Artikelen bij COM(2006)83 - Recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ("Rome II") (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Inhoudsopgave

Hoofdstuk I - - Toepassingsgebied

Artikel 1 - - Materiële werkingssfeer

1. Deze verordening is, in gevallen waarin tussen het recht van verschillende landen moet worden gekozen, van toepassing op niet-contractuele verbintenissen op burgerlijk en handelsgebied.

Ze is niet van toepassing op fiscaal, administratief of douanegebied.

2. Uitgesloten van de werkingssfeer van deze verordening zijn:

a) niet-contractuele verbintenissen uit familiebetrekkingen of daarmee gelijkgestelde betrekkingen die krachtens het daarop toepasselijke recht vergelijkbare gevolgen hebben, met inbegrip van onderhoudsverplichtingen;

b) niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit het huwelijksvermogensrecht en het erfenisrecht of uit regelingen die krachtens het daarop toepasselijke recht vergelijkbare gevolgen hebben ;

c) niet-contractuele verbintenissen uit wisselbrieven, cheques, orderbriefjes alsmede andere verhandelbare waardepapieren, voorzover de verbintenissen uit deze andere papieren het gevolg zijn van hun verhandelbaarheid;

d) de persoonlijke aansprakelijkheid van de vennoten en de organen voor de schulden van een vennootschap, een vereniging of een rechtspersoon en de persoonlijke aansprakelijkheid van de met het wettelijke toezicht op de boekhoudkundige bescheiden belaste personen niet-contractuele verbintenissen, met name de aansprakelijkheid van de vennoten, de organen en de met het wettelijke toezicht op de boekhoudkundige bescheiden van een vennootschap, een vereniging of een rechtspersoon belaste personen, op voorwaarde dat deze het voorwerp uitmaken van een specifieke regeling in het kader van het vennootschapsrecht of van andere specifieke bepalingen die op deze personen van toepassing zijn ;

e) niet-contractuele verbintenissen die zijn ontstaan uit de betrekkingen tussen de oprichters, de trustees en de begunstigden van een trust die vrijwillig in het leven is geroepen en waarvan het bewijs schriftelijk wordt geleverd ;

f) niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit een kernongeval.

g) niet-contractuele verbintenissen die zijn ontstaan in het kader van de overheidsaansprakelijkheid voor handelingen in de uitoefening van het overheidsgezag (“acta iure imperii”);

h) de door de media gepleegde inbreuken op de persoonlijke levenssfeer en op de persoonlijkheidsrechten;

i) het bewijs en de rechtspleging, behoudens het bepaalde in artikel 19.

3. Binnen het bestek van deze verordening wordt onder 'lidstaten' verstaan: alle lidstaten behalve [het Verenigd Koninkrijk, Ierland en] Denemarken.

Artikel 2 - - Universeel karakter Toepassing van het recht van een derde land

Het door deze verordening aangewezen recht is toepasselijk ongeacht of dit het recht van een lidstaat is.

Artikel 3 - – Verhouding tot andere bepalingen van Gemeenschapsrecht

1. Deze verordening laat de toepassing of vaststelling van besluiten van de instellingen van de Europese Gemeenschappen onverlet:

a) die voor bijzondere gebieden regels bevatten voor de oplossing van wetsconflicten met betrekking tot niet-contractuele verbintenissen, of

b) die regels vaststellen die van toepassing zijn ongeacht welk nationaal recht krachtens deze verordening de betrokken niet-contractuele verbintenis beheerst, of

c) die in de weg staan aan de toepassing van een bepaling of bepalingen van het recht van het land van de rechter of het door deze verordening aangewezen recht.

d) die regels vatstellen die moeten bijdragen aan de goede werking van de interne markt, voorzover zij niet in combinatie met het door de regels van internationaal privaatrecht aangewezen recht kunnen worden toegepast.

Hoofdstuk II - - Uniforme regels

Afdeling 1 - REGELS INZAKE NIET-CONTRACTUELE VERBINTENISSEN DIE VOORTVLOEIEN UIT EEN ONRECHTMATIGE DAAD RECHTSKEUZE DOOR DE PARTIJEN


Artikel 3 - – Algemene regel Artikel 4 – Rechtskeuze door de partijen

1. De partijen kunnen in een overeenkomst die wordt gesloten na het ontstaan van hun geschil, overeenkomen de niet-contractuele verbintenis te onderwerpen aan het recht dat zij kiezen. Deze keuze moet uitdrukkelijk geschieden of ondubbelzinnig uit de omstandigheden van de zaak blijken. Zij mag geen afbreuk doen aan de rechten van derden.

