Artikelen bij COM(2006)160 - Diensten op de interne markt

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2006)160 - Diensten op de interne markt.
document COM(2006)160 NLEN
datum 4 april 2006

Hoofdstuk I - Algemene bepalingen

Artikel 1 - Onderwerp

1. Deze richtlijn stelt algemene bepalingen ter vergemakkelijking van de uitoefening van de vrijheid van vestiging van dienstverrichters en het vrije verkeer van diensten vast, met waarborging van een hoge kwaliteit van de diensten .

2. Deze richtlijn heeft geen betrekking op de liberalisering van diensten van algemeen economisch belang die voorbehouden zijn aan openbare of particuliere entiteiten, noch op de privatisering van openbare dienstverrichtende entiteiten.

3. Deze richtlijn heeft geen betrekking op de afschaffing van dienstverrichtende monopolies, noch op steunmaatregelen van de lidstaten die onder de communautaire mededingingsvoorschriften vallen. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de vrijheid van de lidstaten om in overeenstemming met het Gemeenschaprecht vast te stellen wat zij als diensten van algemeen economisch belang beschouwen, hoe deze diensten, in overeenstemming met de regels inzake staatssteun, moeten worden georganiseerd en gefinancierd en aan welke bijzondere verplichtingen zij onderworpen zijn.

4. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de maatregelen die op communautair of nationaal niveau en in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht zijn genomen ter bescherming of bevordering van culturele of linguïstische verscheidenheid of de pluriformiteit van de media.

5. Deze richtlijn laat het strafrecht van de lidstaten onverlet.

6. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het arbeidsrecht, dat wil zeggen alle wettelijke of contractuele bepalingen betreffende arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, met inbegrip van de gezondheid en veiligheid op het werk en de betrekkingen tussen werkgevers en werknemers, die de lidstaten in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht toepassen. Evenmin doet deze richtlijn afbreuk aan de socialeverzekeringswetgeving van de lidstaten, zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 inzake de coördinatie van socialezekerheidsregelingen.

7. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de uitoefening van de grondrechten zoals die zijn erkend door de lidstaten en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van het recht om over collectieve arbeidsovereenkomsten te onderhandelen en deze te sluiten en naleving ervan af te dwingen, en om vakbondsacties te voeren.

Artikel 2 - Werkingssfeer

1. Deze richtlijn is van toepassing op de diensten van dienstverrichters die in een lidstaat zijn gevestigd.

2. Deze richtlijn is niet van toepassing op de volgende activiteiten:

-a ) diensten van algemeen belang;

a ) financiële diensten, zoals bankdiensten, kredietverstrekking, verzekering en herverzekering, individuele en bedrijfspensioenen, waardepapieren, beleggingen, fondsen, betalingen en beleggingsadviezen, met inbegrip van de diensten die zijn opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen ;

b) elektronische communicatiediensten en -netwerken en bijbehorende faciliteiten en diensten, wat de aspecten betreft die zijn geregeld in de Richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/21/EG, 2002/22/EG en 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad;

c) vervoerdiensten en diensten in verband met het vervoer die onder de werkingssfeer van titel V van het EG-Verdrag vallen ;

c bis) havendiensten;

c ter) diensten van uitzendbedrijven;

c quater) diensten van de gezondheidszorg, ongeacht of zij worden verleend door gezondheidszorgfaciliteiten en onafhankelijk van de wijze waarop zij op nationaal niveau zijn georganiseerd en worden gefinancierd en van de vraag of de diensten openbaar of particulier van aard zijn;

c quinquies) audiovisuele diensten, ongeacht hun wijze van productie, distributie en doorgifte, met inbegrip van radio-omroep en bioscopen;

c sexies) gokactiviteiten die erin bestaan dat een geldbedrag wordt ingezet bij kansspelen, met inbegrip van loterijen, casino's en weddenschappen;

c septies) activiteiten in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag, als bedoeld in artikel 45 van het Verdrag;

c octies) sociale diensten op het gebied van sociale huisvesting, kinderverzorging en hulp aan gezinnen of personen in nood;

c nonies) particuliere beveiligingsdiensten.

3. Deze richtlijn is niet van toepassing op belastinggebied.

Artikel 3 - Verband met andere bepalingen van het Gemeenschapsrecht

1. Bij een conflict tussen de bepalingen van deze richtlijn en een bepaling van een andere communautair besluit dat betrekking heeft op specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit op specifieke gebieden of voor specifieke beroepen heeft de bepaling van het andere communautaire besluit voorrang en is deze van toepassing op die specifieke gebieden of beroepen. Het gaat hierbij om:

a) Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten;

b) Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen;

c) Richtlijn 89/552/EEG van de Raad inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten;

d) Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties.

2. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de regels van het internationaal privaatrecht, in het bijzonder die betreffende de vaststelling van het op contractuele en niet-contractuele verbintenissen toepasselijke recht. Dientengevolge geldt voor de consumenten in beginsel de bescherming die hen wordt geboden door de regels inzake consumentenbescherming die zijn neergelegd in de consumentenwetgeving die in zijn lidstaat van kracht is.

3. De lidstaten passen deze richtlijn toe met inachtneming van de Verdragsregels over de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van diensten.

Artikel 4 - Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. 'dienst': elke economische activiteit, anders dan in loondienst, die normaliter wordt verricht tegen een vergoeding , zoals bedoeld in artikel 50 van het Verdrag;

2. 'dienstverrichter': iedere natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of iedere rechtspersoon in de zin van artikel 48 van het Verdrag, die in een lidstaat is gevestigd en een dienst aanbiedt of verricht;

3. 'afnemer': iedere natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of die rechten heeft die hem door communautaire besluiten zijn verleend, of iedere rechtspersoon in de zin van artikel 48 van het Verdrag die in een lidstaat is gevestigd en , al dan niet voor beroepsdoeleinden, van een dienst gebruik maakt of wil maken;

4. 'lidstaat van vestiging ': de lidstaat op het grondgebied waarvan de dienstverrichter is gevestigd;

5. 'vestiging': de daadwerkelijke uitoefening van een economische activiteit, zoals bedoeld in artikel 43 van het Verdrag, door de dienstverrichter voor onbepaalde tijd en vanuit een duurzame infrastructuur, van waaruit daadwerkelijk diensten worden verricht;

6. 'vergunningstelsel': elke procedure die voor een dienstverrichter of afnemer de verplichting inhoudt bij een bevoegde instantie stappen te ondernemen ter verkrijging van een formeel of stilzwijgend besluit over de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit;

7. 'eis': elke verplichting, verbodsbepaling, voorwaarde of beperking uit hoofde van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten of voortvloeiend uit de rechtspraak, de administratieve praktijk, de regels van beroepsorden of de collectieve regels van beroepsverenigingen of andere beroepsorganisaties, die deze in het kader van hun juridische bevoegdheden hebben vastgesteld; regels vastgelegd in collectieve arbeidsovereenkomsten waarover door de sociale partners is onderhandeld, worden als zodanig niet als eisen in de zin van deze richtlijn beschouwd;

7 bis. 'dwingende redenen van algemeen belang': redenen die als zodanig zijn erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie; hiertoe behoren de volgende gronden: openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid, handhaving van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel, bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, eerlijkheid van handelstransacties, fraudebestrijding, bescherming van het milieu en het stedelijk milieu, diergezondheid, intellectuele eigendom, behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en doelstellingen van het sociaal beleid en het cultuurbeleid;

8. 'bevoegde instantie': elk orgaan dat in een lidstaat een rol vervult bij de controle op of de reglementering van dienstenactiviteiten, met name bestuurlijke instanties, beroepsorden en de beroepsverenigingen en -organisaties die in het kader van hun juridische bevoegdheden de toegang tot of de uitoefening van dienstenactiviteiten collectief reglementeren;

9. geschrapt

10. geschrapt

11. 'lidstaat waar de dienst wordt verricht' : de lidstaat waar de dienst wordt verleend door een dienstverrichter die in een andere lidstaat is gevestigd ;

12. geschrapt

13. 'gereglementeerd beroep': een beroepsactiviteit of een geheel van beroepsactiviteiten als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a), van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties ;

14. 'commerciële communicatie': elke vorm van communicatie die is bestemd voor het direct of indirect promoten van de goederen, de diensten of het imago van een onderneming, organisatie of persoon die een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of een gereglementeerd beroep uitoefent. Het navolgende vormt als zodanig geen commerciële communicatie:

a ) informatie die rechtstreeks toegang geeft tot de activiteit van een onderneming, organisatie of persoon, in het bijzonder een domeinnaam of een e-mailadres;

b) mededelingen over de goederen, de diensten of het imago van een onderneming, organisatie of persoon die onafhankelijk van deze zijn samengesteld, in het bijzonder wanneer ze zonder financiële bedoelingen worden verstrekt.

Hoofdstuk II - Administratieve vereenvoudiging

Artikel 5 - Vereenvoudiging van de procedures

1. De lidstaten onderzoeken de procedures en formaliteiten voor de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten en zo nodig vereenvoudigen zij deze .

