Artikelen bij COM(2017)617 - Tussentijdse evaluatie van het Copernicus-programma (2014-2020)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2017)617 - Tussentijdse evaluatie van het Copernicus-programma (2014-2020).
document COM(2017)617 NLEN
datum 23 oktober 2017
EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 23.10.2017

COM(2017) 617 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Tussentijdse evaluatie van het Copernicus-programma (2014-2020)

{SWD(2017) 347 final}


Inleiding

Dit verslag bevat de belangrijkste bevindingen van de tussentijdse evaluatie van Copernicus, het Europees programma voor monitoring van de aarde, drie jaar nadat het programma van start ging. Het verslag is gebaseerd op een extern onderzoek 1 dat in opdracht van de Commissie is uitgevoerd om te voldoen aan de bij artikel 32 van de Copernicus-verordening opgelegde verplichting 2 . De evaluatie biedt waardevolle inzichten voor de tweede helft van de uitvoering van het programma en voor het bepalen van de aanpak van toekomstige Copernicus-initiatieven.

De Commissie heeft dit initiatief niet alleen opgezet om de voordelen en resultaten van het Copernicus-programma te beoordelen, maar ook om na te gaan in hoeverre de oorspronkelijke doelstellingen nog steeds geschikt zijn en hoe het programma beter kan inspelen op nieuwe uitdagingen en ambities, gezien de ingrijpende veranderingen in de algemene politieke, maatschappelijke, wetenschappelijke en economische omgeving. De Ruimtestrategie 3 voor Europa, die vorig jaar is goedgekeurd en waarvan Copernicus een van de pijlers is, heeft reeds de belangrijkste prioriteiten voor de toekomst van de ruimtevaartactiviteiten van de EU uiteengezet en zal toekomstige ontwikkelingen stimuleren.

De opkomst van een nieuwe ruimtevaarteconomie is ongetwijfeld een drijvende kracht achter verandering geweest, maar het is vooral de komst van een hyper-verbonden informatiemaatschappij en de digitale economie die vragen om een herschikking van prioriteiten en perspectieven: gegevens veranderen ons leven op een groot aantal gebieden. De combinatie van big data uit de ruimte met digitale technologieën en cloudcomputing schept nieuwe interessante zakelijke mogelijkheden voor bedrijven die deze gegevens gebruiken om innovatieve producten, diensten en toepassingen te ontwikkelen. We kijken naar een systeem van bruikbare geomeetnetgegevens en -informatie waarmee talloze toepassingen worden gevoed en onderhouden. De geospatiale inlichtingen van Copernicus 4 vormen in feite al een drijvende kracht achter de 4.0-samenleving. De doelstellingen van het programma moeten daarom deze maatschappelijke veranderingen weerspiegelen en moeten, met behoud van de bestaande resultaten, ruimte bieden voor ontwikkeling op gebieden als veiligheid en tegelijkertijd de economische groei bevorderen.

Daarom wordt in dit evaluatierapport gekozen voor een nieuwe aanpak, waarbij de waardeketen van Copernicus-gegevens wordt gevolgd: van het verzamelen en verwerken van gegevens tot de distributie van gegevens en informatie, tot de dynamiek van gebruikers- en marktacceptatie. Deze nieuwe aanpak weerspiegelt de veranderende realiteit van Copernicus, dat in slechts enkele jaren tijd een van de grootste aanbieders van aardobservatiegegevens ter wereld is geworden, en de motor van de Europese digitale economie. Copernicus is een eenvoudig maar uniek aardobservatiehulpmiddel dat zich ontwikkelt tot een dynamisch geospatiale-inlichtingensysteem.

Copernicus heeft vanwege het succes van zijn infrastructuur voor gegevensverstrekking, de nauwkeurigheid van zijn gegevens die gratis, volledig en open worden verspreid, en het enorme potentieel voor commerciële toepassingen zijn waarde reeds bewezen en heeft internationale erkenning voor de EU verdiend. Het ondersteunt beleid en toepassingen op het gebied van klimaatverandering en milieu, maritieme veiligheid en beveiliging, landbouw, rampenbeheersing, stadsplanning en infrastructuur. Het helpt civiele autoriteiten om levens te redden in noodsituaties, zoals aardbevingen, bosbranden of overstromingen. Het programma bevordert de internationale samenwerking en draagt bij tot mondiale initiatieven zoals het wereldwijde systeem van systemen voor aardobservatie (Global Earth Observation System of Systems (GEOSS)) en het Comité voor aardobservatiesatellieten (Committee on Earth Observation Satellites (CEOS)).

Dit verslag gaat vergezeld van een werkdocument van de diensten van de Commissie met nadere bijzonderheden over en verwijzingen naar het onderzoek waarop het is gebaseerd. Het onderzoek zelf omvatte een reeks raadplegingen van belanghebbenden, waarvan de resultaten tot uiting komen in de definitieve analyse van de verschillende onderdelen van het programma.

