Artikelen bij COM(2017)78 - Vorderingen en resterende tekorten van de Europese responscapaciteit in noodsituaties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Samenvatting    

1. Inleiding    

2. Beschikbare middelen voor EU-missies    

3. Potentieel significante tekorten in de rampenresponscapaciteit van de EU    

3.1    Blusvliegtuigen    

3.2    Onderdak en daarmee verband houdende hulp    

4. Middelen die nader beoordeeld moeten worden    

4.1    Middelen die nodig zijn bij chemische, biologische, radiologische en nucleaire rampen    

4.2    Europees medisch korps    

4.3    Op afstand bestuurde luchtvaartuigen    

4.4    Communicatieteams    

5. Conclusie    

Bijlage – Overzicht van de middelen en de tekorten in de EERC    


Samenvatting

De Europese responscapaciteit in noodsituaties (EERC) werd opgericht om de EU voor te bereiden op tal van mogelijke rampen. De capaciteit bestaat uit verschillende middelen voor civiele bescherming, die de staten die deelnemen aan het Uniemechanisme voor civiele bescherming ter beschikking stellen voor noodhulpoperaties van de EU.

Sinds de oprichting van de EERC hebben 16 deelnemende staten 77 middelen geregistreerd (bv. zoek- en reddingsteams, medische teams, waterzuiveringsinstallaties, enz.), die nu beschikbaar zijn voor EU-operaties wereldwijd. Veel van de doelstellingen van de EERC, oftewel “capaciteitsdoelstellingen”, die zijn vastgelegd in de EU-wetgeving, zijn derhalve verwezenlijkt.

Er bestaan nog steeds tekorten wat betreft beschikbare middelen voor (1) blusvliegtuigen en (2) onderdak. Of andere soorten middelen voldoende beschikbaar zijn, moet nader worden beoordeeld. Dit geldt onder andere voor a) middelen die nodig zijn bij chemische, biologische, radiologische en nucleaire rampen, b) grote veldhospitalen en medische evacuatiecapaciteit als onderdeel van het Europees medisch korps, c) op afstand bestuurde luchtvaartuigen, en d) communicatieteams. Sommige van de bestaande capaciteitsdoelen moeten misschien ook worden herzien om rekening te houden met veranderingen in risicobeoordelingen en operationele ervaring.

De Commissie verzoekt de deelnemende staten om de resterende tekorten in de EERC weg te werken, het evaluatieproces actief te steunen en eventueel de huidige capaciteitsdoelstellingen van de EERC in 2017 aan te passen en/of aan te vullen.


1. Inleiding

In een wereld van toenemende risico’s moet de EU voorbereid zijn op tal van mogelijke rampen. De Europese responscapaciteit in noodsituaties (EERC) werd in 2013 opgericht in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming (“het Uniemechanisme”) ter verbetering van de paraatheid van civielebeschermingssystemen binnen de Unie 1 . Voor het eerst kunnen de deelnemende staten van het Uniemechanisme een reeks reactiemiddelen voor noodsituaties beschikbaar stellen voor onmiddellijke inzet in het kader van EU-operaties. Door de nationale middelen in de EERC te registreren, verbinden de deelnemende staten zich ertoe beschikbaar te zijn voor reddingsoperaties van de EU naar aanleiding van een verzoek om bijstand via het coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties van de Commissie.

De EERC is een van de belangrijkste vernieuwingen van de laatste herziening van de EU-wetgeving inzake civiele bescherming. De EERC is veranderd van een veeleer reactief ad-hoccoördinatiesysteem naar een meer voorspelbare, vooraf geplande en samenhangende organisatie voor EU-rampenrespons. De algemene doeltreffendheid van het Uniemechanisme, vooral op het gebied van de coördinatie van rampenrespons, werd onlangs geprezen door de Europese Rekenkamer 2 .

De EERC is goed ontvangen en is snel gegroeid sinds de oprichting ervan in oktober 2014. Sinds oktober 2016 hebben België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Luxemburg, Nederland, Polen, Roemenië, Slowakije, Slovenië, Spanje, Tsjechië en Zweden (d.w.z. de 16 staten die deelnemen aan het Uniemechanisme) middelen voor civiele bescherming geregistreerd bij de EERC 3 . Om ervoor te zorgen dat deze middelen van hoge kwaliteit zijn, beheert de Commissie een speciale certificeringsprocedure 4 . De soort en het aantal cruciale responscapaciteiten die minimaal nodig zijn voor de EERC om doeltreffend te kunnen werken, worden aangeduid als de “capaciteitsdoelstellingen” van de EERC. Ze worden vastgesteld op basis van het geïdentificeerde rampenrisico en hun geschiktheid wordt periodiek beoordeeld door de Commissie en de deelnemende staten 5 . Aangezien de doelstellingen moeten worden beschouwd als een minimum, kan een groter aantal in de EERC geregistreerd worden.