1 bis. De Commissie kan volgens de procedure van artikel 42, lid 2, op communautair niveau geharmoniseerde formulieren opstellen. Deze zijn gelijkwaardig aan certificaten, getuigschriften en andere documenten die van een dienstverrichter worden verlangd.

2. Wanneer een lidstaat een dienstverrichter of afnemer vraagt om overlegging van een certificaat, getuigschrift of enig ander document ter staving dat aan een eis is voldaan, aanvaardt hij elk document uit een andere lidstaat dat een gelijkwaardige functie heeft of waaruit blijkt dat aan de betrokken eis is voldaan. Hij verlangt voor documenten uit een andere lidstaat niet dat een origineel, een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift of een gelegaliseerde vertaling wordt ingediend, behalve wanneer dat op grond van andere communautaire besluiten vereist is of wanneer een dergelijke eis gerechtvaardigd is door een dwingende reden van algemeen belang, zoals de openbare orde en veiligheid.

De eerste alinea doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten een niet-gelegaliseerde vertaling van documenten in een van hun eigen officiële talen te verlangen.

3. Lid 2 is niet van toepassing op de documenten bedoeld in artikel 50 van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties , in artikel 45, lid 3, en in de artikelen 46, 49 en 50 van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven, in Richtlijn 68/151/EEG van de Raad, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2003/58/EG van het Europees Parlement en de Raad, met betrekking tot de openbaarmakingsvereisten voor bepaalde soorten ondernemingen of in de Elfde Richtlijn 89/666/EEG van de Raad betreffende de openbaarmakingsplicht voor in een lidstaat opgerichte bijkantoren van vennootschappen die onder het recht van een andere staat vallen.

Artikel 6 - Eénloketten

1. De lidstaten zien erop toe dat een dienstverrichter uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn de volgende procedures en formaliteiten overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk en van hoofdstuk II bis kan afwikkelen bij centrale contactpunten, ' éénloketten ' genoemd:

a ) alle procedures en formaliteiten die nodig zijn voor de toegang tot zijn dienstenactiviteiten, met name verklaringen, kennisgevingen en vergunningaanvragen bij de bevoegde instanties, met inbegrip van aanvragen tot inschrijving in een register, op een rol, in een databank of bij een beroepsorde of beroepsvereniging;

b) de vergunningaanvragen die nodig zijn voor de uitoefening van zijn dienstenactiviteiten.

2. De invoering van éénloketten doet geen afbreuk aan de verdeling van de taken en bevoegdheden tussen de verschillende instanties binnen een nationaal systeem.

Artikel 7 - Recht op informatie

1. De lidstaten zien erop toe dat de volgende informatie voor dienstverrichters en afnemers gemakkelijk bij een éénloket toegankelijk is:

a ) de eisen die voor de op hun grondgebied gevestigde dienstverrichters gelden, met name de eisen inzake de procedures en formaliteiten om toegang te krijgen tot dienstenactiviteiten en deze uit te oefenen;

b) de adresgegevens van de bevoegde instanties, waaronder die welke bevoegd zijn op het gebied van de uitoefening van dienstenactiviteiten, zodat rechtstreeks contact met hen kan worden opgenomen;

c) de middelen en voorwaarden om toegang te krijgen tot openbare registers en databanken met gegevens over dienstverrichters en diensten;

d) de rechtsmiddelen die algemeen voorhanden zijn bij geschillen tussen de bevoegde instanties en de dienstverrichter of afnemer, tussen een dienstverrichter en een afnemer of tussen dienstverrichters onderling;

e) de adresgegevens van de verenigingen of organisaties, niet zijnde bevoegde instanties, waarbij dienstverrichters of afnemers praktische bijstand kunnen krijgen.

2. De lidstaten zien erop toe dat dienstverrichters en afnemers desgewenst van de bevoegde instanties bijstand kunnen krijgen, die erin bestaat dat informatie wordt verstrekt over de wijze waarop de in lid 1, onder a), bedoelde eisen doorgaans worden uitgelegd en toegepast. Waar nodig omvat deze bijstand een gids met eenvoudige, stapsgewijze informatie. De informatie wordt verstrekt in gewone en begrijpelijke taal.

3. De lidstaten zien erop toe dat de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie en bijstand duidelijk en ondubbelzinnig worden verstrekt, dat zij gemakkelijk van op afstand en elektronisch toegankelijk zijn en dat de informatie actueel is.

4. De lidstaten zien erop toe dat de éénloketten en de bevoegde instanties zo snel mogelijk op elk verzoek om de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie of bijstand reageren en dat zij, wanneer het verzoek op een vergissing berust of ongegrond is, de aanvrager daarvan onverwijld in kennis stellen.

5. De lidstaten leggen de leden 1 tot en met 4 uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn ten uitvoer.

6. De lidstaten en de Commissie stellen flankerende maatregelen vast teneinde éénloketten aan te moedigen de in dit artikel bedoelde informatie in andere talen van de Gemeenschap toegankelijk te maken, voor zover dit verenigbaar is met hun wetgeving inzake het taalgebruik .

7. De verplichting voor de bevoegde instanties om dienstverrichters en afnemers bij te staan, impliceert niet dat deze instanties in afzonderlijke gevallen juridisch advies moeten verstrekken, maar heeft alleen betrekking op algemene informatie over de manier waarop de eisen normaliter worden geïnterpreteerd of toegepast.

Artikel 8 - Elektronische procedures

1. De lidstaten zien erop toe dat alle procedures en formaliteiten in verband met de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn eenvoudig, op afstand en elektronisch bij het betrokken éénloket en de bevoegde instanties kunnen worden afgewikkeld.

2. Lid 1 is niet van toepassing op de inspectie van de plaats waar de dienst wordt verricht of van de door de dienstverrichter gebruikte uitrusting of op de fysieke controle van de capaciteiten van de dienstverrichter.

3. De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 42, lid 2, gedetailleerde uitvoeringsbepalingen voor lid 1 vast, teneinde de interoperabiliteit van de informatiesystemen en het gebruik van elektronische procedures tussen lidstaten te vergemakkelijken.

Hoofdstuk II - bis Vrijheid van vestiging van dienstverrichters

AFDELING 1 - VERGUNNINGEN


Artikel 9 - Vergunningstelsels

1. De lidstaten stellen de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit niet afhankelijk van een vergunning, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a ) het vergunningstelsel heeft geen discriminerende werking jegens de betrokken dienstverrichter;

b) een vergunningstelsel is gerechtvaardigd om dwingende redenen van algemeen belang;

c) het nagestreefde doel kan niet door een minder beperkende maatregel worden bereikt, met name omdat een controle achteraf te laat zou komen om werkelijk doeltreffend te zijn.

2. In het in artikel 41 bedoelde verslag beschrijven de lidstaten hun vergunningstelsels en geven zij aan waarom deze met lid 1 verenigbaar zijn .

3. Deze afdeling is niet van toepassing op elementen van vergunningstelsels die geharmoniseerd zijn krachtens andere communautaire besluiten.

Artikel 10 - Vergunningsvoorwaarden

1. Vergunningstelsels zijn gebaseerd op criteria die beletten dat de bevoegde instanties hun beoordelingsbevoegdheid op willekeurige of discretionaire wijze uitoefenen.

2. De in lid 1 bedoelde criteria zijn :

a ) niet-discriminerend;

b) gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;

c) evenredig met die reden van algemeen belang;

d) precies en ondubbelzinnig;

e) objectief;

f) vooraf bekendgemaakt;

f bis) transparant en toegankelijk.

3. De vergunningsvoorwaarden voor een nieuwe vestiging mogen gelijkwaardige, of gezien hun doel in wezen vergelijkbare, eisen en controles waaraan de dienstverrichter al in een andere of dezelfde lidstaat onderworpen is, niet overlappen. De in artikel 33 bedoelde contactpunten en de dienstverrichter staan de bevoegde instantie bij door over deze eisen de nodige informatie te verstrekken. Voor de beoordeling van het gelijkwaardige of in wezen vergelijkbare karakter van de voorwaarden wordt gekeken naar hun effect en naar de doeltreffendheid van hun handhaving, alsmede naar hun doel en oogmerk.

4. De vergunning moet de dienstverrichter op het gehele nationale grondgebied het recht op toegang tot of uitoefening van de dienstenactiviteit geven, mede door de oprichting van agentschappen, dochterondernemingen, kantoren of bijkantoren, tenzij een afzonderlijke vergunning voor elke vestiging of een beperking van de vergunning tot een bepaald gedeelte van het grondgebied om dwingende redenen van algemeen belang gerechtvaardigd is.

5. De vergunning wordt verleend zodra na een passend onderzoek is vastgesteld dat aan de vergunningsvoorwaarden is voldaan.

6. Elke weigering of andere reactie van de bevoegde instanties, waaronder ook de weigering of intrekking van een vergunning, moet met redenen omkleed zijn, met name wat de bepalingen van dit artikel betreft, en moet voor de rechter kunnen worden aangevochten.