De evaluatie heeft, zoals verwacht, alleen betrekking op de eerste drie jaar waarin Copernicus operationeel is geweest. Zelfs in deze korte periode zijn alle doelstellingen van de verordening in verschillende maten verwezenlijkt. De infrastructuur en de diensten worden op bevredigende wijze ingericht zoals gepland. Sommige uitvoeringsaspecten die verband houden met de creatie van markttoepassingen of gebruikersacceptatie kunnen nog niet goed worden beoordeeld, omdat daarvoor ruwe gegevens nodig zijn die pas maanden na de lancering van de Sentinel-satellieten konden worden aangeleverd. Een uitstekende uitvoering van de toegewezen begroting en een bevredigende vooruitgang in de gebruikersacceptatie maken het beeld van een gezond en dynamisch programma compleet. De complexiteit van de interactie tussen de clusters van het programma (ruimte-infrastructuur, dienstenaanbod en toegang van de gebruikers) heeft echter duidelijk gemaakt dat het noodzakelijk is de procedures en bestuursmodellen te vereenvoudigen om de beste resultaten te boeken wat de uitvoering van het industriebeleid betreft.

Chronologisch overzicht

Copernicus is het programma van de Unie voor aardobservatie en monitoring, dat in 2014 is opgezet als opvolger van het vorige ruimtevaartprogramma GMES 5 . In algemene zin draagt het programma bij tot de milieubescherming, de civiele bescherming en de civiele veiligheid. Het programma is gericht op het maximaliseren van de sociaaleconomische voordelen, het waarborgen van een onafhankelijke Europese toegang tot milieukundige kennis en het bevorderen van de ontwikkeling van een concurrerende Europese ruimtevaart- en dienstenindustrie. Copernicus heeft drie kernelementen: een ruimte-infrastructuur (met inbegrip van satellieten en grondapparatuur voor gegevensontvangst en -verwerking), diensten voor het genereren en verspreiden van thematische gegevens en informatieproducten en de gecoördineerde toegang tot in-situgegevens. De meeste operationele, projectbeheers-, coördinatie- en uitvoeringstaken voor de ruimtecomponent zijn gedelegeerd aan het Europees Ruimteagentschap (ESA) en gedeeltelijk aan de Europese Organisatie voor de exploitatie van meteorologische satellieten (EUMETSAT), terwijl de diensten afhankelijk zijn van de steun van DG GCO 6 en van verschillende dienstverleners met wie delegatieovereenkomsten zijn gesloten. Hiertoe behoren het Europees Milieuagentschap (EEA), het Europees Centrum voor weersvoorspellingen op middellange termijn (ECMWF), Mercator Océan, het Europees Grens- en kustwachtagentschap (FRONTEX), het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) en het Satellietcentrum van de EU. Copernicus heeft van GMES een grote synergie geërfd met het INSPIRE 7 -programma waarmee het samenwerkt voor de operationele context van de kerndiensten en datadistributieplatforms. Om een effectieve en efficiënte integratie met alle andere geospatiale gegevensbronnen te garanderen is conformiteit van Copernicus met INSPIRE-onlinediensten en interoperabiliteit verplicht .


Belangrijkste bevindingen van de evaluatie

Overeenkomstig de regels voor de evaluatie zijn de resultaten van de uitvoering van het programma beoordeeld aan de hand van de vijf criteria effectiviteit, efficiëntie, relevantie, coherentie (en bijbehorende complementariteit en samenwerking) en meerwaarde ervan voor de EU. De beoordeling is gebaseerd op de kernprestatie-indicatoren die in de verordening en de diverse delegatieovereenkomsten zijn vastgesteld.


Gegevensverwerving

Copernicus verwerft zijn gegevens uit verschillende bronnen: satellieten, in-situsensoren en andere missies. De door de Sentinels (Copernicus-satellieten) vanuit de ruimte verzamelde en naar het grondsegment overgedragen gegevens worden aangevuld met niet in de ruimte verzamelde gegevens, met inbegrip van waarnemingsgegevens van grond-, zee- of luchtsensoren, alsmede referentie- en nevengegevens waarvoor aan Copernicus een vergunning is verleend of die voor gebruik in Copernicus zijn verstrekt uit verschillende bronnen (voornamelijk gegevensbronnen van de lidstaten of Europese en internationale instanties, zoals EUMETNET 8 ), de zogenaamde 'in-situ'. De evaluatie heeft bevestigd dat de ruimtecomponent, die aan het ESA en EUMETSAT is gedelegeerd, het meest geavanceerde onderdeel van het programma is wat betreft de inbedrijfsstelling van de satellieten en het volume en de kwaliteit van de gegevens die voor verdere verspreiding worden verzonden en verwerkt. Alle door de satellieten verkregen gegevens worden gecontroleerd, gekalibreerd op basis van in-situgegevens en gevalideerd voordat ze worden gepubliceerd, zodat een homogeen kwaliteitsniveau wordt gewaarborgd. Veel gebruikers beschouwen dit aspect als de belangrijkste troef van het Copernicus-programma.

