Artikelen bij COM(2002)577 - Strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de EG (ingediend door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend) 2001/0115 (COD)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52002PC0577

Gewijzigd voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap (ingediend door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend) 2001/0115 (COD) /* COM/2002/0577 def. - COD 2001/0115 */

Publicatieblad Nr. 071 E van 25/03/2003 blz. 0001 - 0002


Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap (ingediend door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend) 2001/0115 (COD)

2001/0115 (COD)

Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap


1. Geschiedenis van het dossier

Voorstel ingediend bij de Raad en het Europees Parlement [COM(2001)272 def. - 2001/0115/COD] overeenkomstig artikel 280, lid 4, van het EG-Verdrag // 30 mei 2001

PB C 240 E van 28.8.2001, blz. 125.

Advies van de Rekenkamer // 8 november 2001

PB C 14 van 17.1.2002, blz. 1.

Advies van het Europees Parlement - eerste lezing // 29 november 2001

PB C 153 E van 27.6.2002.

2. Doel van het voorstel van de Commissie

Krachtens artikel 280 van het EG-Verdrag is de Gemeenschap bevoegd maatregelen te nemen om de communautaire financiële belangen in alle lidstaten op doeltreffende en gelijkwaardige wijze te beschermen. Aangezien door de internationale economische en financiële fraude en criminaliteit aanzienlijke schade wordt toegebracht aan de communautaire financiële belangen, moet het huidige rechtskader worden versterkt, vooral ingevolge de vertraging die door de lidstaten is opgelopen bij de ratificatie van de instrumenten die in het kader van titel VI van het EG-Verdrag zijn goedgekeurd. De overeenkomst van 1995 en de protocollen van 1996 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen zijn nu wel geratificeerd en zouden dus binnenkort eindelijk in werking kunnen treden, maar het protocol van 1997 is nog steeds niet door alle lidstaten bekrachtigd. Het voorstel van de Commissie, waarin alle bepalingen van deze instrumenten inzake strafbaarstelling, aansprakelijkheid, straffen en samenwerking met de Commissie zijn opgenomen, biedt met name het voordeel dat gebruik kan worden gemaakt van de in het EG-Verdrag voorziene controlemechanismen om toe te zien op de correcte omzetting en toepassing van het gemeenschapsrecht door de lidstaten.

3. Standpunt van de Commissie met betrekking tot de amendementen van het Parlement

Van de 20 amendementen die het Europees Parlement in eerste lezing heeft goedgekeurd (er waren er 31 voorgesteld), neemt de Commissie er vier in hun geheel en een gedeeltelijk over. Vanwege de vorm en de rechtsgrond die de Commissie heeft gekozen, kan zij niet instemmen met bepaalde andere amendementen van het Parlement, die in een ander kader politiek en juridisch van belang zouden kunnen zijn.

3.1. Door de Commissie overgenomen amendementen

Wat de overwegingen bij het voorstel voor een richtlijn betreft, neemt de Commissie amendement 2 over, waarin de doelstelling van het nieuwe artikel 280, lid 4, van het EG-Verdrag wordt verwoord, alsmede amendement 11, waarin duidelijk wordt gemaakt dat dit besluit een integrerend deel uitmaakt van het acquis communautaire en in de wetgevingen van de kandidaat-landen voor toetreding moet worden opgenomen.

Ook amendement 7 wordt overgenomen, op voorwaarde dat het niet in de plaats komt van het door de Commissie voorgstelde amendement, maat dat het een nieuwe overweging toevoegt betreffende mogelijke 'latere institutionele ontwikkelingen zoals de instelling van de functie van een Europese openbare aanklager voor de bescherming van de belangen van de Gemeenschap door wijziging van artikel 280van het Verdrag'. De Commissie heeft al een voorstel in die richting gedaan tijdens de intergouvernementele conferentie van Nice, en over de eventuele aanstelling van zo'n Europese openbare aanklager wordt momenteel een brede raadpleging gehouden in het kader van het Groenboek van de Commissie van december 2001.

In aansluiting op de verwerping van amendment 1 wijst de Commissie erop dat zij de amendementen 7 en 11 alleen overneemt als het woord 'verordening' wordt vervangen door 'richtlijn'.

De Commissie neemt ook amendement 27 over, waarin wordt bepaald dat de vrijheidsstraffen die voor ernstige fraude moeten worden vastgesteld, tot uitlevering kunnen leiden. Dit amendement stemt overeen met de tekst van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en is tevens verenigbaar met artikel 280, lid 4, van het EG-Verdrag.

3.2. Gedeeltelijk door de Commissie overgenomen amendementen

Van amendement 3 neemt de Commissie de eerste zin over, waarin wordt beklemtoond dat de financiële belangen van de Gemeenschap essentiële belangen van de Gemeenschap zijn. De tweede zin wordt daarentegen niet overgenomen, omdat de bescherming van deze financiële belangen niet volledig onder het gemeenschapsrecht valt.

3.3 Door de Commissie verworpen amendementen

De amendementen 1, 4, 28, 29 en 30 stroken niet met de tweede zin van artikel 280, lid 4, van het EG-Verdrag, waarin is bepaald dat de maatregelen die op grond van dit artikel kunnen worden genomen, "geen betrekking [hebben] op de toepassing van het nationale strafrecht of de nationale rechtsbedeling."

Amendement 12 behelst een toevoeging aan de definitie van 'nationaal ambtenaar' die niet alleen overbodig is, maar de definitie ook restrictiever maakt dan in het oorspronkelijke voorstel, en daarom niet kan worden overgenomen.

De amendementen 13, 15 en 19 betreffende de definitie van fraude worden niet overgenomen, met name omdat zij de strafbaarstelling van fraude te breed maken, waardoor ook de fraudevoorbereidende activiteiten daaronder zouden komen te vallen die al door artikel 7, lid 2, van het voorstel worden gedekt.

De amendementen 14, 16 en 17 betreffende nieuwe strafbaarstellingen worden niet overgenomen omdat zij niet aansluiten bij de opzet en de doelstelling van dit voorstel voor een richtlijn.

De Commissie neemt evenmin de amendementen 5, 6 en 31 betreffende de status van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) over, alleen al omdat deze niet rechtstreeks verband houden met het doel van dit voorstel voor een richtlijn.

3.4. Conclusie

Krachtens artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag wijzigt de Commissie haar voorstel overeenkomstig het bovenstaande.