7. Dit artikel doet geen afbreuk aan de toewijzing van de bevoegdheden, op lokaal of regionaal niveau, van de instanties die in de betrokken lidstaat vergunningen verlenen.

Artikel 11 - Vergunningsduur

1. Een aan een dienstverrichter verleende vergunning heeft geen beperkte geldigheidsduur, tenzij

a ) de vergunning automatisch wordt verlengd of alleen afhankelijk is van de voortdurende vervulling van de voorwaarden ;

b) het aantal beschikbare vergunningen beperkt is door een dwingende reden van algemeen belang ; of

c) een beperkte duur gerechtvaardigd is om dwingende redenen van algemeen belang.

2. Lid 1 heeft niet betrekking op de maximale termijn waarbinnen de dienstverrichter na ontvangst van de vergunning daadwerkelijk met zijn activiteit moet beginnen.

3. De lidstaten verplichten een dienstverrichter ertoe het in artikel 6 bedoelde éénloket in kennis te stellen van de volgende wijzigingen :

- de oprichting van dochterondernemingen waarvan de activiteiten onder het vergunningstelsel vallen,

- wijzigingen in zijn situatie waardoor hij niet meer aan de vergunningsvoorwaarden voldoet.

4. Dit artikel laat de mogelijkheid van lidstaten om vergunningen in te trekken onverlet, met name wanneer niet meer aan de vergunningsvoorwaarden wordt voldaan.

Artikel 12 - Selectie uit diverse gegadigden

1. Wanneer het aantal beschikbare vergunningen voor een activiteit beperkt is door schaarste van de beschikbare natuurlijke hulpbronnen of de bruikbare technische mogelijkheden, maken de lidstaten een selectie uit de gegadigden volgens een procedure die alle waarborgen voor onpartijdigheid en transparantie biedt, met name een toereikende bekendmaking van de opening, uitvoering en afsluiting van de procedure.

2. In de in lid 1 bedoelde gevallen wordt de vergunning voor een gepaste, maar beperkte duur verleend en wordt zij niet automatisch verlengd; evenmin wordt enig ander voordeel toegekend aan de dienstverrichter van wie de vergunning is afgelopen of aan personen die een bijzondere band met die dienstverrichter hebben.

3. Onverminderd lid 1 en de artikelen 9 en 10 mogen lidstaten bij de vaststelling van regels voor de selectieprocedure rekening houden met overwegingen die betrekking hebben op de volksgezondheid, de doelstellingen van het sociaal beleid, de gezondheid en de veiligheid van werknemers of zelfstandigen, de bescherming van het milieu, het behoud van cultureel erfgoed en andere dwingende redenen van algemeen belang, mits die overwegingen niet in strijd zijn met het Gemeenschapsrecht.

Artikel 13 - Vergunningsprocedures

1. De vergunningsprocedures en -formaliteiten moeten duidelijk zijn, vooraf openbaar worden gemaakt en de aanvragers de garantie bieden dat hun aanvraag objectief en onpartijdig wordt behandeld.

2. De vergunningsprocedures en -formaliteiten mogen geen ontmoedigend effect hebben en de dienstverrichting niet onnodig bemoeilijken of vertragen. Zij moeten gemakkelijk toegankelijk zijn en de eventuele kosten voor de aanvragers in verband met hun aanvraag moeten evenredig zijn met de kosten van de vergunningsprocedure en mogen de kosten van de procedure niet overschrijden .

3. De vergunningsprocedures en -formaliteiten moeten de aanvragers de garantie bieden dat hun aanvraag zo snel mogelijk en in elk geval binnen een redelijke, vooraf bekend gemaakte termijn wordt behandeld. Deze termijn gaat pas in op het tijdstip waarop alle documenten zijn ingediend.

4. Bij het uitblijven van een antwoord binnen de in lid 3 bedoelde termijn wordt de vergunning geacht te zijn verleend. Voor een aantal specifieke activiteiten kan evenwel een andere regeling worden vastgesteld, wanneer dat gerechtvaardigd is om dwingende redenen van algemeen belang.

5. De ontvangst van elke vergunningsaanvraag wordt onverwijld bevestigd. De ontvangstbevestiging moet de volgende informatie bevatten:

a ) de in lid 3 bedoelde antwoordtermijn;

b) de beschikbare rechtsmiddelen;

c) de vermelding dat bij het uitblijven van een antwoord binnen de gespecificeerde termijn de vergunning wordt geacht te zijn verleend.

6. Wanneer een aanvraag onvolledig is, wordt de aanvrager onverwijld meegedeeld dat hij aanvullende documenten moet verstrekken en, in voorkomend geval, welke gevolgen dit heeft voor de in lid 3 bedoelde redelijke antwoordtermijn .

7. Wanneer een aanvraag wordt geweigerd omdat deze niet aan de vereiste procedures of formaliteiten voldoet, wordt de betrokkene onverwijld van de weigering op de hoogte gesteld.

AFDELING 2 - VERBODEN OF AAN EEN BEOORDELING ONDERWORPEN EISEN


Artikel 14 - Verboden eisen

De lidstaten stellen de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit op hun grondgebied niet afhankelijk van de volgende eisen:

1. discriminerende eisen die direct of indirect verband houden met de nationaliteit of, voor ondernemingen, met de vestigingsplaats, waaronder met name:

a ) nationaliteitseisen voor de dienstverrichter, zijn personeel, de aandeelhouders of de leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de dienstverrichter;

b) de eis dat de dienstverrichter, zijn personeel, de aandeelhouders of de leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan hun woonplaats hebben op hun grondgebied;

2. een verbod op vestiging in meer dan een lidstaat of op inschrijving in registers of bij beroepsorden of -verenigingen in meer dan een lidstaat;

3. beperkingen van de vrijheid van de dienstverrichter om tussen een hoofd- of een nevenvestiging te kiezen, met name de verplichting dat de hoofdvestiging van de dienstverrichter zich op hun grondgebied moet bevinden, of beperkingen van de vrijheid om voor vestiging als agentschap, bijkantoor of dochteronderneming te kiezen;

4. wederkerigheidsvoorwaarden ten aanzien van de lidstaat waar de dienstverrichter al een vestiging heeft, behalve in het geval dat dergelijke voorwaarden in een communautair besluit op energiegebied zijn vastgelegd;

5. de toepassing per geval van economische criteria, waarbij de verlening van de vergunning afhankelijk wordt gesteld van het bewijs dat er een economische behoefte of marktvraag bestaat, van een beoordeling van de mogelijke of feitelijke economische gevolgen van de activiteit of van een beoordeling van de geschiktheid van de activiteit in relatie tot de door de bevoegde instantie vastgestelde doelen van de economische planning; dit verbod heeft geen betrekking op planningseisen waarmee geen economische doelen worden nagestreefd, maar die voortkomen uit dwingende redenen van algemeen belang;

6. de directe of indirecte betrokkenheid van concurrerende marktdeelnemers, ook binnen raadgevende organen, bij de verlening van vergunningen of bij andere besluiten van de bevoegde instanties, met uitzondering van beroepsorden en van beroepsverenigingen en -organisaties die in de hoedanigheid van bevoegde instantie optreden; dit verbod heeft geen betrekking op de raadpleging van organisaties zoals kamers van koophandel of sociale partners over andere aangelegenheden dan individuele vergunningsaanvragen;

7. een verplichting tot het stellen van of deelnemen in een financiële waarborg of het afsluiten van een verzekering bij een op hun grondgebied gevestigde dienstverrichter of instelling. Dit staat er niet aan in de weg dat de lidstaten financiële garanties of een verzekering als zodanig kunnen verlangen noch dat eisen inzake de deelname in een collectief waarborgfonds worden gesteld, bijvoorbeeld voor leden van een beroepsorde of -organisatie;

8. een verplichting al gedurende een bepaalde periode ingeschreven te staan in de registers die op hun grondgebied worden bijgehouden of de activiteit al gedurende bepaalde tijd op hun grondgebied te hebben uitgeoefend.

Artikel 15 - Aan evaluatie onderworpen eisen

1. De lidstaten onderzoeken of in hun rechtsstelsel de in lid 2 bedoelde eisen worden gesteld en zien erop toe dat eventueel bestaande eisen verenigbaar zijn met de in lid 3 bedoelde voorwaarden. De lidstaten passen hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan om de eisen met die voorwaarden in overeenstemming te brengen.

