Artikelen bij COM(2014)247 - Nieuwe EU-aanpak van de detectie en mitigatie van CBRN-E-risico’s

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52014DC0247

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Een nieuwe EU-aanpak van de detectie en mitigatie van CBRN-E-risico’s /* COM/2014/0247 final */


I. Achtergrond

De EU, de lidstaten en andere belangrijke partners hebben talloze activiteiten ondernomen om incidenten met chemische, biologische, radiologische, nucleaire (CBRN) en explosieve stoffen beter te kunnen voorkomen en burgers, instellingen en infrastructuur tegen dergelijke incidenten te beschermen.

Er moet echter meer worden gedaan. Naar aanleiding van de voortgangsverslagen die in 2012 zijn opgesteld in het kader van het CBRN-actieplan van de EU en het actieplan ter verbetering van de veiligheid van explosieven heeft uitgebreid overleg plaatsgevonden met de lidstaten en andere betrokkenen over de beste methode om deze vraagstukken aan te pakken. Er is een nieuwe CBRN‑E-agenda opgezet om de aandacht te concentreren op de belangrijkste op EU-niveau aan te pakken prioriteiten.

De Raad onderstreept in zijn conclusies van 11 december 2012 dat “de gebieden met ontoereikende beveiligingsregelingen in kaart moeten worden gebracht en dat de aandacht vooral moet uitgaan naar en prioriteit moet worden gegeven aan verdere gemeenschappelijke inspanningen om de beveiliging van de productie, de opslag, de distributie en het vervoer van CBRN‑E-materiaal met hoog risico te verbeteren. De Raad moedigt de Commissie verder aan “het EU-actieplan voor chemisch, biologisch, radiologisch en nucleair materiaal en het actieplan voor het verbeteren van de beveiliging van explosieven te gebruiken om op basis daarvan een herzien beleid tot stand te brengen”.

Deze mededeling is de eerste stap van de tenuitvoerlegging van de nieuwe CBRN‑E-agenda. Het is de bedoeling om vorderingen te maken voor wat betreft de detectie van CBRN‑E-dreigingen en doeltreffende maatregelen op te zetten om deze dreigingen en risico’s op EU-niveau te detecteren en te mitigeren.

II.        Achtergrond en doelstellingen II.1      Een veranderende dreigings- en risico-omgeving

De bescherming van burgers, instellingen, infrastructuur en vermogens is een van de vier pijlers van de terrorismebestrijdingsstrategie van de EU. Elke EU-aanpak van CBRN‑E-dreigingen moet rekening houden met de interneveiligheidsstrategie van de EU, waarbij de belangrijkste doeleinden het detecteren en mitigeren van CBRN‑E-risico’s zijn.

Op grond van recente ontwikkelingen – zoals beschreven in verslagen van INTCEN en Interpol – kan met reden worden aangenomen dat de dreiging van CBRN-materialen en explosieven nog steeds hoog is en zich verder uitbreidt. Uit gebeurtenissen zoals de terreuraanslagen in Madrid, Londen en Moskou en de bomaanslagen tijdens de marathon van Boston vorig jaar, maar ook uit recente adviezen aan jihadisten om drukbezochte plekken in het vizier te nemen, blijkt dat aanslagplegers zeer vindingrijk en opportunistisch kunnen zijn en dat dreigingen voor publieksevenementen en voor de veiligheid in de stedelijke omgeving beter moeten worden opgespoord. Hoewel terroristen veelal gebruikmaken van commercieel verkrijgbare of zelfgemaakte springstoffen, vormen ook CBRN-agentia als sarin, ricine of antrax een serieuze dreiging. Al sinds de aanslag in de metro van Tokyo in 1995 met een chemisch agens (sarin) en de aanslag in Oregon in 1984 met een biologisch agens (salmonella) proberen terroristische groeperingen CBRN-materialen in handen te krijgen. Ook het recente gebruik van sarin in Syrië heeft deze kwestie weer in de actualiteit gebracht.

Diefstal en misplaatsing van CBRN-materialen komen jaarlijks honderden malen voor. Smokkel van radiologische en nucleaire materialen is nog steeds een ernstig probleem, zoals blijkt uit de recente inbeslagnemingen van hoogverrijkt uranium (Georgië 2010 en Moldavië 2011). Meer dan 150 van dergelijke gevallen worden elk jaar opgenomen in de database van incidenten en smokkel (ITDB) van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie IAEA. Gezien het veelvuldig voorkomen van illegale handel in dergelijke materialen moeten doeltreffende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat die materialen in handen van smokkelaars vallen, maar ook moet een doeltreffende detectiestrategie worden opgezet.

Dreiging kan ook uitgaan van hooggekwalificeerde personen die toegang hebben tot gevoelige gegevens en materialen, zoals de senior onderzoeker op het gebied van biodefensie die medisch onderzoek verrichtte voor de strijdkrachten van de VS en in verband wordt gebracht met de antraxaanslagen van 2001, of de Franse wetenschapper van CERN die veroordeeld werd voor het verlenen van medewerking aan Al Qaeda-aanslagen in Frankrijk.

Het debat in de EU over radicalisering is de laatste tijd geïntensiveerd. Volgens de laatste rapporten zouden personen die uit Syrië terugkeren aanleiding geven tot bijzondere bezorgdheid. Sommigen van hen, maar ook andere geradicaliseerde personen, hebben toegang tot gevoelige plaatsen of werken daar, en zouden hun gespecialiseerde kennis kunnen gebruiken om kritieke infrastructuur aan te vallen, zoals waterzuiveringsinstallaties, of de elektriciteitsvoorziening van de spoorwegen onklaar te maken. Zulke van insiders afkomstige dreigingen kunnen grensoverschrijdende gevolgen hebben en dus ook de veiligheid van de EU aantasten.