2. Wanneer alle partijen een handelsactiviteit uitoefenen, mag een dergelijke keuze ook worden vastgelegd in een vrijelijk overeengekomen beding voordat de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan.

3. De rechtskeuze van de partijen laat, wanneer alle overige elementen van het geval op het tijdstip waarop de schade ontstaat, in een ander land waren gelokaliseerd dan dat waarvan het recht is gekozen, de toepassing onverlet van de bepalingen waarvan volgens het recht van eerstbedoeld land niet bij overeenkomst mag worden afgeweken (hierna “dwingende bepalingen” genoemd).

4. De keuze door de partijen van het recht van een derde land laat, wanneer alle overige elementen van het geval op het tijdstip waarop de schade ontstaat in een of meer lidstaten gelokaliseerd waren, de toepassing onverlet van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht.

AFDELING 2 - ALGEMENE REGEL VOOR NIET-CONTRACTUELE VERBINTENISSEN DIE VOORTVLOEIEN UIT EEN ONRECHTMATIGE DAAD


Artikel 5 - – Algemene regel

1. Bij gebrek aan rechtskeuze in de zin van artikel 4, is H het recht dat van toepassing is op de niet-contractuele verbintenis , is het recht van het land waar de schade is ontstaan of dreigt te ontstaan, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welk(e) land(en) sprake is van indirecte gevolgen van de schade.

2. Wanneer evenwel de persoon die aansprakelijk wordt gesteld, en de persoon die schade lijdt, hun gewone verblijfplaats in hetzelfde land hebben op het tijdstip waarop de schade zich voordoet, wordt de niet-contractuele verbintenis beheerst door het recht van dit land.

3. Wanneer, in weerwil van de leden 1 en 2, uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de niet-contractuele verbintenis kennelijk nauwere banden met een ander land heeft, is het recht van dat andere land van toepassing. Een kennelijk nauwere band met een ander land kan met name berusten op een reeds bestaande betrekking tussen de partijen, zoals een contract dat een nauwe band heeft met de desbetreffende niet-contractuele verbintenis. Bij de beoordeling van het bestaan van kennelijk nauwere banden met een ander land, kan met name rekening worden gehouden met de verwachtingen van de partijen wat het toepasselijke recht betreft.

AFDELING 3 - REGELS VOOR DE NIET-CONTRACTUELE VERBINTENISSEN DIE VOORTVLOEIEN UIT BEPAALDE BIJZONDERE SOORTEN VAN ONRECHTMATIGE DAAD


ARTIKEL 4 - 6 - Aansprakelijkheid voor producten met gebreken

Onverminderd artikel 3 5 , leden 2 en 3, is met betrekking tot een niet-contractuele verbintenis ingeval van schade of mogelijke schade die wordt veroorzaakt door een product met gebreken, het toepasselijke recht dat van het land waar de persoon die schade lijdt zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip waarop de schade ontstaat , tenzij de persoon die aansprakelijk wordt gesteld kan aantonen dat het product in dat land zonder zijn toestemming op de markt is gebracht; in dat geval is het toepasselijke recht dat van het land waar de persoon die aansprakelijk wordt gesteld zijn gewone verblijfplaats heeft.

Artikel 5 - - Oneerlijke concurrentie Artikel 7 – Oneerlijke handelspraktijken

1. Op een niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een daad van oneerlijke concurrentie handelspraktijk is het door artikel 5, lid 1, aangewezen recht van toepassing van . Het land waar de schade is ontstaan of dreigt te ontstaan is het land waar de concurrentieverhoudingen of de collectieve belangen van consumenten rechtstreeks en aanzienlijk worden geschaad of dreigen te worden geschaad.

2. Indien een daad van oneerlijke concurrentie uitsluitend de belangen van een bepaalde concurrent schaadt, is ook artikel 3 5 , leden 2 en 3, van toepassing.