Aan het einde van het eerste kwartaal van 2017 telt de Sentinels-constellatie vijf satellieten in een baan om de aarde die uitstekend presteren. Voor twee van hen zijn slechts beperkte vertragingen geregistreerd wegens de beschikbaarheid van de draagraketten: beide satellieten (Sentinel-3A en Sentinel-2B) zouden worden gelanceerd met een Russische Rockot, die op het moment dat de draagraketten werden aangeschaft als de goedkoopste optie werd aangewezen. De verslechtering van de politieke context en het effect op de toeleveringsketen hadden gevolgen voor het lanceerschema. Om de vertraging bij het lanceren van ten minste een van de twee satellieten (Sentinel-2B) te beperken, werd besloten een andere draagraket (Vega) te gebruiken, waardoor deze op 7 maart 2017 kon worden gelanceerd. De vertragingen kunnen echter als verwaarloosbaar worden beschouwd voor een ruimtevaartprogramma van deze omvang en het tijdschema voor de invoering is in het algemeen nageleefd.

De hoeveelheid, nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en kwaliteit van de gegevens zijn een van de meest succesvolle elementen van Copernicus. Tegen het einde van het eerste kwartaal van 2017 hebben de Sentinel-satellieten het verwachte dagelijkse volume aan dataproductie bereikt en overtroffen 9 . De oorspronkelijke centrale grondinfrastructuur, die bestemd is voor de ontvangst en verwerking van gegevens met het oog op verdere verspreiding via de distributiecentra voor gegevens, werd geïntegreerd met extra lokale stations voor het ontvangen van gegevens van de satellieten, gegevensverwerking, spiegelsites en archieven die door de lidstaten worden gepromoot (zogenoemd 'samenwerkingssegment'). Om versnippering en duplicatie van structuren en investeringen te voorkomen, heeft de Commissie in 2015 een ad hoc-taskforce opgericht om de initiatieven op het gebied van gegevensdistributie te coördineren en synergieën te versterken.


Om de Sentinel-gegevens aan te vullen met extra gegevens die relevant zijn voor eindgebruikers en noodzakelijk zijn om de producten van de diensten te genereren, maakt Copernicus ook gebruik van de zogenaamde bijdragende missies, d.w.z. nationale of internationale ruimtevaartmissies die essentieel zijn voor het programma. Zo wordt de toegang tot sommige gegevens van zeer hoge resolutie bijvoorbeeld gegarandeerd door de bijdragende missies, aangezien Sentinel-satellieten niet in staat zijn deze gegevens alleen te verstrekken. Historisch gezien hebben de gegevens van bijdragende missies ervoor gezorgd dat de Copernicus-diensten van start konden gaan voor de lancering van de eerste Sentinel-satelliet in april 2014. Op dit moment zijn 10 vergunningen ondertekend met leveranciers van bijdragende missiegegevens 10 . Alle bijdragende missiegegevensverzamelingen zijn opgenomen in het Data Warehouse (DWH). Uit de recentste statistieken van 2017 blijkt dat de vraag naar gegevens van bijdragende missies snel toeneemt naarmate de diensten in toenemende mate operationeel worden.


Het Copernicus-programma is 'gebruikersgestuurd', dat wil zeggen dat het wordt gestuurd door de specifieke gegevens-, informatie- en productenbehoeften van gebruikersgemeenschappen. Dit komt tot uiting in de beheersstructuur van het programma, die ook een 'gebruikersforum' bevat waarin alle gebruikersgemeenschappen vertegenwoordigd zijn en dat de uitvoering van het programma kan ondersteunen en sturen. Anderhalf jaar sinds de laatste bijwerking evalueert de Commissie nu de werking van het DWH-systeem voor gegevensverzamelingsprocedures, gebruikerstevredenheid en hulpmiddelen voor DWH-monitoring. Ook zijn vóór 2017 verschillende mijlpalen bereikt met betrekking tot de coördinatie van de activiteiten: de eisen inzake Copernicus-in-situgegevens zijn herzien en bijgewerkt voor de zes Copernicus-diensten; een lijst is opgesteld van kritieke leemten in de in-situgegevens, met voorstellen over manieren om die leemten te verhelpen; overeenkomsten inzake gegevenstoegang zijn ondertekend met geselecteerde Europese netwerken; het Copernicus Reference Data Access (CORDA)-knooppunt werd operationeel; er is met de diensten overeenstemming bereikt over een plan voor de betrokkenheid van geselecteerde netwerken op mondiaal niveau; er is een interdepartementaal register van belanghebbenden, partnerschappen en regelingen voor toegang tot gegevens opgezet. De overeenkomst met internationale partnernetwerken zoals EUMETNET heeft een enkele interface tot stand gebracht die toegang verschaft aan tientallen partners en die wordt erkend als een beste praktijk op het gebied van efficiëntie.

De bevindingen met betrekking tot de begrotingsaspecten zijn ook positief: volgens de feedback van industriële partners vertonen de ruimtevaartactiviteiten van Copernicus geen kostenoverschrijdingen en een zeer efficiënt inkoopproces. De uitgaven voor de ruimtecomponent (het grootste deel van het aan het programma toegewezen budget) zijn in overeenstemming met de geraamde begroting voor de periode 2014–2016. Gezien de complexiteit van het programma en de daarmee samenhangende kosten, die moeilijk door één enkele lidstaat kunnen worden gedragen, is de toegevoegde waarde van het programma voor de EU zeer groot: met zijn capaciteiten en zijn systeem voor gegevensproductie en -coördinatie, is Copernicus meer dan de som van de bijdragen van de verschillende lidstaten aan het programma; het is een werkelijk Europese capaciteit dat ten dienste staat van de burgers, het bedrijfsleven en de samenleving in het algemeen.