Een recent voorbeeld van een aanval op een zacht doelwit is de aanslag op de marathon van Boston in 2013, waarbij de jonge daders een oude methode gebruikten om bommen te maken. Dit voorbeeld en ook de eerdere aanslagen op de metro en de spoorwegen betekenen dat het vermogen om zulke dreigingen op te sporen, moet worden versterkt.

Op nationaal niveau wordt essentieel werk verricht om terrorisme te bestrijden, maar daarnaast is een robuuste, beter opgezette en doelgerichte strategie noodzakelijk om op EU-niveau op toekomstige CBRN‑E-risico’s te anticiperen en die te ontmoedigen; onderdeel daarvan is ook het aanpakken van illegale methoden voor het vervaardigen, hanteren, verbergen en opslaan van deze materialen.

Een proactieve benadering is dan ook van belang. Er moeten op EU-niveau doeltreffende en evenredige voorzorgsmaatregelen worden ontwikkeld, ook op het gebied van preventie, paraatheid en respons, en met inachtneming van de grondrechten.

II.2      Prestaties en werkzaamheden op EU-niveau

De EU en haar lidstaten hebben al veel gedaan wat de prioriteiten op CBRN‑E-gebied betreft. Zo zijn er databasetools ontwikkeld als het European Bomb Data System (EBDS) en het Early Warning System (EWS). Ook de activiteiten van het Europees netwerk voor explosievenopruiming (EEODN) moeten hier worden genoemd. Een ander voorbeeld is de nieuwe Verordening (EU) nr. 98/2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, waarvan de bedoeling is de toegang voor het publiek tot gevaarlijke precursoren te beperken.

Naast onderzoek, opleiding en bewustmaking zijn praktische werkzaamheden uitgevoerd om goede praktijken vast te stellen en te delen, nieuwe apparatuur te testen en uit te proberen, richtsnoeren op te stellen voor gebruikers, enz.

Op alle gebieden is vooruitgang geboekt, maar uit recente evaluaties van de twee CBRN‑E-actieplannen is gebleken dat er meer moet worden gedaan, prioriteiten moeten worden gesteld en meer aandacht moet worden besteed aan belangrijke terreinen waar de EU een meerwaarde biedt.

II.3      Noodzaak om CBRN‑E-risico’s op EU-niveau aan te pakken

Onderzoek na een aantal aanslagen heeft uitgewezen dat springstoffen en precursoren daarvoor waren aangeschaft in de ene lidstaat en vervolgens vervoerd naar een andere lidstaat, waar de aanslagen werden uitgevoerd. De maandelijkse verslagen van Interpol over CBRN‑E-inlichtingen geven heel wat voorbeelden van pogingen om CBRN‑E-materialen te verwerven, te smokkelen of te gebruiken. Aanslagen met CBRN-materialen, zoals de vergiftiging met een radioactieve stof in de zaak-Litvinenko, hebben laten zien dat stoffen die een CBRN-dreiging vormen in de Europese Unie zijn binnengebracht zonder te zijn opgemerkt. Ernstige radiologische of nucleaire incidenten, zoals opzettelijke verspreiding van biologische agentia (bijvoorbeeld SARS, H1N1 of het mond-en-klauwzeervirus), kunnen mensen en economieën in heel Europa zwaar treffen.

In de gap-analyse betreffende de detectie van explosieven, die de EU in 2012 heeft uitgevoerd in het kader van het actieplan inzake explosieven, wordt een groot aantal gebreken bij de detectie van explosieven aan het licht gebracht en gewezen op de dringende noodzaak om het detectievermogen van de EU te versterken. In het verslag, dat gebaseerd is op een evaluatie van de beveiligingsmaatregelen, ‑uitrusting en ‑processen met moderne technologie, wordt aangedrongen op verdere evaluatie en versterking van de maatregelen op verschillende met de publieke veiligheid samenhangende terreinen. Op basis van deze analyse heeft de Commissie in 2013 een gap-analyse betreffende de detectie van agentia die een CBRN-dreiging vormen, uitgevoerd.

Voor alle lidstaten van de EU gelden dezelfde CBRN‑E-dreigingen en ‑risico’s. De EU kan daarom heel goed een spilfunctie vervullen door de lidstaten te helpen bij het detecteren en mitigeren van deze dreigingen. Zij kan ervoor zorgen dat i) prioriteit wordt gegeven aan de ernstigste dreigingen, ii) deze problemen gezamenlijk worden aangepakt, iii) dubbel werk wordt voorkomen en iv) schaalvoordelen en synergieën worden gemaximaliseerd.

De EU kan een meerwaarde bieden door voor specialisten praktische en doeltreffende instrumenten te ontwikkelen, zoals workshops, leidraden, opleidingen, voorlichting en ondersteuning voor research en testactiviteiten. Een voorbeeld is de steun die in het kader van het ATLAS-netwerk is geboden voor de samenwerking door de speciale interventie-eenheden van de politiediensten in de EU, die samen trainen en opereren.

III.       Een nieuwe aanpak voor de detectie en mitigatie van CBRN‑E-risico’s

De doelstelling is dat deze mededeling leidt tot betere risicobeoordeling, ontwikkeling van bestrijdingsmaatregelen, uitwisseling van kennis en beste praktijken en het testen en valideren van nieuwe voorzorgsmaatregelen, met als einddoel de vaststelling van nieuwe veiligheidsnormen.

Wil een mitigatiestrategie doeltreffend zijn, dan moeten de volgende vraagstukken worden aangepakt:

– de effectiviteit en prestaties van de bestaande uitrusting en processen;

– nieuwe stoffen die een dreiging vormen;

– nieuwe werkwijzen van aanslagplegers;

– nieuwe methoden om veiligheidscontroles te omzeilen;

– nieuwe doelwitten voor aanslagen (zachte doelwitten, kritieke infrastructuur, openbare gelegenheden, gebieden buiten luchthavens).