Artikel 6 - - Inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en op de persoonlijkheidsrechten

1. Op een niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer of de persoonlijkheidsrechten, is het recht van toepassing van het land van de rechter die zich erover uitspreekt, indien de toepassing van het door artikel 3 aangewezen recht strijdig zou zijn met de fundamentele rechtsbeginselen van het land van de rechter inzake vrijheid van meningsuiting en van nieuwsgaring.

2. Ten aanzien van het recht van antwoord of soortgelijke maatregelen is het recht van toepassing van het land waar de omroeporganisatie of de dagbladuitgeverij haar gewone verblijfplaats heeft.

Artikel 7 - - Milieu-inbreuk Artikel 8 – Milieuschade

Op een niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een milieu-inbreuk milieuschade of op schade aan personen of goederen die uit dergelijke schade voortvloeit , is het recht van toepassing dat door artikel 3 5 , lid 1, wordt aangewezen, tenzij de persoon die schade lijdt ervoor kiest zijn aanspraken te baseren op het recht van het land op welks grondgebied de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan.

Artikel 8 - 9 - Inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten

1. Op een niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht, is het recht van toepassing van het land waarvoor de bescherming is gevraagd.

2. Op een niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een inbreuk op een eengemaakt communautair industriële-eigendomsrecht, is de desbetreffende communautaire verordening van toepassing. Voor elke aangelegenheid die niet geregeld is door die verordening, is het recht van toepassing van de lidstaat waar inbreuk is gemaakt op dit recht.

3. In weerwil van de afdelingen 1, 2 en 4, regelt dit artikel alle niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht.

AFDELING 2 - REGELS INZAKE NIET-CONTRACTUELE VERBINTENISSEN DIE VOORTVLOEIEN UIT EEN FEIT DAT GEEN ONRECHTMATIGE DAAD IS


Artikel 9 - – Bepaling van het toepasselijke recht AFDELING 4BIJZONDERE REGELS VOOR NIET-CONTRACTUELE VERBINTENISSEN DIE VOORTVLOEIEN UIT ONGEGRONDE VERRIJKING OF ZAAKWAARNEMING

Artikel 10 – Ongegronde verrijking

1. Wanneer een niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een feit dat geen onrechtmatige daad is die berust op een ongegronde verrijking, met inbegrip van de onverschuldigde betaling , verband houdt met een eerder bestaande betrekking tussen de partijen, zoals een contract of een onrechtmatige daad zoals bedoeld in de afdelingen 2 en 3, dat die nauw samenhangt met de niet-contractuele verbintenis, is het recht van toepassing dat deze betrekking beheerst.

2. Onverminderd het bepaalde in Wanneer het toepasselijke recht niet kan worden bepaald op basis van lid 1, is, en wanneer de partijen hun gewone verblijfplaats in hetzelfde land hebben op het tijdstip waarop de schade ontstaat , waar de gebeurtenis die leidt tot de ongegronde verrijking, plaatsvindt, is op de niet-contractuele verbintenis het recht van dit land van toepassing.

3. Onverminderd het bepaalde in Wanneer het toepasselijke recht niet kan worden bepaald op basis van de leden 1 en 2, is op een niet-contractuele verbintenis die op ongegronde verrijking berust, het recht van toepassing van het land waar de gebeurtenis die leidt tot de ongegronde verrijking, zich voornamelijk heeft voorgedaan.

4. Onverminderd het bepaalde in de leden 1 en 2, is op een niet-contractuele verbintenis die uit zaakwaarneming voortvloeit, het recht van toepassing van het land waar de belanghebbende op het ogenblik van de zaakwaarneming zijn gewone verblijfplaats had. Wanneer een niet-contractuele verbintenis die uit zaakwaarneming voortvloeit evenwel betrekking heeft op de fysieke bescherming van een persoon of op de bescherming van een bepaalde lichamelijke zaak, is het recht van toepassing van het land waar de persoon of de zaak zich op het ogenblik van de zaakwaarneming bevond.

5. In weerwil van de leden 1, 2, 3 en 4, is, wanneer uit het geheel van de omstandigheden blijkt dat de niet-contractuele verbintenis kennelijk nauwere banden heeft met een ander land, het recht van dit land van toepassing.

