Artikelen bij COM(2014)551 - Verslag overeenkomstig Verordening 1210/2010 betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52014DC0551

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD overeenkomstig artikel 12, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1210/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie /* COM/2014/0551 final */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE

AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

overeenkomstig artikel 12, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1210/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie

1. Inleiding

Overeenkomstig artikel 12, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1210/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie, dient de Commissie tegen 30 juni 2014 verslag uit te brengen bij het Europees Parlement en de Raad.

Dit verslag geeft op basis van de door de lidstaten ingediende jaarlijkse verslagen een overzicht van de beoordeling van de uitvoering van de bepalingen van de verordening, dat dient als evaluatie van 'de werking en de resultaten' van de verordening.

2. Doel van Verordening (EU) nr. 1210/2010

2.1 Algemeen

Om de euro beter tegen valsemunterij te beschermen, hebben de kredietinstellingen en, binnen de grenzen van hun betalingsactiviteit, de overige betalingsdienstaanbieders, evenals iedere andere instelling die deelneemt aan de verwerking en verstrekking aan het publiek van biljetten en muntstukken (hierna 'instellingen' genoemd), krachtens Verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad de verplichting om alle ontvangen eurobankbiljetten en ‑muntstukken op hun echtheid te controleren voordat ze opnieuw in omloop worden gebracht, alsook ervoor te zorgen dat gedetecteerde vervalsingen uit omloop worden genomen.

Voor munten is deze verplichting nader gespecificeerd in Verordening (EU) nr. 1210/2010. Deze verordening heeft tot doel in de hele eurozone een doeltreffende en eenvormige echtheidscontrole van euromunten te garanderen door te voorzien in bindende voorschriften voor de toepassing van gemeenschappelijke procedures voor de echtheidscontrole van in omloop zijnde euromunten en de toepassing van controlemechanismen voor de echtheidscontroleprocedures door de nationale autoriteiten. Deze echtheidscontroleprocedures zijn opgezet om na te gaan of euromunten echt zijn en geschikt zijn voor circulatie.

In de verordening is bepaald dat de verplichting om de echtheid te controleren met muntsorteermachines of met opgeleid personeel moet worden nagekomen. Na de echtheidscontroleprocedure dienen alle euromunten waarvan wordt vermoed dat ze vals zijn en de voor circulatie ongeschikte euromunten naar het nationale analysecentrum voor munten (NACM) te worden gestuurd of naar een andere autoriteit die door de betrokken lidstaat is aangewezen. In de verordening zijn de testvereisten voor de muntsorteermachines vastgesteld, evenals de voorschriften voor de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie en de controlemechanismen die de lidstaten moeten invoeren om te garanderen dat de instellingen hun verplichting nakomen om de echtheid te controleren.

Daarnaast bevat de verordening regels betreffende de verplichting om ongeschikte munten uit omloop te nemen.

Overeenkomstig artikel 7 van de verordening stelt het bij Besluit 2005/37/EG van de Commissie opgerichte Europees Technisch en Wetenschappelijk Centrum (ETWC) de richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van de verordening (hierna 'de ETWC-richtsnoeren' genoemd) vast met het oog op een eenvormige technische tenuitvoerlegging.

2.2 Verslaglegging in het kader van Verordening (EU) nr. 1210/2010

Overeenkomstig artikel 12, lid 1, dienen de lidstaten de Commissie jaarlijks een verslag voor te leggen over hun werkzaamheden op het gebied van de echtheidscontrole van euromunten. In deze verslagen moet informatie worden verstrekt over het aantal door de lidstaten verrichte controles en geteste muntsorteermachines, de testresultaten, de hoeveelheid euromunten die door die machines zijn verwerkt, het aantal geanalyseerde munten waarvan vermoed wordt dat ze vals zijn, en het aantal voor circulatie ongeschikte euromunten dat is vergoed, alsmede informatie over door lidstaten uit hoofde van de verordening toegepaste afwijkingen.