De EU moet haar responscapaciteit kritisch evalueren om goed voorbereid te kunnen optreden bij rampen. In dit verslag wordt de balans opgemaakt van de vorderingen met betrekking tot de capaciteitsdoelstellingen van de EERC en wordt de omvang van de resterende tekorten in de responscapaciteit geëvalueerd. Dit verslag beperkt zich niet alleen tot een eenvoudige numerieke vergelijking van doelstellingen en resultaten, maar evalueert ook de ervaringen met het Uniemechanisme van de afgelopen twee jaar. Op grond van dit laatste wordt geconcludeerd dat een herziening of aanpassing van de capaciteitsdoelstellingen op middellange termijn nodig is.


2. Beschikbare middelen voor EU-missies

Tussen de oprichting van de EERC in oktober 2014 en de afsluitdatum voor dit verslag (1 oktober 2016) hebben 16 deelnemende staten in totaal 77 responscapaciteiten bij de EERC geregistreerd 6 , waaronder civielebeschermingsmodules, technische bijstand en ondersteuning, en andere responscapaciteiten. Hiermee is een groot deel van de capaciteitsdoelstellingen vervuld. In de bijlage staat een gedetailleerd overzicht (kolommen 2-3).

Om te bepalen op welke gebieden de capaciteitsdoelstellingen van de EERC (nog) niet zijn vervuld, heeft de Commissie de deelnemende landen gevraagd welke aanvullende middelen buiten de EERC onmiddellijk zouden kunnen worden ingezet voor EU-missies. 27 landen hebben informatie verstrekt 7 , die is opgenomen in de bijlage (kolom 4).

Wanneer tekorten binnen de EERC kunnen worden weggewerkt met middelen buiten de EERC, wordt er in het verslag de conclusie getrokken dat er geen tekort is in de totale responscapaciteit van de EU. Middelen buiten de EERC bieden echter minder garanties met betrekking tot hun beschikbaarheid en kwaliteit dan middelen die in de EERC geregistreerd zijn. Modules die zijn geregistreerd in de EERC, moeten binnen een bepaald aantal uur beschikbaar zijn voor vertrek/operaties in het getroffen land, en moeten een certificeringsproces ondergaan met documentonderzoeken, training en oefeningen. Ditzelfde kan niet worden gegarandeerd voor middelen buiten de EERC.


3. Potentieel significante tekorten in de rampenresponscapaciteit van de EU

Tijdens de eerste twee jaar van haar bestaan heeft de EERC doeltreffend opgetreden bij de ebolacrisis in West-Afrika (2014), bosbranden in Griekenland (2015), bosbranden in Cyprus, Frankrijk en Portugal (2016), de aardbeving in Ecuador (2016), de uitbraak van gele koorts in de Democratische Republiek Congo (2016) en orkaan Matthew op Haïti (2016). Toch zijn er tekorten aan het licht gekomen. De Commissie heeft twee mogelijk significante tekorten vastgesteld: blusvliegtuigen enerzijds, en onderdak en daarmee verband houdende hulp anderzijds.

3.1    Blusvliegtuigen

Het risico op bosbranden hangt van veel factoren af, waaronder weerkundige omstandigheden, vegetatie, bosbeheer, enz. Binnen de EU lopen Zuid- en Zuidoost-Europa het meeste gevaar, hoewel ook andere regio’s in de afgelopen jaren getroffen zijn (bv. Västmanland, Zweden, 2014). Ook het aantal en de omvang van de bosbranden kunnen van jaar tot jaar verschillen, aangezien deze afhangen van seizoensgebonden weerkundige omstandigheden.

De aanvankelijke capaciteitsdoelstelling in de modules voor de bestrijding van bosbranden met vliegtuigen van de EERC bedroeg twee. Frankrijk registreerde één module. Daarnaast heeft de Commissie mee een blusvliegtuig gefinancierd dat door Italië werd gebruikt als buffercapaciteit tijdens het bosbrandseizoen van 2016. Dat wil zeggen dat het vliegtuig deel uitmaakte van de EERC in de zomer van 2016 en de Commissie de wachtdienst financierde om de beschikbaarheid te garanderen bij ernstige noodsituaties. Beide middelen zijn zeer nuttig gebleken.