2. De lidstaten onderzoeken of de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in hun rechtsstelsel afhankelijk wordt gesteld van de volgende niet-discriminerende eisen:

a ) kwantitatieve of territoriale beperkingen, met name beperkingen op basis van de bevolkingsomvang of een geografische minimumafstand tussen de dienstverrichters;

b) eisen die van de dienstverrichter verlangen dat hij een bepaalde rechtsvorm heeft;

c) eisen aangaande het aandeelhouderschap van een vennootschap;

d) eisen, niet zijnde eisen die betrekking hebben op aangelegenheden die vallen onder Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties of die in andere communautaire besluiten zijn behandeld, die de toegang tot de betrokken dienstenactiviteit wegens de specifieke aard ervan voorbehouden aan bepaalde dienstverrichters;

e) een verbod om op het grondgebied van dezelfde staat meer dan één vestiging te hebben;

f) eisen betreffende een minimumaantal werknemers;

g) vaste minimum- en/of maximumtarieven waaraan de dienstverrichter zich moet houden;

h) geschrapt

i) geschrapt

j) een verplichting voor de dienstverrichter om in combinatie met zijn dienst andere specifieke diensten te verrichten.

3. De lidstaten controleren of de in lid 2 bedoelde eisen aan de volgende voorwaarden voldoen:

a ) discriminatieverbod: de eisen maken geen direct of indirect onderscheid naar nationaliteit of, voor vennootschappen, het geregistreerde kantooradres;

b) noodzakelijkheid: de eisen zijn gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;

c) evenredigheid: de eisen zijn geschikt om het nagestreefde doel te bereiken; zij gaan niet verder dan nodig is om dat doel te bereiken en dat doel kan niet met andere, minder beperkende maatregelen worden bereikt.

4. De regels in de leden 1, 2 en 3 zijn alleen op wetgeving op het gebied van diensten van algemeen economisch belang van toepassing voor zover de toepassing van die regels de vervulling, in feite of in rechte, van de aan de desbetreffende ondernemingen toevertrouwde bijzondere taak niet belemmert.

5. In het in artikel 41 bedoelde verslag over de wederzijdse beoordeling vermelden de lidstaten:

a ) de eisen die zij willen handhaven en de redenen waarom deze eisen volgens hen voldoen aan de voorwaarden van de leden 3 en 4;

b) de eisen die zijn ingetrokken of versoepeld.

6. Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn stellen de lidstaten geen nieuwe eisen van het in lid 2 bedoelde type, tenzij deze aan de voorwaarden van lid 3 voldoen en de behoefte aan die eisen uit nieuwe omstandigheden voortvloeit.

7. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle nieuwe wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in lid 5 bedoelde eisen bevatten, alsmede van de redenen voor die eisen. De Commissie deelt die bepalingen aan de andere lidstaten mede. Die kennisgeving belet de lidstaten niet de betrokken bepalingen vast te stellen.

Binnen drie maanden na de datum van kennisgeving onderzoekt de Commissie of deze nieuwe eisen verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht en stelt zij eventueel een beschikking vast waarin zij de betrokken lidstaat verzoekt van vaststelling van de eisen af te zien of deze in te trekken.

Hoofdstuk III - Vrij verkeer van diensten

AFDELING 1 - VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN EN AFWIJKINGEN IN VERBAND HIERMEE


Artikel 16 - Vrij verrichten van diensten

1. De lidstaten eerbiedigen het recht van dienstverrichters om diensten te verrichten in een andere lidstaat dan die waar zij gevestigd zijn.

De lidstaat waar de dienst wordt verricht, zorgt voor vrije toegang tot en vrije uitoefening van een dienstenactiviteit op zijn grondgebied.

De lidstaten maken de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit op hun grondgebied niet afhankelijk van de naleving van eisen die niet aan de volgende beginselen voldoen:

a) discriminatieverbod: de eisen maken geen direct of indirect onderscheid naar nationaliteit of, voor rechtspersonen, de lidstaat waar zij gevestigd zijn;

b) noodzakelijkheid: de eisen zijn gerechtvaardigd om redenen van openbare orde, openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu;

c) evenredigheid: de eisen zijn aangepast aan het bereiken van het beoogde doel en gaan niet verder dan wat nodig is om dat doel te bereiken.

2. De lidstaten stellen geen beperkingen aan het vrij verrichten van diensten door een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter door de volgende eisen te stellen:

a) een verplichting voor de dienstverrichter een vestiging op hun grondgebied te hebben;

b) een verplichting voor de dienstverrichter bij hun bevoegde instanties een vergunning aan te vragen of zich in te schrijven in een register of bij een beroepsorde of -vereniging op hun grondgebied, behalve wanneer deze richtlijn of een ander communautair besluit daarin voorziet;

c) een verbod voor de dienstverrichter op hun grondgebied een bepaalde infrastructuur, zoals een kantoor of kabinet, op te zetten om de betrokken diensten te verrichten;

d) de toepassing van een specifieke contractuele regeling tussen de dienstverrichter en de afnemer die het verrichten van diensten door zelfstandigen verhindert of beperkt;

e) een verplichting voor de dienstverrichter om speciaal voor de uitoefening van een dienstenactiviteit een door hun bevoegde instanties afgegeven identiteitsdocument te bezitten;

f) eisen, andere dan die welke noodzakelijk zijn voor de gezondheid en veiligheid op het werk, die betrekking hebben op het gebruik van uitrusting en materiaal die een integrerend deel van de dienstverrichting vormen;

g) beperkingen van het vrij verrichten van diensten zoals bedoeld in artikel 20.

3. De lidstaat waarnaar de dienstverrichter zich begeeft, wordt niet eraan gehinderd om, in overeenstemming met lid 1, eisen aan het verrichten van een dienstenactiviteit te stellen als deze gerechtvaardigd zijn om redenen in verband met de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu. Ook wordt die lidstaat niet eraan gehinderd om in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht zijn voorschriften inzake de arbeidsvoorwaarden toe te passen, waaronder die welke zijn neergelegd in collectieve arbeidsovereenkomsten.

4. Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn doet de Commissie, na raadpleging van de lidstaten en de sociale partners op communautair niveau, het Europees Parlement en de Raad een verslag over de toepassing van dit artikel toekomen, waarin zij nagaat of het nodig is harmonisatiemaatregelen met betrekking tot de onder deze richtlijn vallende dienstenactiviteiten voor te stellen.

Artikel 17 - Aanvullende afwijkingen van het vrij verrichten van diensten

Artikel 16 is niet van toepassing op:

1. Diensten van algemeen economisch belang die in een andere lidstaat worden verricht, onder meer:

a ) in de postsector, diensten die onder Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad vallen;

b) in de elektriciteitssector, diensten die onder Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad vallen;

c) in de gassector, diensten die onder Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad vallen;

d) watervoorziening en -distributie en afvalwaterdiensten;

e) afvalverwerking.

2. geschrapt

3. geschrapt

4. geschrapt

5. aangelegenheden die zijn geregeld bij Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten ;

6. aangelegenheden die zijn geregeld bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens ;

7. aangelegenheden die zijn geregeld bij Richtlijn 77/249/EEG van de Raad tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten ;

7 bis. de gerechtelijke inning van schuldvorderingen;

8. aangelegenheden die zijn geregeld in titel II van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties , alsmede eisen in de lidstaat waar de dienst wordt verricht, die een activiteit voorbehouden aan een bepaald beroep;

9. aangelegenheden die zijn geregeld in Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad inzake de coördinatie van socialezekerheidsregelingen ;

10. ten aanzien van administratieve formaliteiten inzake het vrije verkeer van personen en hun woonplaats, aangelegenheden die zijn geregeld in de bepalingen van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht van de burgers van de Unie en hun familieleden om zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven waarin de administratieve formaliteiten zijn vastgesteld waaraan de begunstigden moeten voldoen bij de bevoegde instanties van de lidstaat waar de dienst wordt verricht ;

11. ten aanzien van onderdanen van derde landen die zich in het kader van een dienstverrichting naar een andere lidstaat begeven, de mogelijkheid voor lidstaten van onderdanen van derde landen op wie de regeling inzake wederzijdse erkenning van artikel 21 van de Overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen niet van toepassing is, te verplichten in het bezit te zijn van een visum of een verblijfsvergunning, of de mogelijkheid onderdanen van derde landen te verplichten zich bij of na hun binnenkomst in de lidstaat waar de dienst wordt verricht, te melden bij de bevoegde instanties;

12. het vergunningstelsel bedoeld in de artikelen 3 en 4 van Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap ;

13. auteursrechten, naburige rechten, de rechten bedoeld in Richtlijn 87/54/EEG van de Raad en Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad en industriële-eigendomsrechten;

14. handelingen waarvoor de wet de tussenkomst van een notaris voorschrijft;

15. aangelegenheden die zijn geregeld bij Richtlijn …/…/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de wettelijke accountantscontrole van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen en tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad;

16. geschrapt

17. geschrapt

18. geschrapt

19. de inschrijving van voertuigen die in een andere lidstaat zijn geleased;

20. bepalingen betreffende contractuele en niet-contractuele verbintenissen, met inbegrip van de vorm van overeenkomsten, voortvloeiend uit de regels van het internationaal privaatrecht.

[Artikel 18 geschrapt]

Artikel 19 - Afwijkingen in speciale gevallen

1. In afwijking van artikel 16 en alleen bij wijze van uitzondering kan een lidstaat tegen een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter maatregelen nemen betreffende de veiligheid van diensten.