De nieuwe aanpak wordt stap voor stap ingevoerd, rekening houdend met alle soorten dreigingen en alle soorten omgevingen, met als doel:

– betere detectie van risico’s;

– beter gebruik van de resultaten van onderzoek, testen en validering;

– bevordering van bewustmaking, opleidingen en oefeningen;

– bevordering van initiatieven van leidende landen en samenwerking met het bedrijfsleven en andere betrokkenen op beveiligingsgebied;

– inachtneming van de externe dimensie waar dat nut heeft.

Het is essentieel om tijdens het hele proces alle belanghebbenden bij de activiteiten te betrekken, zoals universiteiten, de particuliere sector en autoriteiten op het gebied van de burgerbescherming, en voldoende financiële steun te bieden om te zorgen dat activiteiten en beleid op dit gebied correct worden uitgevoerd. Voor elk van de genoemde vijf aspecten worden maatregelen vastgesteld waarvoor de EU een meerwaarde kan bieden.

III.1     Beter detecteren

Onze strategie om dreigingen aan te pakken, was in het verleden doorgaans gebaseerd op historische gegevens over aanslagen. Beschermende maatregelen werden vaak ingevoerd nadat aanslagen waren uitgevoerd of plannen werden ontdekt. We zijn niet voldoende proactief geweest bij het ontwikkelen van een doeltreffende strategie om dreigingen te detecteren en te mitigeren.

Een strategie om dreigingen te detecteren, kan slechts doeltreffend zijn als bij de ontwikkeling en evaluatie ervan rekening wordt gehouden met de stoffen die een dreiging vormen en met de omgeving (luchtvaart, openbare sportgelegenheden en dergelijke).

De in het verleden gevolgde aanpak, waarbij ernaar werd gestreefd om een beveiligingstechnologie of ‑proces op een specifieke dreiging af te stemmen, werkt niet. Voor elk beschermingsdoel moeten specifieke risicogebaseerde benaderingen worden overwogen, met inbegrip van een reeks verschillende activiteiten om de diverse dreigingen doeltreffend te detecteren. Elke te beschermen omgeving moet zorgvuldig worden onderzocht en de te overwegen maatregelen moeten niet uitsluitend rekening houden met historische gegevens, maar ook met methoden om opkomende dreigingen het hoofd te bieden.

De EU moet haar detectiestrategie baseren op de geconstateerde hiaten, zoals die zijn aangegeven in de gap-analyse van de EU betreffende de detectie van explosieven (2012). Een recente beoordeling heeft ook uitgewezen dat, ondanks de aanzienlijke vorderingen van de laatste jaren, nog veel moet worden gedaan om gebreken aan te pakken van de detectietechnologie voor verschillende terreinen van de openbare veiligheid, ook op vervoersgebied. De activiteiten moeten er derhalve op gericht zijn de geconstateerde zwakke punten aan te pakken en realistische oplossingen te ontwikkelen voor de te bestrijden dreigingen.

Insiders vormen een specifieke uitdaging wat CBRN‑E-dreigingen betreft, wat meer specifieke maatregelen tegen van insiders uitgaande CBRN-dreigingen vereist. Als een van de maatregelen van het CBRN-actieplan wordt de Commissie en de lidstaten bijvoorbeeld aangeraden om te streven naar een beter veiligheidsonderzoek van het personeel. Dreigingen die van insiders uitgaan, zijn alleen aan te pakken als het personeel dat bij de gehele levenscyclus van explosieven en CBRN-materialen is betrokken, aan een grondig veiligheidsonderzoek wordt onderworpen. Over dit onderwerp is een studie uitgevoerd, waarin wordt aanbevolen de procedures voor veiligheidsonderzoek in de CBRN‑E-sector te harmoniseren, met als eerste stap het vaststellen van beste praktijken voor antecedentenonderzoek en veiligheidsonderzoek. Omdat het veiligheidsonderzoek onder de bevoegdheid van de lidstaten valt, zal de Commissie op dit gebied nauw met hen samenwerken.

De Commissie werkt samen met eindgebruikers, zoals particuliere organisaties en rechtshandhavingsautoriteiten, om de kennis van wat er op technologisch gebied mogelijk is, te vergroten. Dat doet zij door middel van workshopactiviteiten, waarbij rechtshandhavingsfunctionarissen en andere overheidsdienaren gerubriceerde informatie krijgen over de beperkingen van beveiligingstechnologie en beveiligingsprocessen. We moeten eindgebruikers en specialisten in de toekomst echter meer bij het detectieontwerp betrekken. Bij de Olympische Spelen in het Verenigd Koninkrijk en het Europees kampioenschap voetbal van 2012 in Polen is vanuit de rechtshandhaving als kernpunt naar voren gekomen: één detectie-instrument is niet altijd voldoende; met een combinatie van instrumenten, zoals gedragsdetectieanalyse in combinatie met de inzet van explosievenspeurhonden, kan het systeem beter presteren. Het detectiedoel bepaalt welk instrument moet worden ingezet, niet omgekeerd.

De Commissie voert ook samen met specialisten allerlei praktijkproeven uit op gebieden die in het laboratorium niet te reproduceren zijn. Het doel is technologie, producten en processen te evalueren en te testen met verschillende detectiedoelstellingen, om doeltreffender detectie mogelijk te maken. Een voorbeeld van zo’n test is het testen van CBRN‑E-detectieapparatuur in samenwerking met de Poolse autoriteiten tijdens het Europees voetbalkampioenschap van 2012. De Commissie heeft daarop voortgebouwd door samen met de Belgische politie CBRN‑E-detectieapparatuur te testen tijdens de EU-Afrika-top van april 2014. Bij de test werden detectieactiviteiten uitgevoerd op de locatie van de topontmoeting, in de metro, de hogesnelheidstrein en de luchthaven.