6. In weerwil van het bepaalde in dit artikel vallen alle niet-contractuele verbintenissen op het gebied van intellectuele eigendom onder de toepassing van artikel 8.

4. Wanneer uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de niet-contractuele verbintenis een kennelijk nauwere band heeft met een ander land dan het land waarvan het recht op grond van de leden 1 tot en met 3 is aangewezen, is het recht van dat andere land van toepassing.

Artikel 1 - 1 – Zaakwaarneming

1. Wanneer een niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit zaakwaarneming verband houdt met een eerder bestaande betrekking tussen de partijen, zoals een contract of een onrechtmatige daad zoals bedoeld in de afdelingen 2 en 3, die nauw samenhangt met de niet-contractuele verbintenis, is het recht van toepassing dat deze betrekking beheerst.

2. Wanneer het toepasselijke recht niet kan worden bepaald op basis van lid 1 en wanneer de partijen hun gewone verblijfplaats in hetzelfde land hebben op het tijdstip waarop het schadebrengende feit plaatsvindt, is het recht van dat land van toepassing op die niet-contractuele verbintenis.

3. Wanneer het toepasselijke recht niet kan worden bepaald op basis van de leden 1 en 2, is op een niet-contractuele verbintenis die op zaakwaarneming berust, het recht van toepassing van het land waar de handeling van de zaakwaarnemer plaatsvond.

4. Wanneer uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de niet-contractuele verbintenis een kennelijk nauwere band heeft met een ander land dan het land waarvan het recht op grond van de leden 1 tot en met 3 is aangewezen, is het recht van dat andere land van toepassing.

AFDELING 3 - GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS INZAKE NIET-CONTRACTUELE VERBINTENISSEN DIE VOORTVLOEIEN UIT EEN ONRECHTMATIGE DAAD DAN WEL UIT EEN FEIT DAT GEEN ONRECHTMATIGE DAAD IS


Artikel 10 - – Rechtskeuze door de partijen

1. Behalve ten aanzien van niet-contractuele verbintenissen die onder artikel 8 vallen, kunnen de partijen in een overeenkomst die wordt gesloten na het ontstaan van hun geschil, overeenkomen de niet-contractuele verbintenis te onderwerpen aan het recht dat zij kiezen. Deze keuze moet uitdrukkelijk geschieden of ondubbelzinnig uit de omstandigheden van de zaak blijken. Zij mag geen afbreuk doen aan de rechten van derden.

2. De rechtskeuze van de partijen laat, wanneer alle overige elementen van het geval op het tijdstip waarop de schade ontstaat, in een ander land waren gelokaliseerd dan dat waarvan het recht is gekozen, de toepassing onverlet van de bepalingen waarvan volgens het recht van eerstbedoeld land niet bij overeenkomst mag worden afgeweken.

3. De keuze door de partijen van het recht van een derde land laat, wanneer alle overige elementen van het geval op het tijdstip waarop de schade ontstaat in een of meer lidstaten van de Europese Gemeenschap gelokaliseerd waren, de toepassing onverlet van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht.

AFDELING 5 - GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS


ARTIKEL 11 - 12 – Werkingssfeer van het recht dat van toepassing is op de niet-contractuele verbintenis

Het recht dat ingevolge de artikelen 3 4 tot en met 10 11 van deze verordening op de niet-contractuele verbintenis van toepassing is, beheerst met name:

a) de voorwaarden en de omvang van de aansprakelijkheid, met inbegrip van het bepalen van de personen die kunnen worden aangesproken voor de handelingen die zij stellen;

b) de gronden tot uitsluiting van aansprakelijkheid, alsook elke beperking en verdeling van aansprakelijkheid;

c) het bestaan en de aard van de schade die voor vergoeding in aanmerking komt;

d) binnen de grenzen van de bevoegdheden waarover hij op grond van zijn procesrecht beschikt, de maatregelen die de rechter kan treffen om schade of verdere schade te voorkomen of om de schade te herstellen;

e) de begroting van de schade, voorzover daarop rechtsregels van toepassing zijn;

f) de mogelijkheid tot overdracht of overgang van het recht op schadevergoeding ; , met name door erfopvolging of cessie;

g) het bepalen van de personen die recht hebben op vergoeding van persoonlijk door hen geleden schade;

h) de aansprakelijkheid voor handelingen van anderen;

i) de diverse wijzen van tenietgaan van verbintenissen, alsmede de verjaringen en déchéances, gegrond op het verstrijken van een termijn, met inbegrip van de aanvang, de stuiting en de schorsing van de termijnen.

