Artikelen bij COM(2016)701 - Statistieken die zijn opgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2150/2002 betreffende afvalstoffenstatistieken, en de kwaliteit daarvan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.




1. Inleiding

1.1.Verordening betreffende afvalstoffenstatistieken

1.2.Verschillende nationale benaderingen en kwaliteit

1.3.Kwaliteitscontrole

2. Punctualiteit en tijdigheid

3. Volledigheid

4. Nauwkeurigheid van de gegevens

4.1.Gegevensdekking

4.2.Uitsplitsing naar economische sector

4.3.Indeling van afvalstoffen

4.4.Verschillen tussen afvalproductie en afvalbehandeling

5. Vergelijkbaarheid

5.1.Vergelijkbaarheid in de tijd

5.2.Vergelijkbaarheid tussen landen

6. Belasting voor de ondernemingen

7. Ontwikkeling van indicatoren

8. Resultaten en verwachtingen


1. Inleiding

1.1.Verordening betreffende afvalstoffenstatistieken

Verordening (EG) nr. 2150/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2002 betreffende afvalstoffenstatistieken 1 (hierna: 'de verordening') beoogt de opstelling van statistieken over afvalstoffen overeenkomstig het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (de kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen) 2 . Artikel 8, lid 1, van de verordening verplicht de Commissie om elke drie jaar (volgend op het eerste verslag, dat binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de verordening moest worden voorgelegd) aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor te leggen over de uitvoering van de verordening. Het eerste verslag is gepubliceerd in 2008 3 , het tweede in 2011 4 en het derde in 2014 5

1.2.Verschillende nationale benaderingen en kwaliteit

De verordening omschrijft de in te dienen gegevens en de kwaliteit daarvan, terwijl zij elke lidstaat vrijlaat te beslissen over de specifieke methode voor het opstellen van afvalstoffenstatistieken. Dit stelt de lidstaten in staat hun gegevensverzamelingssystemen te handhaven en de last die de naleving van de verordening met zich brengt tot een minimum te beperken.

Overeenkomstig de verordening (bijlage I, sectie 7) dienen de lidstaten samen met de gegevens een kwaliteitsverslag in. In deze verslagen verwijzen de lidstaten naar de kwaliteitselementen die gewoonlijk in het Europees statistisch systeem 6 worden gebruikt en die worden aangegeven in Verordening (EG) nr. 1445/2005 van de Commissie betreffende de kwaliteit van afvalstoffenstatistieken 7 .

1.3.Kwaliteitscontrole

Sinds de eerste gegevensindiening in 2006 heeft de Commissie (Eurostat) een efficiënt kwaliteitscontrolesysteem opgezet dat uit twee stappen bestaat.

Na de gegevensindiening en binnen twee maanden na de uiterste datum voor verslaglegging wordt in een eerste stap een snelle evaluatie van de gegevens en de kwaliteitsverslagen uitgevoerd. In deze stap heeft de gegevensvalidering vooral betrekking op de interne samenhang van de nieuwe gegevens en op de ontwikkelingen in de tijd. De analyse wordt op een sterk geaggregeerd niveau uitgevoerd en is bedoeld om belangrijke breuken in de reeksen op te sporen en te controleren of de gegevens geschikt zijn voor publicatie. Een evaluatieverslag, waarin afhankelijk van de gedane waarnemingen eventueel om een toelichting en/of een herziening van de gegevens wordt verzocht, wordt aan de lidstaten verstuurd.

De tweede stap is een grondige validering. Hierbij worden de gegevens op een meer gedetailleerd niveau (bv. naar economische sector en afvalcategorie) geanalyseerd en worden patronen en ontwikkelingen in de landen vergeleken. De valideringscontroles omvatten:

• vergelijkingen binnen een land van afvalproductie voor elke economische activiteit met waarden uit voorgaande jaren;

• vergelijkingen tussen landen van de gegevens voor elke economische activiteit;

• vergelijkingen binnen een land van afvalproductie en afval dat wordt verwerkt voor elke afvalcategorie;

• kruiscontroles met gegevens over afvalstoffen die voortvloeien uit andere rapporteringsverplichtingen, zoals toezicht op de naleving uit hoofde van andere wetgeving inzake afvalstoffen.

