Artikelen bij COM(2014)387 - "New Deal" voor de Europese defensie Routekaart voor de uitvoering van Mededeling COM (2013) 542; Naar een meer competitieve en efficiënte defensie- en veiligheidssector

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52014DC0387

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Een 'New Deal' voor de Europese defensie Routekaart voor de uitvoering van Mededeling COM (2013) 542; Naar een meer competitieve en efficiënte defensie- en veiligheidssector /* COM/2014/0387 final */


1. Inleiding

In juli 2013 presenteerde de Commissie de mededeling 'Naar een meer competitieve en efficiënte defensie- en veiligheidssector' (COM(2013) 542) als bijdrage aan de Europese Raad van december 2013. Zij kondigde ook aan een gedetailleerde routekaart op te stellen voor de gebieden die in deze mededeling zijn omschreven, met concrete acties en termijnen. Met dit verslag komt zij deze toezegging na.

De Europese Raad heeft in zijn conclusies van december 2013, waarin ook de conclusies van de Raad van 25 november 2013 werden onderschreven, de mededeling verwelkomd en besloten de gemaakte vorderingen op alle relevante gebieden in juni 2015 te evalueren. De Commissie neemt de conclusies van de Europese Raad als uitgangspunt om de volgende doelstellingen na te streven:

een interne defensiemarkt waarin Europese ondernemingen vrij en zonder discriminatie in alle lidstaten werkzaam kunnen zijn, een regeling voor EU-brede leveringszekerheid, zodat de strijdkrachten er zeker van kunnen zijn dat zij onder alle omstandigheden voldoende worden bevoorraad, ongeacht de lidstaat waar hun leveranciers zijn gevestigd, een voorbereidende actie inzake GVDB-gerelateerd onderzoek om het potentieel te verkennen van een Europees onderzoeksprogramma dat in de toekomst zowel veiligheid als defensie kan bestrijken.  Dit is een aanvulling op de benutting van alle mogelijke synergieën tussen bestaand civiel en defensieonderzoek, en een industriebeleid dat het concurrentievermogen van de Europese defensiesector bevordert en tegen een betaalbare prijs alle vermogens helpt leveren die Europa nodig heeft om zijn veiligheid te garanderen.

Om deze doelstellingen te verwezenlijken, wordt in dit verslag een routekaart opgesteld voor de in de mededeling beschreven activiteiten. Deze omvat een grote verscheidenheid aan acties op verschillende beleidsterreinen, die toch vaak onderling gerelateerd zijn: verbetering van de leveringszekerheid tussen de lidstaten zal bijvoorbeeld de grensoverschrijdende markttoegang voor defensiebedrijven vergemakkelijken, een betere normalisatie zal de interoperabiliteit en openheid van de markten bevorderen, gemeenschappelijke certificering zal de kosten verlagen en het concurrentievermogen van de bedrijfstak vergroten, enzovoort. Al deze acties samen zullen de Europese defensie- en veiligheidssector efficiënter helpen maken en zo het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) van de Unie versterken.

De Commissie zal voor zowel de ontwikkeling als de tenuitvoerlegging van deze acties nauw samenwerken met de lidstaten, de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en het Europees Defensieagentschap (EDA). Deze samenwerking omvat regelmatige bijeenkomsten op strategisch niveau om de tenuitvoerlegging van de routekaart als geheel te volgen, en raadplegingen op technisch niveau voor specifieke acties. Tegelijkertijd zal de Commissie de lidstaten regelmatig op de hoogte blijven houden via toepasselijke organen van de Raad, directeuren defensiebeleid en het EDA. Het Europees Parlement en de bedrijfstak zullen ook regelmatig worden geraadpleegd.

De Europese Raad heeft de noodzaak van nauwere Europese samenwerking op defensiegebied, in volledige complementariteit met de NAVO, erkend. Door de tenuitvoerlegging van de mededeling draagt de Commissie bij aan een solide industriële basis voor deze samenwerking.

2. Routekaart

2.1        Interne Markt

Markttoezicht

Markttoezicht is cruciaal zowel om de correcte toepassing van Richtlijn 2009/81/EG betreffende overheidsopdrachten op defensiegebied te waarborgen als om het effect van de richtlijn te beoordelen. Het is ook belangrijk om de voortgang van het industriebeleid van de Commissie in deze sector te meten.

Aanpak en doelstellingen

De Commissie zal een systematische beoordeling uitvoeren van de overheidsopdrachten die via het elektronische aanbestedingssysteem van de EU (Tenders Electronic Daily – TED) worden bekendgemaakt en van de door de lidstaten toegezonden statistische overzichten. Dit omvat zowel kwantitatieve als kwalitatieve analyses. Tegelijkertijd zal de Commissie toezicht houden op overheidsopdrachten op defensie- en veiligheidsgebied die niet via TED worden bekendgemaakt, onder andere via de gespecialiseerde pers en door marktdeelnemers verstrekte informatie.