·De gegevensverzamelingsactiviteit is efficiënt: satellieten van hoge kwaliteit zijn op tijd en binnen budget in bedrijf gesteld en leveren beelden van hoge kwaliteit. De prestaties zijn een duidelijk bewijs van een concurrerende Europese ruimtevaartindustrie die in staat is te leveren.


Gegevens- en informatieverwerking

De zes Copernicus-diensten die de kern vormen van wat we kunnen omschrijven als het Copernicus geospatiale-inlichtingensysteem bieden tijdige en betrouwbare informatie aan een groeiende gemeenschap van gebruikers in Europa en de hele wereld. Voor deze kennisgeneratieactiviteit worden de verkregen gegevens verwerkt en omgezet in geschikte producten die voor de eindgebruikers beschikbaar zijn en via de diensten worden gedistribueerd. De Copernicus-diensten gebruiken ruimte- als in-situwaarnemingen en gegevens om tijdige en betrouwbare geo-informatieproducten volgens gedefinieerde en overeengekomen processen te genereren, waarbij soms aanzienlijke inspanningen moeten worden geleverd op het gebied van assimilatie en modellering van gegevens. Elk van de zes diensten beantwoordt aan specifieke milieu- of veiligheidsgerelateerde thema's die als essentieel voor de Europese samenleving zijn aangemerkt. De diensten worden gedelegeerd aan bevoegde dienstverleners (of de met de uitvoering belaste entiteiten) die de diensten namens de Commissie beheren.

Bij de aanvang van het Copernicus-programma waren twee van de zes kerndiensten, namelijk landmonitoring (CLMS) 11 en crisisbeheersing (EMS) 12 operationeel dankzij de bijdragende missiegegevens die in het kader van het GMES-GIO 13 -programma werden verstrekt. Monitoring van de atmosfeer (CAMS) 14 en monitoring van het mariene milieu (CMEMS) 15 bevonden zich in de pre-operationele fase, terwijl Klimaatverandering (C3S) 16 en Veiligheidsdiensten nog in ontwerp of ontwikkeling waren. Drie jaar later zijn alle diensten operationeel, met uitzondering van specifieke productgroepen van de Veiligheidsdienst en de Klimaatverandering, die zich nog in een pre-operationele fase bevinden. Alle delegatieovereenkomsten met de entiteiten die met de uitvoering zijn belast, zijn echter volgens het geplande tijdschema ondertekend.  

Sommige producten die de diensten leveren, zijn van bijzonder belang voor de openbare sector en de lokale overheden: de landmonitoringdienst heeft onder andere stedenbouwkundigen, stadsbestuurders en vervoersautoriteiten als gebruikersklanten. Steeds meer particuliere actoren op het gebied van stedelijke monitoring en ontwikkeling — energie- en nutsbedrijven, vastgoedbedrijven, ketenwinkels en bouwmaterialenleveranciers — kopen aardobservatieproducten. De typologie van de gebruikers verschilt uiteraard per dienst: de hulpdiensten, bijvoorbeeld, worden alleen gebruikt door entiteiten en organisaties op regionaal, nationaal, Europees en internationaal niveau die actief zijn op het gebied van crisisbeheersing.

De lijst van politieke prioriteiten van de EU en de Commissie die door de Copernicus-diensten en -producten worden gesteund, is lang en omvat onder meer klimaatverandering, migratie, milieubeleid, landbouw en voedselveiligheid, maritieme bewaking, veiligheid, vervoer en energie, slimme stedelijke ontwikkeling, rampenbeheer en -reductie.

De prestaties van de diensten worden door de gebruikers over het algemeen als goed beschouwd op basis van hun goede beschikbaarheid, tijdigheid en de verscheidenheid van het productenportfolio. Zelfs de — nog in een pre-operationele fase verkerende — dienst voor klimaatverandering, is al goed op schema: tussen 2015 en 2016 is het aantal gebruikers verdubbeld, duidelijk aangetrokken door de zeer innovatieve eerste resultaten. Een voorbeeld van de uitstekende prestaties op het gebied van dienstverlening is het eerste verslag over de toestand van de oceanen, dat gebaseerd is op Copernicus-producten voor de monitoring van het mariene milieu, een waardevol instrument voor milieudirectoraten, agentschappen, conventies en activiteiten van internationale organisaties.

Met name de veiligheidsdienst is steeds relevanter geworden door de informatie die hij kan verstrekken in antwoord op de Europese veiligheidsuitdagingen, met name op het gebied van grensbewaking en maritieme bewaking. Zijn gegevens en producten zijn volledig geïntegreerd en ondersteunen de taken van de agentschappen op het gebied van grensbescherming, maritieme veiligheid en het GBVB/GVDB van de EU 17 .

