Artikelen bij COM(2017)718 - Mededeling over het versterken van de energienetten van Europa

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2017)718 - Mededeling over het versterken van de energienetten van Europa.
document COM(2017)718 NLEN
datum 23 november 2017
EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 23.11.2017

COM(2017) 718 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Mededeling over het versterken van de energienetten van Europa


1. Inleiding

De 'kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering' van de Europese Commissie heeft een nieuwe impuls gegeven om energiezekerheid, duurzaamheid en concurrentiekracht tot stand te brengen.

Op wereldschaal blijft Europa koploper wat betreft onze ambitieuze bijdrage aan de overeenkomst van Parijs en wat betreft de praktische uitvoering van de energietransitie als omschreven in het derde verslag over de stand van de energie-unie 1 . Een geïnterconnecteerd Europees net zal bijdragen tot de verwezenlijking van de uiteindelijke doelstellingen van de energie-unie betreffende betaalbare, zekere en duurzame energie voor alle Europeanen.

Een elektriciteitssysteem waaraan hernieuwbare energiebronnen in 2030 ongeveer de helft van de opwekking bijdragen en dat in 2050 volledig koolstofvrij is, vormt de hoeksteen van deze energietransitie. Dat gaat gepaard met aanzienlijke uitdagingen wat betreft het aanpassen van onze regelgeving en infrastructuur en het aantrekken van de nodige investeringen.

Er is op gewezen tijdens meerdere bijeenkomsten van de Europese Raad en door staatshoofden en regeringsleiders, onlangs nog door president Macron tijdens COP23: goed geïnterconnecteerde en geïntegreerde trans-Europese netten zijn onontbeerlijk voor een geslaagde energietransitie. In de mededeling van de Commissie "Bereiken van het streefcijfer van 10 % voor de interconnectie van elektriciteit" 2 is deze behoefte aan bod gekomen.

Het vorig jaar vastgestelde pakket Schone energie voor alle Europeanen is het meest gevorderde rechtskader voor de transitie naar schone energie dat investeringen in schone energie ter bevordering van de werkgelegenheid en de economische groei mogelijk maakt. De netinfrastructuur in Europa moet zich in dezelfde richting en met dezelfde snelheid ontwikkelen teneinde deze energietransitie ten volle te ondersteunen. Dit is des te meer van belang omdat bij een toenemend aandeel van hernieuwbare elektriciteit meer grensoverschrijdende uitwisseling nodig is om het net stabiel houden. In deze context kan een nauwere regionale samenwerking tussen de lidstaten ertoe leiden dat de toepassing van hernieuwbare energiebronnen en netinfrastructuur wordt geoptimaliseerd.

Geïnterconnecteerde elektriciteits- en gasnetten zijn ook van essentieel belang voor de energievoorzieningszekerheid. Goede geïntegreerde netten zijn niet alleen de beste garantie dat een mogelijk falen van de grootste infrastructuur in elke lidstaat wordt gecompenseerd, maar zorgen ook voor meer leveringsopties en daardoor voor meer concurrerende prijzen op de nationale markten. Tegelijkertijd moet Europa ervoor zorgen dat de consument centraal staat in het energiesysteem. Daarvoor zijn onder meer versterkte en slimmere distributienetten nodig.

Bovendien dienen de netten in de EU te worden gemoderniseerd om de energietransformatie mogelijk te maken en ter ondersteuning en benutting van de snelle digitalisering van de economie. Innovatie en intelligentie op alle niveaus in de netten is cruciaal voor de invoering van vraagzijdebeheer en andere slimmenetdiensten. Dergelijke technologieën maken de consument mondiger en stimuleren de concurrentiekracht van de industrie in de EU.

Naar schatting is tot 2030 ongeveer 180 miljard euro aan investeringen nodig om de Europese energienetten te moderniseren en uit te breiden. Deze investeringen zouden 40 tot 70 miljard euro 3 aan jaarlijkse besparingen opleveren doordat opwekkingskosten worden voorkomen en de wholesaleprijzen voor gas concurrerender worden. Als gevolg daarvan blijven de kosten van de energietransitie onder controle en wordt het concurrentievermogen van de Unie versterkt.