De resultaten worden gecontroleerd tegen de kwaliteitsverslagen van landen, de feedback op de eerste evaluatiestap en alle andere beschikbare documenten (bv. verslagen uit voorgaande jaren) en daarna met de lidstaten besproken.

In aanvulling op deze twee stappen heeft de Commissie (Eurostat) een valideringsstap voorgesteld die de landen dienen uit te voeren vóór de gegevensindiening en die bestaat uit standaard valideringsvoorschriften. Een gemeenschappelijke reeks van valideringsvoorschriften voor de afvalstoffenstatistieken werd in 2014 met de lidstaten overeengekomen. Elf lidstaten hebben deze regels al toegepast vóór zij hun gegevens voor het referentiejaar 8 2012 indienden. Dit is een belangrijke stap om de efficiëntie van het valideringsproces verder te verbeteren.

De Commissie (Eurostat) werkt verder aan de verbetering van de methodische richtsnoeren die beschikbaar zijn op de website van Eurostat en aan het verfijnen van het kwaliteitscontrolesysteem voor de gegevens.

2. Punctualiteit en tijdigheid

Gegevens en kwaliteitsverslagen moeten tweejaarlijks en binnen 18 maanden na het referentiejaar bij de Commissie (Eurostat) worden ingediend 9 .

De nakoming van de rapporteringsdatum voor het referentiejaar 2012 is vergelijkbaar met die van het referentiejaar 2010. In totaal hebben 21 lidstaten en EER/EVA-landen hun gegevensverzameling en kwaliteitsverslagen voor 2012 op tijd of binnen 1 maand na de uiterste datum ingediend. 5 lidstaten hebben meer dan 3 maanden na de uiterste datum zowel de gegevens als de kwaliteitsverslagen ingediend (Denemarken, Ierland, Italië, Litouwen en Roemenië) alsmede 1 EER/EVA-land (IJsland). Voor 3 landen (Finland, Letland en het Verenigd Koninkrijk) werden delen van gegevens of kwaliteitsverslagen meer dan 3 maanden na de uiterste datum voor verslaglegging ontvangen.

De Commissie (Eurostat) neemt maatregelen om landen aan te sporen hun statistische productieprocessen te herzien en gegevens van een goede kwaliteit tijdig in te dienen.

Openbaarmaking

De gegevens over afvalproductie en afvalbehandeling zijn op 1 oktober 2014 in de verspreidingsdatabank van Eurostat gepubliceerd.

3. Volledigheid

De indiening van volledige nationale datasets is van wezenlijk belang voor de productie van EU-aggregaten. Ontbrekende gegevens beperken informatieve waarde van afvalstoffenstatistieken. Gegevens ontbreken wanneer landen geen gegevensbronnen of onvoldoende gegevens voor schattingen beschikbaar hebben.

Wat betreft de dataset voor afvalproductie is het aantal ontbrekende waarden en het aantal landen dat ontbrekende waarden rapporteerde tussen de referentiejaren 2010 en 2012 aanzienlijk gedaald. In 2010 rapporteerden 8 landen ontbrekende waarden, maar in het referentiejaar 2012 daalde dit naar 3. Het totaal aantal ontbrekende waarden daalde van 4,1 % in het referentiejaar 2010 naar 1,5 % in 2012. De tendens is dezelfde voor de gegevens inzake afvalbehandeling, zij het minder uitgesproken. Het aandeel ontbrekende waarden daalde van 3,5 % in het referentiejaar 2010 naar 3,1 % in 2012 en het aantal landen dat ontbrekende waarden rapporteerde, daalde van 8 naar 6. Meer dan de helft van de ontbrekende waarden in de datasets over afvalbehandeling (55 %) heeft betrekking op de verwerkingscategorie 'gebruik als opvulmateriaal'. Gegevens over het gebruik als opvulmateriaal werden voor het eerst verzameld in 2010, na een wijziging van de verordening 10 .