De Commissie zal:

– steun verlenen aan verdere kortlopende tests voor specialisten, met als doel betere detectie tijdens toekomstige sportieve, culturele en andere grootschalige evenementen, zoals het Europees voetbalkampioenschap van 2016, om uiteindelijk tot een EU-aanpak voor de beveiliging van publieksevenementen te komen;

– de gap-analyse betreffende de detectie van explosieven herzien en erop voortbouwen;

– een gap-analyse betreffende de detectie van CBRN-materialen uitvoeren;

– ter ondersteuning van het beleid analytische documentatie en overzichten betreffende CBRN‑E-dreigingen en ‑risico’s opstellen op diverse terreinen van de openbare veiligheid, waaronder de vervoerssector;

– verdere actie betreffende van insiders uitgaande dreigingen organiseren en ondersteunen, zoals workshops, voorlichting en richtsnoeren;

– CBRN-risico’s opnemen in het “sectoroverschrijdend overzicht van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen waar de Unie in de toekomst mogelijk mee te maken krijgt” dat de Commissie moet opstellen en actualiseren;

– voortbouwen op de bestaande EU-netwerken en samen met de lidstaten kijken naar de oprichting van een groep voor civiel-militaire samenwerking op het gebied van a) detectietechnologieën en b) methoden ter bestrijding van geïmproviseerde explosiemiddelen, draagbare luchtafweersystemen (MANPADs) en andere dreigingen, waaronder ook CBRN‑E-dreigingen.

III.2     Beter onderzoeken, testen en valideren

Lidstaten, universiteiten, bedrijven en andere belanghebbenden moeten samenwerken om de behoeften waaraan het CBRN‑E-onderzoek moet voldoen, te identificeren en te formuleren. De Commissie financiert via het zevende kaderprogramma (FP7) tal van onderzoeksactiviteiten. De resultaten daarvan moeten beter worden verspreid en in nuttige commerciële producten worden omgezet. Met het nieuwe onderzoeksprogramma Horizon 2020 kan beter worden ingespeeld op de beleidsbehoeften en de behoeften van de eindgebruikers. De Commissie speelt daarbij een belangrijke rol.

1. Tot dusver is in het zevende kaderprogramma circa 200 miljoen EUR uitgetrokken voor 60 projecten op CBRN-gebied. Daarnaast is meer dan 67 miljoen EUR toegewezen aan ruim vijftien projecten betreffende explosieven. Voorbeelden zijn PREVAIL (PRecursors of ExplosiVes: Additives to Inhibit their use including Liquids — precursoren van explosieven: additieven om het gebruik ervan te verhinderen, inclusief vloeistoffen) en het grootschalige demonstratieproject EDEN, dat zeer relevant is voor het beleid en de praktische werkzaamheden inzake CBRN‑E.

2. Ook het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) van de Commissie biedt wetenschappelijke ondersteuning op CBRN‑E-beleidsgebied.

Het JRC heeft bijvoorbeeld veel ervaring op het gebied van nucleaire veiligheid, veiligheidscontrole en beveiliging, heeft deelgenomen aan tal van onderzoeksprojecten en samengewerkt met belangrijke partners. Zo heeft het samen met partners uit de VS het project ITRAP+10 (Illicit Trafficking Radiation Detection Assessment Programme — programma voor detectie en beoordeling van de straling van illegale handel) uitgevoerd, dat apparatuur voor stralingsdetectie beoordeelt en test. Met behulp daarvan kunnen de autoriteiten van de lidstaten vaststellen welke detectieapparatuur voor hen het beste is. De fabrikanten krijgen bovendien aanbevelingen voor het verbeteren van de prestaties, de betrouwbaarheid en de gebruikersvriendelijkheid van hun producten. De Commissie zal deze werkzaamheden blijven ondersteunen.

Het JRC voert ook een project uit om de database van incidenten en smokkel (ITDB) van de IAEA te verbeteren. Samen met een aantal lidstaten heeft het JRC beste praktijken vastgesteld ter verbetering van de meldingen aan de ITDB en dus de kwaliteit van de gegevens waarover de IAEA beschikt. Het JRC werkt bovendien aan de ontwikkeling van een beveiligd protocol om online meldingen aan de ITDB mogelijk te maken.

3. De Commissie heeft ook gezorgd voor samenwerking tussen de verschillende rechtshandhavingsnetwerken. Het is de bedoeling dat de netwerken hun behoeften aan nieuwe technologie beter formuleren, waarna wordt bekeken of ENLETS (European Network of Law Enforcement Technology Services — Europees netwerk van diensten voor rechtshandhavingstechnologie) zou kunnen worden gebruikt als knooppunt voor de informatieverstrekking door de rechtshandhavingsnetwerken aan onderzoekers en het bedrijfsleven.

4. Naast de onderzoeksactiviteiten van FP7 en de ondersteunings-, certificerings- en normalisatie-inspanningen op allerlei gebieden voert de Commissie tests met nieuwe apparatuur uit. Met bestaande state-of-the-art-technologie worden proeven uitgevoerd om vast te stellen hoe deze het best geschikt kan worden gemaakt voor de behoeften van elke sector. De op luchthavens opgedane ervaring kan beste praktijken opleveren die in andere sectoren kunnen worden toegepast.

De proeven dienen vooral om zorgvuldig vast te stellen hoe specialisten in verschillende omgevingen (vervoer, openbare veiligheid, sportevenementen e.d.) de verschillende apparatuur en processen moeten inzetten. Deze specialisten en de lidstaten krijgen bovendien input ten behoeve van de fijnafstemming van de instrumenten om dreigingen in de betrokken landen op te sporen.