In deze mededeling wordt de balans opgemaakt van de vooruitgang die is geboekt bij de integratie en modernisering van de Europese energienetten op transmissieniveau door middel van ons TEN-E-beleid. Verder wordt geschetst wat moet worden ondernomen om ervoor te zorgen dat infrastructuur ten volle wordt benut om onze energie- en klimaatdoelstellingen voor 2030 en daarna te bereiken. Daarnaast wordt de voortgang in de richting van het streefcijfer van 10 % interconnectie beoordeeld en wordt vooruitgeblikt naar het door de Europese Raad overeengekomen streefcijfer voor 2030.


2. Het beleid inzake trans-Europese energienetten (TEN-E-beleid) als hoeksteen van de energie-unie

Er zien aanzienlijke investeringen nodig om tot een volledig Europees energienet te komen waarin alle lidstaten geïnterconnecteerd zijn en beschermd worden tegen plotselinge verstoringen van de voorziening 4 . Om ervoor te zorgen dat deze investeringen tijdig plaatsvinden en de nodige infrastructuurvoorzieningen worden gebouwd, heeft de Europese Unie in 2013 de verordening betreffende richtsnoeren voor trans-Europese energienetten 5 vastgesteld. Verder werd de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen 6 (Connecting Europe Facility, CEF) in het leven geroepen ter financiële ondersteuning van de ontwikkeling van trans-Europese energie-, vervoers- en telecommunicatienetwerken.

2.1 Een TEN-E-beleid dat is gericht op de prioriteiten van Europa en versnelling van investeringen

Sinds 2013 heeft het TEN-E-beleidskader gezorgd voor een doelgericht aanpak ten aanzien van het identificeren en ondersteunen van projecten die essentieel zijn voor goed op elkaar aangesloten netten in alle lidstaten en op de interne energiemarkt. Hierbij wordt uitgegaan van een objectief en inclusief selectieproces waarin voorrang wordt gegeven aan de meest noodzakelijke infrastructuurprojecten.

Het succes van deze aanpak wordt stilaan zichtbaar. Ongeveer 30 energie-infrastructuurprojecten van gemeenschappelijk belang (PGB's) zijn voltooid of zullen eind 2018 operationeel zijn. Van in totaal 173 belangrijke projecten zullen er rond 2020 nog eens 47 worden voltooid. Veel projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van elektriciteits- en gasinfrastructuur liggen echter nog steeds niet op schema, en ongeveer de helft van de projecten heeft vertraging opgelopen, gewoonlijk tijdens het vergunningsproces, of het tijdschema ervan is gewijzigd 7 , dikwijls omdat er onzekerheid heerst over de commerciële levensvatbaarheid of de toekomstige vraag.

Tabel 1: Overzicht van PGB’s per sector

PGB's van de 1e en 2e lijst, te voltooiden* in de periode 2013-2018
ElektriciteitSlimme netwerkenGasOlieCCSTotaal
22080n.v.t.30
PGB's op de derde lijst
ElektriciteitSlimme netwerkenGasOlieCCSTotaal
10645364173
PGB's van de 3e lijst, naar verwachting voltooid* tegen 2020
ElektriciteitSlimme netwerkenGasOlieCCSTotaal
310142047

*Tot de te voltooien projecten behoren projecten waarvoor op korte termijn een vergunning wordt verleend of die worden uitgevoerd en realistisch gezien aan het einde van de aangegeven periode voltooid zullen zijn.

De financiële steun van de Unie in het kader van de CEF is een belangrijke factor geweest bij de uitvoering van een aantal kritieke PGB's op het gebied van elektriciteit en gas die op regionaal niveau aanzienlijke sociaal-economische voordelen opleveren, maar waarvan die kosten niet alleen door de markt konden worden gedragen. Het programma is een belangrijke katalysator voor het aantrekken van particuliere investeringen. In totaal zijn er 93 acties, behorend bij de uitvoering van 74 PGB's, geselecteerd die subsidies ontvangen voor werkzaamheden en studies ter waarde van in totaal 1,6 miljard EUR (uit het totale CEF-budget voor energie van 5,35 miljard EUR).

De cohesiefondsen van de EU, met name het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), bieden ook ondersteuning voor slimme energieopslag en transmissiesystemen. Momenteel hebben zes lidstaten 8 ongeveer 2 miljard EUR uitgetrokken voor de periode 2014-2020, waarvan een derde rechtstreeks voor PGB's.

