het geïntegreerde aardgasbedrijf althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten.
Teneinde de onafhankelijkheid van de distributiesysteembeheerder die deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf te waarborgen gelden de volgende minimumcriteria:
a) de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de distributiesysteembeheerder mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van productie, transmissie en levering;
b) er moeten passende maatregelen worden genomen teneinde ervoor te zorgen dat op zodanige wijze rekening wordt gehouden met de beroepsmatige belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de distributiesysteembeheerder, dat gewaarborgd is dat zij onafhankelijk kunnen functioneren;
c) de distributiesysteembeheerder moet feitelijk het recht hebben om onafhankelijk van het geïntegreerde aardgasbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de voor het onderhoud en de ontwikkeling van het net noodzakelijke financiële middelen;
(d) de distributiesysteembeheerder moet een nalevingsprogramma vaststellen met de maatregelen die zijn genomen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten. Het programma moet de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling bevatten. Het moet worden opgesteld door een toezichthoudende functionaris, die nagaat of de hand wordt gehouden aan het programma. De toezichthoudende functionaris moet bij de in artikel 22, lid 1, bedoelde nationale regelgevende instantie jaarlijks een verslag indienen waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag moet worden gepubliceerd.
Dit lid is van toepassing met ingang van 1 januari 2004. De lidstaten kunnen besluiten dit lid niet toe te passen op geïntegreerde aardgasbedrijven die op die datum minder dan 100 000 afnemers bedienen.
5. Waar de distributiesysteembeheerders verantwoordelijk zijn voor het in evenwicht houden van het gassysteem zijn de door hen hiertoe goedgekeurde voorschriften, waaronder de regels voor de tarieven die zij hun systeemgebruikers aanrekenen voor verstoring van de energiebalans, objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, inclusief regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door systeembeheerders worden bepaald overeenkomstig artikel 22, lid 2, op een niet-discriminerende wijze die de kosten weerspiegelt en worden gepubliceerd.
Artikel 11
1. Elke distributiesysteembeheerder eerbiedigt de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens die hij bij de uitvoering van zijn taak heeft gekregen en voorkomt dat informatie over zijn activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende manier wordt vrijgegeven, zulks onverminderd artikel 12 of enige andere wettelijke verplichting om informatie bekend te maken.2. distributiesysteembeheerders maken bij aankoop of verkoop van aardgas door verwante ondernemingen geen misbruik van via derden verkregen commercieel gevoelige gegevens in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.
(6) Het volgende artikel 11bis wordt ingevoegd:
Artikel 11bis
De in artikel 7 bis, lid 2, en artikel 10, lid 4, vervatte regels vormen geen beletsel voor een gecombineerd beheer van transmissie-, LNG-, opslag- en distributiesystemen door een beheerder die wat zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft volledig onafhankelijk is van andere, niet met het beheer van de transmissie-, LNG-, opslag- of distributiesystemen verbonden activiteiten.(7) Artikel 12 wordt door het volgende vervangen:
Artikel 12
De lidstaten of de bevoegde instantie die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 22, lid 1, bedoelde nationale regelgevende instanties en de in artikel 21, lid 2, en artikel 23, lid 3, bedoelde instanties voor geschillenbeslechting, hebben het recht de in artikel 13 beschreven boekhouding van de aardgasbedrijven te raadplegen voorzover dat voor de uitvoering van hun taken nodig is. De lidstaten en de bevoegde instantie die zij aanwijzen, met inbegrip van de in artikel 22, lid 1, bedoelde nationale regelgevende instanties en de instanties voor geschillenbeslechting, eerbiedigen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens. De lidstaten kunnen uitzonderingen op het vertrouwelijkheidsbeginsel maken als dat voor de uitvoering van de taken van de bevoegde instanties nodig is.(8) Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
(a) Lid 1 wordt door het volgende vervangen:
"1. De lidstaten zorgen ervoor dat de boekhouding van aardgasbedrijven overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 van dit artikel wordt gevoerd. Wanneer een aardgasbedrijf op grond van artikel 26, lid 3 ,van deze bepaling is ontheven, dient het ten minste zijn interne boekhouding overeenkomstig dit artikel te voeren.