5. De Commissie is zeer actief op dit terrein om voor een geharmoniseerde ontwikkeling van normen en testprocedures te zorgen. Er moeten passende dreigings- en risicogebaseerde detectienormen worden ontwikkeld en in de hele EU toegepast om voor alle burgers hetzelfde beschermingsniveau te garanderen. Dankzij zulke normen kunnen de aanbieders van technologie ook een beter begrip krijgen van de eisen die op rechtshandhavingsgebied worden gesteld.

De detectienormen voor de respons op bekende aanvalsvormen zijn goed ontwikkeld. Maar militaire technologie, praktijken en ervaringen moeten ook – waar dat gepast is – worden overwogen en aangepast met het oog op civiele toepassingen. De rechtshandhavingsautoriteiten moeten samenwerken met de militaire autoriteiten om ervaringen uit te wisselen en voor gemeenschappelijke problemen de beste oplossingen te vinden.

De Commissie zal:

– ervoor blijven zorgen dat bij onderzoek rekening wordt gehouden met de behoeften van het beveiligingsbeleid, en meewerken aan de ontwikkeling van de programmering om te waarborgen dat de onderzoeksprioriteiten in overeenstemming zijn met de behoeften van de rechtshandhaving en andere eindgebruikers en met de beleidsbehoeften;

– verdere steun verlenen aan onderzoeks-, test- en valideringsactiviteiten op het gebied van CBRN‑E, en streven naar geschikte detectienormen voor elk soort omgeving, met inbegrip van projecten als ERNCIP (European Reference Network for Critical Infrastructure Protection — Europees referentienetwerk voor de bescherming van vitale infrastructuur);

– steun blijven verlenen aan ITRAP fase 2, het opvolgproject, waarbij voor het eerst zal worden beoordeeld of het haalbaar is om de detectie van radiologische en nucleaire risico’s en de detectie van springstoffen in één apparaat onder te brengen. De Commissie zal verder de laboratoria van de lidstaten hulp bieden bij het verkrijgen van de erkenning voor de detectie van radiologische en nucleaire risico’s, nieuwe apparatuur voor de detectie van radiologische en nucleaire risico’s evalueren en, in nauwe samenwerking met de verschillende normalisatieorganisaties, mogelijk maken dat Europese of internationale normen worden vastgesteld.

III.3     Opleiding, bewustmaking en capaciteitsopbouw

Doeltreffende opleiding en bewustmaking voor de beveiligingssector is van vitaal belang voor de juiste uitvoering van beveiligingsmaatregelen. De Commissie moet daarom zorgen voor meer financiering voor en verbetering van opleidingsinitiatieven die de rechtshandhavingsautoriteiten en het bedrijfsleven passende ondersteuning bieden. Enkele voorbeelden:

– ondersteuning van het Europees netwerk voor explosievenopruiming (EEODN), dat de springstoffendeskundigen van de lidstaten een operationeel forum biedt voor het delen van beste praktijken en opleiding op het gebied van CBRN‑E-dreigingen;

– betere opleidingsfaciliteiten voor rechtshandhavingsfunctionarissen om de lidstaten te helpen bij de omgang met CBRN‑E-risico’s, bijvoorbeeld via de diverse rechtshandhavingsnetwerken van de EU (Atlas, Airpol, Railpol, Aquapol e.d.);

– bijdragen tot de ontwikkeling van een gemeenschappelijke aanpak van toekomstige aanslagen op zachte doelwitten, zoals de Commissie, naar aanleiding van de aanslag op de luchthaven van Burgas, samen met de lidstaten richtsnoeren opstelt voor zachte doelwitten in een luchthavenomgeving;

– verbetering van de civiel-militaire samenwerking, zoals de gemeenschappelijke opleiding van het Europees Defensieagentschap en de Commissie (voorjaar 2014) inzake kwetsbaarheidsrichtsnoeren en beoordelingsmethoden voor draagbare luchtafweersystemen (MANPADs), die in het kader van het luchtvaartpolitienetwerk Airpol zal plaatsvinden;

– delen van informatie en beste praktijken binnen de EU-deskundigengroep voor detectietechnologie bij de douane, teneinde het vermogen voor de detectie van CBRN‑E-dreigingen te vergroten en de prestaties van bestaande en nieuwe detectieapparatuur te verbeteren;

– mogelijkheden voor opleiding op het gebied van nucleaire detectie, respons en nucleaire forensische wetenschap in het Europees opleidingscentrum voor nucleaire veiligheid (EUSECTRA). Deze opleidingen vormen aan aanvulling op de nationale opleidingen en worden uitgevoerd in samenwerking met partners uit de lidstaten en internationale organisaties. De opleidingsprogramma’s omvatten multidisciplinaire aspecten betreffende onder meer rechtshandhaving, stralingsbescherming en materiaalanalyse.

Ook de inspanningen op het gebied van bewustmaking en capaciteitsopbouw moeten worden opgevoerd. In dit verband moet ook meer worden gedaan om beste praktijken uit te wisselen en richtsnoeren op te stellen. Voorbeelden van deze activiteiten:

1) ATLAS, het netwerk van speciale politie-eenheden, is een heel goed voorbeeld van de wijze waarop de EU capaciteit en onderling vertrouwen opbouwt onder deze eenheden, die worden ingezet als andere maatregelen falen. Dankzij ondersteuning van zulke netwerken kan de EU zich beter voorbereiden op crises, synergieën tot stand brengen en voorkomen dat lidstaten dubbel werk verrichten als het gaat om de bescherming van EU-burgers.

2) De werkgroep explosievenspeurhonden is een forum voor specialisten op dat gebied. De werkgroep heeft ervoor gezorgd dat beste praktijken op het gebied van opleiding, inzet en certificatie worden gedeeld. Dat geldt ook voor richtsnoeren en handboeken. De werkgroep bestaat uit deskundigen van de Europese Commissie en de lidstaten en waarnemers van Canada en de Verenigde Staten.

