Artikelen bij COM(2017)647 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 1073/2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1073/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1) Artikel 1, lid 4, wordt vervangen door:

“4.    Deze verordening is van toepassing op binnenlands personenvervoer over de weg voor rekening van derden dat door een niet-ingezeten vervoerder wordt verricht, zoals bepaald in hoofdstuk V.”;

2) Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a) punt 2 wordt vervangen door:

“2.    „geregeld vervoer”: vervoer van personen met een bepaalde regelmaat en langs een bepaalde reisweg, hetzij zonder tussenstops, hetzij met vooraf vastgestelde stopplaatsen waar reizigers worden opgenomen of afgezet;”;

b) Punt 7 wordt vervangen door:

“7.    „cabotage”: binnenlands vervoer van personen over de weg voor rekening van derden dat door een vervoerder wordt verricht in een lidstaat van ontvangst;”;

c) de volgende punten 9 tot en met 11 worden toegevoegd:

“9.    „terminal”: een faciliteit met een oppervlakte van minstens 600 m² met een parkeerplaats waar bussen en touringcars passagiers opnemen of afzetten;

10. „terminalexploitant”: een entiteit die verantwoordelijk is voor het verlenen van toegang tot een terminal;

11. „haalbaar alternatief”: een andere terminal die vanuit economisch oogpunt aanvaardbaar is voor de vervoerder en die hem in staat stelt de betrokken vervoersdienst te exploiteren.”;

3) Het volgende artikel 3 bis wordt ingevoegd voor hoofdstuk II:

“Artikel 3 bis

Toezichthoudende instantie

1. Elke lidstaat wijst voor het personenvervoer over de weg een nationale toezichthoudende instantie aan. Die instantie moet een onpartijdige instantie zijn die organisatorisch, functioneel, hiërarchisch en wat de besluitvorming betreft, juridisch gescheiden en onafhankelijk is van elke andere publieke of privaatrechtelijke entiteit. Zij moet onafhankelijk zijn van alle bevoegde autoriteiten die bij de gunning van openbaredienstcontracten zijn betrokken.

De toezichthoudende instantie kan ook verantwoordelijk zijn voor andere gereguleerde sectoren.

2. De toezichthoudende instantie voor het personenvervoer over de weg dient te beschikken over de noodzakelijke organisatorische capaciteit in termen van personele en andere middelen; die middelen moeten in verhouding staan tot het belang van die sector in de betrokken lidstaat.

3. De toezichthoudende instantie vervult de volgende taken:

(a)economische analyses maken van voorgestelde nieuwe busdiensten om na te gaan of die het economisch evenwicht van een openbaredienstcontract in gedrang zouden brengen;

(b)verzamelen en verstrekken van informatie over de toegang tot terminals; en

(c)beslissingen nemen over beroepen tegen besluiten van terminalexploitanten.

4. De toezichthoudende instantie mag voor de uitoefening van haar taken om relevante informatie vragen aan de bevoegde instanties, terminalexploitanten, aanvragers van een vergunning en alle andere betrokken partijen op het grondgebied van de betrokken lidstaat.

De gevraagde informatie wordt verstrekt binnen een redelijke, door de toezichthoudende instantie vastgestelde termijn van ten hoogste een maand. In gerechtvaardigde gevallen kan de toezichthoudende instantie de termijn waarbinnen de informatie moet worden verstrekt met maximaal twee weken verlengen. De toezichthoudende instantie kan verzoeken om informatie handhaven middels doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

5. De lidstaten waarborgen dat de besluiten van de toezichthoudende instantie openstaan voor rechterlijke toetsing. Die toetsing mag slechts een schorsende werking hebben indien het besluit van de toezichthoudende instantie onmiddellijk tot gevolg heeft dat de insteller van het beroep onherstelbare of duidelijk buitensporige schade wordt toegebracht. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de constitutionele bevoegdheden van de rechterlijke instantie van de betrokken lidstaat waarbij het beroep aanhangig is.