Het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), waarin de energiesector momenteel het grootste aandeel heeft, heeft aanvullende investeringen in energie-infrastructuur, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie vrijgemaakt, waaronder uit de CEF medegefinancierde PGB's. Voor de eerste drie PGB’s is een totaal van 420 miljoen EUR aan EFSI-financiering goedgekeurd, waarmee investeringen ten belope van in totaal meer dan 2 miljard EUR zijn aangetrokken. Uit het geval van de gastransmissiecorridor Bulgarije-Roemenië-Hongarije-Oostenrijk (BRUA), die een CEF-subsidie van 179 miljoen EUR voor werkzaamheden ontving en vervolgens de beschikking kreeg over EFSI-financiering ter waarde van 100 miljoen EUR, blijkt welk potentieel de CEF heeft om particuliere investeringen voor energie-infrastructuur aan te trekken. Daarnaast hebben 14 PGB's op het gebied van energie EIB-leningen ontvangen, hetgeen aantoont dat CEF-subsidies de weg kunnen effenen om investeerders aan te trekken. CEF-subsidies voor studies blijven bovendien een belangrijke katalysator waarmee projecten aanvankelijke, meer risicovolle fasen kunnen doorstaan.

Een andere factor dan financiële ondersteuning is dat steun op regelgevingsgebied en het verminderen van de administratieve rompslomp voor een snellere uitvoering van de PGB’s hebben gezorgd. Uit de evaluatie 9 blijkt dat de TEN-E-verordening heeft ertoe heeft geleid dat vergunningen voor projecten sneller worden verleend en dat de goedkeuring van projecten nu meer gestroomlijnd en doelmatig verloopt. De maatregelen op regelgevingsgebied dragen ook bij aan de versnelde uitvoering van belangrijke PGB's. Tot nu toe hebben 18 PGB's op het gebied van gas en zes PGB's op het gebied van elektriciteit geprofiteerd van besluiten betreffende de grensoverschrijdende kostentoewijzing. Verder hebben de nationale regelgevende instanties (NRI's) investeringsbesluiten genomen over drie projecten. Het potentieel van de TEN-E-verordening is echter nog niet volledig benut. De toepassing van de TEN-E-voorschriften op nationaal niveau moet verder worden versterkt om ervoor te zorgen dat de PGB's tijdig worden uitgevoerd.

De bovengenoemde instrumenten die door middel van de TEN-E-verordening zijn toegepast, zijn nuttig gebleken om financiële en regelgevende belemmeringen voor een aantal projecten te overwinnen. Aan enkele complexere infrastructurele uitdagingen moet echter meer aandacht worden besteed. De Commissie heeft in 2015 10 een meer structurele vormen van regionale samenwerking voorgesteld, onder meer op politiek niveau, om ervoor te zorgen dat alle betrokken lidstaten en belanghebbenden zich concentreren op de uitvoering van belangrijke projecten.

2.2 Versterken van de regionale samenwerking – de essentiële rol van groepen op hoog niveau 

De Commissie heeft vier regionale groepen op hoog niveau opgericht die op korte termijn de ontwikkeling van infrastructuur in specifieke Europese regio’s hebben bespoedigd en bepaalde uitdagingen hebben aangepakt. Deze groepen op hoog niveau hebben in het bijzonder bijgedragen aan de prioritering van belangrijke projecten van gemeenschappelijk belang in de regio. Daarbij was de politieke en financiële steun van de Commissie van cruciaal belang.

Aangezien er goede resultaten zijn behaald, is de werkingssfeer van bepaalde groepen op hoog niveau uitgebreid tot bredere aspecten van het energiebeleid, met name de energiemarkten, opwekking door middel van hernieuwbare energiebronnen alsmede energie-efficiëntie. De groepen op hoog niveau kunnen ook een rol spelen bij de regionale samenwerking in het kader van de voorbereiding van de nationale energie- en klimaatplannen zoals voorzien in het voorstel voor een verordening betreffende de governance van de energie-unie 11 .