Een evenwichtige afbakening van nieuwe producten binnen het productportfolio van Copernicus is als een uitdaging aangemerkt, maar de Commissie heeft dit probleem aangepakt door in overleg met de belanghebbenden een specifieke procedure vast te stellen voor het definiëren van nieuwe producten en het verzamelen van de gebruikersbehoeften. Dit proces stelt Copernicus in staat dynamisch te reageren op een snel veranderende omgeving.

·Copernicus is niet alleen 's-werelds grootste op zichzelf staande aardobservatieprogramma, maar door de integratie van kennisgeneratie in de architectuur van Copernicus-diensten is het uitgegroeid tot een pool van aardobservatiegerelateerde wetenschappelijke en operationele expertise die een echt Europees succesverhaal is geworden.

·Door in te spelen op de veranderende gebruikersbehoeften met zijn tijdige en betrouwbare geo-informatieproducten heeft Copernicus zich dynamisch kunnen aanpassen aan de snel veranderende uitdagingen en het Europese politieke landschap, bijvoorbeeld door met zijn dienst voor klimaatverandering de grootste milieuproblematiek aan te pakken waarmee Europa en de hele wereld worden geconfronteerd.


Toegang tot en distributie van gegevens

Vanuit de ruimte verzamelde gegevens, in-situgegevens, en door de diensten geleverde informatie en producten moeten op efficiënte wijze ter beschikking van de gebruikers worden gesteld. Een van de zwakke punten die tijdens de raadpleging van de belanghebbenden met betrekking tot de gegevensdistributiecomponent van het programma aan het licht is gekomen, is de versnippering van het productaanbod en het mechanisme voor gegevensverspreiding (via de met de uitvoering belaste entiteiten, de EU-webportalen en ESA) en dit zou voor sommige gebruikers mogelijk tot verwarring hebben geleid en eventueel als dubbel werk worden ervaren. Daarom wordt voorgesteld om de toegang tot gegevens te vergemakkelijken, met bijzondere aandacht voor samenwerkende grondsegmenten en gegevensverdeling op nationaal niveau. De gegevensoverdracht tussen de ophaalpunten van Copernicus en de gebruikers verloopt relatief traag, waardoor het gebruik ervan op grote schaal wordt bemoeilijkt. De leesbaarheid van metadata wordt ook aangeduid als een probleem voor gebruikers, gewoonlijk als supercomputers nodig zijn om de gegevens op te slaan. Gebruikers verwachten ook te kunnen beschikken over onlineverwerkingsfaciliteiten in de buurt van de gegevens zodat het niet nodig is grote hoeveelheden gegevens te downloaden. De Commissie heeft maatregelen genomen om aan deze verzoeken van gebruikers tegemoet te komen. De traditionele distributieroutes voor toegang tot gegevens en informatie van Copernicus worden versterkt en in het kader van de overeenkomsten met ESA en EUMETSAT worden innovatieve Data and Information Access Services (DIAS) gelanceerd om gebruikers dichter bij de gegevens te brengen. De eerste DIAS zullen naar verwachting begin 2018 operationeel worden. Naast de toegang tot de Copernicus-dienstenplatforms, die worden beheerd door de verschillende instanties waaraan taken zijn gedelegeerd, bestaat het belangrijkste kanaal voor toegang tot satellietgegevens momenteel uit de vier ESA-hubs:

1.Copernicus Open Access-Hub (COAHub), voorheen Wetenschappelijke Hub

2.Copernicus Services Data Hub (ServHub), voorheen CopHub, alleen open voor de Copernicus-diensten en Europese instellingen.

3.Collaborative Data Hub (ColHub), opengesteld voor de GMES-ruimtecomponent (GSC) en de aan staten die aan Copernicus deelnemen na ondertekening van een samenwerkingsakkoord met ESA over het grondsegment.

4.International Access Hub (IntHub), opengesteld voor de internationale partners die een overeenkomst hebben ondertekend.

Het grote volume gedownloade data creëert uitdagingen bij het beheer van het netwerkverkeer op de ICT-infrastructuur. Om aan deze uitdaging het hoofd te bieden werd in mei 2016 een speciale verbinding aangelegd met het 'GÉANT' 18 -netwerk, die momenteel zorgt voor ongeveer 66 % van het netwerkverkeer. De huidige infrastructuur is in maart 2017 opgewaardeerd om de bandbreedtecapaciteit te verdubbelen.

Wat de veiligheidsaspecten betreft, is het volledige, open en vrije gegevensbeleid ten uitvoer gelegd overeenkomstig artikel 23 van de verordening, met inbegrip van de daarin vastgestelde beperkingen. Er zijn geen specifieke cyberdreigingen geïdentificeerd, gezien de huidige beeldresolutie en de interne maatregelen van de met de uitvoering belaste entiteiten om deze bedreigingen het hoofd te bieden.


·De nieuwe drempels voor gegevens- en informatieproductie en -verwerking van Copernicus hebben geleid tot een paradigmaverschuiving in het big data-domein van aardobservatie. De uitdagingen die daarmee gepaard gaan, zijn aangepakt door de inzet van state-of-the-art oplossingen om een digitale economie op te bouwen.