6. De door de toezichthoudende instantie genomen besluiten worden openbaar gemaakt.”;

4) Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

   a)    lid 1 wordt als volgt vervangen:

“1.    Internationaal en cabotagevervoer van personen met touringcars en autobussen wordt verricht op grond van het bezit van een communautaire vergunning die wordt afgegeven door de bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging.”;

b) lid 2, derde alinea, wordt vervangen door:

"De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen I en II te wijzigen teneinde deze aan te passen aan de technische vooruitgang.";

5) Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

   a)    in lid 3 wordt de vijfde alinea geschrapt;

b) lid 5, derde alinea, komt als volgt te luiden:

“De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot het formaat van de certificaten.";

6) Het volgende artikel 5 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 5 bis

Toegang tot terminals

1. Terminalexploitanten verlenen vervoerders voor de exploitatie van geregeld vervoer toegang tot terminals, met inbegrip van alle in die terminals verleende faciliteiten of diensten, onder eerlijke, billijke, niet-discriminerende en transparante voorwaarden.

2. Terminalexploitanten trachten alle verzoeken om toegang in te willigen om ervoor te zorgen dat terminals optimaal worden benut.

Verzoeken om toegang mogen alleen worden geweigerd als een terminal met een capaciteitsgebrek kampt.

Wanneer een terminalexploitant een verzoek om toegang weigert, stelt hij haalbare alternatieven voor.

3. Terminalexploitanten maken minstens de volgende informatie bekend in twee of meer officiële talen van de Unie:

a) een lijst van alle geleverde diensten en de tarieven voor die diensten;

b) de regels voor de programmering van de capaciteitstoewijzing;

c) de huidige dienstregeling en capaciteitstoewijzing.

Die informatie wordt op verzoek kosteloos in elektronische vorm beschikbaar gesteld door de terminalexploitant en de toezichthoudende instantie en, indien zij daarover beschikken, gepubliceerd op hun websites.

De informatie wordt bijgewerkt en zo nodig gewijzigd.”;


7) Het volgende artikel 5 ter wordt ingevoegd:

“Artikel 5 ter

Procedure voor het verlenen van toegang tot terminals

1. Een vervoerder die toegang tot een terminal wenst, dient een verzoek in bij de terminalexploitant.

2. Indien de toegang niet overeenkomstig het verzoek kan worden toegestaan, pleegt de terminalexploitant overleg met alle betrokken vervoerders teneinde het verzoek te kunnen inwilligen.

3. De terminalexploitant neemt een besluit binnen twee maanden na de datum van indiening van het verzoek om toegang tot de terminal door de vervoerder. Beslissingen over toegang worden gemotiveerd.

4. Aanvragers kunnen beroep aantekenen tegen beslissingen van terminalexploitanten. Beroepen worden ingediend bij de toezichthoudende instantie.

5. Wanneer de toezichthoudende instantie kennis neemt van een beroep tegen een beslissing van een terminalexploitant, neemt zij een met redenen omkleed besluit binnen een vastgestelde termijn en in ieder geval binnen drie weken na ontvangst van alle relevante informatie.

Besluiten van de toezichthoudende instantie in het kader van een beroepsprocedure zijn bindend. De toezichthoudende instantie kan haar besluiten handhaven middels doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

Het besluit is uitsluitend onderworpen aan rechterlijke toetsing.”;

7) Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1, eerste alinea, eerste zin, wordt vervangen door:

“Vergunningen worden op papier of in elektronische vorm gesteld op naam van de vervoerder. Zij kunnen door hem niet aan derden worden overgedragen.”;

b) lid 4 wordt vervangen door:

“4.    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot het formaat van de vergunningen.";

8) Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

   a)    de leden 1 en 2 worden vervangen door:

“1.    Vergunningaanvragen voor geregeld vervoer worden op papier of in elektronische vorm ingediend bij de vergunningverlenende instantie.

2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot het formaat van de aanvragen.";


9) Artikel 8 wordt vervangen door:

“Artikel 8

Vergunningsprocedure voor internationaal personenvervoer over afstanden van minder dan 100 km in vogelvlucht

1. Vergunningen worden afgegeven in overleg met de bevoegde instanties van alle lidstaten waar passagiers worden opgenomen of afgezet en worden vervoerd over afstanden van minder dan 100 km in vogelvlucht. De vergunningverlenende instantie stuurt binnen twee weken na ontvangst van het verzoek een kopie van de aanvraag, vergezeld van de kopieën van alle relevante documenten, naar de betrokken bevoegde instanties met een verzoek om hun toestemming. Tegelijk stuurt de vergunningverlenende instantie die documenten ter kennisgeving naar alle bevoegde instanties van de lidstaten waarvan het grondgebied zal worden doorkruist.