2.2.1 BEMIP – Interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied

De al lang bestaande standing regionale samenwerking in het kader van het interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied (BEMIP) heeft een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de vlotte voltooiing van belangrijke elektriciteitsverbindingen, waaronder 'Nordbalt' (Litouwen–Zweden; 700 MW) en 'Litpol Link' (Litouwen–Polen; 500 MW). Deze interconnecties hebben op doeltreffende wijze een einde gemaakt aan het energie-isolement van de Baltische staten en deze aangesloten op de rest van Europa. 

Een belangrijke politieke prioriteit blijft de synchronisatie van het elektriciteitsnet van de drie Baltische staten met het continentale Europese net. De Europese Commissie zal haar steun aan de Baltische staten in dit opzicht voortzetten. Een belangrijke mijlpaal in deze context is de studie die momenteel wordt uitgevoerd door de transmissiesysteembeheerders van Litouwen, Letland, Estland en Polen, in samenwerking met het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (ENTSB-E). Bovendien is het voor de regio een goed moment om het potentieel op het gebied van offshore-energie aan te boren.

De groep op hoog niveau inzake BEMIP heeft ook een nieuwe impuls gegeven aan de ontwikkeling van gasinterconnecties die noodzakelijk zijn om een einde te maken aan het isolement op het gebied van gas van de drie Baltische staten en Finland. De interconnectie Polen-Litouwen (GIPL) en de interconnectie Estland-Finland (Balticconnector) hebben via de Connecting Europe Facility financiële ondersteuning ontvangen. Daarvoor zijn de nodige handtekeningen gezet in het bijzijn van de staatshoofden en regeringsleiders en de voorzitter van de Commissie. Het is nu van doorslaggeven belang te waarborgen dat beide projecten onverwijld worden voltooid.

In totaal heeft de EU ongeveer 740 miljoen EUR uit de CEF en ongeveer 430 miljoen EUR uit het EFPRO bijgedragen aan de energie-infrastructuur in de BEMIP-regio.

Volgende stappen en mijlpalen

- Politiek akkoord over de synchronisatie en het in 2018 te volgen traject;

- Voltooiing van de belangrijkste PGB's op het gebied van gas tegen 2021, met name de interconnectie Polen-Litouwen (GIPL) en de interconnectie Estland-Finland (Balticconnector).

2.2.2 Tenuitvoerlegging van de Verklaring van Madrid in Zuid-West-Europa

De groep op hoog niveau betreffende interconnecties voor Zuid-West-Europa heeft aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de integratie van het Iberisch Schiereiland met de interne energiemarkt van het Europese vasteland. Met ondersteuning van de Europese Commissie is in 2015 opdracht gegeven voor het project 'INELFE' dat is gericht op verdubbeling van de elektriciteitsinterconnectiecapaciteit tussen Spanje en Frankrijk. Momenteel is de volledige capaciteit tot stand gebracht.

Er moeten echter nog meer inspanningen worden geleverd om de Verklaring van Madrid ten uitvoer te leggen en het Iberisch schiereiland volledig te integreren in de interne elektriciteitsmarkt en het potentieel op het gebied van hernieuwbare energie te benutten.

De verbinding in de Golf van Biskaje (een nieuwe elektriciteitsinterconnectie met een in technologisch opzicht veeleisend onderzees gedeelte met een lengte van ongeveer 280 km en twee converterstations) moet de hoogste prioriteit krijgen, niet alleen van de projectontwikkelaars, maar ook van de regelgevende en vergunningverlenende autoriteiten, teneinde ervoor te zorgen dat het project uiterlijk in 2025 wordt voltooid. Met het project wordt de interconnectiecapaciteit tussen de twee landen nogmaals verdubbeld en kan daardoor stijgen tot 5 000 MW. Verder moet aandacht worden besteed aan de vorderingen met de twee projecten die door de Pyreneeën lopen en de capaciteit zouden doen toenemen tot 8 000 MW. Hierdoor kan het Iberisch schiereiland ten volle profiteren van de interne markt. De voltooiing van de lopende PGB's tussen Spanje en Portugal moeten worden voortgezet om ervoor te zorgen dat de projecten zoals voorzien eind 2018 kunnen worden opgeleverd.

