Artikelen bij SEC(2009)454 - Accompanying the Communication from the Commission to the European Parliament and the Council - Building a sustainable future for aquaculture - A new impetus for the Strategy for the Sustainable Development of European Aquaculture - Summary of the impact assessment

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


NL

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 8.4.2009

SEC(2009) 454


WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE

Begeleidend document bij de

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Bouwen aan een duurzame toekomst voor de aquacultuur

Een nieuw elan voor de strategie voor een duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur

SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING

{COM(2009) 162 definitief}
{SEC(2009) 453}

SAMENVATTING

In haar mededeling van 2002 inzake een strategie voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur1 brengt de Commissie de aquacultuursector voor het eerst voor het Europese voetlicht. In 2007 maakte DG MARE (het vroegere DG FISH) een inventaris op van de tot dan geboekte vooruitgang. Op basis van die evaluatie en gezien het feit dat één van de belangrijkste in 2002 vastgestelde doelstellingen op het gebied van banen en productiegroei niet was bereikt, zette de Commissie een breed overleg‑ en debatproces op poten om samen met alle belanghebbende partijen de kansen en problemen van de Europese aquacultuur te bespreken.

Tijdens die overleg‑ en evaluatieperiode werden verschillende problemen gesignaleerd die in dit document worden uiteengezet. De doelstellingen van 2002 (levering van veilige aquatische levensmiddelen door de aquacultuursector, waarborging van de gezondheid en het welzijn van de dieren en regulering van de aquacultuur) zijn globaliter gehaald. Problematischer is dat de communautaire aquacultuurproductie sinds het begin van het nieuwe millennium is gestagneerd terwijl de sector in de rest van de wereld een gestage groei te zien geeft. De communautaire aquacultuursector heeft weliswaar een groot aantal troeven in handen, onder meer als gevolg van zijn leiderspositie op het gebied van technologische innovatie en onderzoek, maar kampt tegelijkertijd met problemen. Als belangrijkste werden gesignaleerd: de algemene economische perspectieven voor de communautaire aquacultuur, met name de concurrentie met ingevoerde producten, de structurele kenmerken van de communautaire aquacultuurbedrijven (en de manier waarop deze omgaan met milieubeschermingsvoorschriften), ruimtegebrek, concurrentie voor toegang tot water en de waarborging van een hoog niveau van gezondheid en welzijn van de dieren. Er moet, zo bleek uit het overleg, op de behoeften van de sector gericht onderzoek worden gedaan naar deze nieuwe vorm van dierhouderij. Andere aspecten waarop werd gewezen, zijn de gebrekkige kennis over aquacultuur bij het publiek en het effect daarvan op het imago van de sector, de behoefte aan beter bestuur aan de hand van raadpleging en inspraak van de belanghebbende partijen en de behoefte aan een gelijk speelveld en minder administratieve rompslomp.

Om de bij de evaluatie geconstateerde problemen aan te pakken, worden in dit document drie globale opties overwogen.

De eerste optie: status quo, waarbij geen specifieke initiatieven worden genomen en men binnen de grenzen van de strategie van 2002 blijft. Dit betekent tevens dat de tot dusverre gevolgde koers wordt aangehouden bij de ontwikkeling van de talrijke beleidsgebieden met een mogelijke impact op de aquacultuur en dat voortgewerkt wordt in het kader van een werkgelegenheidsdoelstelling die in 2002 is vastgesteld en inmiddels blijkt niet te zijn gehaald.

De tweede optie: het soort initiatief dat in 2002 is genomen overdoen en een vernieuwde strategie voor de duurzame ontwikkeling van de communautaire aquacultuur voorstellen. Dit vergt een mededeling over beleidssturing, de vaststelling van strategische doelstellingen en de identificatie van voorstellen voor eventuele verdere maatregelen binnen de verschillende beleidsgebieden. In het kader van deze optie werden verschillende mogelijkheden overwogen. Zo werd nagegaan welke voordelen verbonden zijn aan het behoud of de herziening van bepaalde in 2002 vastgestelde strategische doelstellingen, en of maatregelen voor alle belanghebbenden moeten worden genomen, dan wel enkel maatregelen die onder de verantwoordelijkheid van de openbare instanties vallen. Tijdens de evaluatie werd ook overwogen of deze beleidsmededeling vergezeld kan gaan van voorstellen voor een specifiek op de aquacultuur gerichte wijziging van het communautaire financieringsinstrument (het Europees Visserijfonds – EVF) die een hefboomwerking kunnen hebben voor bepaalde dimensies van de strategie. Deze suboptie werd afgewezen om redenen van evenredigheid en timing en omdat op korte termijn andere beoordelingen worden verwacht (de evaluatie achteraf van het financieringsinstrument voor de oriëntatie van de visserij gaat in 2009 van start)2.

De derde optie: een radicale koerswijziging. Dit houdt in dat de basis wordt gelegd voor de integratie van een omvattend 'gemeenschappelijk aquacultuurbeleid van de EU' in een complex wetgevingskader dat het midden houdt tussen het gemeenschappelijk visserijbeleid (dat enkel van toepassing zou zijn op aan de visserij gerelateerde onderwerpen) en het gemeenschappelijk landbouwbeleid, wat impliceert dat tevens productiedoelstellingen op EU‑niveau moeten worden vastgesteld. Deze laatste optie werd al snel afgewezen omdat ze op bepaalde punten haaks staat op het subsidiariteitsbeginsel.

Overheden kunnen de ontwikkeling van een bedrijfstak niet simpelweg opleggen, maar spelen wel een belangrijke rol in het vaststellen van een kader waarbinnen die sector zich - al dan niet - kan ontwikkelen. Op basis van de analyse werd geconcludeerd dat deze problemen door de overheden (inclusief nationale en regionale) in de EU moeten worden aangepakt aangezien zij nog steeds bevoegd zijn voor een aantal factoren die de ontwikkeling van de aquacultuur sterk beïnvloeden (zoals de afgifte van vergunningen en ruimtelijke ordening). Aangezien tal van beleidsgebieden van de EU een invloed op de ontwikkeling van de aquacultuur hebben, werd gepleit voor een gecoördineerde aanpak in het kader van een gemeenschappelijke visie. De voornaamste boodschap van de beoordeling was echter dat de aquacultuur in de EU een nieuw elan moet krijgen – via een beleidsmededeling van de Commissie die tot doel moet hebben de strategie van 2002 bij te werken en aan te passen aan nieuwe omstandigheden, de strategische doelstellingen van de strategie bij te sturen in de richting van meer concurrentievermogen en beter bestuur en te zorgen voor sturing door de EU ter ondersteuning van deze sector.

De strategie voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur moet een nieuw elan krijgen, en wel door de rol van de overheden bij de vaststelling van een geschikt kader voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in Europa ter sprake te stellen en een aantal belemmeringen te helpen wegruimen die de sector in de ontplooiing van zijn potentieel hinderen. Om vruchten af te werpen moet de strategie echter kunnen rekenen op de steun van de lidstaten en moet zij worden omgezet in concrete maatregelen op regionaal en lokaal niveau.

1COM(2002) 511 definitief.

2Hiermee wordt evenwel niet vooruitgelopen op eventuele besluiten tot herziening van de financiële steun voor deze communautaire sector in het licht van de financiële crisis en de besprekingen tijdens de Europese Top van december 2008.

NL NL