Artikel 12 - 13 – Bepalingen van bijzonder dwingend recht

21. De bepalingen van deze verordening laten de toepassing onverlet van de bepalingen van het recht van het land van de rechter die het geval dwingend beheersen, ongeacht welk recht op de niet-contractuele verbintenis van toepassing is.

1.2. Bij de toepassing ingevolge deze verordening van het recht van een bepaald land kan uitwerking worden gegeven aan de dwingende bepalingen van het recht van een ander land waarmede het geval nauw is verbonden, indien en voor zover deze bepalingen volgens het recht van het laatstgenoemde land toepasselijk zijn ongeacht het recht dat de niet-contractuele verbintenis beheerst. Bij de beslissing of aan deze dwingende bepalingen uitwerking moet worden gegeven, wordt rekening gehouden met hun aard en strekking, alsmede met de gevolgen die uit de toepassing of niet-toepassing ervan zouden voortvloeien.

Artikel 13 - 14 – Veiligheidsvoorschriften en gedragsregels

Ongeacht welk recht toepasselijk is, wordt bij het bepalen van de aansprakelijkheid feitelijk en voorzover passend, rekening gehouden met de veiligheidsvoorschriften en gedragsregels die van kracht waren op het tijdstip waarop en de plaats waar de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan.

Artikel 14 - 15 – Rechtstreekse vordering op de verzekeraar van de aansprakelijke persoon

Het recht van de De persoon die schade lijdt, kan om een rechtstreekse vordering in te stellen instellen tegen de verzekeraar van de persoon die aansprakelijk wordt gesteld, wanneer in een dergelijke vordering is voorzien wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op de niet-contractuele verbintenis, tenzij de persoon die schade lijdt ervoor kiest zijn aanspraken te baseren op of door het recht dat van toepassing is op het verzekeringscontract.

Artikel 15 - 16 – Wettelijke S s ubrogatie

1. Wanneer een persoon, de schuldeiser, op grond van een niet-contractuele verbintenis rechten heeft jegens een andere persoon, de schuldenaar, en een derde verplicht is de schuldeiser te voldoen, dan wel wanneer die derde de schuldeiser op grond van de genoemde verplichting reeds heeft voldaan, bepaalt het recht dat op deze verplichting van de derde van toepassing is, of die de rechten die de schuldeiser jegens de schuldenaar heeft overeenkomstig het recht dat hun betrekkingen beheerst, kan uitoefenen en, zo ja, in welke mate.

2. Hetzelfde geldt, wanneer eenzelfde verplichting op verschillende personen rust en één van hen de schuldeiser heeft voldaan.

Wanneer een derde, bijvoorbeeld een verzekeraar, verplicht is een schuldeiser van een niet-contractuele verbintenis te voldoen, wordt het verhaalrecht van deze derde jegens de schuldenaar van de niet-contractuele verbintenis beheerst door het recht dat van toepassing is op de voldoeningsverplichting van deze derde die bijvoorbeeld voortvloeit uit een verzekeringsovereenkomst.

Artikel 16 - 17- Gezamenlijke verbintenissen

Wanneer een schuldeiser rechten heeft jegens meerdere schuldenaars die hoofdelijk aansprakelijk zijn, en wanneer een van deze schuldenaars de schuldeiser reeds heeft voldaan, wordt het recht van deze schuldenaar om zich tot de andere schuldenaars te wenden, beheerst door het recht dat van toepassing is op de verbintenis van deze schuldenaar jegens de schuldeiser.

Artikel 18 - – Vorm

Een eenzijdige rechtshandeling met betrekking tot een niet-contractuele verbintenis is naar de vorm geldig, indien zij voldoet aan de vormvereisten van het recht dat de niet-contractuele verbintenis beheerst, of van het recht van het land waar deze rechtshandeling is verricht.