Overeenkomstig artikel 12, lid 4, dient de Commissie, na onderzoek van de ingekomen jaarverslagen van de lidstaten, het Economisch en Financieel Comité (EFC) een jaarlijks verslag voor te leggen over de ontwikkelingen en bevindingen op het gebied van de echtheidscontrole van euromunten en voor circulatie ongeschikte euromunten. De Commissie (OLAF) heeft het EFC in juni 2014 haar eerste verslag, dat betrekking heeft op het jaar 2012, voorgelegd.

Onderhavig verslag wordt overeenkomstig artikel 12, lid 5, aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegd; het legt de nadruk op de werking en de resultaten van de verordening en gaat zo nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

3. Werking en resultaten van Verordening (EU) nr. 1210/2010 3.1 Beoordelingsmethode

De Commissie (OLAF) heeft het onderhavige verslag gebaseerd op de volgende informatiebronnen:

de jaarlijkse verslagen van de lidstaten voor de jaren 2012 en 2013; het jaarverslag dat de Commissie voor het jaar 2012 aan het EFC heeft voorgelegd; een vragenlijst die naar alle lidstaten is gestuurd om duidelijkheid te verkrijgen over de mate waarin de verordening is uitgevoerd.

De belangrijkste bepalingen van de verordening op het gebied van echtheidscontrole zijn van toepassing sinds 1 januari 2012. Aangezien er slechts in beperkte mate ervaring is opgedaan met de uitvoering van de verordening, beschouwt de Commissie dit verslag als een voorlopige beoordeling in het kader van de jaarlijkse verslagen en de vragenlijst.

De belangrijkste aspecten van de beoordeling zijn in het volgende deel samengevat.

3.2  Analyse van de bijdragen van de lidstaten

De meerderheid van de lidstaten heeft de verordening sinds haar inwerkingtreding in januari 2012 ten uitvoer gelegd; Finland, Luxemburg en Ierland hebben dat wel nog niet volledig gedaan. Italië heeft te kennen gegeven dat alleen hoofdstuk III van de verordening daadwerkelijk is uitgevoerd en dat er een nationaal besluit wordt voorbereid op grond waarvan de verordening volledig ten uitvoer zal kunnen worden gelegd.

Op basis van het verslag dat de Commissie het EFC voor het jaar 2012 heeft voorgelegd en van de bijdragen die de lidstaten voor het jaar 2013 hebben ingediend, kunnen de volgende tendensen worden vastgesteld.

Een toenemend aantal munten wordt op echtheid gecontroleerd (in 2013 zijn meer dan 10 miljard munten op echtheid gecontroleerd). Het aantal verwerkte munten van de drie hoogste denominaties is in 2013 met 6 % gestegen. Het aantal door de lidstaten uitgevoerde controles is toegenomen, alsook het aantal gecontroleerde muntsorteermachines. Voorts is het aantal machines waarvan is gebleken dat zij aan de eisen voldoen (dat wil zeggen een bevredigende detectietest hebben ondergaan zoals bepaald in artikel 4, lid 1), gestegen; het aantal machines dat niet aan de eisen voldoet, is bijgevolg gedaald.

3.2.1 Artikel 3 betreffende de echtheidscontrole van euromunten

Krachtens artikel 3 hebben de 'instellingen' de fundamentele verplichting om echtheidscontroles te verrichten met behulp van muntsorteermachines of opgeleid personeel.

De meeste lidstaten hebben gerapporteerd dat de 'instellingen' het echtheidscontroleproces doorgaans uitvoeren met behulp van muntsorteermachines en, in mindere mate, opgeleid personeel. In Slowakije, Nederland, Portugal, Malta, Ierland en Oostenrijk wordt dit proces uitsluitend met muntsorteermachines uitgevoerd. De meerderheid van de lidstaten heeft bevestigd dat munten waarvan vermoed wordt dat ze vals zijn, naar het NACM worden gestuurd.

3.2.2 Artikelen 4 en 5 betreffende testvereisten en afstelling van muntsorteermachines

In artikel 4 zijn de vereisten vastgesteld voor het testen van muntsorteermachines die voor echtheidscontrole gebruikt worden.

Een belangrijke taak van het ETWC bestaat erin te garanderen dat alleen machines waarmee valse euro's kunnen worden gedetecteerd, in de eurozone voor echtheidscontrole worden gebruikt.