Deze activiteiten zullen de correcte toepassing van Richtlijn 2009/81/EG helpen waarborgen. Zij zullen ook de basis helpen leggen voor het verslag over de werking van de richtlijn dat de Commissie uiterlijk in augustus 2016 aan het Europees Parlement en de Raad moet doen toekomen. In dat verslag evalueert de Commissie in hoeverre 'de doelstellingen van deze richtlijn zijn verwezenlijkt met betrekking tot de werking van de interne markt en de ontwikkeling van een Europese markt voor defensiemateriaal en een technologische en industriële basis voor de Europese defensie, met inbegrip van de situatie van kleine en middelgrote ondernemingen.'

Verduidelijking van bepaalde uitsluitingen

Een correct gebruik van de uitsluitingen van het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/81/EG is cruciaal voor de effectiviteit van de richtlijn. In dit verband zijn verkopen van een regering aan een andere regering (artikel 13, onder f)) en aankopen als gevolg van internationale overeenkomsten (artikel 12, onder a)) en via internationale organisaties (artikel 12, onder c)) extra relevant, omdat zij belangrijke delen van de markt betreffen.

Aanpak en doelstellingen

Verkopen van een regering aan een andere regering: In december 2013 is de Commissie begonnen met een feitenonderzoek naar verkopen van een regering aan een andere regering in Europa. Als volgende stap zal de Commissie in het najaar van 2014 twee workshops met de lidstaten organiseren. Op basis hiervan zal de Commissie een richtsnoerennota over het gebruik van de uitsluiting opstellen. De streefdatum voor de voltooiing van deze nota is begin 2015.

Internationale regelingen en organisaties: De werkzaamheden met betrekking tot deze verduidelijking zullen in 2015 worden aangevangen en zullen dezelfde benadering volgen. Het werk zal worden aangevuld met directe discussies met het NATO Support Agency (NSPA) en de Gezamenlijke Organisatie voor samenwerking op defensiematerieelgebied (Organisation conjointe de coopération en matière d'armement – OCCAR). De streefdatum voor de voltooiing van deze nota is eind 2015.

Compensaties

Eisen met betrekking tot economische compensaties, ongeacht hoe ze worden genoemd, zijn in tegenspraak met de beginselen van de EU-verdragen en met doeltreffende inkoopmethoden. De Commissie werkt aan een snelle uitfasering van deze praktijk en aan de bevordering van andere, niet-discriminerende maatregelen om grensoverschrijdende markttoegang voor kmo's te bevorderen.

Aanpak en doelstellingen

De Commissie werkt al meerdere jaren met de lidstaten aan de herziening van de nationale regelgeving inzake compensaties. Dit werk is verricht parallel aan de omzetting van de richtlijn betreffende overheidsopdrachten op defensiegebied en wordt voortgezet met de lidstaten die hun wetgeving inzake compensaties nog niet hebben herzien. Tegelijkertijd zal de Commissie nauwlettend toezicht houden op de aanbestedingspraktijk van de lidstaten en zo nodig ingrijpen om ongerechtvaardigde discriminerende eisen te voorkomen.

De Commissie zal ook alternatieven voor compensaties bevorderen om de grensoverschrijdende markttoegang voor kmo's te vergemakkelijken. Om dit doel te verwezenlijken heeft de Commissie in februari 2014 een workshop met belanghebbenden georganiseerd. Deze dialoog zal worden voortgezet. In dit verband overweegt de Commissie een ad-hocadviesgroep met de lidstaten en de bedrijfstak (systeemintegratoren en kmo's) op te richten om opties voor het bevorderen van grensoverschrijdende toeleveringsketens vast te stellen. De Commissie zal ook specifiek toezicht houden op de toepassing van de bepalingen inzake onderaanneming in Richtlijn 2009/81/EG. Initiatieven voor manieren om de markttoegang voor kmo's te verbeteren kunnen in juni 2015 aan de Europese Raad worden voorgelegd.

Leveringszekerheid

Leveringszekerheid is zowel cruciaal voor de effectiviteit van de strijdkrachten als voor het goed functioneren van de interne markt. Het is een ruim begrip dat een grote verscheidenheid van industriële, technologische, juridische en politieke aspecten kan bestrijken.

Aanpak en doelstellingen

Routekaart voor een integrale regeling voor EU-brede leveringszekerheid: Overeenkomstig de mededeling en het verzoek van de Europese Raad 'om met de lidstaten en in samenwerking met de hoge vertegenwoordiger en het Europees Defensieagentschap een stappenplan op te stellen voor een integrale regeling voor EU-brede voorzieningszekerheid ', zal de Commissie:

a) de gebieden inventariseren die door een dergelijke regeling en bestaande instrumenten voor leveringszekerheid zouden moeten worden bestreken,

b) de lidstaten uitgebreid raadplegen,

c) mogelijke acties vaststellen op het gebied van: 1) levering tussen de lidstaten; 2) levering aan lidstaten vanuit derde landen, en 3) controle op industriële en technologische goederen in de EU, wat allemaal belangrijke elementen zijn voor een integrale regeling voor leveringszekerheid. 