Toch waren er tijdens de zomer van 2016 een aantal gebeurtenissen – met name de bosbranden in Portugal – die aantoonden dat er meer blusvliegtuigen beschikbaar moeten zijn in de EERC wegens operationele noodzaak en uit politiek belang. Portugal verzocht om bijstand via het Uniemechanisme op het ogenblik dat de volledige Franse vloot blusvliegtuigen (waaronder de module die geregistreerd was in de EERC) om technische redenen buiten dienst was en het buffervliegtuig van de EERC werd ingezet op Corsica. Hoewel het buffervliegtuig van de EERC van Corsica naar Portugal werd gestuurd, moest Portugal zich toch tot Marokko (twee Canadairs) en Rusland (twee Berievs) wenden voor technische bijstand door het algemeen tekort aan blusvliegtuigen binnen het Uniemechanisme.

Er is dus een potentieel significant tekort aan modules voor de bestrijding van bosbranden met vliegtuigen en de Commissie moedigt de deelnemende staten aan stappen te ondernemen om dit op te lossen.

3.2    Onderdak en daarmee verband houdende hulp

De capaciteitsdoelstelling van de EERC voor onderdak bedraagt twee tijdelijke noodkampen, 100 extra opvangeenheden en 6 extra opvangkits. Momenteel is er echter geen tijdelijk noodkamp en is er slechts één extra opvangeenheid geregistreerd in de EERC. Buiten de EERC lijkt er ook weinig onderdakgerelateerde bijstand beschikbaar te zijn (zie bijlage).

Tijdens de vluchtelingen- en migratiecrisis in Europa werd al snel duidelijk dat onderdak moeilijk te bieden is wanneer alle deelnemende staten tegelijkertijd onder druk staan. De overheidsmiddelen waren snel uitgeput en op het hoogtepunt van de crisis stond de Europese commerciële markt onder grote druk, wat leidde tot aanzienlijke vertraging in de levering van containers en een prijsstijging. Militaire samenwerking kon dit slechts gedeeltelijk compenseren.

De capaciteit voor snelle mobilisering van grootschalige opvangfaciliteiten is kritiek in verschillende scenario’s in de risicoprofielen van de deelnemende staten. Vrijwillige wederzijdse bijstand op ad-hocbasis is niet de meest doeltreffende en rendabele methode om toegang tot deze capaciteiten te garanderen, zeker niet wanneer meerdere deelnemende staten er op hetzelfde tijdstip een beroep op doen.

De Commissie heeft daarom onderdak en daarmee verband houdende hulp gecategoriseerd als een potentieel significant tekort en heeft de deelnemende staten verzocht om besprekingen te starten over hoe dit probleem het beste opgelost kan worden.


4. Middelen die nader beoordeeld moeten worden

Sommige middelen zijn voldoende beschikbaar, maar moeten toch nader beoordeeld worden. Dit is het geval bij middelen die nodig zijn bij chemische, biologische, radiologische en nucleaire (CBRN) rampen; grote veldhospitalen en medische evacuatiecapaciteit als onderdeel van het Europees medisch korps; op afstand bestuurde luchtvaartuigen; en communicatieteams.

4.1    Middelen die nodig zijn bij chemische, biologische, radiologische en nucleaire rampen

De EU moet voldoende middelen hebben om CBRN-rampen aan te pakken. De recente escalatie van terroristische activiteiten in en rond Europa rechtvaardigen een herziening van de capaciteitsdoelstellingen op het gebied van CBRN-rampen.

Momenteel is er onvoldoende capaciteit geregistreerd in de EERC voor zoek- en reddingsoperaties in een besmette omgeving, noch voor incidenten waarbij patiënten die zijn blootgesteld aan CBRN-agentia, ontsmet moeten worden. De deelnemende staten hebben de Commissie echter meegedeeld dat er voldoende middelen beschikbaar zijn buiten de EERC.

De Commissie verzoekt de deelnemende staten om deze middelen ook in de EERC te registreren en in overleg te treden over de toereikendheid van de huidige capaciteitsdoelstellingen.

4.2    Europees medisch korps

Door de ebolacrisis werd opnieuw duidelijk dat meer Europese capaciteit moet worden ontwikkeld om uitbraken van ziekte en de gevolgen van rampen voor de gezondheid aan te pakken. Hier wordt aan gewerkt in het kader van het Europees medisch korps, dat alle medische en volksgezondheidsteams en -modules samenbrengt in de EERC.