Het ETWC publiceert op de website van de Commissie (OLAF) een lijst van machines die de detectietest met goed gevolg doorstaan hebben, zoals bedoeld in artikel 5, lid 2, van de verordening. In alle lidstaten - met uitzondering van Griekenland - zijn de machines die door de 'instellingen' worden gebruikt, vermeld op de website van de Commissie (OLAF).

Overeenkomstig artikel 5 moeten de muntsorteermachines worden getest door aangewezen nationale instanties.

De meeste lidstaten hebben een NACM aangewezen om de detectietests te verrichten. Om nieuwe 'klassen' van vervalsingen te ontdekken, moeten de machines worden afgesteld. Daarom wordt het testpakket dat wordt gebruikt om de detectiemogelijkheden van de muntsorteermachines op peil te houden, regelmatig geëvalueerd door het ETWC in samenwerking met de relevante stakeholders.

3.2.3 Artikel 6 betreffende controle door de lidstaten

Artikel 6 vereist dat de lidstaten jaarlijks controles ter plaatse bij de 'instellingen' verrichten, en verduidelijkt hoe deze controles moeten gebeuren.

De meerderheid van de lidstaten heeft gerapporteerd dat de controles ter plaatse worden verricht in overeenstemming met artikel 6 van de verordening; Italië, Luxemburg, Griekenland, Malta en Finland daarentegen hebben meegedeeld dat zij nog helemaal geen controles hebben verricht. Op basis van de ontvangen informatie lijkt het percentage te controleren muntsorteermachines, zoals bepaald in artikel 6, lid 3, voor de lidstaten een haalbare zaak. Op basis van de controles ter plaatse hebben de meeste lidstaten geantwoord dat een van de belangrijkste redenen waarom niet aan de verordening wordt voldaan, het niet-slagen voor een detectietest is. Zo is het bijvoorbeeld gebeurd dat bekende typen valse euromunten en voor circulatie ongeschikte euromunten niet door muntsorteermachines zijn geweigerd. Ook het gebrek aan internecontroleprocedures en aan opgeleid personeel wordt door lidstaten aangevoerd als reden waarom niet aan de verordening wordt voldaan.

3.2.4 Artikel 8 betreffende uit omloop nemen en vergoeding van voor circulatie ongeschikte euromunten

Krachtens artikel 8 van de verordening moeten voor circulatie ongeschikte euromunten uit omloop worden genomen en door blijvende fysieke vervorming worden vernietigd.

Alle lidstaten hebben gerapporteerd dat ongeschikte munten die worden opgespoord, in overeenstemming met artikel 8, lid 1, uit omloop worden genomen en in overeenstemming met artikel 8, lid 2, vergoed worden. Een meerderheid van lidstaten, met uitzondering van Slovenië en Estland, heeft te kennen gegeven dat de voor circulatie ongeschikte munten vernietigd worden.

De Commissie heeft de Groep directeuren van de Munten (Mint Director's Working Group - MDWG) gevraagd een studie te verrichten naar beste praktijken in verband met ontmunting van ongeschikte munten, teneinde de lidstaten te helpen om de bepalingen van de verordening betreffende de vernietiging van uit omloop genomen ongeschikte munten doeltreffend te handhaven.

3.2.5 Artikel 9 betreffende behandelingsvergoedingen en artikel 10 betreffende verpakking van voor circulatie ongeschikte euromunten

Artikel 9 van de verordening voorziet in een flexibel systeem van behandelingsvergoedingen om voor circulatie ongeschikte euromunten te vergoeden of te vervangen.

Een meerderheid van lidstaten vraagt geen behandelingsvergoeding om ongeschikte munten te vergoeden of te vervangen; andere daarentegen hebben besloten om in overeenstemming met artikel 9, lid 1, wel een behandelingsvergoeding in mindering te brengen op de vergoeding van ongeschikte munten.

In artikel 10, lid 1, van de verordening zijn de verpakkingsvereisten vastgesteld ten aanzien van voor circulatie ongeschikte munten die voor vergoeding of vervanging worden ingeleverd.