[a), b) en c) geschrapt]

2. De in lid 1 bedoelde maatregelen kunnen alleen worden genomen wanneer de in artikel 37 bedoelde procedure van wederzijdse bijstand in acht wordt genomen en aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a ) de nationale bepalingen uit hoofde waarvan de maatregel wordt genomen, vallen niet onder een communautaire harmonisatiemaatregel op het in lid 1 bedoelde gebied;

b) de maatregelen bieden de afnemer meer bescherming dan de maatregel die de lidstaat van vestiging overeenkomstig zijn nationale bepalingen zou nemen;

c) de lidstaat van vestiging heeft geen maatregelen genomen of heeft maatregelen genomen die ontoereikend zijn in vergelijking met de in artikel 37, lid 2, bedoelde maatregelen;

d) de maatregelen zijn evenredig.

3. De leden 1 en 2 doen geen afbreuk aan de in communautaire besluiten vastgestelde bepalingen die het vrije verkeer van diensten waarborgen of afwijkingen daarop toestaan.

AFDELING 2 - RECHTEN VAN DE AFNEMERS VAN DIENSTEN


Artikel 20 - Verboden beperkingen

De lidstaten leggen een afnemer geen eisen op die het gebruik van een dienst van een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter beperken, en met name niet:

a ) een verplichting bij hun bevoegde instanties een vergunning aan te vragen of een verklaring af te leggen;

b) beperkingen op het verkrijgen van financiële bijstand omdat de dienstverrichter in een andere lidstaat is gevestigd of wegens de plaats waar de dienst wordt verricht;

c) eisen waardoor de afnemer discriminerende of onevenredige tarieven moet betalen voor de uitrusting die hij nodig heeft om een vanuit een andere lidstaat verrichte dienst op afstand te ontvangen.

Artikel 21 - Discriminatieverbod

1. De lidstaten zien erop toe dat op de afnemer geen discriminerende eisen op grond van zijn nationaliteit of woonplaats van toepassing zijn.

2. De lidstaten zien erop toe dat de algemene toegangsvoorwaarden voor een dienst, die door de dienstverrichter toegankelijk voor het publiek worden gemaakt, geen discriminerende bepalingen in verband met de nationaliteit of woonplaats van de afnemer bevatten, zonder evenwel de mogelijkheid uit te sluiten om verschillende toegangsvoorwaarden te stellen wanneer die verschillen rechtstreeks door objectieve criteria worden gerechtvaardigd.

Artikel 22 - Bijstand aan afnemers

1. De lidstaten zien erop toe dat afnemers via de éénloketten toegang hebben tot:

a ) informatie over de in andere lidstaten geldende eisen inzake de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten, en met name die inzake consumentenbescherming;

b) algemene informatie over de beschikbare rechtsmiddelen bij geschillen tussen een dienstverrichter en een afnemer;

c) de adresgegevens van verenigingen of organisaties, met inbegrip van die van de contactpunten van het netwerk van Europese centra voor de consument (ECC-net) , waar dienstverrichters en afnemers praktische bijstand kunnen krijgen.

In voorkomend geval omvat het advies van de bevoegde instanties een eenvoudige gids met stapsgewijze uitleg.

De informatie en bijstand moeten op duidelijke en eenduidige wijze worden aangeboden, gemakkelijk van op afstand toegankelijk zijn, onder meer langs elektronische weg, en worden bijgewerkt.

2. De lidstaten kunnen de in lid 1 bedoelde taak toevertrouwen aan de éénloketten of aan een andere organisatie, zoals de contactpunten van het netwerk van Europese centra voor de consument (ECC-net) , consumentenverenigingen of de Euro-infocentra.

Uiterlijk op de in artikel 45 vermelde datum delen de lidstaten de namen en adresgegevens van de aangewezen organisaties aan de Commissie mede. De Commissie geeft deze informatie aan alle lidstaten door.

3. Om de in lid 1 bedoelde informatie te kunnen verstrekken, richt de door de afnemer aangesproken relevante organisatie zich tot de relevante organisatie van de betrokken lidstaat. Deze verstrekt de gevraagde informatie zo spoedig mogelijk. De lidstaten zien erop toe dat de organisaties elkaar wederzijds bijstaan en alles in het werk stellen om doeltreffend samen te werken.

4. De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 42, lid 2, maatregelen tot uitvoering van de leden 1, 2 en 3 vast; zij specificeert daarbij de technische mechanismen voor de uitwisseling van informatie tussen de organisaties uit de verschillende lidstaten en met name die inzake de interoperabiliteit van de informatiesystemen.

[Artikel 23 geschrapt]

[Artikel 24 geschrapt]

[Artikel 25 geschrapt]

Hoofdstuk IV - Kwaliteit van de diensten

Artikel 26 - Informatie over dienstverrichters en hun diensten

1. De lidstaten zien erop toe dat de dienstverrichter de afnemer de volgende gegevens ter beschikking stelt:

a) zijn naam, rechtspositie en rechtsvorm, het geografisch adres waar hij is gevestigd, zijn adresgegevens zodat de afnemers hem snel kunnen bereiken en rechtstreeks met hem kunnen communiceren, eventueel langs elektronische weg;

b) wanneer de dienstverrichter in een handelsregister of in een vergelijkbaar openbaar register is ingeschreven, de naam van dat register en het nummer waaronder hij is ingeschreven, of gelijkwaardige gegevens uit dat register die ter identificatie dienen;

c) wanneer voor de activiteit een vergunningstelsel geldt, de adresgegevens van de bevoegde instantie of van het éénloket;

d) wanneer de dienstverrichter een btw-plichtige activiteit uitoefent, het nummer bedoeld in artikel 22, lid 1, van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad;

e) voor gereglementeerde beroepen: elke beroepsorde of vergelijkbare organisatie waarbij de dienstverrichter is ingeschreven, alsmede de beroepstitel en de lidstaat waar die is verleend;

f) in voorkomend geval, de algemene voorwaarden en bepalingen die de dienstverrichter hanteert;

g) de contractbepalingen betreffende het op het contract toepasselijke recht en/of de bevoegde rechter.

2. De lidstaten zien erop toe dat de in lid 1 bedoelde informatie, naar keuze van de dienstverrichter:

a ) op eigen initiatief door de dienstverrichter wordt verstrekt;

b) voor de afnemer gemakkelijk toegankelijk is op de plaats waar de dienst wordt verricht of het contract wordt gesloten;

c) voor de afnemer gemakkelijk toegankelijk is op een door de dienstverrichter meegedeeld elektronisch adres;

d) is opgenomen in door de dienstverrichter aan de afnemer verstrekte informatiedocumenten waarin zijn diensten in detail worden beschreven.

3. De lidstaten zien erop toe dat de dienstverrichter de afnemer op diens verzoek de volgende aanvullende informatie verstrekken:

a ) de belangrijkste kenmerken van de dienst;

b) de prijs van de dienst of, indien de precieze prijs niet kan worden gegeven, de manier waarop de prijs wordt berekend, zodat de afnemer de prijs kan controleren, of een voldoende gedetailleerde kostenraming;

[c) geschrapt]

d) voor gereglementeerde beroepen, een verwijzing naar de in de lidstaat van vestiging geldende beroepsregels en de wijze waarop hierin inzage kan worden verkregen.

4. De lidstaten zien erop toe dat de informatie die de dienstverrichter krachtens dit hoofdstuk moet verstrekken, helder, ondubbelzinnig en tijdig voor de sluiting van het contract of, indien er geen schriftelijk contract is, voor de verrichting van de dienst wordt meegedeeld of beschikbaar wordt gesteld.

5. De in dit hoofdstuk bedoelde informatie-eisen gelden in aanvulling op de eisen die al in het Gemeenschapsrecht zijn vervat en beletten de lidstaten niet op hun grondgebied gevestigde dienstverrichters aanvullende informatie-eisen op te leggen.

6. De Commissie kan volgens de procedure van artikel 42, lid 2, de inhoud van de in de leden 1 en 3 van dit artikel bedoelde informatie met het oog op de bijzondere kenmerken van bepaalde activiteiten nader omschrijven en de praktische toepassingsbepalingen voor lid 2 vastleggen.

Artikel 27 - Beroepsaansprakelijkheidsverzekering en waarborgen

1. De lidstaten kunnen erop toezien dat dienstverrichters wier diensten een rechtstreeks , bijzonder risico behelzen voor de gezondheid of de veiligheid van de afnemer of een derde , of voor de financiële veiligheid van de afnemer, een op de aard en omvang van het risico afgestemde beroepsaansprakelijkheidsverzekering sluiten, dan wel een gelijkwaardige of met betrekking tot het doel in wezen vergelijkbare waarborg of soortgelijke voorziening bieden. De beroepsaansprakelijkheidsverzekering of de andere waarborg moet de risico's van dergelijke diensten wanneer deze in andere lidstaten worden verricht, op dezelfde wijze dekken als wanneer ze worden verricht in de lidstaat waar de dienstverrichter is gevestigd.