De capaciteitsdoelstellingen voor het Europees medisch korps zijn nog niet voldoende omschreven. Zo zijn er op het ogenblik nog geen duidelijke doelstellingen voor medische teams voor noodgevallen omdat de EU hiervoor aan het overschakelen is naar de indeling van de Wereldgezondheidsorganisatie, namelijk in type 1, 2 en 3. Toch zijn er aanwijzingen dat deelnemende staten geconfronteerd kunnen worden met capaciteitstekorten met betrekking tot grote veldhospitalen (met name medische teams voor noodgevallen, type 3).

Daarenboven kan de inzet op lange termijn van zware responscapaciteiten, zoals medische teams voor noodgevallen (type 2 en 3), mobiele laboratoriumvoorzieningen en ingenieurscapaciteit ter ondersteuning van veldhospitalen, aanzienlijke operationele kosten met zich meebrengen. Deze kosten komen momenteel niet in aanmerking voor EU-cofinanciering, en daarom twijfelen sommige deelnemende staten om hun middelen in de EERC te registreren.

Wat de middelen voor medische evacuatie betreft, zijn er een aantal vliegtuigen en helikopters beschikbaar binnen en buiten de EERC. Het risico op gebeurtenissen met veel slachtoffers pleit echter voor een groter aantal beschikbare middelen. Ook gezien de verschillende situaties waarin medische evacuatie nodig kan zijn, maakt herziening noodzakelijk van de soorten medische evacuatiecapaciteit zoals gedefinieerd in het kader van het Uniemechanisme. De medische evacuatiesystemen voor ebolapatiënten werden bijvoorbeeld pas ontwikkeld op het hoogtepunt van de noodsituatie.

Om die reden verzoekt de Commissie de deelnemende staten om de herziening te steunen van de vereisten en de doelstellingen voor MEVAC-modules 8 en medische evacuatiebenodigdheden.

4.3    Op afstand bestuurde luchtvaartuigen

Technologische innovatie kan bijdragen tot een verbetering van de doeltreffendheid en de efficiëntie van civielebeschermingsoperaties, ook in het kader van het Uniemechanisme. Drones, oftewel op afstand bestuurde luchtvaartuigen (RPAS), zijn een dergelijke innovatie. Sommige deelnemende staten maken al gebruik van RPAS bij internationale civielebeschermingsoperaties, maar tot nu toe hebben nog maar weinig instanties RPAS gebruikt bij Uniemechanisme-missies, en er zijn geen RPAS-eenheden geregistreerd in de EERC. RPAS-eenheden kunnen onder andere steun bieden bij beoordelingsmissies, zoek- en reddingsoperaties en bosbrandbestrijding 9 . Voor elk van deze missies zijn RPAS-eenheden nodig met specifieke vermogens en die aan verschillende soorten kwaliteitscriteria voldoen.

De Commissie verzoekt de deelnemende staten dan ook om de herziening van de rubriek “Teams met onbemande luchtvaartuigen” te steunen en na te gaan of het gepast is deze op te splitsen in verschillende RPAS-modules met aparte capaciteitsdoelstellingen.

4.4    Communicatieteams

Volgens de EERC is er een numeriek tekort (-2) aan communicatieteams of -platforms om in afgelegen gebieden snel de communicatie te herstellen. De Commissie weet dat sommige deelnemende staten beschikken over dergelijke middelen, maar deze niet expliciet hebben aangegeven voor dit verslag. Bijgevolg is er dus meer informatie nodig in verband met de beschikbaarheid van dit soort middelen.

De Commissie verzoekt de deelnemende staten om ofwel extra middelen in de EERC te registreren, ofwel na te denken over de toereikendheid van deze capaciteitsdoelstelling.


5. Conclusie

Er is al heel wat vooruitgang geboekt om de capaciteitsdoelstellingen van de EERC te verwezenlijken, maar dit verslag onderstreept dat de EU-responscapaciteit nog steeds onvoldoende is met betrekking tot (1) blusvliegtuigen en (2) onderdak en daarmee verband houdende hulp.

Daarnaast is ook een meer diepgaande analyse nodig om te beoordelen of er mogelijk significante tekorten zijn in de EU-responscapaciteit, en of sommige capaciteitsdoelstellingen, zoals gedefinieerd in de huidige wetgeving, moeten worden herzien. Dit geldt onder andere voor de volgende middelen: a) teams voor stedelijke zoek- en reddingsoperaties in CBRN-omstandigheden en teams voor CBRN-decontaminatie, b) veldhospitalen en medische evacuatiecapaciteit c) op afstand bestuurde luchtvaartuigen, en d) communicatieteams.