De meeste lidstaten hebben gerapporteerd dat het gebruik van standaardverpakkingen is vereist wanneer voor circulatie ongeschikte munten voor vergoeding worden ingeleverd. Sommige lidstaten hebben gerapporteerd dat zij gebruikmaken van de in artikel 10, lid 2, bedoelde afwijking en andersluidende verpakkingsvereisten overeenkomstig nationale voorschriften hanteren.

3.2.6 Artikel 11 betreffende controles van voor circulatie ongeschikte euromunten

Artikel 11 bevat richtlijnen voor controles op ingeleverde voor circulatie ongeschikte euromunten en staat de lidstaten toe verdere maatregelen te nemen.

De meeste lidstaten hebben gemeld dat zij beschikken over een nationale procedure voor de controle van voor circulatie ongeschikte munten in overeenstemming met artikel 11, lid 1, van de verordening. Een paar lidstaten heeft evenwel verdere maatregelen genomen ten aanzien van de inlevering van munten als bedoeld in artikel 11, lid 3, om de gezondheid van de medewerkers van de 'instellingen' die betrokken zijn bij de controle van ongeschikte munten, te garanderen.

3.2.7 Artikel 12 betreffende verslaglegging, communicatie en evaluatie

Artikel 12 bevat voorschriften betreffende verslaglegging door de 'instellingen', de lidstaten en de Commissie.

De lidstaten voldoen niet volledig aan hun verslagleggingsverplichting zoals bepaald in artikel 12, lid 1, van de verordening en in de ETWC-richtsnoeren.

In haar verslag aan het EFC voor het jaar 2012 concludeerde de Commissie dat de verslagleggingsverplichting van de lidstaten nog verder moet worden gepreciseerd zodat zij de in de lidstaten ingevoerde echtheidscontroleprocedures volledig in kaart kan brengen. De verslagen van de lidstaten halen wat tijdigheid, volledigheid en homogeniteit betreft, nog niet het gewenste niveau.

De meerderheid van lidstaten, met uitzondering van Estland en Italië, heeft meegedeeld dat de 'instellingen' naar behoren voldoen aan de vereiste van artikel 12, lid 2. Een meerderheid van lidstaten heeft gerapporteerd dat zij voldoen aan het vereiste van artikel 12, lid 3, namelijk dat op internetpagina’s en in andere daarvoor bestemde publicaties informatie wordt verstrekt over de autoriteiten die zijn aangewezen voor de vergoeding of vervanging van munten.

3.2.8 Artikel 13 betreffende sancties

Krachtens artikel 13 moeten de lidstaten voorschriften vaststellen voor doeltreffende, evenredige en afschrikkende maatregelen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de verordening.

Een meerderheid van lidstaten heeft te kennen gegeven dat er bestuurlijke sancties zijn vastgesteld voor inbreuken op de verordening, waaronder boetes of andere bestuurlijke maatregelen, zoals de intrekking van de vergunning om munten te verwerken.

4. Conclusie 4.1 Algemeen

Op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie beschikken de 'instellingen' in de meerderheid van de lidstaten van de eurozone over een echtheidscontroleprocedure. In elke lidstaat zijn er aangewezen nationale autoriteiten als bedoeld in artikel 2, onder c), en artikel 3, lid 2. Muntsorteermachines spelen een wezenlijke rol in het echtheidscontroleproces en zij worden afgesteld volgens de bepalingen van de verordening. De meeste lidstaten van de eurozone gaan na of de 'instellingen' hun verplichting om de echtheid te controleren, correct naleven. Alle lidstaten van de eurozone voldoen aan de verplichting om voor circulatie ongeschikte munten uit omloop te nemen. Er kunnen enkele verbeteringen worden overwogen ten aanzien van de behandeling van ongeschikte munten die door lidstaten uit omloop zijn genomen.

4.2 Evaluatie van een eventuele wijziging van Verordening (EU) nr. 1210/2010

Gezien de beperkte ervaring die tot dusver is opgedaan met de uitvoering van de verordening, is het te vroeg om in dit stadium een wetgevingsvoorstel op te stellen.