3) Zelfgemaakte explosieven en de relatief gemakkelijke verkrijgbaarheid van materialen om bommen te maken, betekenen dat we meer moeten doen op dit gebied en dat snelle invoering van Verordening (EU) nr. 98/2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven noodzakelijk is.

4) Ook de menselijke factor is een belangrijk punt voor overweging. Niet alleen de selectie en de basisopleiding, maar ook processen zoals het opheffen van een alarm, moeten worden geoptimaliseerd en verfijnd, om ervoor te zorgen dat de apparatuur wordt bediend door geschoolde mensen die goed zijn opgeleid en gemotiveerd zijn om goed te presteren, en daarbij de beschikbare technologie volledig benutten.

5) De recent goedgekeurde wetgeving inzake het EU-mechanisme voor civiele bescherming bepaalt dat er een Europese responscapaciteit voor noodsituaties moet komen in de vorm van een vrijwillige bundeling van toegezegde responscapaciteiten. Specifieke capaciteiten voor de respons op CBRN-incidenten (zoals modules voor CBRN-detectie en ‑sampling en zoek- en reddingsteams voor stedelijke gebieden in geval van CBRN-incidenten) maken daarvan deel uit.

De Commissie zal:

- werken aan de verdere ontwikkeling van opleidingsmiddelen, het delen van beste praktijken aanmoedigen en richtsnoeren ontwikkelen voor specialisten met een geavanceerde opleiding, vooral om rechtshandhavingsfunctionarissen te helpen bij detectieactiviteiten, bijvoorbeeld in het kader van het EEODN;

- blijven wijzen op de beperkingen van apparatuur voor de detectie van explosieven;

- medio 2014 het EU-handboek voor zachte doelwitten op luchthavens publiceren, dat ter hand wordt gesteld aan al het politiepersoneel op luchthavens in de EU dat bij het netwerk van luchthavenpolitie Airpol is aangesloten;

- modelprogramma’s voor kwaliteitscontrole ontwikkelen met het oog op het testen van de effectiviteit van explosievenspeurhonden (o.a. in België, Hongarije en Italië);

- voor leden van Airpol opleidingen verzorgen voor het beoordelen van op luchthavens in te zetten MANPADs;

- lidstaten helpen bij het ontwikkelen van certificatieprotocollen voor explosievenspeurhonden, die mondiaal als modellen kunnen worden erkend;

- de richtsnoeren voor de uitvoering van Verordening (EU) nr. 98/2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven verbeteren;

- de met de menselijke factor samenhangende risico’s aanpakken met een programma dat ervoor moet zorgen dat personen die detectieapparatuur bedienen goed opgeleid en gemotiveerd zijn, de communicatie tussen het bedrijfsleven, aanbieders van beveiligingsdiensten en lidstaten verbeteren door middel van workshops en tools en het veiligheidsniveau verhogen;

- erop toezien dat met CBRN-risico’s terdege rekening wordt gehouden bij de ontwikkeling van de Europese responscapaciteit voor noodsituaties;

- de mogelijkheden onderzoeken voor een sterkere koppeling met de opleiding en oefeningen in het kader van het EU-mechanisme voor civiele bescherming;

- het cursusaanbod op het gebied van nucleaire beveiliging in het Europees opleidingscentrum voor nucleaire veiligheid (EUSECTRA) uitbreiden.

III.4     Door een land geleide initiatieven bevorderen en samenwerken met het bedrijfsleven

De door een land geleide initiatieven die de Commissie in 2012 in het leven heeft geroepen, moeten ertoe leiden dat de lidstaten actiever optreden bij de uitvoering van de CBRN‑E-actieplannen. De Commissie heeft de lidstaten uitgenodigd om zich te melden als leider voor maatregelen die zij prioritair achten en die zij op EU-niveau kunnen coördineren. Er zijn vijf initiatieven die zich in of nabij de opstartfase bevinden.

Door een land geleide initiatieven kunnen de opstartfase van een groot project bespoedigen. De initiatieven bestrijken een breed spectrum van onderwerpen. Het eerste initiatief heeft geleid tot een project voor de beveiliging van de verkoop van risicovolle chemische stoffen, waarvoor de Commissie financiering heeft verstrekt. Andere initiatieven betreffen bijvoorbeeld veiligheidsregelingen voor faciliteiten die met risicovolle biologische agentia en toxines werken, of een betere verspreiding van onderzoeksresultaten.

De Commissie wil de dialoog met de particuliere sector (o.a. exploitanten van faciliteiten die met CBRN‑E-materialen werken, fabrikanten van apparatuur en aanbieders van beveiligingsdiensten) verbeteren om een beter beeld te krijgen van de behoeften en zorgen. Dit moet leiden tot een effectieve dialoog tussen overheid en bedrijfsleven over CBRN‑E-dreigingen en risico’s, zoals die al bestaat op het gebied van precursoren van explosieven in het kader van het permanente comité inzake precursoren. In dat comité wordt samengewerkt door autoriteiten van de lidstaten en verenigingen van bedrijven.

De Commissie zal:

- zich proactief richten op de belanghebbenden en bijeenkomsten organiseren met vertegenwoordigers van de lidstaten op het gebied van CBRN‑E-aangelegenheden, om maatregelen voor preventie, paraatheid en respons beter te kunnen aanpakken;

- een platform opzetten voor het uitwisselen van informatie door de Commissie, de lidstaten en andere belanghebbenden, en regelmatige workshops organiseren over de onderzoeksbehoeften van eindgebruikers;

- de lidstaten steun blijven verlenen voor het voorstellen van initiatieven die binnen een of meer van de acties van de CBRN‑E-actieplannen vallen. Met name zal de Commissie initiatieven aanmoedigen die op detectievraagstukken gericht zijn.