De routekaart zal worden voltooid voor de Europese Raad in juni 2015, tegelijkertijd met de volgende acties:

Overdrachten van defensiegoederen: Richtlijn 2009/43/EG heeft een vergunningensysteem ingevoerd om het verkeer van defensiegerelateerde producten binnen de interne markt te vergemakkelijken. In januari 2014 is de Commissie een onderzoek begonnen naar manieren om de toepassing van de belangrijkste instrumenten van de richtlijn (algemene vergunningen en certificering van defensiebedrijven) door nationale autoriteiten en de bedrijfstak te bevorderen. Als eerste stap heeft de Commissie de reikwijdte van de databank Certider uitgebreid om de lidstaten in staat te stellen belanghebbenden beter te informeren over de gecertificeerde ondernemingen en verstrekte algemene vergunningen. De Commissie zal verdere maatregelen voorstellen om de werking van de richtlijn te versterken op basis van de resultaten van een onderzoek die in juli 2014 worden verwacht.

Begin 2015 zal worden begonnen met een uitgebreidere evaluatie van de richtlijn. Deze zal de basis vormen voor het verslag over de toepassing van de richtlijn dat de Commissie uiterlijk in juni 2016 aan het Europees Parlement en de Raad moet doen toekomen.

Controle op goederen: Op het gebied van defensie en veiligheid kan de controle op industriële en technologische goederen cruciaal zijn voor de leveringszekerheid van kritieke vermogens. Enkele lidstaten hebben mechanismen om investeringen in deze sector te controleren. Toch kan een puur nationale aanpak zowel de grensoverschrijdende samenwerking van de bedrijfstak als de openstelling van de defensiemarkten van de lidstaten voor EU-brede concurrentie hinderen. Een Europese aanpak kan daarom nodig zijn om de interne markt te verdiepen, alsook om een adequaat niveau van Europese autonomie op het gebied van defensie en veiligheid te waarborgen.

Tegen deze achtergrond zal de Commissie een groenboek over mogelijke tekortkomingen van het huidige systeem voor de controle op goederen publiceren en de mogelijkheden onderzoeken voor EU-brede actie met meldings- en raadplegingsmechanismen tussen de lidstaten. De streefdatum voor de vaststelling van het groenboek is het einde van dit jaar.

De Commissie is van plan om belanghebbenden hier vanaf het eerste begin bij te betrekken en hen al bij de opstelling van het groenboek breed te raadplegen.

2.2        Bevorderen van het concurrentievermogen van de defensie-industrie

Normalisatie en certificering

De Commissie ondersteunt het EDA bij het ontwikkelen van een gemeenschappelijke aanpak van normalisatie en certificering. Dit moet gebeuren in overleg met de lidstaten, met volledige inachtneming van de nationale soevereiniteit en vermijding van overlapping met de NAVO.

Aanpak en doelstellingen

Normalisatie:    Het EDA bereidt, in overleg met de Commissie, een nieuwe procedure voor de ontwikkeling van defensie- en hybride normen in Europa voor, waarin bestaande nationale, Europese en internationale (bv. NAVO-) normalisatiemechanismen op een gestructureerde en niet-bureaucratische wijze met elkaar worden verbonden. Deze methodologie is gebaseerd op een proactieve benadering die gebruikmaakt van nationale deskundigen, die toezicht houden op ontwikkelingen op het gebied van de Europese normalisatie van defensiematerieel en aanbevelingen doen om specifieke problemen op te lossen wanneer deze zich voordoen. De Commissie draagt aan dit proces bij via haar deskundigheid op het gebied van civiele normalisatie.

De Commissie zal ook gemeenschappelijke normen vaststellen die Europese projecten op specifieke gebieden kunnen ondersteunen. In de gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur (Common Information Sharing Environment – CISE) voor het maritieme gebied van de EU (besproken in punt 2.4) zullen gemeenschappelijke normen bijvoorbeeld een gemeenschappelijk gegevensmodel tot stand brengen, dat nodig is om doeltreffende communicatie tussen verschillende nationale informatiesystemen voor maritiem toezicht te waarborgen.

Certificering:    De Commissie zal samen met het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) het EDA en de lidstaten blijven ondersteunen bij de harmonisatie van militaire luchtwaardigheidsvoorschriften om, voor zover mogelijk, het militaire certificeringssysteem en de toepasselijke civiele voorschriften te doen convergeren. De Commissie zal samen met het EASA het gebruik van de civiele ervaring en normen van het EASA bij de certificering van militaire producten, in samenwerking met het EDA en de lidstaten, blijven aanmoedigen.

Om de kosten te verlagen en overlappingen te vermijden, en om de gemeenschappelijke exploitatie van civiele en militaire luchtvaartuigen in een niet-gescheiden luchtruim te vergemakkelijken, zou het EASA kunnen worden belast met de gemeenschappelijke Europese civiele certificering van bepaalde militaire producten wanneer fabrikanten en lidstaten dit wensen, terwijl de lidstaten verantwoordelijk zullen blijven voor de certificering van de militaire systemen aan boord.