2. De bevoegde instanties van de lidstaten waaraan instemming is gevraagd, stellen de vergunningverlenende instantie binnen drie maanden in kennis van hun besluit. Deze termijn gaat in op de datum waarop het verzoek om instemming is ontvangen; die datum wordt vermeld in de ontvangstbevestiging. Indien de bevoegde instanties van de lidstaten waaraan instemming is gevraagd het verzoek afwijzen, vermelden zij de redenen daarvoor.

Indien de bevoegde instanties van de lidstaten waaraan instemming is gevraagd niet binnen de in de eerste alinea vastgestelde termijn antwoorden, worden zij geacht hun instemming te hebben gegeven.

3. De vergunningverlenende instantie neemt een beslissing over het verzoek vier maanden na de datum waarop de vervoerder het verzoek heeft ingediend.

4. De vergunning wordt verleend tenzij een weigering gerechtvaardigd is op basis van één of meer van de in artikel 8 quater, lid 2, onder a) tot en met d), genoemde gronden.

5. Indien één van de bevoegde autoriteiten bezwaar maakt tegen de vergunning, kan de zaak binnen twee maanden na ontvangst van haar antwoord worden doorverwezen naar de Commissie.

6. Na raadpleging van de lidstaten waarvan de bevoegde autoriteiten bezwaar hebben gemaakt, neemt de Commissie binnen vier maanden na ontvangst van de kennisgeving van de vergunningverlenende instantie een besluit. Dat besluit wordt van kracht 30 dagen na de kennisgeving ervan aan de betrokken lidstaten.

7. Het besluit van de Commissie blijft van toepassing tot de lidstaten overeenstemming bereiken en de vergunningverlenende autoriteit een besluit neemt over de aanvraag.";


10) De volgende artikelen 8 bis tot en met 8 quinquies worden ingevoegd:

“Artikel 8 bis

Vergunningsprocedure voor internationaal personenvervoer over afstanden van 100 km of meer in vogelvlucht

1. De vergunningverlenende instantie neemt een beslissing over het verzoek twee maanden na de datum waarop de vervoerder het verzoek heeft ingediend.

2. Een vergunning wordt verleend behalve wanneer een weigering gerechtvaardigd is op basis van één of meer van de in artikel 8 quater, lid 2, onder a) tot en met c), genoemde gronden.

3. De vergunningverlenende instantie stuurt ter kennisgeving een afschrift van de aanvraag naar de bevoegde instanties van alle lidstaten waar passagiers worden opgenomen of afgezet, alsmede de bevoegde instanties van de lidstaten waarvan het grondgebied wordt doorkruist zonder reizigers op te nemen of af te zetten, samen met een afschrift van alle andere dienstige documenten en haar beoordeling.

Artikel 8 - ter Vergunningsprocedure voor binnenlands geregeld vervoer

1. De vergunningverlenende instantie neemt een beslissing over het verzoek twee maanden na de datum waarop de vervoerder het verzoek heeft ingediend. Die termijn kan worden verlegd tot vier maanden indien een analyse is vereist overeenkomstig artikel 8 quater, lid 2, onder d).

2. Vergunningen voor binnenlands geregeld vervoer worden verleend behalve wanneer een weigering gerechtvaardigd kan worden op basis van één of meer van de in artikel 8 quater, lid 2, onder a) tot en met c), genoemde gronden en, indien er passagiers worden vervoer over afstanden van minder dan 100 km in vogelvlucht, artikel 8 quater, lid 2, onder d).

3. De in lid 2 bedoelde afstand mag worden verhoogd tot 120 kilometer wanneer de nieuwe geregelde vervoersdienst een plaats van vertrek en een bestemming zal bedienen die reeds het voorwerp uitmaken van meer dan één openbaredienstcontract.

Artikel 8 - quater Besluiten van de vergunningverlenende instanties

1. Op grond van de procedure van de artikelen 8, 8 bis of 8 ter, verleent de vergunningverlenende instantie een vergunning, een vergunning met een aantal beperkingen of wijst zij de aanvraag af. De vergunningverlenende instantie stelt de in artikel 8, lid 1, bedoelde bevoegde instanties in kennis van haar besluit.