III.5     De externe dimensie

CBRN‑E-dreigingen worden niet gehinderd door grenzen, zoals gebleken is bij de SARS- en vogelgriep (H1N1)-uitbraken. Hoewel de verspreiding van deze virussen niet opzettelijk was, hadden de uitbraken gevolgen op wereldwijde schaal. Ook dreigingen door commercieel verkrijgbare of zelfgemaakte explosieven, zoals in 2010 de bommen in vrachtvliegtuigen uit Jemen, zijn een voorbeeld van externe dreigingen die de grenzen van de EU overschrijden.

Om de EU adequaat te beschermen, moeten we daarom werken aan de relaties met derde landen en steun verlenen aan paraatheids- en detectiemaatregelen in die landen.

De Commissie stelt dan ook voor de uitvoering van het EU-initiatief voor centres of excellence op het gebied van CBRN-risicobestrijding te consolideren. Aan dit initiatief nemen momenteel wereldwijd meer dan 44 landen in 8 regio’s deel. Het biedt steun en expertise aan partnerlanden betreffende onder meer het beoordelen van de nationale CBRN-behoeften, het opstellen van nationale actieplannen en het opzetten van regionale CBRN-projecten, door middel van een bottom-upaanpak op basis van vrijwilligheid.

Ook is het van belang om te blijven samenwerken met belangrijke internationale partners. Een voorbeeld is het EU-VS-deskundigenforum inzake explosieven, dat in november 2013 zijn vijfde bijeenkomst heeft gehouden. De drie werkgroepen inzake detectie, informatie-uitwisseling en opleiding hebben goede vorderingen gemaakt op deze gebieden. Het forum biedt deskundigen uit de lidstaten de kans om regelmatig aan opleidingsbezoeken deel te nemen; ook kunnen zij via kanalen zoals Interpolberichten, Europol en het TRIPwire-systeem van de VS informatie uitwisselen over allerlei methoden om bommen te maken en over CBRN-agentia.

Een tweede voorbeeld van deze samenwerking is de belangstelling van de autoriteiten van derde landen voor de werkgroep explosievenspeurhonden en de EU-werkwijzen en ‑normen voor explosievenspeurhonden en de mogelijke toepassing daarvan in Canada.

De Commissie neemt verder actief deel aan internationale bijeenkomsten van deskundigen, zoals de internationale technische werkgroep voor forensische kennis met betrekking tot nucleair materiaal en het mondiale initiatief voor de bestrijding van illegale handel, die kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van goede praktijken en richtsnoeren.

De Commissie zal:

- werken aan de totstandkoming van resultaten in het kader van de EU-VS-samenwerking tussen explosievendeskundigen, onder meer door uitwisseling van ervaringen met de uitvoering van de relevante regelgeving inzake chemische precursoren en andere beheersingsmaatregelen; zoeken naar nieuwe methoden om informatie en beste praktijken uit te wisselen voor het inlichten van het publiek en het bedrijfsleven over indicatoren voor incidenten met geïmproviseerde explosiemiddelen en beschermingsmaatregelen;

- proefprojecten opzetten voor het aanbieden van technische bijstand en opleiding aan derde landen, bijvoorbeeld over kwetsbaarheidsbeoordeling, teneinde deze landen te helpen capaciteit op te bouwen. Bij de eerste opleiding kan worden uitgegaan van de richtsnoeren van de EU inzake zachte doelwitten op luchthavens;

- met de VS programma’s voor explosievenspeurhonden ontwikkelen met medewerking van de werkgroep explosievenspeurhonden;

- steun verlenen aan de uitwisseling van beste praktijken en informatie van de EU op het gebied van programma’s voor explosievenspeurhonden, met derde landen die daarvoor belangstelling hebben (o.a. Canada en de VS);

- samen met lidstaten ondersteuning bieden aan het werk van internationale deskundigengroepen op het gebied van nucleaire veiligheid.

De Commissie zal tevens methoden onderzoeken om de voorgestelde activiteiten financieel te ondersteunen.

Tot dusver is in het kader van het huidige financieringsprogramma van de Commissie, het programma Preventie en bestrijding van criminaliteit (2007–2013) meer dan 20 miljoen EUR verstrekt voor bijna 30 CBRN-projecten en ruim 20 projecten inzake explosieven. Deze projecten bestrijken een breed gebied, variërend van opleidingssessies en ‑activiteiten (onder meer in het kader van het EEODN) en ontwikkeling van nieuwe detectiemethoden tot IT-tools voor informatie-uitwisseling, zoals het European Bomb Data System (EBDS).

Momenteel wordt gewerkt aan het volgende financieringsprogramma, het Fonds voor interne veiligheid — Politie (2014–2020). Bij de beleidsdialogen met elke lidstaat heeft de Commissie benadrukt dat de responscapaciteit voor CBRN‑E moet worden versterkt, dat gebruikt moet worden gemaakt van de al bestaande systemen en databases voor informatie-uitwisseling (zoals SCEPYLT, het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en het EBDS van Europol) en dat het van belang is om de bekendheid te vergroten met de nieuwe verordening over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven.

De Commissie streeft naar doeltreffende inzet van de middelen die beschikbaar zijn in het kader van het Fonds voor interne veiligheid en zal beter gebruikmaken van de financiering in het kader van het nieuwe onderzoeksprogramma Horizon 2020. Het is de bedoeling dat de door de EU gefinancierde activiteiten beter beantwoorden aan de behoeften van de gebruikers en beter worden afgestemd op het CBRN‑E-beleid dat op EU-niveau wordt gevoerd.