·Het oorspronkelijke idee van Copernicus voorzag in een gegevensverstrekking die hoofdzakelijk de behoeften van de Copernicus-diensten diende en deze doelstelling is met groot succes bereikt. Er zijn echter nieuwe gebruikersbehoeften naar voren gekomen, die ook pleiten voor grootschalige toegang tot en exploitatie van directe Sentinel-gegevens op diverse tijdstippen en op verschillende verwerkingsniveaus. Om aan deze gebruikersbehoefte tegemoet te komen plant de Commissie een programma-evolutie om een degelijk systeem voor de verstrekking van grote hoeveelheden gegevens toe te voegen.


Gegevensacceptatie

Maximalisering van de sociaaleconomische voordelen van het programma door de ontwikkeling van slimme toepassingen te ondersteunen, zoals de Copernicus-verordening voorschrijft, is een uitdagende taak geweest, aangezien Copernicus-gegevens gepland maar nog niet beschikbaar waren (als gevolg van de geleidelijke uitrol van de constellatie).

Het vrije, volledige en open databeleid van Copernicus heeft geleid tot onverwachte belangstellingsniveaus: tegen eind maart 2017 lag het aantal geregistreerde gebruikers in de belangrijkste verspreidingshub (de Open Access Hub) en het aantal gedownloade producten ver boven het streefcijfer dat aan het begin van het programma was vastgesteld. De beschikbaarheid van Copernicus-gegevens en -diensten is sterk toegenomen in de downstreamsector van de Europese aardobservatie (meer dan 10 % per jaar in 2014 en 2015 19 , vergeleken met gemiddeld 1,8 % in de Europese economie).

De Europese Commissie heeft deze trend ondersteund door tal van initiatieven voor gebruikersacceptatie te lanceren. Om de promotie op regionaal en lokaal niveau te stimuleren, zijn twee Europese netwerken opgezet, de Copernicus Relays en de Copernicus Academy, die belast zijn met de organisatie van bewustmakingsactiviteiten en als lokale helpdesks fungeren. Er werd een Copernicus-ondersteuningskantoor opgericht om alle gebruikers te ondersteunen. Daarnaast heeft de Commissie, om het innovatieve gebruik van Copernicus-gegevens te stimuleren, haar krachten gebundeld met het ESA bij de organisatie van de Copernicus Masters, een jaarlijkse wedstrijd die gericht is op het stimuleren van innovatie, bewustmaking en zichtbaarheid voor startende bedrijven. Het Copernicus-opstartprogramma omvat ook de Copernicus Accelerator, een eenjarig coachingsprogramma dat in 2016 van start is gegaan en binnenkort zal worden aangevuld met de Copernicus Hackathons en het Copernicus Incubatieprogramma. Er is ook een groot aantal voorlichtings- en opleidingssessies en thematische workshops georganiseerd voor publieke en particuliere gebruikers. De communicatie over het web en de sociale media is aanzienlijk versterkt. Tegelijkertijd heeft de Commissie een Copernicus-vaardighedenprogramma opgezet, met een partnerschap voor vaardigheden voor de geospatiale sector (via het ERASMUS+-programma) en samenwerking met twee kennis- en innovatiegemeenschappen, namelijk de KIG klimaatverandering en de KIG grondstoffen. Deze activiteiten worden aangevuld met communicatie- en gebruikersacceptatie-activiteiten door de entiteiten die met de uitvoering van Copernicus belast zijn.


Hoewel de Commissie aanzienlijke inspanningen heeft geleverd om gebruikersacceptatiemaatregelen in te voeren, is er nog steeds behoefte aan uitbreiding van de activiteiten onder gebruikers die niet gespecialiseerd zijn in aardobservatie. De activiteiten moeten met name op bepaalde gemeenschappen worden gericht, zoals de IT-gemeenschap of een aantal veelbelovende sectoren (slimme steden, verzekeringen en andere). Dit zou de gebruikersbasis van Copernicus verbreden en zo de maatschappelijke impact van Copernicus vergroten. Om het aantal gebruikersacceptatiemaatregelen verder uit te breiden, zou de Commissie ook kunnen evalueren of sommige taken aan een operationeel agentschap kunnen worden gedelegeerd. Ten slotte zou een grotere betrokkenheid van de lidstaten en nauwere coördinatie met maatregelen op EU-niveau de gebruikersacceptatie van Copernicus verder kunnen versnellen. De Commissie is begonnen met het aanpakken van deze kwestie en zal binnenkort een kaderpartnerschapsovereenkomst met de lidstaten sluiten om gezamenlijk de activiteiten voor gebruikersacceptatie te financieren.

·Het Copernicus-programma heeft veel belangstelling gewekt bij gebruikers, met meer dan 80 000 geregistreerde gebruikers op de belangrijkste Sentinel-hub (ver boven het oorspronkelijke doel)

·Sinds 2015 heeft de Commissie ambitieuze activiteiten voor gebruikersacceptatie gelanceerd, waaronder bewustmakingsactiviteiten, opleidingscursussen, steunprogramma's voor startende gebruikers en regionale initiatieven.