De Commissie zal, in samenwerking met het EASA en op basis van verzoeken vanuit de bedrijfstak, enkele proefprojecten vaststellen voor betrokkenheid van het EASA bij de civiele certificering van producten voor tweeledig gebruik die tot een kostenefficiëntere en eenvoudigere aanpak moeten leiden, zoals bepaalde op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen (Remotely Piloted Aircraft Systems, RPAS), die een steeds belangrijker deel van toekomstige luchtvaartuigproducten uitmaken.  In die zin genomen maatregelen zullen worden gebaseerd op een haalbaarheidsanalyse uit te voeren om de middelenimplicaties voor het EASA, alsook de juridische en veiligheidsaspecten voortvloeiend uit de scheiding van de verantwoordelijkheden tussen civiele/EU- en militaire/nationale autoriteiten te onderzoeken.

Grondstoffen

De toegang tot grondstoffen is in toenemende mate een uitdaging voor de Europese economie. Deze wordt aangepakt door de EU-strategie voor grondstoffen, die de onlangs bijgewerkte lijst met grondstoffen van kritiek belang bevat.

Aanpak en doelstellingen

Veel van deze grondstoffen, zoals de zeldzame aardelementen en germanium, zijn ook onmisbare basisproducten voor defensiegerelateerde toepassingen (zoals lasergestuurde doelaanwijzing). De Commissie zal daarom nagaan welke grondstoffen van kritiek belang zijn voor de defensiesector. Deze analyse zal worden uitgevoerd door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie, in nauwe samenwerking met het EDA en de bedrijfstak. Ze zal naar verwachting medio 2015 worden voltooid en kan de weg bereiden voor mogelijke toekomstige beleidsmaatregelen op dit gebied.

Kmo's, clusters en regio's

De Europese Raad heeft het belang van steun voor regionale netwerken van kleine en middelgrote ondernemingen en strategische clusters naar voren gehaald. De Commissie zal maatregelen nemen om deze doelstellingen te ondersteunen.

Aanpak en doelstellingen

Het werk op dit gebied zal nauwlettend worden gecoördineerd met de kmo-gerelateerde activiteiten die zijn aangekondigd onder het punt Interne markt van dit verslag.  De Commissie zal gebruikmaken van haar Europese ondernemingsnetwerk (Enterprise Europe Network – EEN) en de Europese strategische clusterpartnerschappen (European Strategic Cluster Partnerships – ESCP), gefinancierd uit hoofde van het programma Cosme, om contactevenementen, netwerken, en het vinden van nieuwe zakelijke partners binnen en buiten de EU te ondersteunen.

De Commissie zal de voorwaarden verduidelijken waaronder de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) kunnen worden gebruikt om projecten op het gebied van tweeledig gebruik te ondersteunen, zowel op het punt van investeringsprojecten (Europees Regionaal Ontwikkelingsfonds — begroting van 140 miljard EUR) als vaardigheden (Europees Sociaal Fonds — begroting van 74 miljard EUR).

De Commissie zal bovendien aanvragen van grensoverschrijdende clusters en netwerken bij het programma voor Europese territoriale samenwerking, dat een totale begroting van 8,7 miljard EUR (2014-2020) heeft, stimuleren.

Het is aan ondernemingen, clusters en regio's om gebruik te maken van deze mogelijkheden. De Commissie zal echter in nauwe samenwerking met het EDA en de Association of Regional Development Agencies (Eurada):

· het bewustzijn van deze mogelijkheden vergroten door gerichte evenementen; de eerste bijeenkomst vond op 12 mei plaats in Brussel, en de tweede zal in november 2014 plaatsvinden;

· in juli 2014 een leidraad voor regionale autoriteiten en kmo's publiceren waarin de mogelijkheid van het gebruik van de ESIF ter ondersteuning van projecten op het gebied van tweeledig gebruik wordt verduidelijkt;

· voortbouwend op het werk dat tot nu toe is verricht met geïnteresseerde regionale autoriteiten en clusters, de oprichting van een defensiegerelateerd regionaal netwerk ondersteunen om een mechanisme op te zetten voor het delen van beste praktijken bij het verkrijgen van toegang tot de ESIF en het integreren van defensie in slimme gespecialiseerde strategieën.

Het uiteindelijke doel van deze acties is om het succespercentage van aanvragen om EU-financiering uit hoofde van met name de ESIF en Cosme voor projecten op het gebied van tweeledig gebruik door defensiegerelateerde kmo's en clusters te verhogen. Dit zou op zijn beurt kmo's moeten helpen beter te geïntegreerd te raken in EU-brede clusters en aanverwante industrietakken om zo tot een meer gediversifieerde toeleveringsketen te komen.