(b) Lid 3 wordt vervangen door het volgende:
3. Om discriminatie, kruissubsidiëring en concurrentievervalsing te voorkomen, voeren geïntegreerde aardgasbedrijven intern afzonderlijke boekhoudingen voor de transmissie-, distributie-, leverings-, LNG- en opslagactiviteiten, zoals zij dat zouden moeten doen indien die activiteiten door verschillende bedrijven werden uitgevoerd. Wat de leveringsactiviteiten betreft, worden voor in aanmerking komende en niet in aanmerking komende afnemers afzonderlijke boekhoudingen gevoerd. Inkomsten die voortkomen uit de eigendom van het transmissiesysteem worden in de boekhouding gespecificeerd. In voorkomend geval houden zij geconsolideerde boekhoudingen bij voor hun niet aan gasgerelateerde activiteiten. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst- en verliesrekening.
(9) De artikelen 14 en 15 worden door de volgende vervangen:
Artikel 14
2. Transmissiesysteembeheerders hebben, indien nodig, ten behoeve van de uitvoering van hun taken, waaronder die met betrekking tot grensoverschrijdende transmissie, toegang tot het net van andere transmissiesysteembeheerders.
Artikel 15
2. Bij toegang tot het systeem via onderhandelingen nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het gekoppelde systeem bestreken grondgebied kunnen onderhandelen over toegang tot opslaginstallaties en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem. De partijen zijn verplicht te goeder trouw over toegang tot opslaginstallaties en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten te onderhandelen.
Over contracten voor toegang tot opslaginstallaties en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten wordt met de betrokken opslagsysteembeheerder of aardgasbedrijven onderhandeld. De lidstaten schrijven de opslagsysteembeheerders en de aardgasbedrijven voor dat zij hun belangrijkste handelsvoorwaarden voor het gebruik van opslaginstallaties en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten binnen één jaar na de implementatie van deze richtlijn en vervolgens elk jaar publiceren.
3. Lidstaten die kiezen voor een procedure van gereguleerde toegang nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het gekoppelde systeem bestreken grondgebied een recht van toegang tot opslaginstallaties en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten krijgen op basis van gepubliceerde tarieven en/of andere voorwaarden en verplichtingen voor het gebruik van die opslaginstallaties en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem. Dit recht van toegang voor in aanmerking komende afnemers kan worden verleend door hen in staat te stellen leveringscontracten te sluiten met andere concurrerende aardgasbedrijven dan de eigenaar en/of beheerder van het systeem of een verwant bedrijf."
(10) Artikel 16 wordt geschrapt.
(11) De artikelen 18 en 19 en 20 worden door de volgende vervangen:
" Artikel 18
In aanmerking komende afnemers zijn afnemers die vrij zijn om gas te kopen bij het leveringsbedrijf van hun keuze binnen de Gemeenschap. De lidstaten zien erop toe dat de volgende afnemers hiertoe worden gerekend:
a) tot 1 januari 2004 de in aanmerking komende afnemers als vermeld in artikel 18 van Richtlijn 98/30/EG. De lidstaten maken elk jaar voor 31 januari de criteria bekend voor de definitie van deze in aanmerking komende afnemers;
b) uiterlijk vanaf 1 januari 2004 alle niet-huishoudelijke afnemers;
c) vanaf 1 januari 2005 alle afnemers.
Artikel 19
Teneinde een verstoring van het evenwicht bij het openstellen van de gasmarkten te voorkomen:(a) mogen leveringscontracten met een in aanmerking komende afnemer in het systeem van een andere lidstaat niet worden verboden, indien de afnemer in beide systemen een in aanmerking komende afnemer is;
(b) kan de Commissie in gevallen waarin transacties als bedoeld onder (a) worden geweigerd omdat de afnemer slechts in een van beide systemen als in aanmerking komende afnemer wordt beschouwd, rekening houdend met de marktsituatie en het algemeen belang, de partij die tot de weigering heeft besloten ertoe verplichten de gevraagde levering uit te voeren op verzoek van de lidstaat waar de in aanmerking komende afnemer is gevestigd.