IV.       Conclusies

Gezien de vindingrijkheid en het opportunisme dat terroristen aan de dag leggen die met behulp van CBRN‑materialen schade willen toebrengen, moet de EU een proactievere aanpak voor de detectie van dergelijke materialen hanteren. Deze nieuwe stap-voor-stap-aanpak houdt in dat elke dreiging en elke omgeving in aanmerking wordt genomen, met behulp van beter onderzoek, betere tests en betere validering, bewustmaking, opleiding en oefening, waarbij de medewerking van alle belanghebbenden noodzakelijk is. De Commissie is van oordeel dat zij met deze aanpak op EU-niveau een actieve rol kan spelen door de lidstaten en andere belangrijke actoren te helpen Europa veiliger te maken voor de burgers.

We beginnen momenteel met de uitvoering van de initiatieven die worden voorgesteld in deze mededeling, die het eerste deel van de nieuwe CBRN‑E-agenda vormt. In het eerste jaar zullen de meest dringende behoeften met betrekking tot de detectie en mitigatie van CBRN‑E-risico’s worden aangepakt. Tegelijkertijd wordt samen met lidstaten en belanghebbenden gewerkt aan alle andere hoofdpunten van de CBRN‑E-agenda. Het is de bedoeling om ook voor andere terreinen maatregelen voor te stellen, met als doel een doeltreffende preventie van en respons op CBRN‑E-dreigingen en ‑risico’s op EU-niveau.

Progress Report on the implementation of the EU CBRN Action Plan, mei 2012 (voor het publiek toegankelijke versie): http://ec.europa.eu/dgs/home-affairs/what-we-do/policies/crisis-and-terrorism/securing-dangerous-material/docs/eu_cbrn_action_plan_progress_report_en.pdf

Progress Report on the implementation of the EU Action Plan on enhancing the security of Explosives (voor het publiek toegankelijke versie): http://ec.europa.eu/dgs/home-affairs/what-we-do/policies/crisis-and-terrorism/explosives/docs/progress_report_on_explosives_security_2012_en.pdf

Document 15505/1/09 REV 1 van de Raad.

Document 8109/08 van de Raad.

Document 16980/12 van de Raad.

Document 14469/4/05 REV 4 van de Raad.

COM(2010) 673 definitief.

EU-Centrum voor de analyse van inlichtingen.

In het twaalfde nummer (voorjaar 2014) van het online magazine “Inspire” van Al-Qaeda krijgen jihadisten het advies om zich met bomauto’s vooral op drukbezochte plaatsen te richten, zoals sportevenementen, toeristische hotspots, verkiezingsbijeenkomsten en festivals.

De bioterreuraanslag die in 1984 werd gepleegd door aanhangers van de religieuze sekte van Bhagwan Sri Rajneesh trof meer dan 750 personen en was daarmee de grootste biologische aanslag in de geschiedenis van de VS.

Europese Organisatie voor Kernonderzoek.

Zie ook COM (2013 542 final: Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Naar een meer competitieve en efficiënte defensie- en veiligheidssector.

Voor PREVAIL, het eerste project in het onderdeel preventie van het CBRN-actieplan van de EU, is in het zevende kaderprogramma 4,3 miljoen EUR uitgetrokken. Dit project richtte zich op het veiligheidsprobleem dat gevormd wordt door chemische stoffen die voor het publiek beschikbaar zijn omdat zij alledaagse legitieme toepassingen hebben, maar die ook kunnen worden misbruikt voor het vervaardigen van springstoffen. Het eerste doel van PREVAIL was om deze alledaagse stoffen minder bruikbaar te maken als springstof of grondstof daarvoor, door mogelijke additieven te identificeren. Daarnaast werd met PREVAIL gestreefd naar een betere opspoorbaarheid van zelfgemaakte springstoffen op basis van meststoffen, door markers te identificeren die aan meststoffen kunnen worden toegevoegd en voor die markers detectoren te ontwikkelen. PREVAIL ondersteunde dus rechtstreeks het beleid van de EU door bepaalde alledaagse chemische stoffen minder gemakkelijk bruikbaar te maken als grondstof voor springstoffen, door de beschikbaarheid van grondstoffen voor springstoffen te beperken en door de mogelijkheden voor detectie en tracering van die stoffen te vergroten.

Het FP7-vlaggenschipproject inzake CBRN is het grootschalige demonstratieproject EDEN, waaraan 39 partners deelnemen en waarvoor een EU-bijdrage van 24 miljoen EUR beschikbaar is. Het project EDEN vergroot door een hefboomwerking de meerwaarde van instrumenten en systemen die door eerdere O&O tot stand zijn gebracht, en verbetert de CBRN‑E-bestendigheid door die instrumenten en systemen aan te passen en te integreren. Het concept van EDEN is een “toolbox met toolboxen” te bieden (“EDEN Store”), een gecertificeerd geheel van toepassingen waarmee belanghebbenden de beschikking krijgen over de interoperabele capaciteit die zij nodig of betaalbaar achten. De ontwikkelingslast wordt zo verdeeld, er kunnen lessen worden getrokken en de toepassingen kunnen worden verbeterd.

Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924).

Initiatieven die officieel zijn opgestart:

1. Acties C7 en C11 van het CBRN-actieplan van de EU: geleid door Nederland en het Verenigd Koninkrijk.

2. Actie B2: geleid door Frankrijk.

3. Actie H29: geleid door het Verenigd Koninkrijk.

4. Actie H63: geleid door Zweden in nauwe samenwerking met Nederland en het Verenigd Koninkrijk.

In 2010 opgezet in het kader van het stabiliteitsinstrument en thans voortgezet in het kader van het nieuwe instrument voor stabiliteit en vrede (ISV 2014–2020).

SCEPYLT – Pan-Europees informatiesysteem voor explosievenbeheersing met het oog op de bestrijding van terrorisme. Dit systeem wordt gebruikt voor de uitwisseling van informatie over intercommunautaire overdracht van explosieven.