Vaardigheden

Het succes van de defensiesector van Europa hangt af van het behoud van personeel met sleutelvaardigheden en de werving van personeel dat over de vaardigheden beschikt die nodig zijn voor de toekomst. Versterkte EU-mobiliteit van werknemers kan ook een concurrentievoordeel voor de sector opleveren.  Op sommige gebieden kampt men nu met een tekort aan vaardigheden, als gevolg van de pensionering van werknemers en de moeilijkheden die worden ondervonden bij het aantrekken van nieuwe gekwalificeerde professionals.

Aanpak en doelstellingen

De meeste vaardigheden die benodigd zijn op het terrein van defensie zijn vergelijkbaar met die in andere industrietakken. Dit biedt ruime mogelijkheden voor het gebruik van EU-instrumenten die oorspronkelijk waren bedoeld voor civiele industriesectoren.

De Commissie zal in het bijzonder defensiegerelateerde bedrijven en onderwijsinstellingen aanmoedigen gebruik te maken van de programma's voor 'allianties voor sectorvaardigheden' en 'kennisallianties'. Dit zal gebeuren door middel van:

een voorlichtingscampagne over de EU-financiering van aan vaardigheden gerelateerde initiatieven; deze zal worden voorbereid in samenwerking met het EDA en relevante instanties, waaronder de Europese luchtvaart- en defensievereniging (ASD) en de Europese vakbond IndustriAll; het stimuleren van het gebruik van de ESIF voor de opleiding en omscholing van werknemers, in het bijzonder door zich te richten op de nodige vaardigheden en de anticipatie op herstructurering; dit zal speciaal worden benadrukt in de toelichting in de eerdergenoemde handleiding die wordt voorbereid voor regionale overheden en kmo's; en het lanceren, in 2015, van een onderzoek naar de vraag naar en het aanbod van competenties en vaardigheden in de defensiesector nu en in de toekomst, als basis voor onze toekomstige activiteiten binnen dit gebied.

Het belangrijkste doel is tot een goed begrip van de huidige en toekomstige nodige vaardigheden van de defensiesector van Europa te komen, om op die manier een doelgerichter Europees, nationaal en regionaal beleid te kunnen realiseren.

2.3        Benutting van het potentieel voor tweeledig gebruik van onderzoek en versterking van innovatie

In de mededeling en de conclusies van de Europese Raad werd het gebrek aan investeringen in onderzoek en innovatie aangewezen als een bedreiging voor het concurrentievermogen op de lange termijn van de Europese defensie-industrie en de Europese defensievermogens.

Aanpak en doelstellingen

De Commissie heeft een aantal manieren geïdentificeerd waarop zij GVDB-gerelateerd onderzoek kan ondersteunen. Deze worden hieronder beschreven.  Daarnaast zal de Commissie regelingen voor precommerciële inkoopregelingen ontwikkelen, die waar nodig kunnen worden gebruikt als een manier om de kloof tussen onderzoek en de markt te overbruggen.

Onderzoek naar tweeledig gebruik:     De Commissie zal synergieën tussen het civiel onderzoek van Horizon 2020 en het defensieonderzoek gecoördineerd door het EDA in beide richtingen maximaliseren, binnen het kader dat door de regels van beide wordt toegestaan. Hiertoe zal zij ook de mogelijkheden onderzoeken voor de uitbreiding van het toepassingsgebied en de status van de bestaande Europese kaderovereenkomst voor samenwerking met het EDA.     

Naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad is de Commissie begonnen met het identificeren van een aantal innovatiegebieden en  toepassingen waaraan door horizontale cruciale ontsluitende technologieën (Key Enabling Technologies – KET's) een bijdrage wordt geleverd, onder meer in een scala van civiele sectoren die van groot belang zijn voor de defensie- en veiligheidsindustrie. Dit wijst erop dat er een duidelijk potentieel is voor defensie om deel uit te maken van een bredere innovatie- en technologiecontext. De Commissie overlegt momenteel met name met de groep op hoog niveau voor cruciale ontsluitende technologieën (die onlangs een subgroep heeft gevormd gericht op het potentieel voor tweeledig gebruik van KET's), die eind 2014 verslag zal uitbrengen.

Voorbereidende actie: Het doel van een voorbereidende actie is om de toegevoegde waarde van een EU-bijdrage in nieuwe onderzoeksgebieden in kaart te brengen — zij vormt een aanvulling op het lopend civiel onderzoek in GVDB-verband in het kader van Horizon 2020. De voorbereidende actie zal maximaal drie jaar duren. Het totaalbedrag van de financiering zal afhangen van de beschikbare begrotingsmiddelen ten tijde van de goedkeuring en zal niet mogen uitstijgen boven de plafonds die in Financieel Reglement 1081/2010 van de EU voor voorbereidende acties zijn vastgelegd. Als de voorbereidende actie goed verloopt, zal deze de weg bereiden naar een mogelijk GVDB-gerelateerd onderzoeksthema dat in het volgende meerjarig financieel kader zou kunnen worden gefinancierd. Hoewel dit niet in de plaats kan komen van nationale O&O-investeringen op het gebied van defensie, zou dit synergieën moeten bevorderen met nationale onderzoeksactiviteiten en een aanmoediging moeten zijn voor industriële samenwerking.