Artikel 20
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:(a) de op hun grondgebied gevestigde aardgasbedrijven via een directe leiding kunnen leveren aan de in aanmerking komende afnemers;
(b) aardgasbedrijven via een directe leiding kunnen leveren aan al deze in aanmerking komende afnemers op hun grondgebied.
2. In gevallen waarin toestemming (bijvoorbeeld vergunning, toelating, concessie, instemming of goedkeuring) vereist is voor de aanleg of exploitatie van directe leidingen, stellen de lidstaten of een door hen aangewezen bevoegde instantie criteria vast voor het verlenen van toestemming voor de aanleg of exploitatie van die directe leidingen op hun grondgebied. De criteria moeten objectief, transparant en niet-discriminerend zijn.
3. De lidstaten kunnen de toestemming voor de aanleg van een directe leiding afhankelijk stellen van de weigering van toegang tot het systeem op basis van artikel 17, dan wel van de inleiding van een geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 22."
(12) Artikel 21 wordt geschrapt.
(13) Artikel 22 wordt vervangen door de volgende tekst:
"Artikel 22
1. De lidstaten stellen één of meer bevoegde instanties als nationale regelgevende instanties in. Deze instanties moeten geheel onafhankelijk zijn van de belangen van de gassector. Zij zijn ten minste bevoegd om toezicht te houden op de markt teneinde niet-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en een efficiënte marktwerking te waarborgen, vooral ten aanzien van:(a) de mededingingsgraad;
(b) de voorschriften inzake het beheer en de toewijzing van koppelingscapaciteit, in overleg met de nationale regelgevende instanties en transmissiesysteembeheerders van de lidstaten waarmee een koppeling bestaat;
(c) de mechanismen voor het wegwerken van capaciteitsknelpunten binnen het nationale gassysteem;
(d) de tijd die transmissie- en distributiesysteembeheerders nodig hebben om koppelingen tot stand te brengen en herstellingen uit te voeren;
(e) de bekendmaking door transmissie- en distributiesysteembeheerders van passende informatie over koppellijnen, netwerkgebruik en capaciteits toewijzing aan belanghebbende partijen, rekening houdend met de noodzaak om niet geaggregeerde informatie als commercieel vertrouwelijk te behandelen;
(f) de daadwerkelijke splitsing van de boekhouding als bedoeld in artikel 13 om kruissubsidies voor transmissie-, distributie-, opslag-, LNG- en leverings activiteiten te voorkomen;
(g) de toegangsvoorwaarden voor opslag en gelijkwaardige flexibiliteitsinstrumenten, als bedoeld in artikel 15, leden 2 en 3.
2. De nationale regelgevende instanties zijn ten minste bevoegd tot de vaststelling of de aan de inwerkingtreding voorafgaande goedkeuring van de berekeningsmethoden of tot de vaststelling van de bepalingen en voorwaarden inzake:
(a) aansluiting op en toegang tot nationale netten, inclusief de transmissie- en distributietarieven, en de voorwaarden en tarieven voor toegang tot LNG-installaties;
(b) de verstrekking van balanceringsdiensten.
3. De nationale regelgevende instanties zijn bevoegd om zo nodig van de transmissie-, LNG- en distributiesysteembeheerders te verlangen dat zij de bepalingen en voorwaarden, inclusief de in lid 2 bedoelde tarieven en methoden, wijzigen om ervoor te zorgen dat deze redelijk zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast.
4. Partijen die een klacht hebben tegen een transmissie-, LNG- of distributie-systeembeheerder over de in lid 1, 2 of 3 of artikel 15 genoemde onderwerpen kunnen de klacht voorleggen aan de nationale regelgevende instantie, die als geschillenbeslechtingsinstantie binnen twee maanden na ontvangst van de klacht een beslissing neemt. Deze periode kan met twee maanden worden verlengd indien de nationale regelgevende instanties aanvullende informatie behoeven. Deze periode kan met instemming van de klager verder worden verlengd. Een beroep in verband met een klacht heeft geen schorsende werking.
5. De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de nationale regelgevende instanties in staat zijn om de in lid 1 tot en met 4 bedoelde taken snel en doeltreffend uit te voeren.