2. De lidstaten zien erop toe dat dienstverrichters een afnemer op diens verzoek informatie over de in lid 1 bedoelde verzekering of waarborgen verstrekken, met name de adresgegevens van de verzekeraar of de borg en de geografische dekking.

3. Wanneer een dienstverrichter zich op het grondgebied van een lidstaat vestigt, verlangt deze van hem geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering of waarborg indien de dienstverrichter in een andere lidstaat waar hij een vestiging heeft, al gedekt is door een waarborg die gelijkwaardig is of die, met betrekking tot het doel en de dekking die hij biedt wat het verzekerde risico, de verzekerde som, de maximale waarborg en de mogelijke uitzonderingen van de dekking betreft , in wezen vergelijkbaar is. Indien de waarborg slechts ten dele gelijkwaardig is, kan de lidstaat voor de nog niet gedekte elementen een aanvullende waarborg eisen.

Wanneer een lidstaat van op zijn grondgebied gevestigde dienstverleners verlangt dat zij een beroepsaansprakelijkheidsverzekering sluiten of een andere waarborg stellen, neemt deze lidstaat als bewijs hiervoor genoegen met een attest betreffende zo'n verzekerde dekking dat is afgegeven door een in een andere lidstaat gevestigde kredietinstelling of verzekeraar.

4. De leden 1, 2 en 3 laten de regelingen inzake beroepsverzekeringen of waarborgen in andere communautaire besluiten onverlet .

5. In het kader van de uitvoering van lid 1 kan de Commissie volgens de procedure van artikel 42, lid 2, een lijst van diensten met de in lid 1 bedoelde kenmerken opstellen, alsmede gemeenschappelijke criteria vaststellen aan de hand waarvan kan worden bepaald of de in dat lid bedoelde verzekering of waarborgen met het oog op de aard en omvang van het risico geschikt zijn. Tevens kan zij volgens de procedure van artikel 42, lid 2, een procedure vaststellen waardoor, bij gebleken falen van de verzekeringsmarkt om een passende verzekering te bieden en onder speciale voorwaarden, waaronder kennisgeving aan de Commissie, de lidstaten de mogelijkheid krijgen de verplichtingen van dit artikel voor een beperkte termijn te vervangen door een informatie-eis.

6. In dit artikel wordt verstaan onder:

- 'rechtstreeks, bijzonder risico': een risico dat rechtstreeks voortvloeit uit de verrichting van de dienst;

- 'gezondheid en veiligheid': met betrekking tot de afnemer of een derde, het voorkómen van overlijden of een ernstig letsel;

- 'financiële veiligheid': met betrekking tot de afnemer, het voorkómen van aanzienlijke verliezen aan geld of aan waarde van goederen;

- 'beroepsaansprakelijkheidsverzekering': een door een dienstverrichter gesloten verzekering voor de potentiële aansprakelijkheid jegens afnemers en, in voorkomend geval, jegens derden, voortvloeiend uit de verrichting van de dienst.

Artikel 28 - Productgaranties

1. De lidstaten zien erop toe dat dienstverrichters een afnemer op diens verzoek informatie verstrekken over het bestaan of ontbreken van een garantie op de verrichte dienst, over de inhoud van die garantie en over de essentiële elementen voor de honorering ervan, met name hoe lang en waar zij geldt.

2. De lidstaten zien erop toe dat de in lid 1 bedoelde informatie is opgenomen in elk informatiedocument van de dienstverrichter waarin zijn diensten in detail worden beschreven.

3 . De leden 1 en 2 laten de regelingen inzake productgaranties in andere communautaire besluiten onverlet.

Artikel 29 - Commerciële communicatie van gereglementeerde beroepen

1. De lidstaten trekken elk algeheel verbod op commerciële communicatie van gereglementeerde beroepen in.

2. De lidstaten zien erop toe dat de commerciële communicatie van gereglementeerde beroepen conform het Gemeenschapsrecht in overeenstemming is met de beroepsregels betreffende met name de onafhankelijkheid, waardigheid en integriteit van de beoefenaren van het beroep in kwestie en hun beroepsgeheim op een wijze die strookt met de specifieke aard van elk beroep. Beroepsregels inzake commerciële communicatie moeten niet-discriminerend, om dwingende redenen van algemeen belang gerechtvaardigd en evenredig zijn.

Artikel 30 - Multidisciplinaire activiteiten

1. De lidstaten zien erop toe dat op dienstverrichters geen eisen van toepassing zijn die hen ertoe verplichten uitsluitend een bepaalde specifieke activiteit uit te oefenen of die het gezamenlijk of in partnerschap uitoefenen van verschillende activiteiten beperken.

Dergelijke eisen kunnen echter wel aan de volgende dienstverrichters worden opgelegd:

a ) beoefenaren van gereglementeerde beroepen, voor zover dergelijke eisen gerechtvaardigd zijn om naleving van de beroeps- en gedragsregels, die naar gelang van de specifieke kenmerken van elk beroep verschillen, te waarborgen, en voor zover zij nodig zijn om hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid te waarborgen ;

b) dienstverrichters wier diensten bestaan uit certificering, accreditatie, technische controle, tests of proeven, voor zover dergelijke eisen gerechtvaardigd zijn om hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid te waarborgen.

2. Wanneer multidisciplinaire activiteiten tussen de in lid 1, onder a) en b), bedoelde dienstverrichters zijn toegestaan, zien de lidstaten erop toe dat:

a ) belangenconflicten en onverenigbaarheden tussen bepaalde activiteiten worden voorkomen;

b) de voor bepaalde activiteiten vereiste onafhankelijkheid en onpartijdigheid gewaarborgd zijn;

c) de beroeps- en gedragsregels voor verschillende activiteiten onderling verenigbaar zijn, met name wat het beroepsgeheim betreft.

3. De lidstaten zien erop toe dat dienstverrichters de afnemer op diens verzoek informatie verstrekken over hun multidisciplinaire activiteiten en partnerschappen en over de maatregelen die zij ter voorkoming van belangenconflicten hebben genomen. Deze informatie moet zijn opgenomen in elk informatiedocument waarin dienstverrichter hun diensten in detail beschrijven.

4. In het in artikel 41 bedoelde verslag vermelden de lidstaten aan welke dienstverrichters eisen als bedoeld in lid 1 zijn gesteld, wat deze eisen inhouden en waarom ze volgens hen gerechtvaardigd zijn.

Artikel 31 - Kwaliteitsbeleid

1. De lidstaten treffen in samenwerking met de Commissie flankerende maatregelen om dienstverrichters aan te moedigen vrijwillig de kwaliteit van dienstverrichtingen te waarborgen, met name door:

a ) hun activiteiten te laten certificeren of beoordelen door onafhankelijke organisaties;

b) hun eigen kwaliteitshandvest op te stellen of de door beroepsorden op communautair niveau opgestelde kwaliteitshandvesten of keurmerken te onderschrijven.

2. De lidstaten zien erop toe dat afnemers en dienstverrichters gemakkelijk toegang hebben tot informatie over de betekenis van bepaalde keurmerken en over de criteria voor de toekenning van keurmerken en andere kwaliteitsaanduidingen voor diensten.

3. De lidstaten treffen in samenwerking met de Commissie flankerende maatregelen om beroepsorden, kamers van koophandel en consumentenorganisaties in de lidstaten aan te moedigen op communautair niveau samen te werken om de kwaliteit van dienstverrichtingen te verbeteren, met name door het gemakkelijker te maken de bekwaamheden van dienstverrichters te beoordelen.

4. De lidstaten treffen in samenwerking met de Commissie flankerende maatregelen om de ontwikkeling van onafhankelijke beoordelingen , vooral door consumentenorganisaties, van de kwaliteit en gebreken van diensten aan te moedigen, met name door de ontwikkeling van vergelijkende proeven of tests op communautair niveau en de verspreiding van de resultaten ervan.

5. De lidstaten moedigen in samenwerking met de Commissie de ontwikkeling van vrijwillige Europese normen aan, teneinde de compatibiliteit tussen de diensten van dienstverrichters uit verschillende lidstaten, de informatie aan de afnemer en de kwaliteit van dienstverrichtingen te verbeteren.

Artikel 32 - Geschillenbeslechting

1. De lidstaten treffen de nodige algemene maatregelen om ervoor te zorgen dat dienstverrichters adresgegevens verstrekken, met name een postadres, faxnummer of e-mailadres en een telefoonnummer , waar alle afnemers, ook die uit andere lidstaten, een klacht kunnen indienen of informatie over de verrichte dienst kunnen vragen. Dienstverrichters verstrekken hun wettelijke adres indien dit niet hun gebruikelijke correspondentieadres is.

2. De lidstaten treffen de nodige algemene maatregelen om ervoor te zorgen dat dienstverrichters onverwijld reageren op de in lid 1 bedoelde klachten en alles in het werk stellen om bevredigende oplossingen te vinden.

3. De lidstaten treffen de nodige algemene maatregelen om dienstverrichters te verplichten aan te tonen dat zij aan de in deze richtlijn vastgestelde informatieverplichtingen voldoen en dat de verstrekte informatie juist is.