Het toepassingsgebied van de voorbereidende actie zal worden vastgesteld in overleg met de lidstaten, het Europees Parlement, het EDA, de EDEO en de industrie. Een succesvolle voorbereidende actie moet de specifieke kenmerken van defensiegerelateerd onderzoek onderkennen, waaronder: onderzoeksgebieden en  modellen, intellectuele eigendomsrechten, vertrouwelijkheid van de resultaten, cofinanciering en regels voor participatie, de rol van de lidstaten; tegelijkertijd moet deelname door de industrie aantrekkelijker worden gemaakt. Het governance-aspect zal een belangrijk thema zijn.

De Commissie is van mening dat deze beginselen en specifieke kwesties die verband houden met de voorbereidende actie bestudeerd zouden kunnen worden door een onafhankelijk adviesorgaan dat bestaat uit besluitvormers en deskundigen van het hoogste niveau. Zo'n 'Groep vooraanstaanden' zou bestaan uit ongeveer twintig vertegenwoordigers op hoog niveau van de lidstaten, het Europees Parlement, de industrie en de academische wereld.

2.4        Ontwikkeling van vermogens

In de mededeling heeft de Commissie gewezen op de noodzaak aandacht te besteden aan alle vermogensbehoeften die noodzakelijk zijn om de vele uitdagingen waarmee Europa wordt geconfronteerd aan te gaan. Hoewel de verantwoordelijkheid hiervoor in de eerste plaats bij de lidstaten en het EDA ligt, kan de Commissie een belangrijke bijdrage leveren, in overeenstemming met haar bevoegdheden op het gebied van niet-militaire veiligheid (bv. terrorismebestrijding, bescherming van de buitengrenzen, maritiem toezicht en civiele bescherming).

Aanpak en doelstellingen

Gezamenlijke beoordeling van de vermogensbehoeften:          De Commissie zal met de hoge vertegenwoordiger en het EDA tot een gezamenlijke beoordeling komen van de tweeledige vermogensbehoeften voor het veiligheids- en defensiebeleid van de EU. Het doel is om gebieden aan te wijzen waar militaire en niet-militaire vermogensbehoeften vergelijkbaar zijn en potentiële synergieën te identificeren, waarbij ook rekening zal worden gehouden met de vermogensgebieden die door de Europese Raad werden onderstreept, met inbegrip van RPAS, SatCom en Cyberbeveiliging.

Gemeenschappelijke gegevensuitwisselingstructuur (CISE) voor het maritieme gebied van de EU:                een mededeling in de context van de Europese strategie voor maritieme veiligheid, die volgens plan in juli 2014 wordt goedgekeurd, zal voorzien in een routekaart voor de oprichting van de CISE. Verder zal de CISE, voorafgaand aan de oprichting ervan in 2020, op grotere schaal worden ontwikkeld, toegepast en getest in een gepland, door de lidstaten aangestuurd project.

Civiel-militaire samenwerking:               Om de civiel-militaire samenwerking op een praktische manier te verbeteren op basis van bestaande EU-netwerken zal de Commissie een informele coördinatiegroep oprichten samen met het EDA om de synergieën te versterken en na te gaan op welke vlakken de samenwerking kan worden geïntensiveerd. Uit de eerste beschouwingen blijkt dat onder meer technologieën op het vlak van chemische, biologische, radiologische en nucleaire materialen en explosieven (CBRN-E) en detectie een veelbelovend terrein vormen voor de ontwikkeling van synergieën tussen het beleid van de Commissie inzake binnenlandse veiligheid en het werk van het agentschap.  Op 5 mei heeft de Commissie haar mededeling "Een nieuwe EU-aanpak van de detectie en mitigatie van CBRN-E-risico's" (COM(2014) 247) aangenomen, waarin ook werd gewezen op de noodzaak van versterkte civiel-militaire samenwerking op deze gebieden.  Het overleg met de lidstaten zal worden gevoerd binnen de bestaande CBRN-E-adviesgroep van de Commissie.

2.5        Ruimtevaart en defensie

De ontwikkeling van Europese en nationale ruimtevaartvermogens wordt steeds belangrijker om onze veiligheidsuitdagingen het hoofd te bieden. Hoewel bepaalde taken op het gebied van ruimtevaart onder exclusieve nationale/militaire controle moeten blijven, is de Commissie van mening dat meer synergieën tussen de nationale en de Europese ruimtevaartvermogens grote potentiële voordelen kunnen opleveren, zoals een daling van de kosten en meer efficiëntie.

Aanpak en doelstellingen

De Commissie zal haar werkzaamheden om de ruimtevaartinfrastructuur te beschermen voortzetten en de ontwikkeling van de volgende generatie satellietcommunicatie (SatCom) ondersteunen.