Om te kunnen garanderen dat er voldoende cruciale middelen zijn, heeft de Commissie in 2017 een nieuwe oproep tot het indienen van voorstellen voor buffercapaciteit gepubliceerd. Deze oproep heeft betrekking op responscapaciteit op het gebied van de bestrijding van bosbranden met vliegtuigen, onderdak, onbemande grondvoertuigen voor CBRN-rampen, medische noodhulpdiensten, op afstand bestuurde luchtvaartuigen en overstromingsbestrijding 10 .

De Commissie stelt voor dat de deelnemende staten de resterende tekorten waarvoor geen capaciteit beschikbaar is, op nationaal niveau op verschillende manieren aanpakken, bijvoorbeeld door:

• consortia te vormen en gemeenschappelijke modules te ontwikkelen;

• contractuele regelingen te onderzoeken die toegang geven tot deze middelen;

• verder onderzoek naar dit onderwerp te stimuleren;

• de tekorten op te vullen via bestaande nationale en Europese programma’s voor capaciteitsopbouw 11 , bv. in het kader van de structuurfondsen van de EU.

Ten slotte is de beoordeling van de geboekte vooruitgang en resterende tekorten in de EERC een dynamisch en continu proces. De capaciteitsdoelstellingen van de EERC moeten minimaal om het jaar 12 herzien worden en de eerste herziening zal al in 2017 van start gaan. Deze herziening kan leiden tot de vaststelling van nieuwe capaciteitsdoelstellingen op basis van nationale risicobeoordelingen, ervaring met recente rampen, algemene tendensen en andere geschikte informatiebronnen.


Bijlage – Overzicht van de middelen en de tekorten in de EERC

De eerste twee kolommen van de tabel geven een overzicht van “modules”, “technische bijstand en ondersteuning” en “andere responscapaciteiten” en geven de capaciteitsdoelstellingen van de beginconfiguratie van de EERC weer zoals gedefinieerd in bijlage III bij het uitvoeringsbesluit van de Commissie. De tabel somt ook alle onderdelen op van het Europees medisch korps, die officieel nog geen deel uitmaken van de EERC en waarvoor nog geen capaciteitsdoelstellingen zijn vastgelegd. De derde en de vierde kolom bevatten respectievelijk de middelen die momenteel in de EERC zijn geregistreerd en de middelen die niet in de EERC zijn geregistreerd, maar die deelnemende staten direct ter beschikking kunnen stellen in de vereiste hoeveelheden, op de vereiste locatie, binnen de vereiste tijdspanne en voor de vereiste duur. De laatste kolom toont het verschil tussen de doelstellingen en de totale capaciteit op het niveau van de deelnemende staten, en biedt een overzicht van de relevantie van de vastgestelde tekorten. Op grond daarvan is een kleurcode toegekend: groen (doelstelling bereikt), oranje (zie specifieke opmerkingen) en rood (mogelijk significant capaciteitstekort).

= Doelstelling bereikt
= Zie specifieke opmerkingen.
= Mogelijk significant capaciteitstekort

12345
Soort middelInitieel streefcijfer EERC 13In de EERC geregistreerde (of in het registratieproces verkerende) middelenMiddelen die buiten de EERC ter beschikking kunnen worden gesteld 14Evaluatie van mogelijk significante tekorten in de responscapaciteit
Modules
1Pompen met hoog debiet6BE x1; DE x3; DK x1; FR x2; IT x1; PL x2; SE x1; SK x1; RO x2AT x2; Baltische staten x1; BE x1; BG x1; CZ x1; DE x5; FR x2; HU x1; IT x1; SI x1Geen tekort (+24)
2Middelzware stedelijke zoek- en reddingsoperaties (MUSAR) –
1 in koude klimaatomstandigheden
6FI x1; GR x2; IT x1; RO x1AT x2; BE x1; BG x1; EE x1; ES x2; FR x5; HR x1; HU x2; IS x1; LI x1; SI x1.Geen tekort (+17) 
3Zware stedelijke zoek- en reddingsoperaties (HUSAR)2CZ x 1; DE x1; DK x1; FR x2; NL x1; PL x1AT x1; ES x1; FR x2; HU x1; IT x1; NL x1Geen tekort (+8)
4Waterzuivering2DE x1; DK x1; FR x2AT x1; BE x1; DE x2Geen tekort (+6)
5Bosbrandbestrijding met vliegtuigen2FR x1FR x1; IT x1Geen numeriek tekort (+1), maar er waren grote tekorten tijdens het bosbrandseizoen van 2016 — Zie opmerkingen in punt 3.1.
6Voorste medische post