6. De lidstaten voorzien in geschikte en doelmatige mechanismen voor regelgeving, controle en transparantie, teneinde eventueel misbruik van een machtspositie, met name ten nadele van de afnemers, en eventueel marktondermijnend gedrag te voorkomen. Deze mechanismen moeten de bepalingen van het Verdrag, en met name artikel 82, in acht nemen.
7. Wanneer de door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheidsregels niet in acht zijn genomen, dragen de lidstaten er zorg voor dat tegen de verantwoordelijke natuurlijke personen of rechtspersonen passende maatregelen worden genomen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale wetgeving.
8. In geval van een grensoverschrijdend geschil berust de bevoegdheid voor de beslechting van het geschil bij de nationale regelgevende instantie waaronder de systeembeheerder ressorteert die het gebruik van of de toegang tot het systeem weigert.
9. Een beroep op die nationale regelgevende instantie doet geen afbreuk aan de uitoefening van de beroepsmogelijkheden van het Gemeenschapsrecht."
(14) Artikel 23, lid 1, wordt vervangen door de volgende tekst:
"1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers, ongeacht hun locatie, overeenkomstig dit artikel toegang kunnen krijgen tot upstreampijpleidingnetten, met inbegrip van installaties voor technische diensten in verband met die toegang, tenzij wanneer het gaat om delen van dergelijke netten en installaties die gebruikt worden voor plaatselijke productieactiviteiten op de plaats binnen een veld waar de aardgasproductie plaatsvindt. Overeenkomstig artikel 29 stellen zij de Commissie van deze maatregelen in kennis."
(15) Artikel 25, leden 1 en 2 worden vervangen door de volgende tekst:
"1. Indien een aardgasbedrijf ernstige economische en financiële moeilijkheden ondervindt of meent dergelijke moeilijkheden te zullen ondervinden wegens take-or-pay-verbintenissen die het in een of meer gasaankoopcontracten is aangegaan, kan een verzoek om een tijdelijke ontheffing van artikel 15 worden toegezonden aan de betrokken lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie. Verzoeken moeten naar keuze van de lidstaten per geval worden ingediend, hetzij vóór, hetzij na een weigering van toegang tot het systeem. De lidstaten kunnen ook het aardgasbedrijf de keuze bieden tussen indiening van een verzoek vóór, dan wel na de weigering van toegang tot het systeem. Wanneer een aardgasbedrijf de toegang tot het systeem heeft geweigerd, dient het verzoek onverwijld te worden ingediend. De verzoeken moeten vergezeld gaan van alle relevante informatie over de aard en de omvang van het probleem en over de inspanningen die het aardgasbedrijf geleverd heeft om het probleem op te lossen.
Als er redelijkerwijs geen alternatieve oplossingen voorhanden zijn, mag de lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie met inachtneming van het bepaalde in lid 3 besluiten een ontheffing te verlenen.
2. De lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie brengt het besluit tot verlening van een ontheffing onverwijld ter kennis van de Commissie, samen met alle relevante informatie in verband met de ontheffing. Deze informatie mag in pakketvorm aan de Commissie worden voorgelegd, zodat zij op basis daarvan tot een weloverwogen besluit kan komen. Binnen vier weken na de ontvangst van de kennisgeving kan de Commissie de betrokken lidstaat of aangewezen bevoegde instantie verzoeken het besluit tot verlening van een ontheffing te wijzigen of in te trekken.
Indien de betrokken lidstaat of aangewezen bevoegde instantie niet binnen een termijn van vier weken gehoor geeft aan dit verzoek, zal met bekwame spoed een definitief besluit worden genomen volgens de procedure van artikel 3 van Besluit 1999/468/EG van de Raad*.
De Commissie eerbiedigt de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.
*L 184, 17.7.1999, blz.23."
(16) Artikel 26, leden 1, 2 en 3, worden vervangen door de volgende tekst:
"1. Lidstaten die niet rechtstreeks verbonden zijn met het gekoppelde systeem van een andere lidstaat en slechts één externe hoofdleverancier hebben, mogen afwijken van artikel 4, artikel 18 en/of artikel 20 van deze richtlijn. Een leveringsbedrijf met een marktaandeel van meer dan 75% wordt beschouwd als een hoofdleverancier. Deze ontheffing komt automatisch te vervallen zodra ten minste een van deze voorwaarden niet langer van toepassing is. De Commissie wordt van een dergelijke ontheffing in kennis gesteld.