Ruimtebewaking en -monitoring (Space Surveillance and Tracking – SST): Op 2 april 2014 werd een Commissievoorstel voor een ondersteuningskader voor SST aangenomen om de ruimtevaartinfrastructuur te beschermen. Dit moet de nationale inspanningen om een SST-consortium op te richten en op Europees niveau SST-diensten te verlenen ondersteunen. Zodra dit consortium is opgericht, zal de Commissie via Horizon 2020 de ontwikkeling en vernieuwing van SST-middelen aanmoedigen.

Satellietcommunicatie (SatCom): Op dit gebied werd, in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad, een gebruikersgroep opgericht die bestaat uit Commissiediensten, de EDEO, het EDA en het Europees Ruimteagentschap. Deze gebruikersgroep bekijkt het probleem van de versnippering van de vraag naar SatCom-beveiliging en zal de lidstaten helpen bij de voorbereiding van de volgende generatie van gouvernementele SatCom.

Voorts zal de Commissie in nauwe samenspraak met de gebruikersgroep een studie starten om de vraag naar SatCom in kaart te brengen, zowel bij gebruikers in de civiele veiligheidssector als op het gebied van grote EU-infrastructuur. De resultaten van deze studie worden verwacht in 2015.

Tot slot zal de Commissie, binnen de grenzen van haar bevoegdheden, nagaan of zij kan helpen om de EU-toegang tot satellietbeelden in hoge resolutie te verbeteren om zo GBVB- en GVDB-missies en -operaties te ondersteunen.

2.6       Toepassing van het EU-energiebeleid en ondersteunende instrumenten in de defensiesector

Strijdkrachten hebben er alle belang bij het verminderen van hun energiegebruik en zouden dus een belangrijke bijdrage kunnen leveren tot de energiedoelstellingen van de Unie.

Aanpak en doelstellingen

In 2013 knoopte de Commissie gesprekken aan met de lidstaten en het EDA over de oprichting van een overlegforum voor energie in de defensie- en veiligheidssector. Dat overlegforum moet een brug slaan tussen de expertise in tot ontwikkeling komend beleid en andere initiatieven op het gebied van energie en de specifieke vereisten en omgeving van de strijdkrachten.

Het overlegforum zal naar verwachting tegen eind 2014 operationeel worden. In het najaar zouden centrale nationale contactpunten voor energievraagstukken moeten worden ingesteld binnen de ministeries van defensie en/of aanverwante instellingen. Voor 2014-2015 is voorlopige EU-financiering vastgelegd voor het overlegforum, die eventueel kan worden verlengd als het initiatief nuttig blijkt voor de lidstaten.

Uit gesprekken met de nationale deskundigen is gebleken dat er behoefte is aan informatie over hoe het EU-beleid en de EU-wetgeving op het gebied van energie kunnen worden uitgevoerd in de defensiesector teneinde de capaciteit van de strijdkrachten te verbeteren en bij te dragen tot de nationale en EU-doelstellingen inzake 1) energie-efficiëntie, 2) het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en 3) de bescherming van kritieke energie-infrastructuur.

Het overlegforum zal daartoe voor eind 2015 een aantal streefdoelen uitwerken, zoals:

· richtsnoeren over a) de tenuitvoerlegging van relevant EU-energieregelgeving en b) financieringsinvesteringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie in de defensiesector;

· concepten en aanbevelingen voor gezamenlijke maatregelen van de lidstaten om de bescherming van kritieke energie-infrastructuur te verbeteren.

2.7       De internationale dimensie versterken

Doordat de begrotingen voor defensie in Europa de afgelopen jaren zijn teruggelopen, is de uitvoer naar externe markten steeds belangrijker geworden voor de Europese industrie, als compensatie voor de beperkte vraag op de thuismarkten.

Aanpak en doelstellingen

Concurrentievermogen op externe markten: De Commissie zal met belanghebbenden bespreken hoe de Europese defensie-industrie kan worden gesteund op externe markten. Vraagstukken die moeten worden behandeld, zijn onder meer: de effecten van vereisten ten aanzien van verplichte compensaties in derde landen op de Europese defensiesector; de belemmeringen waarmee de Europese industrie wordt geconfronteerd bij de concurrentie om opdrachten in derde landen en de bijdrage van de Europese handels- en investeringsovereenkomsten; de steun die concurrenten uit derde landen krijgen en de mate waarin soortgelijke steun zou kunnen worden verleend aan ondernemingen uit de EU.

Om dit soort vraagstukken te bespreken zal de Commissie in het vierde kwartaal van 2014 een forum oprichten waarin vertegenwoordigers van regeringen en de industrie elkaar zullen ontmoeten. Aan de hand van de resultaten van die dialoog zal de Commissie vervolgens beoordelen of er aanvullende stappen moeten worden genomen. De Commissie zal de belanghebbenden ook op regelmatige basis blijven betrekken, met name bij de onderhandelingen over handels- en investeringsovereenkomsten met derde landen.

Controles op de uitvoer van producten voor tweeledig gebruik: Naar aanleiding van een verslag van het Europees Parlement en de Raad over de tenuitvoerlegging van Verordening nr. 428/2009 heeft de Commissie op 24 april 2014 een mededeling aangenomen over de herziening van het beleid inzake uitvoercontroles. In deze mededeling wordt de richting uitgestippeld voor de strategische uitvoercontroles van de EU en worden concrete beleidsopties geïdentificeerd om deze controles te moderniseren.