Artikel 17 - 19 – Bewijs

1. Het recht dat ingevolge deze verordening de niet-contractuele verbintenis beheerst, is van toepassing voorzover het ten aanzien van niet-contractuele verbintenissen wettelijke vermoedens vestigt of regels inzake de verdeling van de bewijslast omvat.

2. Rechtshandelingen kunnen worden bewezen door elk middel dat is toegelaten door het recht van het land van de rechter of door een van de in artikel 16 18 bedoelde rechtsstelsels volgens hetwelk de rechtshandeling naar de vorm geldig is, voorzover het bewijs op deze wijze kan worden geleverd voor de rechter bij wie de zaak aanhangig is.

Hoofdstuk III - - Overige bepalingen

Artikel 18 - - Gelijkstelling met het grondgebied van een staat

Voor de toepassing van deze verordening worden met het grondgebied van een staat gelijkgesteld :

a) de installaties en andere inrichtingen ten behoeve van de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen, aanwezig in, op of boven het buiten de territoriale grens van die staat gelegen deel van de zeebodem voor zover die staat daar op grond van het internationale recht soevereine rechten mag uitoefenen ten behoeve van de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen;

b) een zich op volle zee bevindend schip dat door of vanwege die staat teboekgesteld is of van een zeebrief of daarmee gelijk te stellen document is voorzien, dan wel bij gebreke van enige teboekstelling, zeebrief of daarmee gelijk te stellen document, toebehoort aan een onderdaan van die staat;

c) een zich in het luchtruim bevindend luchtvaartuig dat door of vanwege die staat teboekgesteld is of in het nationaliteitsregister van die staat is ingeschreven, dan wel bij gebreke van enige teboekstelling of inschrijving in het nationaliteitsregister, toebehoort aan een onderdaan van die staat.

Artikel 19 - 20 – Gelijkstelling met de gewone verblijfplaats

1. De belangrijkste vestiging van een vennootschap, vereniging of rechtspersoon geldt als gewone verblijfplaats. Wanneer echter het feit dat de verbintenis doet ontstaan, is gepleegd of de schade is geleden bij de exploitatie van een filiaal, agentschap of enige andere vestiging, geldt deze vestiging als gewone verblijfplaats.

2. Wanneer het feit dat de verbintenis doet ontstaan, zich voordoet of de schade is ontstaan bij de uitoefening van de beroepsactiviteit van een natuurlijke persoon, geldt de belangrijkste bedrijfsvestiging als gewone verblijfplaats.

3. Voor de toepassing van artikel 6, lid 2, geldt de plaats waar de omroeporganisatie gevestigd is in de zin van Richtlijn 89/552/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG, als gewone verblijfplaats.

Artikel 20 - 21 – Uitsluiting van herverwijzing

Wanneer deze verordening de toepassing van het recht van een land voorschrijft, worden daaronder verstaan de rechtsregels die in dat land gelden met uitsluiting van de regels van internationaal privaatrecht.

Artikel 21 - 22 – Staten met meer dan één rechtssysteem

1. Indien een staat uit meer dan één territoriale eenheid bestaat en elke eenheid daarvan eigen rechtsregels inzake niet-contractuele verbintenissen bezit, wordt voor het bepalen van het overeenkomstig deze verordening toe te passen recht elke territoriale eenheid als een land beschouwd.

2. Een staat waarbinnen verschillende territoriale eenheden eigen rechtsregels inzake niet-contractuele verbintenissen bezitten, is niet verplicht deze verordening toe te passen in gevallen waarin uitsluitend rechtsregels van deze territoriale eenheden voor toepassing in aanmerking komen.

Artikel 22 - 23 – Openbare orde van het land van de rechter

De toepassing van een bepaling van het door deze verordening aangewezen recht kan slechts terzijde worden gesteld, indien deze toepassing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van het land van de rechter. Als onverenigbaar met de openbare orde van het land van de rechter kan met name worden beschouwd, de toepassing krachtens deze verordening van recht dat zou leiden tot het toekennen van schadevergoeding die geen vergoedend karakter heeft en waarvan het bedrag buitensporig zou zijn.