2CZ x1; RO x1AT x1; BE x1; ES x1; FR x8Geen tekort (+11)
7Tijdelijke noodopvang2ES x11 tekort, kritiek in een aantal scenario’s — zie punt 3.2.
8CBRN-detectie en sampling2DK x1; FR x2; IT x1BE x1; CZ x1; ES x1; FR x8; LU x1; PL x2Geen tekort (+16)
9Bosbrandbestrijding op de grond2FR x3; GR x1BG x1; DK x1; ES x1; FR x3Geen tekort (+8)
10Bosbrandbestrijding op de grond met voertuigen2FR x3AT x3; DK x1; ES x1; FR x13; PL x3Geen tekort (+22)
11Stedelijke zoek- en reddingsoperaties bij CBRN-gevaren (CBRNUSAR)1AT x2; BG x1; DK x1; ES x1; FR x2 15Geen tekort (+6)
12Voorste medische post met operatieruimte1IT x1; RO x1EE x1; IT x 3Geen tekort (+5)
13Bestrijding van overstromingen2DK x1; FR x2; SE x1AT x2; ES x1; FR x2Geen tekort (+7)
14Redding van overstromingsslachtoffers met behulp van boten2CZ x1; FR x2AT x3; ES x1; FR x2; LU x1; SI x1Geen tekort (+8)
15Luchtevacuatie van gewonde rampenslachtoffers (MEVAC)1DE x1; ES x1; FR x1; GR x1Geen numeriek tekort (+4), maar Uitvoeringsbesluit 2014/762/EU, bijlage II, punt 10 moet worden herzien — zie punt 4.2.
16Veldhospitaal2DK x1 161 tekort. Ontwikkelingen in het kader van het Europees medisch korps die moeten worden overwogen – zie punt 4.2 en rij 43.
17Bosbrandbestrijding met helikopters (FFFH)2Numeriek tekort van 2, maar van weinig strategisch belang: FFFH wordt op bilaterale verzoeken meestal ingezet voor grensoverschrijdende operaties op korte afstand. FFFH wordt doorgaans niet gebruikt voor het verlenen van internationale bijstand bij afgelegen rampen.
Teams voor technische bijstand en ondersteuning
18Team voor technische bijstand en ondersteuning (TAST)2DK x1; DE x1; FI x1; NL x1; SE x1AT x1; DE x1; EE x1; IS x1; IT x1; LT/LV x1; LU x1; NO x1Geen tekort (+11)
Andere responscapaciteiten (opgenomen in bijlage III van het uitvoeringsbesluit van de Commissie)
19Teams voor zoek- en reddingsoperaties in de bergen2AT x1; ES x1; ME x1; SI x1Geen tekort (+2)
20Teams voor zoek- en reddingsoperaties op het water2AT x1; DK x1; ME x1; SI x1Geen tekort (+2)
21Teams voor zoek- en reddingsoperaties in grotten2

SI x1AT x1; ME x1; SI x1Geen tekort (+2)
22Teams met speciale zoek- en reddingsuitrusting, bv. zoekrobots2DK x1 171 tekort, zie voetnoot 12. Mogelijk significant voor complexe zoek- en reddingsoperaties, waaronder in CBRN-omstandigheden – zie punt 4.1 en rij 11.
23Teams met onbemande luchtvaartuigen/op afstand bestuurde luchtvaartuigen2DK x1 181 tekort, nadere beoordeling vereist — zie punt 4.3.
24Teams voor respons op ongevallen op zee2NL x1BE x1; FR x2Geen tekort (+2)
25Structurele ingenieursteams, voor het uitvoeren van schade- en veiligheidsevaluaties, het vaststellen of gebouwen moeten worden afgebroken of hersteld, evaluatie van infrastructuur, stutten voor een korte periode2IT x1AT x1; ES x1; SI x1Geen tekort (+2)
26Evacuatiesteun: met inbegrip van teams voor informatiebeheer en logistiek2DE x1; DK x1, GR x1Geen tekort (+1)

27Brandbestrijding: advies-/evaluatieteams2AT x1; DK x1; GR x1Geen tekort (+1)
28Teams voor CBRN-decontaminatie2DK x 1AT x1; FR x1Geen tekort (+1)
29Mobiele laboratoria voor noodsituaties op milieugebied2NL x1BE x1; DE x1; FR x2Geen tekort (+3)
30Communicatieteams of platforms om in afgelegen gebieden snel de communicatie te herstellen22 tekort. Significantie van het tekort te beoordelen – zie punt 4.4.
31Luchtambulance voor medische evacuatie en helikopter voor medische evacuatie afzonderlijk voor zowel binnen Europa als wereldwijd2LU x1; NL x1; SE x1Helikopters binnen Europa: AT x1; ME x1