De verslagleggingsverplichting van de lidstaten moet nog verder worden gepreciseerd zodat de Commissie de in de lidstaten ingevoerde echtheidscontroleprocedures volledig in kaart kan brengen.

De Commissie (OLAF) zal dus een verdere evaluatie moeten verrichten om na te gaan of een eventuele wijziging van de verordening aan de orde is. Sommige lidstaten hebben evenwel al een aantal verbeterpunten in kaart gebracht, die hieronder bondig worden weergegeven.

Artikel 3

Er is voorgesteld om artikel 3, lid 1, van de verordening te wijzigen door aan artikel 3, lid 1, onder a) en b), een extra categorie van machines toe te voegen die kunnen worden gebruikt om te voldoen aan de verplichting om de echtheid te controleren.

Artikel 6

Er is voorgesteld om het aantal munten dat wordt verwerkt door nationale autoriteiten in de gebouwen van de centrale banken, die momenteel niet als 'instellingen' worden beschouwd, in aanmerking te nemen bij de beoordeling of de in artikel 6, lid 3, bedoelde drempel van 25 % in acht wordt genomen. Er is ook voorgesteld om de jaarlijkse naleving te koppelen aan het aantal gecontroleerde instellingen in plaats van het aantal gecontroleerde muntsorteermachines. Anderzijds is voorgesteld om de regels voor de planning en de uitvoering van jaarlijkse controles ter plaatse te versoepelen.

Artikel 8

Er is voorgesteld om te bekijken of de voorwaarden voor vergoeding van ongeschikte munten zoals bepaald in artikel 8, lid 2, van de verordening verder op elkaar kunnen worden afgestemd, gezien de uiteenlopende nationale praktijken op dit gebied.

4.3 Toekomstige stappen

Gelet op het bovenstaande zal de Commissie (OLAF) een verdere evaluatie verrichten. Op basis daarvan zal zij toekomstige stappen met de stakeholders bespreken. De mogelijke opties zijn onder andere een wijziging van de verordening of een verduidelijking van de ETWC-richtsnoeren. Deze evaluatie zal worden gebaseerd op discussies, bijvoorbeeld in het kader van de deskundigengroep van de Commissie (CCEG). De Commissie zal in toekomstige jaarverslagen op grond van artikel 12, lid 4, informatie verstrekken over de gemaakte vorderingen.

PB L 339 van 22.12.2010, blz. 5.

PB L 181 van 4.7.2001, blz. 6.

Voor eurobiljetten is deze verplichting nader gespecificeerd in Besluit ECB/2010/14 van de Europese Centrale Bank (PB L 267 van 9.10.2010, blz. 1).

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1338/2001 worden NACM's door de lidstaten aangewezen of opgericht.

Besluit 2005/37/EG van de Commissie van 29 oktober 2004 tot oprichting van het Europees Technisch en Wetenschappelijk Centrum (ETWC) en tot coördinatie van de technische maatregelen ter bescherming van de euromunten tegen namaak (PB L 19 van 21.1.2005, blz. 73).

COM(2014) 277.

Bijlage I.

Bijlage II – grafiek 1.

Er was evenwel een daling in de hoeveelheid verwerkte munten door de muntsorteermachines die zijn gecontroleerd door de lidstaten, hetgeen kan worden verklaard door de toepassing van het rouleringsbeginsel wanneer wordt beslist welke muntsorteermachines gecontroleerd moeten worden in overeenstemming met artikel 6, lid 3.

Bijlage II – grafiek 2.

Uitgaande van de antwoorden van de lidstaten op de vragenlijst. Italië, Frankrijk en Finland hebben op dit punt helemaal geen informatie verstrekt.

Het ETWC is opgericht bij de Commissie in Brussel en ressorteert onder OLAF (artikel 1 van Besluit 2005/37/EG van de Commissie - PB L 19 van 21.1.2005, blz. 73).

Griekenland heeft meegedeeld dat geen van de gebruikte machines op de lijst op de website van de Commissie (OLAF) vermeld is omdat het een specifieke afwijking in overeenstemming met artikel 4, lid 2, heeft gekregen.

Finland heeft voor het jaar 2012 geen verslag ingediend zoals in artikel 12, lid 1, is voorgeschreven.