Artikel 23 - 24 - Verhouding tot andere bepalingen van Gemeenschapsrecht internationale overeenkomsten

1. Deze verordening laat de toepassing onverlet van de bepalingen die in de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen of in de besluiten van de instellingen van de Europese Gemeenschappen zijn opgenomen en: Deze verordening laat de toepassing onverlet van internationale multilaterale overeenkomsten waarbij de lidstaten op het tijdstip van de vaststelling van deze verordening partij zijn en waarbij op bijzondere gebieden met betrekking tot niet-contractuele verbintenissen de gevallen waarin tussen het recht van verschillende landen moet worden gekozen en die overeenkomstig artikel 25 aan de Commissie worden bezorgd, worden geregeld.

- die voor bijzondere gebieden regels bevatten voor de oplossing van wetsconflicten met betrekking tot niet-contractuele verbintenissen, of

- die regels vaststellen die van toepassing zijn ongeacht welk nationaal recht krachtens deze verordening de betrokken niet-contractuele verbintenis beheerst, of

- die in de weg staan aan de toepassing van een bepaling of bepalingen van het recht van het land van de rechter of het door deze verordening aangewezen recht.

2. Deze verordening laat de communautaire instrumenten onverlet die, voor bijzondere gebieden, en op het terrein dat wordt gecoördineerd door genoemde instrumenten, de levering van goederen of diensten onderwerpen aan de verplichting tot naleving van de nationale bepalingen die van toepassing zijn op het grondgebied van de lidstaat waar de dienstverrichter gevestigd is en die, op het gecoördineerde terrein, slechts onder welbepaalde voorwaarden een eventuele beperking van het vrije verkeer van diensten afkomstig uit een andere lidstaat toestaan.

Artikel 24 - - Schadevergoeding die geen vergoedend karakter heeft

De toepassing van een bepaling van het door deze verordening aangewezen recht, die zou leiden tot de toekenning van een schadevergoeding die geen vergoedend karakter heeft, zoals schadevergoedingen die als voorbeeld of als straf zijn bedoeld, is strijdig met de communautaire openbare orde.

Artikel 25 - – Verhouding tot bestaande internationale overeenkomsten

Deze verordening laat de toepassing onverlet van internationale overeenkomsten waarbij de lidstaten op het tijdstip van de vaststelling van deze verordening partij zijn en waarbij op bijzondere gebieden met betrekking tot niet-contractuele verbintenissen de gevallen waarin tussen het recht van verschillende landen moet worden gekozen, worden geregeld.

2. Indien echter alle relevante elementen van het geval op het tijdstip waarop de schade ontstaat, in een of meer lidstaten waren gelokaliseerd, heeft deze verordening voorrang op de volgende overeenkomsten:

- Verdrag van Den Haag van 4 mei 1971 inzake de wet welke van toepassing is op verkeersongevallen op de weg;

- Verdrag van Den Haag van 2 oktober 1973 inzake de wet welke van toepassing is op aansprakelijkheid voor producten met gebreken.

Hoofdstuk IV - - Slotbepalingen

Artikel 25 - - Lijst van overeenkomsten als bedoeld in artikel 24

1. De lidstaten bezorgen uiterlijk op 30 juni 2004 …. aan de Commissie de lijst van de overeenkomsten als bedoeld in artikel 25. Na die datum delen de lidstaten aan de Commissie elke opzegging van die overeenkomsten mee.

2. De Commissie maakt de in lid 1 bedoelde lijst van overeenkomsten binnen zes maanden na ontvangst van de volledige deze lijst in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend .

Artikel 26 - - Uitvoeringsverslag

Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze verordening. Dit verslag gaat eventueel vergezeld van voorstellen tot wijziging van de verordening.

In haar verslag schenkt de Commissie bijzondere aandacht aan de manier waarop vreemd recht voor de rechtbanken van de verschillende lidstaten in de praktijk wordt behandeld. Desgevallend bevat het verslag aanbevelingen met betrekking tot de wenselijkheid van een gemeenschappelijke aanpak ten aanzien van de toepassing van vreemd recht.

In het verslag wordt ook aandacht geschonken aan de vraag of er een specifieke communautaire wetgeving nodig is op het gebied van het recht dat van toepassing is op verkeersongevallen.

Artikel 27 - - Inwerkingtreding en toepassing in de tijd

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005 …. .

Zij is van toepassing op niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit feiten die zich na haar inwerkingtreding hebben voorgedaan.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.