4. Nauwkeurigheid van de gegevens

4.1.Gegevensdekking

Statistieken over de productie van afval moeten voor alle economische sectoren en voor huishoudens worden opgesteld en moeten afval omvatten dat afkomstig is van terugwinnings- en/of verwijderingsactiviteiten, bekend als secundair afval. De statistieken moeten ook het afval van kleine bedrijven (< 10 werknemers) bestrijken, hoewel dergelijke bedrijven zoveel mogelijk van enquêtes moeten worden vrijgesteld.

De statistieken over afvalbehandeling bestrijken alle afvalstoffen die binnen een land worden teruggewonnen of verwijderd, ongeacht de oorsprong ervan. Het onderliggende concept van de verordening is de verzameling van gegevens over de eindbestemming van de afvalstoffen. De statistieken hebben geen betrekking op de voorbehandeling.

Dekkingsfouten en verschillen in de gegevensdekking

De geconstateerde dekkingsfouten zijn meestal te wijten aan:

• verschillen in de toepassing van de definitie van afvalstoffen;

• verschillende methodische benaderingen en verschillende prioriteiten in nationaal afvalbeheer en afvalstoffenstatistieken;

• sectorspecifieke dekkingsproblemen.

De verschillen in de gegevensdekking zijn het grootst op de volgende vier vlakken:

• De verschillende dekking van winningsafval (afval afkomstig van mijnbouw en steengroeven) heeft een grote impact. De grootste verschillen tussen landen houden verband met de dekking van deklaag, d.w.z. natuurlijke materialen die zijn verwijderd van het terrein van de mijnen om toegang te krijgen tot erts zonder dat deze worden verwerkt, en met het winningsafval dat wordt beheerd op het terrein van de mijn.

• Het onderscheid tussen afval en bijproducten heeft een aanzienlijk effect op de afvalbedragen in de economische activiteiten 11 NACE A (landbouw, bosbouw en visserij) en NACE C (productie). Dit is met name het geval voor de voor de afvalcategorieën houtafval, dierlijk en plantaardig afval, en metaalslakken uit de metaalproductie.

• De variatie in de afvalproductie binnen de sector NACE F (bouw) wijst op verschillen in de gegevensdekking.

• Zoals reeds vermeld in paragraaf 3 zijn sommige landen nog niet in staat om te rapporteren over de afvalcategorie 'gebruik als opvulmateriaal'.

Het is moeilijk het algehele effect van dekkingsfouten te beoordelen. Zij kunnen leiden tot zowel te lage als te hoge schattingen. Verondersteld wordt dat het effect het grootst is voor mineraal afval uit NACE B (mijnbouw en steengroeven).

4.2.Uitsplitsing naar economische sector

De verordening vraagt de lidstaten om in hun verslag hun gegevens uit te splitsen naar 19 categorieën (18 afvalproducerende activiteiten en huishoudens). De indeling naar economische activiteiten geschiedt op grond van de NACE. De juiste toewijzing van afval aan de afvalproducerende activiteiten is een voorwaarde voor:

• de vergelijkbaarheid van sectorspecifieke afvalhoeveelheden;

• de samenhang tussen de afvalstoffenstatistieken en de bedrijfsstatistieken.

De toewijzing van afval aan een afvalproducerende activiteiten hangt af van de methoden die worden gehanteerd voor de gegevensverzameling en de statistische eenheden waarvoor de afvalstoffenstatistieken worden verzameld. De vergelijkbaarheid en de samenhang van de gegevens zijn gebaseerd op bedrijfsregisters voor gegevensverzameling. Omdat de verordening het gebruik van zowel plaatselijke eenheden als eenheden van economische activiteit toestaat als statistische eenheden voor de gegevensverzameling, kunnen er verschillen ontstaan tussen de landen in de toewijzing van afval, zelfs als de bepalingen van de verordening correct worden toegepast.

Het algehele effect van verkeerde toewijzing wordt beperkt geacht. Onwaarschijnlijk gevallen zoals mineraal afval van afvalverwerking of gestabiliseerd afval afkomstig van huishoudens zouden dankzij validering worden gedetecteerd en bijgevolg verklaard of gecorrigeerd. Dergelijke gevallen komen niet vaak voor.