2. Een lidstaat die als opkomende markt kan worden aangemerkt en die als gevolg van de tenuitvoerlegging van deze richtlijn aanzienlijke problemen ondervindt die geen verband houden met de in artikel 25 bedoelde take-or-pay-verbintenissen, mag afwijken van artikel 4, artikel 18 en/of artikel 20 van deze richtlijn. Deze ontheffing komt automatisch te vervallen zodra de betrokken lidstaat niet langer als opkomende markt kan worden aangemerkt. De Commissie wordt van een dergelijke ontheffing in kennis gesteld.
3. Indien de tenuitvoerlegging van deze richtlijn voor een geografisch beperkt gebied van een lidstaat tot aanzienlijke problemen zou leiden, met name wat de ontwikkeling van de transmissie-infrastructuur betreft, kan de lidstaat, mede om investeringen te stimuleren, de Commissie om een tijdelijke ontheffing van artikel 4, artikel 7, lid 1 en 3, artikel 7 bis, lid 2, artikel 9, lid 1, artikel 10, leden 4 en 5, artikel 13, artikel 14, lid 1, artikel 18 en/of artikel 20 verzoeken voor ontwikkelingen op dit gebied.
(17) Artikel 27 wordt geschrapt.
(18) Artikel 28 wordt vervangen door de volgende tekst:
"Artikel 28
1. De Commissie volgt en toetst de toepassing van deze richtlijn en dient uiterlijk voor het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn en vervolgens ieder jaar bij het Europees Parlement en de Raad een algemeen voortgangsverslag in. Dit omvat ten minste de volgende punten:(a) ervaring met en vooruitgang bij de totstandbrenging van een voltooide en volledig operationele interne markt voor aardgas, alsook de resterende belemmeringen, waaronder aspecten die te maken hebben met marktoverheersing, concentratie op de markt en marktondermijnend en concurrentiebeperkend gedrag;
(b) de mate waarin de voorschriften van deze richtlijn met betrekking tot ontvlechting en tarifering hebben bijgedragen tot het waarborgen van eerlijke en niet-discriminerende toegang tot het gassysteem in de Gemeenschap en tot het gelijktrekken van de concurrentieniveaus, alsmede de economische, ecologische en sociale gevolgen die de openstelling van de gasmarkt met zich meebrengt voor de afnemers;
(c) een onderzoek naar de kwesties die verband houden met de niveaus van de systeemcapaciteit en de zekerheid van de aardgasvoorziening in de Gemeenschap, met name het bestaande en geplande evenwicht tussen vraag en aanbod, rekening houdend met de fysieke uitwisselingscapaciteit tussen verschillende gebieden;
(d) een algemene evaluatie van de vooruitgang die is geboekt in het kader van de bilaterale betrekkingen met aardgasproducerende, -exporterende of -transporterende derde landen, inclusief de vooruitgang op het gebied van marktintegratie, handel en toegang tot de netwerken van deze derde landen;
(e) de behoefte aan mogelijke harmonisatie die niet samenhangt met de bepalingen van deze richtlijn.
Waar nodig kan dat verslag aanbevelingen bevatten.
2. Om de twee jaar omvat het in lid 1 bedoelde verslag tevens een analyse van de verschillende maatregelen die in de lidstaten genomen zijn om aan de verplichtingen inzake openbare dienstverlening te voldoen, met een onderzoek naar de doeltreffendheid van deze maatregelen en meer bepaald hun gevolgen voor de mededinging op de aardgasmarkt. Waar toepasselijk kan het verslag aanbevelingen bevatten over op nationaal niveau te nemen maatregelen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken of maatregelen om marktafscherming te voorkomen."
(19) De bijlage, waarvan de tekst is opgenomen in bijlage II bij deze richtlijn, wordt toegevoegd.
Artikel 3
Richtlijn 90/547/EEG en Richtlijn 91/296/EEG worden hierbij met ingang van 1 januari 2003 ingetrokken.Artikel 4
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk [op .... ] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.