DE, CY, EE, NL, PT, BE, FR en IE.

NL, FR, SP en IE.

CY.

Slovenië en Estland hebben op de vragenlijst geantwoord dat zij de voor circulatie ongeschikte munten bijhouden. In beide lidstaten is dit aantal immers relatief klein.

In de Groep directeuren van de Munten (MDWG) komen de muntmeesters van de EU-lidstaten op niet-officiële basis bijeen in het kader van een mandaat van het Subcomité euromunten (dat op zijn beurt deel uitmaakt van het Economisch en Financieel Comité).

De resultaten van de studie, met inbegrip van een aanbeveling betreffende beste praktijken die in kaart zijn gebracht, zijn door de MDWG goedgekeurd.

CY, SK, HR, BE, LU, MT, IE en AT vragen een behandelingsvergoeding die in mindering wordt gebracht op de vergoeding voor ongeschikte munten.

Met uitzondering van FI, DK, SK, EE en FR.

DE, CY, NL en SP hebben te kennen gegeven dat er afwijkingen gelden wat betreft artikel 10, lid 2, van de verordening.

DK, NL, FR, LU en MT hebben gemeld dat er geen procedure bestaat voor de controle van voor circulatie ongeschikte euromunten.

DE, BE, IT en LU.

In Italië wordt een nationaal besluit voorbereid dat bindende regels voor de 'instellingen' zal vaststellen wat betreft verslaglegging en communicatie.

Met uitzondering van EE, LV en FI.

Met uitzondering van FI, DK, EE, IE en LU.

Zoals bepaald in artikel 12, lid 5, van de verordening gaat het verslag zo nodig vergezeld van voorstellen van wetgeving tot verdere uitvoering of wijziging van de verordening, vooral voor de artikelen 6 en 8.

Deze voorstellen zijn gedaan in het kader van de vragenlijst die is ingediend door de NACM's.

De nieuwe tekst zou als volgt luiden: 'c) met muntwissel- en muntinname-automaten die valse, vermoedelijk valse en ongeschikte munten intrekken en niet teruggeven aan de gebruiker'.

De voorgestelde tekst luidt als volgt: "In elke lidstaat wordt jaarlijks een zodanig aantal muntsorteerlocaties gecontroleerd dat de hoeveelheid euromunten die in dat jaar op die locaties mechanisch wordt verwerkt, ten minste 25 % bedraagt van de totale gecumuleerde nettohoeveelheid euromunten die door de betrokken lidstaat sedert de invoering van euromunten tot het einde van het voorafgaande jaar is uitgegeven; de hoeveelheid verwerkte euromunten die wordt gebruikt om te berekenen of de jaarlijkse nalevingsdrempel van 25 % in acht is genomen, kan het werkelijke cijfer van het voorgaande jaar zijn of een raming op basis van de door de instellingen verstrekte gegevens voor de eerste jaarhelft".

De Deskundigengroep vervalsing euromunten (CCEG) komt gewoonlijk tweemaal per jaar bijeen om technische kwesties in verband met de vervalsing van euromunten te bespreken. Andere agendapunten betreffen de situatie in verband met de vervalsing van euromunten en de activiteiten van de nationale analysecentra voor munten (NACM) in de lidstaten, de gelijkenis van medailles of penningen met euromunten en de tenuitvoerlegging van procedures voor de echtheidscontrole van munten.

Grafiek 1

Grafiek 2

Vragenlijst over de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1210/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010.

Velden met een * zijn verplicht.

Met deze vragenlijst wordt beoogd na te gaan en te evalueren in welke mate uitvoering is gegeven aan Verordening (EU) nr. 1210/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie.