4.3.Indeling van afvalstoffen

De verordening voorziet met betrekking tot de rapportage aan de EU in de uitsplitsing naar afvalcategorie overeenkomstig de Europese afvalstoffenclassificatie voor statistieken 12 (EAC-Stat). De verordening schrijft echter geen specifieke classificatie voor de nationale gegevensverzameling voor.

De meeste landen verzamelen hun gegevens overeenkomstig de EU-lijst van afvalstoffen 13 , die 839 soorten afvalstoffen omvat. Ondanks enkele problemen met de toepassing van deze classificatie waarborgt het wijdverspreide gebruik ervan een hoog vergelijkbaarheidsniveau, ten minste op de geaggregeerde niveau dat in de verordening wordt gevraagd. De algehele uitwerking van classificatiefouten op de gegevensnauwkeurigheid wordt als klein beschouwd.

4.4.Verschillen tussen afvalproductie en afvalbehandeling

Het verschil tussen de geproduceerde en de behandelde hoeveelheid in de EU in 2012 bedraagt ongeveer 200 miljoen ton. Dit komt overeen met ongeveer 8 % van de totale afvalproductie. Dit verschil is de laatste twee rapportageperiodes stabiel gebleven. In 2006 en 2008 was het hoger, namelijk 400 miljoen ton. Het patroon blijft hetzelfde: Er wordt meer afval geproduceerd dan behandeld. In 2012 was het verschil het hoogst voor slib en vloeibare afvalstoffen van afvalbehandeling (ongeveer 70 %) en het laagst (bijna 0 %) voor grond.

Verschillende verschijnselen kunnen het verschil tussen de afvalproductie en afvalbehandeling verklaren:

• Niet al het afval wordt behandeld in het land waar het wordt geproduceerd. Gegevens over in- en uitvoer worden in het kader van de verordening niet verzameld, waardoor verschillen ten gevolge van in- en uitvoer niet kunnen worden gekwantificeerd met de uit hoofde van de verordening verzamelde gegevens. Schattingen op basis van gegevens over de buitenlandse handel tonen aan dat dit effect ongeveer een vijfde van het verschil voor de hele EU verklaart. Voor de afzonderlijke lidstaten kan dit effect groter zijn. Voor Duitsland bedraagt de invoer van afval meer dan 4 % van het geproduceerde afval, terwijl het Verenigd Koninkrijk meer dan 6 % van het geproduceerde afval uitvoert.

• De gegevens over afvalproductie bestrijken zowel primaire als secundaire afvalproductie terwijl afvalbehandeling verwijst naar eindverwerking en behandeld afval slechts één keer moet worden geteld.

• Alle afvalcategorieën, behalve slib, worden gerapporteerd in normaal nat gewicht. Tijdens de voorbehandeling, bijvoorbeeld de voorbehandeling voor de verwijdering (behandeling van vloeibaar afval, bv. percolaat of emulsie van olie/water), gaat het gewicht van water verloren en komt het afval met een significante gewichtsreductie terecht in de eindverwerking.

• Sommige activiteiten zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van bijlage II bij de verordening, zoals afvalmeeverbrandingsinstallaties die alleen specifiek biomassa-afval als brandstof gebruiken.

• Niet al het afval wordt behandeld in hetzelfde jaar waarin het wordt geproduceerd. Sommige afvalstoffen worden tijdelijk opgeslagen. Daardoor kan afval dat in het jaar t werd behandeld afval bevatten dat in het jaar t-1 werd geproduceerd. Afval dat in het jaar t wordt geproduceerd, kan worden behandeld in het jaar t+1.

5. Vergelijkbaarheid

5.1.Vergelijkbaarheid in de tijd

De gegevensverzameling voor het referentiejaar 2012 was de tweede gegevensverzameling na de grote veranderingen als gevolg van de geamendeerde versie van de verordening. Deze veranderingen zijn goed uitgevoerd door de landen. De Commissie (Eurostat) heeft voortdurend gewerkt aan de presentatie en de analyse van de tijdreeksen, die op dit moment 5 referentiejaren omvatten (2004, 2006, 2008, 2010 en 2012).