4. Wanneer voor de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing een financiële waarborg vereist is, erkennen de lidstaten gelijkwaardige bij een in een andere lidstaat gevestigde kredietinstelling of verzekeraar gestelde waarborgen. Die kredietinstellingen moeten in een lidstaat erkend zijn overeenkomstig Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en de uitoefening van de activiteiten van kredietinstellingen , en die verzekeraars overeenkomstig Richtlijn 73/239/EEG van de Raad betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan dan wel Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende levensverzekering .

5. De lidstaten treffen de nodige algemene maatregelen om ervoor te zorgen dat dienstverrichters die gebonden zijn aan een gedragscode of die lid zijn van een handelsvereniging of beroepsorde die voorziet in een regeling voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting, de afnemer hiervan op de hoogte stellen, dit vermelden in elk document waarin hun diensten in detail worden beschreven en aangeven hoe toegang kan worden verkregen tot gedetailleerde informatie over de kenmerken en toepassingsvoorwaarden van deze regeling.

Hoofdstuk V - Administratieve samenwerking

Artikel 33 - Wederzijdse bijstand - Algemene verplichtingen

1. De lidstaten verlenen elkaar wederzijdse bijstand en stellen alles in het werk om doeltreffend samen te werken bij het toezicht op dienstverrichters en hun diensten.

2. Ten behoeve van dit hoofdstuk wijzen de lidstaten een of meer contactpunten aan, waarvan zij de adresgegevens aan de andere lidstaten en de Commissie meedelen. De Commissie publiceert de lijst van contactpunten en werkt deze regelmatig bij.

3. Verzoeken om informatie en verzoeken tot het verrichten van verificaties, inspecties en onderzoeken uit hoofde van dit hoofdstuk worden naar behoren gemotiveerd, met name door vermelding van de reden voor het verzoek. De uitgewisselde informatie wordt alleen gebruikt voor de aangelegenheid waarvoor erom verzocht is.

4. Wanneer de lidstaten van de bevoegde instanties uit een andere lidstaat een verzoek om bijstand ontvangen, zien zij erop toe dat op hun grondgebied gevestigde dienstverrichters hun bevoegde instanties alle informatie verstrekken die deze nodig hebben om, met inachtneming van hun nationale wetgeving, toezicht op hun activiteiten uit te oefenen.

5. Wanneer inwilliging van een verzoek om informatie of tot het verrichten van verificaties, inspecties en onderzoeken problemen oplevert, brengt de aangezochte lidstaat de verzoekende lidstaat daarvan snel in kennis, teneinde een oplossing voor het probleem te vinden.

6. De lidstaten verstrekken de informatie waarom door andere lidstaten of door de Commissie is gevraagd, onverwijld langs elektronische weg.

7. De lidstaten zien erop toe dat de registers waarin de dienstverrichters zijn ingeschreven en die door de bevoegde instanties op hun grondgebied kunnen worden geraadpleegd, onder dezelfde voorwaarden ook toegankelijk zijn voor de overeenkomstige bevoegde instanties van de andere lidstaten.

8. De lidstaten verstrekken de Commissie informatie over gevallen waarin andere lidstaten hun verplichtingen inzake wederzijdse bijstand niet nakomen. Zo nodig neemt de Commissie passende maatregelen, zoals de procedure van artikel 226 van het Verdrag, om ervoor te zorgen dat de betrokken lidstaten hun verplichtingen inzake wederzijdse bijstand nakomen. De Commissie informeert de lidstaten op gezette tijden over de werking van de bepalingen betreffende wederzijdse bijstand.

Artikel 33 - bis Wederzijdse bijstand - algemene verplichtingen van de lidstaat van vestiging

1. Ten aanzien van dienstverrichters die diensten in een andere lidstaat verrichten, verstrekt de lidstaat van vestiging op verzoek van een andere lidstaat informatie over op zijn grondgebied gevestigde dienstverrichters; met name bevestigt hij dat een dienstverrichter op zijn grondgebied is gevestigd en deze, voor zover hem bekend, zijn activiteiten niet op onrechtmatige wijze verricht .

2. De lidstaat van vestiging voert de door een andere lidstaat gevraagde verificaties, inspecties en onderzoeken uit en stelt die lidstaat in kennis van de resultaten en van de eventueel genomen maatregelen. De bevoegde instanties handelen daarbij binnen de grenzen van de bevoegdheden die zij in hun lidstaat hebben. Zij kunnen zelf bepalen wat in ieder specifiek geval de meest geschikte maatregelen zijn om aan het verzoek van een andere lidstaat te voldoen.

3. Zodra de lidstaat van vestiging daadwerkelijk kennis heeft gekregen van gedragingen of specifieke handelingen van een op zijn grondgebied gevestigde dienstverrichter die diensten verricht in andere lidstaten , die, voor zover hem bekend, een ernstig risico voor de gezondheid of veiligheid van de mens of voor het milieu met zich meebrengen, stelt hij alle andere lidstaten en de Commissie onverwijld daarvan in kennis.

Artikel 34 - Toezicht door de lidstaat van vestiging wanneer de dienstverrichter zich tijdelijk naar een andere lidstaat begeeft

1. Ten aanzien van gevallen die niet onder artikel 35, lid 1, vallen, ziet de lidstaat van vestiging erop toe dat op de naleving van zijn eisen toezicht wordt uitgeoefend in overeenstemming met de in zijn nationale wetgeving vastgestelde controlebevoegdheden, in het bijzonder door controlemaatregelen op de plaats van vestiging van de dienstverrichter.

2. De lidstaat van vestiging ziet niet af van controle- of handhavingsmaatregelen op zijn grondgebied om reden dat de dienst in een andere lidstaat is verricht of daar schade heeft veroorzaakt.

3. De in lid 1 bedoelde verplichting brengt niet met zich mee dat de lidstaat van vestiging verplicht is daadwerkelijk verificaties en controles te verrichten op het grondgebied van de lidstaat waar de dienst wordt verricht. Die verificaties en controles worden, op verzoek van de instanties van de lidstaat van vestiging, in overeenstemming met artikel 35 verricht door de instanties van de lidstaat waar de dienstverrichter tijdelijk actief is.

Artikel 35 - Toezicht door de lidstaat waar de dienst wordt verricht bij een tijdelijke verplaatsing van de dienstverrichter

1. Ten aanzien van nationale eisen die eventueel uit hoofde van artikel 16 of 17 zijn gesteld, is de lidstaat waar de dienst wordt verricht, verantwoordelijk voor het toezicht op de activiteiten van de dienstverrichter op zijn grondgebied. In overeenstemming met het Gemeenschapsrecht:

– neemt de lidstaat waar de dienst wordt verricht, alle noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat dienstverrichters zich aan die eisen in verband met de toegang tot en de uitvoering van een dienstenactiviteit houden;

– voert die lidstaat de verificaties, inspecties en onderzoeken uit die nodig zijn om toezicht op de verrichte dienst uit te oefenen.

2. Wanneer een dienstverrichter zich tijdelijk naar een andere lidstaat begeeft om er een dienst te verrichten zonder er gevestigd te zijn, nemen de bevoegde instanties van die lidstaat ten aanzien van de niet in lid 1 bedoelde eisen , overeenkomstig de leden 3 en 4 , deel aan het toezicht op de dienstverrichter.

3. Op verzoek van de lidstaat van vestiging voeren de bevoegde instanties van de lidstaat waar de dienst wordt verricht in voorkomend geval verificaties, inspecties en onderzoeken uit, die nodig zijn om een doeltreffend toezicht door de lidstaat van vestiging te waarborgen . De bevoegde instanties handelen daarbij binnen de grenzen van de bevoegdheden die zij in hun lidstaat hebben. Zij kunnen zelf bepalen wat in ieder specifiek geval de meest geschikte maatregelen zijn om aan het verzoek van de lidstaat van vestiging te voldoen.

4. De bevoegde instanties van de lidstaat waar de dienst wordt verricht, kunnen op eigen initiatief verificaties, inspecties en onderzoeken ter plaatse verrichten, mits deze niet discrimineren en niet plaatsvinden omdat de dienstverrichter in een andere lidstaat gevestigd is en ze evenredig zijn .

[a), b) en c) geschrapt]

Artikel 36 - Alarmmechanisme

1. Wanneer een lidstaat kennis neemt van ernstige specifieke handelingen of omstandigheden met betrekking tot de dienstenactiviteit, die op zijn grondgebied of in andere lidstaten ernstige schade aan de gezondheid of veiligheid van personen of aan het milieu kunnen veroorzaken, stelt hij de lidstaat van vestiging, de andere betrokken lidstaten en de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

2. De Commissie bevordert de functionering van een Europees netwerk van instanties van de lidstaten met het oog op de tenuitvoerlegging van lid 1 en neemt hieraan deel.

3. Volgens de procedure van artikel 42, lid 2, stelt de Commissie gedetailleerde regels inzake het beheer van het in lid 2 bedoelde netwerk vast en zorgt zij voor een regelmatige bijwerking van deze regels.