2. Besluiten waarbij een vergunning wordt geweigerd of een vergunning met beperkingen wordt verleend, worden met redenen omkleed.

Er wordt een vergunning verleend tenzij een weigering gerechtvaardigd is op basis van één of meer van de volgende gronden:

a) de aanvrager is niet in staat het vervoer waarvoor hij een aanvraag heeft ingediend te verrichten met het materieel dat direct te zijner beschikking staat;

b) de aanvrager heeft niet voldaan aan de nationale of internationale wetgeving inzake het wegvervoer, en met name niet aan de voorwaarden en vereisten betreffende de vergunningen voor internationaal personenvervoer over de weg, of heeft ernstige inbreuken gepleegd op de EU-wetgeving inzake het wegvervoer, in het bijzonder de normen voor voertuigen en de rij- en rusttijden van de bestuurders;

c) in het geval van een aanvraag voor verlenging van de vergunning: de voorwaarden voor de vergunning zijn niet vervuld;

d) een toezichthoudende instantie stelt op basis van een objectieve economische analyse vast dat de geplande busdienst het economisch evenwicht van een openbaredienstcontract in het gedrang zou brengen.

Alleen het feit dat een vervoerder lagere prijzen aanbiedt dan andere wegvervoerders of het feit dat de betrokken verbinding reeds door andere vervoerders wordt geëxploiteerd, is voor vergunningverlenende instanties geen voldoende reden om een aanvraag af te wijzen.

3. De lidstaten waarborgen dat de besluiten van de vergunningverlenende instantie kunnen worden getoetst door de rechter. Die toetsing mag slechts een schorsende werking hebben indien het besluit van de vergunningverlenende instantie onmiddellijk tot gevolg heeft dat de insteller van het beroep onherstelbare of duidelijk buitensporige schade wordt toegebracht. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de constitutionele bevoegdheden van de rechterlijke instantie van de betrokken lidstaat waarbij het beroep aanhangig is.

Artikel 8 - quinquies Beperking op het recht op toegang

1. De lidstaten kunnen het recht op toegang tot de markt voor internationaal en binnenlands geregeld vervoer beperken indien de voorgestelde geregelde vervoersdienst passagiers zal vervoeren over afstanden van minder dan 100 km in vogelvlucht en als die dienst het economisch evenwicht van een openbaredienstcontract in het gedrang zou brengen.

2. De bevoegde autoriteiten die een openbaredienstcontract hebben gegund of de exploitanten van openbare diensten die het openbaredienstcontract uitvoeren, kunnen de toezichthoudende instantie verzoeken een analyse te verrichten om na te gaan of het economisch evenwicht van het openbaredienstcontract al dan niet in het gedrang zou komen.

De toezichthoudende instantie onderzoekt het verzoek en beslist de economische analyse al dan niet uit te voeren. Zij stelt de betrokken partijen in kennis van haar besluit.

3. Wanneer de toezichthoudende instantie een economische analyse uitvoert, stelt zij alle belanghebbende partijen binnen zes weken na de ontvangst van alle relevante informatie in kennis van de resultaten van die analyse en van haar conclusie. De toezichthoudende instantie kan besluiten dat een vergunning moet worden verleend, moet worden verleend onder voorwaarden of moet worden geweigerd.

De conclusies van de toezichthoudende instantie zijn bindend voor de vergunningverlenende instanties.

4. De bevoegde autoriteiten en de exploitanten van openbare diensten verstrekken de toezichthoudende instantie de informatie die zij nodig heeft voor de toepassing van de leden 2 en 3.

5. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de procedure en criteria die voor de toepassing van dit artikel moeten worden gevolgd.";

11) In artikel 9 wordt de eerste alinea vervangen door:

“De artikelen 8, 8 bis, 8 ter en 8 quater zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvragen om verlenging van een vergunning of tot wijziging van de voorwaarden van het aan een vergunning onderworpen vervoer.”;

12) De titel van hoofdstuk IV wordt vervangen door:

   "BIJZONDERE VORMEN VAN GEREGELD VERVOER WAARVOOR GEEN VERGUNNING VEREIST IS";

13) In artikel 12 worden de leden 1 tot en met 5 geschrapt;

14) Artikel 13 wordt geschrapt;

15) Artikel 15 wordt vervangen door:

“Artikel 15

Toegestaan cabotagevervoer

Cabotagevervoer is toegestaan voor de volgende vormen van vervoer:

a) bijzondere vormen van geregeld vervoer op tijdelijke basis, mits dat vervoer het voorwerp uitmaakt van een contract tussen de organisator en de vervoersondernemer;

b)ongeregeld vervoer dat tijdelijk wordt verricht;

c) geregeld vervoer dat overeenkomstig deze verordening wordt verricht.”;

16) Artikel 17 wordt geschrapt;

17) De eerste zin van artikel 19, lid 2, komt als volgt te luiden:

“2.    Vervoerders die cabotage of internationaal personenvervoer verrichten met touringcars en autobussen staan toe dat het correct verrichten van het vervoer wordt gecontroleerd, met name wat de rij- en rusttijden betreft.”;

18) Artikel 20 wordt vervangen door:

“Artikel 20

Wederzijdse bijstand

1. De lidstaten verlenen elkaar bijstand met het oog op de toepassing van en het toezicht op deze verordening. Zij wisselen gegevens uit via de overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1071/2009 opgerichte nationale contactpunten.

2. De toezichthoudende instanties werken samen bij het uitvoeren van economische analyses van de impact van voorgestelde geregelde vervoersdiensten op het economisch evenwicht van openbaredienstcontracten voor grensoverschrijdend openbaar vervoer. De vergunningverlenende instantie raadpleegt de toezichthoudende instanties van alle andere lidstaten die op de route van de geregelde internationale vervoersdienst liggen en verzoeken hen desgevallend alle nodige informatie te verstrekken alvorens een besluit te nemen.”;

19) Artikel 26 wordt vervangen door:

“Artikel 26

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De bevoegdheid tot vaststelling van de in artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 4, artikel 7, lid 2, artikel 8 quinquies, lid 5, en artikel 28, lid 3, bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [datum van inwerkingtreding van deze verordening].

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 4, artikel 7, lid 2, artikel 8 quinquies, lid 5, en artikel 28, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 4, artikel 7, lid 2, artikel 8 quinquies, lid 5, en artikel 28, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”;

20) Artikel 28 wordt vervangen door:

“Artikel 28

Verslaglegging

1. De lidstaten delen de Commissie elk jaar uiterlijk op 31 januari, en voor het eerst uiterlijk op 31 januari [...de eerste maand januari van het jaar volgende op de inwerkingtreding van deze verordening], mee hoeveel vergunningen voor geregeld vervoer zij het vorige jaar hebben afgegeven en hoeveel vergunningen voor geregeld vervoer er op 31 december van dat jaar in totaal geldig waren. Die informatie wordt afzonderlijk verstrekt voor elk land van bestemming van het geregeld vervoer. Elke lidstaat stelt de Commissie ook in kennis van de gegevens inzake cabotagevervoer, in de vorm van bijzonder geregeld vervoer en ongeregeld vervoer, dat tijdens het vorige jaar door in die lidstaat gevestigde vervoerders is verricht.

2. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst stellen de Commissie elk jaar uiterlijk op 31 januari, en voor het eerst uiterlijk op 31 januari [...de eerste maand januari na de datum van inwerkingtreding van deze verordening], in kennis van statistische gegevens over het tijdens het vorige jaar afgegeven aantal vergunningen voor cabotagevervoer in de vorm van geregeld vervoer als bedoeld in artikel 15, onder c).

3. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen om het formaat te bepalen van de tabel die moet worden gebruikt voor het verstrekken van de gegevens en statistieken als bedoeld in de leden 1 en 2.

4. De lidstaten stellen de Commissie elk jaar uiterlijk op 31 januari, en voor het eerst uiterlijk op 31 januari [...de eerste maand januari van het jaar volgende op de inwerkingtreding van deze verordening], in kennis van het aantal vervoerders die op 31 december van het vorige jaar een communautaire vergunning bezaten en van het aantal gewaarmerkte afschriften, hetgeen overeenstemt met het aantal voertuigen dat op die datum in bedrijf was.

5. Uiterlijk op [datum 5 jaar na de datum van toepassing van deze verordening] dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening. In dat verslag wordt informatie verstrekt over de mate waarin deze verordening heeft bijgedragen tot een betere werking van de markt voor het personenvervoer over de weg”.

Artikel 2 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf [XX]

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.