De kwaliteitsverslagen van de landen zijn een nuttig hulpmiddel gebleken om de methodische veranderingen en de gevolgen daarvan op de vergelijkbaarheid van de gegevens te monitoren. Uit de evaluatie van de kwaliteitsverslagen blijkt dat vrijwel alle lidstaten hun aanpak van de nationale afvalstoffenstatistieken sinds 2004 aanzienlijk hebben aangepast. De meeste landen werken aan een verdere verbetering van de kwaliteit van hun gegevensverzameling (bv. de aanvulling van ontbrekende gegevens en de verbetering van de dekking) en van de efficiëntie van hun methoden.

Het verbeteren van de gegevensverzameling heeft in de loop van de jaren breuken in de tijdreeksen gecreëerd. Landen herzien de datasets van de voorgaande jaren om deze breuken te beperken. Gebruikers worden hierover ingelicht. De Commissie (Eurostat) signaleert de discontinuïteit van de tijdreeksen in de verspreide datasets.

5.2.Vergelijkbaarheid tussen landen

Omwille van de gemeenschappelijke definities en classificaties is voor de meeste sectoren en afvalsoorten de vergelijkbaarheid van de gegevens tussen de landen vrij goed. Bij het vergelijken van de gegevens tussen de landen komen echter nog steeds een aantal problemen voor als gevolg van de verschillende dekking, zoals beschreven in paragraaf 4.1.

6. Belasting voor de ondernemingen

In hun kwaliteitsverslagen tonen de lidstaten een engagement om de belasting voor de ondernemingen zo laag mogelijk te houden. Dit vindt zijn weerslag in het toenemende aantal lidstaten dat informatie verzamelt over de rapporteringsbelasting en in staat is de gemiddelde tijd te meten die respondenten nodig hebben om de vragenlijsten of rapporteringsformulieren in te vullen. Deze informatie is verzameld van respondenten die de vragenlijsten hebben ingevuld, of vastgesteld op basis van specifieke studies. Ongeveer de helft van de lidstaten maakt gebruikt van administratieve gegevens als hun belangrijkste bron voor de afvalstoffenstatistieken, waardoor de gegevensverstrekkers niet worden belast met bijkomende enquêtes. Andere landen gebruiken administratieve gegevens als één van vele gegevensbronnen. Kleine bedrijven zijn vrijgesteld van de enquêtes op verschillende manieren 14 .

Het aantal landen dat een elektronisch rapporteringssysteem heeft ingevoerd of van plan is dit te doen, neemt toe, dat wil zeggen systemen die automatisch de krachtens de afvalstoffenwetgeving vereiste gegevens van afvalverwerkingsinstallaties doorsturen naar de statistische instanties. Inmiddels zijn er elektronische rapporteringssystemen voor de gedeeltelijke of gehele afvalgegevens ingevoerd in bijvoorbeeld België, Kroatië, Denemarken, Ierland, Litouwen, Hongarije, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Zweden, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk.

7. Ontwikkeling van indicatoren

De gegevens worden gebruikt voor de berekening van indicatoren, zoals de indicatoren voor duurzame ontwikkeling  van de  Europese Unie voor " de productie van afval met uitzondering van groot mineraal afval ' en voor ' de productie van gevaarlijk afval naar economische activiteit " zijn beschikbaar op de website van Eurostat. Teneinde de vergelijking tussen de landen te vergemakkelijken, worden deze indicatoren gerapporteerd in kilogram per inwoner .

Er werd een nieuwe reeks indicatoren voor het beheer van afval met uitzondering van groot mineraal afval ontwikkeld. De indicator toont de eindverwerking van op nationaal niveau geproduceerd afval 15 . In tegenstelling tot de krachtens de verordening verzamelde gegevens, wordt ook rekening gehouden met de behandeling van uitgevoerd afval, terwijl ingevoerd afval is uitgesloten van de indicator.

Deze indicatoren kunnen worden gebruikt als een waardevolle bijdrage aan het toezicht op de uitvoering van de strategie van de circulaire economie van de Commissie.