Identificatievelden

Land*

Organisatie*

Contactgegevens (e-mailadres en telefoonnummer)*

Vragenlijst

Is Verordening (EU) nr. 1210/2010 in uw land ten uitvoer gelegd?*

   Ja

   Nee

Wanneer? Gelieve de nationale wetgevingsbron te specificeren (indien voorhanden).*

Zo niet, wanneer zal Verordening (EU) nr. 1210/2010 ten uitvoer worden gelegd?*

Welk percentage van het echtheidscontroleproces wordt uitgevoerd met behulp van muntsorteermachines en welk met behulp van opgeleid personeel? (Art. 3, lid 1)*

Worden munten waarvan vermoed wordt dat ze vals zijn, naar de aangewezen nationale autoriteiten gestuurd? (Art. 3, lid 2)*

   Ja

   Nee

Zijn de machines die worden gebruikt door instellingen, vermeld op de in artikel 5, lid 2, bedoelde website? (Art. 4)*

   Ja

   Nee

Indien niet, welk percentage is niet vermeld?*

Welk percentage van de machines zal niet aan de eisen voldoen per 1.1.2015 omdat de afwijking vervalt? (Art. 4, lid 2)*

Wat de afstelling van muntsorteermachines betreft, waar wordt de detectietest verricht? (Art. 5)*

   Bij het NACM

   Bij de fabrikant

   Op een andere locatie

Gelieve deze te specificeren.*

Worden in uw land controles ter plaatse uitgevoerd? (Art. 6)*

   Ja

   Nee

Zo niet, wat zijn dan de belangrijkste redenen waarom geen controles ter plaatse worden uitgevoerd? (Art. 6, lid 2)*

Zijn er knelpunten/problemen in verband met het aantal te controleren muntsorteermachines ten opzichte van de hoeveelheid door die machines verwerkte euromunten? (Art. 6, lid 3)*

Wat de resultaten van de controles ter plaatse betreft, welke zijn de belangrijkste redenen voor niet-naleving? (Art. 6, lid 6)*

   Het ontbreken van schriftelijke beleidsregels met instructies

   Geen adequate toewijzing van personele middelen

   Het ontbreken van schriftelijke beleidsregels voor de inlevering van valse/ongeschikte       munten

   Het ontbreken van internecontroleprocedures

   Het niet-slagen voor de detectietest

   Andere redenen

Gelieve deze te specificeren.*

Worden ongeschikte munten uit omloop genomen? (Art. 8)*

   Ja

   Nee

Hoe? Welke procedures zijn er ingesteld? (Art. 8, lid 2)*

Hoeveel ongeschikte munten zijn er in 2013 uit omloop genomen? Gelieve cijfers te verstrekken.*

Worden ongeschikte munten vergoed?*

   Ja

   Nee

Gelieve cijfers te verstrekken.*

Worden ongeschikte munten vernietigd?*

   Ja

   Nee

Gelieve informatie te verstrekken over het vernietigingsproces en de methodologie. (Art. 8, lid 3)*

Wordt een behandelingsvergoeding ingehouden op de vergoeding van ongeschikte munten? (Art. 9)*

   Ja

   Nee

Hoe verloopt dit proces?*

Gelden er ook vrijstellingen? Gelieve deze te specificeren.*

Welk bedrag wordt er maximaal ingehouden (indien er een maximum bestaat) op de vergoeding van ongeschikte munten?*

Gelden er standaardeisen voor verpakking wanneer voor circulatie ongeschikte euromunten voor vergoeding worden ingeleverd? (Art. 10, lid 1)*

   Ja

   Nee

Welke verpakkingsprocedures bestaan er voor de vergoeding van ongeschikte munten? Gelieve deze te specificeren.*

Zijn er afwijkingen voor artikel 10, lid 2?*

Bestaat er een procedure voor de controle van voor circulatie ongeschikte munten? (Art. 11, lid 1)*

   Ja

   Nee

Welke eisen worden er gesteld?*

Zijn er maatregelen genomen voor het geval dat er munten worden ingeleverd als bedoeld in artikel 11, lid 3?*

Welke instantie is verantwoordelijk voor de rapportage aan de Europese Commissie? (Art. 12)*

Voldoen instellingen naar behoren aan deze voorwaarde? (Art. 12, lid 2)

Zijn er sancties ten uitvoer gelegd voor inbreuken op Verordening (EU) nr. 1210/2010? (Art. 13)*

   Ja

   Nee

Welke autoriteiten zijn belast met de uitvoering van deze sancties?*

Welke soorten sancties kunnen worden opgelegd?*