·Er moet worden overwogen de activiteiten uit te breiden naar niet-gespecialiseerde gemeenschappen. Ook zou een grotere betrokkenheid van de lidstaten de acceptatie van Copernicus aanzienlijk kunnen versnellen.


Conclusies en vooruitzichten

Slechts drie jaar na de lancering van de eerste Sentinel-satelliet levert Copernicus tastbare resultaten op waaruit duidelijk de toegevoegde waarde van het EU-optreden blijkt. Het programma ligt goed op schema en de oorspronkelijke doelstellingen zijn grotendeels bereikt. Copernicus is tegenwoordig een van de grootste dataleveranciers ter wereld. In combinatie met de vooruitgang op het gebied van ICT en cloudcomputing creëert de enorme hoeveelheid door Copernicus gegenereerde gegevens ongekende zakelijke kansen in vele sectoren van de economie en in alle EU-lidstaten. Het ontsluiten van dit economische potentieel is een van de belangrijkste uitdagingen waar Copernicus vandaag voor staat. Het mogelijk maken van een levendig ecosysteem dat Copernicus-gegevens en -informatie kan omzetten in innovatieve producten en diensten blijft een duidelijke prioriteit in de volgende fase van het programma tot 2020.

Vooruitkijken op basis van de huidige evaluatie, continuïteit en duurzaamheid van diensten en observatiegegevens is essentieel voor het blijvende succes van Copernicus. De stabiliteit van het programma op lange termijn en het vrije, volledige en open gegevensbeleid moeten worden gewaarborgd om ondernemingen en gebruikers voorspelbaarheid en planningszekerheid te bieden. Copernicus is een gebruikersgestuurd programma en moet dat blijven. De toekomstige evolutie ervan moet gelijke tred houden met de veranderende eisen van de gebruikers en de paradigmaverschuivingen in de wereldwijde aardobservatiesector. In overeenstemming met de in 2016 goedgekeurde ruimtevaartstrategie moet de Commissie een langetermijnvisie voor het programma plannen om alle Copernicus-partners zichtbaarheid en voorspelbaarheid te bieden, zodat zij kunnen investeren, profiteren en ondersteunen, met name gezien de verschuivende prioriteiten van het programma.

De Copernicus-diensten vormen een belangrijk deel van de toegevoegde waarde van het programma. Zij moeten zich blijven ontwikkelen, verbeteren en evolueren en nieuwe uitdagingen en nieuwe beleidsprioriteiten aanpakken. De ruimtevaartstrategie voor Europa stelt een aantal prioritaire gebieden vast voor uitbreiding en ontwikkeling met het oog op de aanpak van de uitdagingen van klimaatverandering en duurzame ontwikkeling, de monitoring van CO2- en andere broeikasgasemissies, landgebruik en bosbouw of veranderingen in het Noordpoolgebied. De veiligheidsdimensie van Copernicus moet ook worden versterkt om de capaciteit van de EU te verbeteren en zo in te spelen op de veranderende uitdagingen van grenscontroles en maritieme bewaking en om na te gaan hoe Copernicus kan voorzien in verdere veiligheidsbehoeften, met inbegrip van defensie. Bij de voorbereiding van de post-2020-fase van het programma moeten alle opties samen met de lidstaten grondig worden geanalyseerd en geprioriteerd.

Copernicus is opgezet als een partnerschap tussen de EU, de lidstaten, het ESA en EUMETSAT. Het beginsel van partnerschappen onder coördinatie van de Europese Commissie moet de toekomstige ontwikkeling van het programma blijven sturen, aangezien de gespreide governance van het programma succesvol is gebleken. Voor de periode na 2020 zou de Commissie echter verdere mogelijkheden voor stroomlijning en optimalisering kunnen onderzoeken en beoordelen of het programma moet worden betrokken bij de inschakeling van nieuwe actoren wanneer dit een duidelijke meerwaarde en efficiëntieverhogend effect kan hebben.

Nieuwe bedrijfsmodellen die gebaseerd zijn op publiek-publiek partnerschappen, publiek-particuliere partnerschappen of regelingen voor de aankoop van diensten om de capaciteit van de lidstaten en de Europese industriële competenties te benutten, kunnen een solide en duurzame Europese aardobservatiecapaciteit ondersteunen, die op haar beurt naar verwachting verdere investeringen zal stimuleren.

Internationale samenwerking is essentieel bij Copernicus. Het is een essentieel instrument ter ondersteuning van Europa's verplichtingen en leidende rol bij het aanpakken van mondiale uitdagingen zoals klimaatverandering en wereldwijde mogelijkheden voor verhandelbare producten. Toekomstige ontwikkelingen moeten dit aspect nog verder versterken om de reikwijdte en kwaliteit van de gegevens en diensten van Copernicus op basis van wederzijds voordelige gegevensuitwisselingsregelingen te verbeteren en om met belangrijke internationale partners samen te werken bij het opbouwen van positieve synergieën en het bundelen van capaciteiten om mondiale uitdagingen op gecoördineerde wijze aan te pakken (bv. monitoring van CO2-emissies). De inspanningen moeten daarom worden gericht op de consolidatie van Copernicus als wereldwijde standaard in het geolocatiegegevensdomein.