Helikopters en vliegtuigen voor zowel binnen als buiten Europa: LU x1
Geen numeriek tekort (+4), maar een mogelijk significant tekort bij veel slachtoffers in specifieke situaties. De algemene vereisten moeten worden herzien in het licht van die van MEVAC-modules – Zie punt 4.2 en rij 15.
32Extra opvangcapaciteit: eenheden voor 250 personen (50 tenten); incl. zelfvoorzieningseenheid voor het behandelende personeel100SE x1AT x5; BE x1
Mogelijk significant tekort aangezien er onvoldoende beschikbare capaciteit aanwezig is op het niveau van de deelnemende staten – zie punt 3.2 en rij 7.
33Extra capaciteit opvangkits: eenheden voor 2500 personen (500 tarpen); met gereedschap mogelijk lokaal aan te kopen6AT x1
34Waterpompen met een pompcapaciteit van minimaal 800 l/min100DK x20; ME x5; NL 19Numeriek tekort van 75, maar het hoge aantal modules voor pompen met een hoog debiet en de aanwezigheid van twee teams met pompen met een extreem hoog debiet in de EERC worden verondersteld het gebrek aan middelen in deze categorie te compenseren.
35Stroomaggregaten 5-150 kW100AT x20; DK x10; ME x5; SE x15; NL 20Numeriek tekort, maar het lijkt erop dat deelnemende staten meer middelen ter beschikking hebben dan aangegeven in het kader van dit verslag.
36Stroomaggregaten > 150 kW10AT x5; DK x1
37Capaciteiten inzake mariene verontreinigingwanneer noodzakelijkSE x1 21DK x1
Andere responscapaciteiten die noodzakelijk zijn om geïdentificeerde risico's aan te pakken
38Pompen met extreem hoge capaciteit (≥ 50.000 l/m)n.v.t.BE x1; NL x1
39ICT-helpdeskn.v.t.SE x 1DK x1
40Permanente ingenieurscapaciteitn.v.t.DE x 1
41Medisch team voor noodgevallen (EMT) type 1n.v.t.
42Medisch team voor noodgevallen (EMT) type 2n.v.t.ES x1; FR x1; BE x1
43Medisch team voor noodgevallen (EMT) type 3n.v.t.Doel nog niet vastgesteld – zie punt 4.2.
44Quarantaineziekenhuis voor besmettelijke ziektenn.v.t.DE x1
45Mobiele bioveiligheidslaboratorian.v.t.BE x1; DE x1


(1)

Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming, artikel 11.

(2)

Zie speciaal verslag nr. 33/2016 over het Uniemechanisme voor civiele bescherming, gepubliceerd op 18 januari 2017.

(3)

Zie de bijlage voor nadere gegevens.

(4)

Uitvoeringsbesluit 2014/762/EU van de Commissie, artikel 16.

(5)

Uitvoeringsbesluit 2014/762/EU van de Commissie, artikel 14.

(6)

Rekening houdend met vertragingen bij de afronding van de registratie van de middelen beschouwt dit verslag middelen als geregistreerd wanneer hiervoor binnen de gestelde termijn een registratieaanvraag bij de Commissie werd ingediend, maar de registratie nog niet is afgerond. Er wordt vanuit gegaan dat alle middelen uiteindelijk zullen worden geregistreerd, al zullen er voor sommigen subsidies nodig zijn om te voldoen aan de kwaliteitscriteria van bijlage II bij Uitvoeringsbesluit 2014/762/EU van de Commissie. Formeel geregistreerde middelen vormen momenteel slechts 20 % van de 77 middelen die zijn vermeld in de bijlage. De overige 80 % zijn middelen waarvoor de registratieprocedure is ingeleid. Middelen die politiek zijn toegezegd door de deelnemende staten, maar waarvoor vóór 1 oktober 2016 geen aanvraag was ingediend, worden niet meegerekend in deze inventarisatie, aangezien er geen informatie beschikbaar is over de technische aspecten, de voorwaarden, het tijdstip en de toereikendheid daarvan.

(7)

België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, IJsland, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Montenegro, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Slovenië, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.

(8)

MEVAC: luchtevacuatie van gewonde rampenslachtoffers.