Artikel 36 - bis Gegevens over de betrouwbaarheid van dienstverrichters

1. De lidstaten verstrekken op verzoek van een bevoegde instantie van een andere lidstaat overeenkomstig hun nationale recht informatie over tuchtrechtelijke of administratieve maatregelen of strafrechtelijke sancties en over beslissingen betreffende insolventie of faillissement waarbij sprake is van frauduleuze praktijken, die door hun bevoegde instanties ten aanzien van een dienstverrichter zijn genomen en die rechtstreeks van betekenis zijn voor de bekwaamheid of de professionele betrouwbaarheid van de dienstverrichter. De lidstaat die de informatie verschaft, stelt de dienstverrichter daarvan in kennis.

Een verzoek als bedoeld in de eerste alinea dient naar behoren gemotiveerd te zijn, met name ten aanzien van de redenen voor het verzoek om informatie.

2. De in lid 1 bedoelde sancties en maatregelen worden alleen meegedeeld wanneer de beslissing daartoe in kracht van gewijsde is gegaan. Met betrekking tot andere in lid 1 bedoelde beslissingen vermeldt de lidstaat die de informatie verstrekt of het gaat om een beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan, dan wel of beroep tegen de beslissing is ingesteld; in dat geval geeft de lidstaat in kwestie een indicatie van de datum waarop een beslissing over het beroep wordt verwacht.

Bovendien geeft die lidstaat aan op grond van welke nationale bepalingen de dienstverrichter is veroordeeld of hem een sanctie is opgelegd.

3. Bij toepassing van de leden 1 en 2 worden de voorschriften over de overdracht van persoonsgegevens en de rechten van personen die in de betrokken lidstaten schuldig zijn bevonden of aan wie een sanctie is opgelegd, ook indien dit is gebeurd door een beroepsorde , in acht genomen. Ter zake dienende informatie die openbaar is, moet voor de consument gemakkelijk toegankelijk zijn.

Artikel 36 - ter Flankerende maatregelen

1. De Commissie zet, in samenwerking met de lidstaten, een elektronisch systeem op voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten.

2. De lidstaten nemen, met hulp van de Commissie, flankerende maatregelen om de uitwisseling van met de uitvoering van de wederzijdse bijstand belaste ambtenaren en hun opleiding, inclusief taal- en computeropleidingen, te vergemakkelijken.

3. De Commissie gaat na of een meerjarenprogramma dient te worden opgezet om dergelijke opleidingen en uitwisselingen van ambtenaren te organiseren.

Artikel 37 - Wederzijdse bijstand bij afwijkingen in specifieke gevallen

1. Wanneer een lidstaat voornemens is een maatregel als bedoeld in artikel 19 te nemen, is, onverminderd gerechtelijke procedures , waaronder inleidende procedures en handelingen die worden uitgevoerd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek , de procedure van de leden 2 tot en met 6 van dit artikel van toepassing.

2. De in lid 1 bedoelde lidstaat vraagt de lidstaat van vestiging maatregelen tegen de betrokken dienstverrichter te nemen en verstrekt die lidstaat alle relevante informatie over de betrokken dienst en de omstandigheden terzake.

De lidstaat van vestiging gaat onverwijld na of de dienstverrichter zijn activiteiten legaal uitoefent en of de aan het verzoek ten gronde liggende feiten juist zijn. Hij deelt de verzoekende lidstaat onverwijld de genomen of beoogde maatregelen mede, dan wel, in voorkomend geval, de redenen waarom hij geen maatregelen neemt.

3. Na de in lid 2, tweede alinea, bedoelde mededeling van de lidstaat van vestiging stelt de verzoekende lidstaat de Commissie en de lidstaat van vestiging in kennis van zijn voornemen maatregelen te nemen en geeft daarbij aan:

a ) waarom de door de lidstaat van vestiging genomen of beoogde maatregelen naar zijn oordeel ontoereikend zijn;

b) waarom de door hem beoogde maatregelen naar zijn oordeel aan de in artikel 19 bedoelde voorwaarden voldoen.

4. De maatregelen kunnen niet eerder dan vijftien werkdagen na de in lid 3 bedoelde kennisgeving worden genomen.

5. Onverminderd de bevoegdheid van de verzoekende lidstaat om na het verstrijken van de in lid 4 bedoelde termijn de betrokken maatregelen te nemen, gaat de Commissie onverwijld na of de maatregelen waarvan zij in kennis is gesteld, verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht.

Wanneer de Commissie tot de conclusie komt dat de maatregelen niet verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht, stelt zij een beschikking vast waarin de betrokken lidstaat wordt verzocht van de beoogde maatregelen af te zien of de maatregelen in kwestie onmiddellijk te beëindigen.

6. In spoedeisende gevallen kan de lidstaat die voornemens is een maatregel te nemen, van de leden 2, 3 en 4 afwijken. De Commissie en de lidstaat van vestiging worden in dat geval onverwijld van de maatregelen in kennis gesteld, met opgave van de redenen waarom er volgens de lidstaat sprake is van een spoedeisend karakter.

Artikel 38 - Uitvoeringsmaatregelen

De Commissie neemt volgens de procedure van artikel 42, lid 2, de nodige maatregelen tot uitvoering van dit hoofdstuk; zij stelt de in de artikelen 33 en 37 bedoelde termijnen en de praktische regels voor de elektronische uitwisseling van informatie tussen de lidstaten vast, en met name de bepalingen inzake de interoperabiliteit van de informatiesystemen.

Hoofdstuk VI - Convergentieprogramma

Artikel 39

1. De lidstaten treffen in samenwerking met de Commissie flankerende maatregelen om de opstelling , met name door beroepsorden, -organisaties en -verenigingen, van communautaire gedragscodes die gericht zijn op de vergemakkelijking van het verrichten van diensten of de vestiging van een dienstverrichter in een andere lidstaat , met inachtneming van het Gemeenschapsrecht, aan te moedigen .

2. De lidstaten zien erop toe dat de in lid 1 bedoelde gedragscodes langs elektronische weg van op afstand toegankelijk zijn.

3. De lidstaten zien erop toe dat dienstverrichters op verzoek van de afnemer en in elk informatiedocument waarin hun diensten in detail worden beschreven, aangeven welke gedragscodes op hen van toepassing zijn, alsmede het elektronische adres waar en de talen waarin deze codes kunnen worden geraadpleegd.

4. geschrapt

Artikel 40 - Aanvullende harmonisatie

De Commissie onderzoekt uiterlijk één jaar na de datum van omzetting van deze richtlijn de mogelijkheid om voorstellen voor harmonisatiebesluiten over de volgende aspecten in te dienen:

a ) geschrapt

b) geschrapt

c) de toegang tot activiteiten betreffende de gerechtelijke inning van schuldvorderingen;

d) particuliere beveiligingsdiensten en geld- en waardetransporten.

2. geschrapt

Artikel 41 - Wederzijdse beoordeling

1. Uiterlijk op [omzettingsdatum] dienen de lidstaten bij de Commissie een verslag in met de in de volgende bepalingen bedoelde informatie:

a ) artikel 9, lid 2, over vergunningstelsels;

b) artikel 15, lid 4, over aan evaluatie onderworpen eisen;

c) artikel 30, lid 4, over multidisciplinaire activiteiten.

2. De Commissie stuurt de in lid 1 bedoelde verslagen naar de lidstaten, die binnen zes maanden hun opmerkingen over elk van de verslagen indienen. Binnen dezelfde termijn raadpleegt de Commissie de betrokkenen over de verslagen.

3. De Commissie legt de verslagen en de opmerkingen van de lidstaten voor aan het in artikel 42, lid 1, bedoelde comité, dat opmerkingen kan maken.

4. In het licht van de in de leden 2 en 3 bedoelde opmerkingen dient de Commissie uiterlijk op … *[één jaar na de in artikel 45, lid 1, genoemde datum] een samenvattend verslag bij het Europees Parlement en de Raad in, in voorkomend geval vergezeld van voorstellen voor aanvullende initiatieven.

Artikel 42 - Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité van vertegenwoordigers van de lidstaten, voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 43 - Herzieningsclausule

In aansluiting op het in artikel 41, lid 4, bedoelde samenvattende verslag dient de Commissie om de drie jaar bij het Europees Parlement en de Raad een uitgebreid verslag in over de toepassing van deze richtlijn, en met name van de artikelen 2 en 16 , in voorkomend geval vergezeld van wijzigingsvoorstellen.

Artikel 44 - Wijziging van Richtlijn 98/27/EG

Aan de bijlage bij Richtlijn 98/27/EG van het Europees Parlement en de Raad wordt het volgende punt toegevoegd:

"13. Richtlijn …./../EG van het Europees Parlement en de Raad van ….. betreffende diensten op de interne markt (PB L […] van […] blz. […])".

Hoofdstuk VII - Slotbepalingen

Artikel 45

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op ...* (2 jaar) aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 46

Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 47

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.