Copernicus is een geweldige kans voor Europa. Het biedt een enorm potentieel voor innovatie, groei en werkgelegenheid. Met Copernicus heeft de Europese industrie een unieke kans om marktleider te worden in een snelgroeiende wereldmarkt. De komende jaren zijn dan ook van cruciaal belang om de resultaten te consolideren en de toekomstige aanpassing aan de veranderende realiteit van het programma voor te bereiden.


(1)

PwC 'Tussentijdse evaluatie van Copernicus', ET-04-17-742-EN-N.

(2)

VERORDENING (EU) NR. 377/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 3 april 2014 tot instelling van het Copernicus-programma en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 911/2010.

(3)

 MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Ruimtestrategie voor Europa, COM (2016) 0705 final.

(4)

Geospatiale inlichtingen over de menselijke activiteit op aarde komen voort uit de exploitatie en analyse van beelden en geospatiale informatie die fysieke kenmerken en geografisch gerelateerde activiteiten op aarde beschrijven, beoordelen en visueel weergeven. Ze bestaan uit beelden, inlichtingen uit beelden en geospatiale informatie.

(5)

Global Monitoring for Environment and Security (wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid) - Verordening (EU) nr. 911/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europees programma voor monitoring van de aarde (GMES)

(6)

Directoraat-generaal Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, dat waardevolle technische ondersteuning en oplossingen biedt voor Copernicus-activiteiten, met inbegrip van onderzoek en internationale aspecten.

(7)

RICHTLIJN 2007/2/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Europese Gemeenschap (INSPIRE)

(8)

Europees Netwerk van meteorologische diensten.

(9)

Vanaf de zomer van 2016 produceerden de Sentinel-satellieten ongeveer 12 TB aan gegevens per dag.

(10)

Deze omvatten: Radarsat-2, COSMO-SkyMed, TerraSAR-X, Pléiades 1A & 1B, Deimos-1 & 2, Dubaisat-2, UK-DMC2, WorldView-2 & 3 en GeoEye-1, PROBA-V, GAF AG en EUSI

(11)

De Copernicus Landmonitoring Service (CLMS) verstrekt geografische informatie over de bodembedekking en over variabelen die bijvoorbeeld verband houden met de vegetatietoestand of de watercyclus. Deze dienst ondersteunt toepassingen in diverse domeinen zoals ruimtelijke ordening, bosbeheer, waterbeheer, landbouw en voedselzekerheid. Deze producten werden in de tweede helft van 2016 meer dan 30 000 keer gedownload.

(12)

De Copernicus Emergency Management Service (CEMS) biedt informatie voor noodhulp bij verschillende soorten rampen. De karteringsdienst, die referentie-, afbakenings- en gradatiekaarten levert, verbetert voortdurend de dienstverlening, met name wat betreft de actualiteit van de snelle kartering-component.

(13)

Het initiële operationele programma van het GMES

(14)

De Copernicus Atmosphere Monitoring Service (CAMS) geeft informatie over de samenstelling van de atmosfeer, zoals real-time-analyse en dagelijkse of nog frequentere voorspellingen. Bovendien levert CAMS, naast een aantal aanvullende producten, consistente en voortdurend geactualiseerde producten voor de heranalyse.

(15)

De marienemilieumonitoringdienst van Copernicus verstrekt informatie over de toestand en dynamiek van fysieke ecosystemen van oceaan en zee voor de wereldwijde oceaangebieden en de Europese regionale mariene gebieden. Deze producten worden in vier hoofdactiviteiten toegepast: (1) klimatologische, seizoensgebonden en weersvoorspellingen, (2) het mariene en kustmilieu, (3) maritieme veiligheid en (4) de mariene hulpbronnen.

(16)

De Copernicus-dienst voor klimaatverandering (C3S) is weliswaar nog steeds pre-operationeel, maar heeft reeds tastbare resultaten geboekt: de ontwikkeling van de klimaatgegevensinfrastructuur en van de eerste inhoud is in volle gang en in goede banen. Een reeks proefactiviteiten toonde het gebruik van C3S-producten in verschillende toepassingssectoren. De eerste pre-operationele producten worden regelmatig geleverd, zoals informatie over de temperatuur van de oppervlaktelucht en over zee-ijs, seizoensprognoses of producten voor heranalyse. 

(17)

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid/gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid

(18)

 GÉANT is het pan- Europese data netwerk voor de onderzoeks - en onderwijs gemeenschap. Het verbindt nationale onderzoeks- en onderwijsnetwerken (NREN's) in heel Europa, waardoor samenwerking mogelijk wordt bij projecten die variëren van biologische wetenschap tot aardobservatie en kunst & cultuur. Het GÉANT-project combineert een netwerk met een hoge bandbreedte en een hoge capaciteit van 50 000 km met een groeiend dienstenaanbod. Deze stellen onderzoekers in staat om samen te werken, waar ze zich ook bevinden.

(19)

Bron: Een onderzoek naar de staat en gezondheid van de Europese EO-dienstenindustrie, opgesteld door EARSC voor ESA, 2015