(9)

De Commissie heeft in januari 2016 een workshop georganiseerd voor deskundigen over het gebruik van RPAS bij civiele beschermingsoperaties. In deze workshop werd geconcludeerd dat RPAS-technologie nuttig kan zijn ter ondersteuning van een aantal missies voor rampenbeheersing. In juni 2016 concludeerde de deskundigengroep voor civiele beschermingsmodules (opgericht door het Comité voor civiele bescherming) dat er drie soorten missies zijn die een prioriteit vormen voor het Uniemechanisme: RPAS ter ondersteuning van beoordelingsmissies, RPAS ter ondersteuning van zoek- en reddingsoperaties en RPAS ter ondersteuning van bosbrandbestrijding. De groep stelde ook een lijst van kwaliteitseisen op voor RPAS-eenheden die worden geregistreerd in de EERC.

(10)

De beschikbare responscapaciteit voor het overstromingsrisico in Europa is over het algemeen goed. Bij overstromingsrisico's moet echter ook rekening worden gehouden met de geografische ligging en de risicocategorie. Ondanks de algemene beschikbaarheid kan de responscapaciteit in bepaalde gebieden niet beschikbaar zijn. Er is verder ook geen informatie over de beschikbaarheid van meer geavanceerde en innovatieve bestrijdingsmiddelen voor overstromingen, zoals op buizen en op componenten gebaseerde systemen, die de responscapaciteit van de EERC zouden kunnen vergroten. Qua risicocategorie is de responstermijn voor plotselinge overstromingen doorgaans korter dan voor overstromingen van rivieren. Dit maakt voorspellingen en vroegtijdige waarschuwingen voor bewoners en eerstehulpverleners moeilijker.

(11)

Financiering via het Uniemechanisme voor het opvullen van capaciteitstekorten blijft beperkt tot een startkapitaal van maximaal 20 % van de subsidiabele kosten en is enkel mogelijk in een zeer beperkt aantal gevallen, zie Besluit 1313/2013/EU, artikel 21, lid 1, onder j) en Uitvoeringsbesluit 2014/762/EU van de Commissie, artikel 22.

(12)

Uitvoeringsbesluit 2014/762/EU van de Commissie, artikel 14, lid 2.

(13)

Zoals gedefinieerd in bijlage III bij Uitvoeringsbesluit 2014/762/EU van de Commissie.

(14)

Het VK kan een reeks middelen ter beschikking stellen waarvoor geen schatting kan worden gemaakt. Daarom komen de middelen niet in aanmerking voor deze analyse. Het gaat hierbij om deskundigheid op het gebied van brandbestrijding, zware stedelijke zoek- en reddingscapaciteit, zoek- en reddingsuitrusting via de brandweer en reddingsdiensten van het VK en hun operationele partners, MEVAC-capaciteit via de strijdkrachten van het VK, een reeks maritieme responscapaciteiten via de Dienst maritieme veiligheid en kustwacht van het VK en zijn operationele partners, een breed scala aan technische engineering die allebei beschikbaar zijn via overheidsinstanties (zoals de Health and Safety Executive, en het milieuagentschap) en de privésector. Het VK heeft ook een grote opvangcapaciteit via het ministerie van Internationale Ontwikkeling.

(15)

De twee Franse HUSAR-modules kunnen ook worden ingezet als CBRNUSAR. De HUSAR-modules zijn echter niet geregistreerd als CBRNUSAR-modules en in dit stadium kan niet worden gegarandeerd dat ze stroken met de respectieve kwaliteitscriteria.

(16)

De Deense capaciteit bestaat uit een modulair/uitbreidbaar mobiel ziekenhuis, dat ook dienst doet als voorste medische post, voorste medische post met operatieruimte en veldhospitaal. Voor deze analyse werd het alleen als een veldhospitaal beschouwd.

(17)

Teams uitgerust met zoekcamera’s, warmtecamera’s, akoestische zoekapparatuur en reddingshonden.

(18)

Het Deense team is uitgerust met een onbemand luchtvaartuig dat bewegende beelden kan maken bij daglicht en weinig wind.

(19)

Nederland kan per geval waterpompen met een pompcapaciteit van minimaal 800 l/min ter beschikking stellen Toch is het niet mogelijk een schatting te maken van de nationale capaciteit, die daarom niet in aanmerking komt voor deze analyse.

(20)

Nederland kan per geval stroomaggregaten van 5-150 kW beschikbaar stellen Toch is het niet mogelijk een schatting te maken van de nationale capaciteit, die daarom niet in aanmerking komt voor deze analyse.

(21)

Kustlijnrespons.