8. Resultaten en verwachtingen

Sinds het begin van de rapportering in 2006 is grote vooruitgang geboekt met de opstelling van afvalstoffenstatistieken. De volledigheid van de gegevensverstrekking door de lidstaten is gestaag verbeterd. Afvalstoffenstatistieken hebben een vrij hoge mate van vergelijkbaarheid tussen de landen bereikt en er is grote vooruitgang geboekt op weg naar volledige gegevensdekking. In het algemeen zijn de gegevens voor de meeste landen van voldoende kwaliteit. Om de doelstellingen van het EU-beleid inzake milieu, industrie en grondstoffen te verwezenlijken, is echter verdere verbetering vereist. De Commissie blijft samen met de lidstaten aan deze verbeteringen werken, bijvoorbeeld door middel van seminars en de uitwisseling van beste praktijken.

Sinds de gegevensindiening voor 2012 zijn de gegevens over afvalproductie en afvalbehandeling nu voor 5 referentiejaren beschikbaar, d.w.z. voor de periode van 2004 tot en met 2012. Met de langere tijdreeksen worden de gegevens steeds meer bruikbaar, bijvoorbeeld voor het ontwikkelen indicatoren of als input voor klimaatgerelateerde analyses.

Tegelijkertijd kunnen methodische verbeteringen in bepaalde landen nog steeds een significante weerslag hebben op de tijdreeksen, zowel op nationaal niveau als op het niveau van het EU-28-aggregaat. Ontwikkelingen in de tijd moeten daarom nog steeds omzichtig en na zorgvuldige analyse van de onderliggende gegevens worden geïnterpreteerd.


(1) PB L 332 van 9.12.2002, blz. 1.
(2) PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.
(3) COM(2008) 355 definitief van 13.6.2008.
(4) COM(2011) 131 definitief van 17.3.2011.
(5) COM(2014) 79 final van 14.2.2014.
(6) Eurostat-website over kwaliteit: http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page?_pageid=2273.1 2273_47140765&_dad=portal&_schema=PORTAL.
(7) PB L 229 van 6.9.2005, blz. 6.
(8) Referentiejaar: de in de gegevens vermelde periode. Door de vertraging van 18 maanden voor de gegevens, worden de gegevens voor referentiejaar 2012 gerapporteerd in 2014.
(9) Verordening (EG) 2150/2002, sectie 7, punt 2, van de bijlagen I en II.
(10) PB L 253 van 28.9.2010, blz. 10.
(11) Ingedeeld volgens de classificatie van economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (NACE), actuele versie NACE Rev. 2.
(12)

   Huidige versie EAC-Stat Rev. 4, die 51 categorieën telt.

(13) Ingesteld bij Beschikking 2000/532/EG van de Commissie, laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2014/955/EG van de Commissie.
(14) Met de uitsluiting van kleine ondernemingen bij de enquêtes wordt op verschillende manieren omgegaan. Sommige landen bestrijken kleine ondernemingen door steekproefenquêtes en extrapoleren de resultaten. In de meeste landen worden kleine ondernemingen echter geheel uitgesloten. Ofwel kunnen de cijfers buiten beschouwing worden gelaten als de uitsluiting in overeenstemming is met de dekking en kwaliteitsdoelstellingen van artikel 3 van de verordening of door factorgebaseerde schattingsmodellen worden geëxtrapoleerd. De landen hebben verschillende uitsluitingsdrempels vastgesteld, die meestal aan de hand van het aantal werknemers of de jaarlijks geproduceerde hoeveelheid afval zijn bepaald. Sommige landen combineren beide criteria om er zeker van te zijn dat ook kleine ondernemingen door de gegevensverzameling worden gedekt wanneer zij de vastgestelde afvalproductiedrempel overschrijden.
(15) De indicator bestrijkt alle afval, behalve 'groot mineraal afval'. Het biedt een samenhangende reeks van indicatoren die betrekking hebben op alle categorieën van de afvalbehandeling die zijn opgenomen in bijlage II, sectie 8, bij de verordening. De reeks indicatoren is gebaseerd op de uit hoofde van de verordening verzamelde gegevens over afvalbehandeling die een weerslag vormen van de hoeveelheid afval die in de lidstaten worden beheerd. Bovendien worden de gegevens van de statistieken van de buitenlandse handel (Comext) of nationale gegevens over de invoer/uitvoer van afval gebruikt om de hoeveelheden uitgevoerd afval op te nemen en de hoeveelheden ingevoerd afval uit de berekening uit te sluiten.