In de volgende fase van de beleidsherziening zal de Commissie een effectbeoordeling verrichten van de verschillende opties voor een herziening die in de mededeling zijn vastgesteld. Deze fase zal worden geschraagd met een externe studie en zal een gerichte openbare raadpleging omvatten, naast een 'industrieforum' voor de belangrijkste belanghebbenden. De Commissie is voornemens deze effectbeoordeling in de eerste helft van 2015 af te ronden en daarmee de basis te leggen voor mogelijke toekomstige maatregelen.

3. Conclusie

Dit verslag volgt op de mededeling van de Commissie die in juli 2013 werd aangenomen en draagt bij tot de tenuitvoerlegging van de conclusies van de Europese Raad van december 2013. Het verzekert tegelijkertijd de continuïteit van de activiteiten van de Commissie op het gebied van defensie en veiligheid en sluit aan op de bijdrage van de Commissie aan de Europese Raad van juni 2015.

De Commissie kan met name via haar beleid inzake de interne markt, industrie, onderzoek en innovatie een belangrijke bijdrage leveren tot het versterken van de Europese defensie- en veiligheidssector, zeker aangezien civiele aspecten en defensie steeds meer in elkaar overvloeien en de grenzen tussen beide werelden vervagen. Dit blijkt vooral bij GVDB-missies, die hoofdzakelijk civiel van aard zijn en een nauwe civiel-militaire samenwerking vereisen om effect te kunnen sorteren. De vraag naar meer civiel-militaire synergieën op het gebied van communicatie, strategisch vervoer, bewaking, RPAS enzovoort neemt dan ook steeds toe. De EU, en met name de Commissie en de hoge vertegenwoordiger en het EDA zijn goed geplaatst om deze uitdaging het hoofd te bieden.

Tegelijkertijd blijven de O&O- investeringen op het gebied van defensie dramatisch dalen. De O&O-uitgaven in de gehele EU daalden tussen 2011 en 2012 met 38 %. Mede daardoor wordt de kloof tussen O&O op het gebied van defensie en civiele O&O steeds groter. De defensie-industrie wordt bijgevolg steeds afhankelijker van technologie met een civiele oorsprong, en heeft de neiging om te diversifiëren in de richting van civiele ondernemingen. Tegelijkertijd kopen civiele ondernemingen technologie op die ook van belang is voor defensiebedrijven, zoals robotica. Essentiële technologie, zoals de technologie voor big data, synthetische biologie, 3D-printen enzovoort, zal dan ook een belangrijke bron van innovatie worden voor zowel de defensie- als de civiele sector.

Hoewel moeilijk te voorspellen blijft hoe de Europese defensie- en veiligheidsindustrie er de komende 20 tot 30 jaar zal gaan uitzien, is wel duidelijk geworden dat het industriële landschap verandert. Activiteiten op het vlak van defensie zullen hun eigen specifieke kenmerken behouden, maar civiele elementen zullen steeds belangrijker worden voor de sector. Door deze trend wordt het beleid van de Commissie op veel vlakken nog relevanter voor defensie en worden door Europa niet te missen kansen geboden voor nieuwe synergieën en een grotere efficiëntie.

De acties waarin de routekaart voorziet, hebben geen gevolgen voor de begroting van de EU die verder gaan dan de begrotingskredieten waarin al is voorzien in de officiële financiële programmering van de Commissie, en zijn verenigbaar met de in het meerjarig financieel kader voor 2014-2020 opgenomen relevante Europese programma's.  Elk van de in deze routekaart gepresenteerde acties strookt met en is verenigbaar met de relevante financiële instrumenten die zijn vastgesteld binnen het meerjarig financieel kader.

Artikel 73 van Richtlijn 2009/81/EG.

Register van gecertificeerde defensiegerelateerde ondernemingen (Certider).  Meer informatie is te vinden op: http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/defence/certider/

Dit maakt deel uit van de bredere context van het werk van de Commissie op dit gebied om een kader voor de exploitatie van civiele RPAS vast te stellen, zoals uiteengezet in haar mededeling van 8 april (COM(2014) 207).  De Commissie zal hiertoe het volledige gebruik van EU-instrumenten aanmoedigen om een integrale aanpak te waarborgen en synergieën te maximaliseren, onder andere door de veilige integratie ervan in een niet-gescheiden luchtruim mogelijk te maken.

COM(2014) 297.

Cosme — Programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen - met een budget van 2,3 miljard EUR voor de periode 2014-2020.

De groep werd in februari 2013 ingesteld om de Commissie te adviseren over manieren om het gebruik van KET's in Europa te stimuleren.

Mededeling van 6 maart 2014 (JOIN(2014) 9).

7               COM(2013) 710 van 16.10.2013.

            COM(2014) 244 van 24.4.2014.