Verder is er vooruitgang geboekt bij de tenuitvoerlegging van de Verklaring van Madrid van 2015 wat betreft de ontwikkeling van een oostelijke as voor gas van het Iberisch schiereiland naar Frankrijk. In 2016 en 2017 zijn er voorbereidende werkzaamheden verricht ter voorbereiding van een besluit over de gefaseerde ontwikkeling van het kritieke Midcat-project 12 , met inbegrip van de eerste fase ervan die bekend staat als het STEP-project 13 .

Volgende stappen en mijlpalen

- Politieke topontmoeting in 2018 als follow-up van de Verklaring van Madrid;

- Definitief investeringsbesluit over het project Golf van Biskaje begin 2018 en begin van de werkzaamheden in 2019;

- Begin van het vergunningsproces voor de twee elektriciteitsinterconnecties door de Pyreneeën in 2018;

- Besluit over de volgende stappen van STEP, als eerste fase van MIDCAT in 2018;

- Voltooiing van de interconnectie Portugal-Spanje in 2019.

2.2.3 CESEC – Connectiviteit in Centraal- en Zuidoost-Europa

Er zijn vorderingen gemaakt met de werkzaamheden in de regio Centraal- en Zuidoost-Europa (CESEC) die historisch gezien gevoelig is voor onderbrekingen van de levering. Ondanks de geografische nabijheid van de belangrijkste gasleverancier, worden in deze regio worden nog steeds hogere gasprijzen betaald dan in West-Europa.

In 2016 en 2017 heeft de groep op hoog niveau aanzienlijke vooruitgang geboekt met de prioritaire CESEC-gasprojecten, met name wat betreft de interconnector Bulgarije-Roemenië-Hongarije-Oostenrijk (BRUA) en de eerste fasen van de versterking van het Bulgaarse net. Het memorandum van overeenstemming van 2017 over de bidirectionele stromen tussen Kroatië en Hongarije, met het oog op een vrije gasstroom vanuit de LNG-terminal van Krk, is een voorbeeld van constructieve regionale samenwerking. Voor 2018 is het echter van cruciaal belang de resterende drie prioritaire projecten die Europese steun krijgen onverwijld uit te voeren teneinde toegang tot gediversifieerde bronnen van gas in de regio te waarborgen. De prioriteit voor 2018 is derhalve waarborgen dat de bouw van de LNG-terminal in Kroatië (Krk LNG), de interconnector Griekenland-Bulgarije en de interconnector Bulgarije-Servië als momenteel gepland van start gaan. Hiervoor is aanhoudende politieke steun nodig: alle belemmeringen waardoor deze projecten vertraging kunnen oplopen, moeten worden voorkomen dan wel weggewerkt.

Voortbouwend op de successen op het gebied van gas hebben de Commissie, de CESEC-lidstaten en de partijen bij de Energiegemeenschap in 2017 een memorandum van overeenstemming gesloten op basis waarvan CESEC wordt uitgebreid met de elektriciteitsmarkt en -infrastructuur, energie-efficiëntie en de ontwikkeling van hernieuwbare energie. Hiertoe behoren concrete maatregelen om in de regio een efficiënte elektriciteitsmarkt met een hoge mate van interconnectie tot stand te brengen. Verder zijn de groepen op hoog niveau overeengekomen de geografische reikwijdte uit te breiden zodat de gehele Westelijke Balkan eronder valt.

Volgende stappen en mijlpalen

- Begin 2018 akkoord tussen de projectontwikkelaars in Servië en Bulgarije over de uit te voeren stappen voor de interconnector Bulgarije-Servië;

- Definitief investeringsbesluit over de LNG-terminal Krk in het voorjaar van 2018;

- Begin van de bouw van het Roemeense deel van de corridor Bulgarije-Roemenië-Hongarije-Oostenrijk (BRUA) begin 2018 en van de interconnector Griekenland-Bulgarije in juni 2018;

- Ministeriële bijeenkomst in Sofia tijdens het Bulgaarse voorzitterschap van de EU om een extra impuls te geven aan de nieuwe CESEC-gebieden.

2.2.4 Samenwerking op energiegebied Noordelijke zeeën

In 2016 in het memorandum van overeenstemming betreffende de Noordelijke zeeën ondertekend dat is gericht op de bevordering van de integratie van offshore windenergie en verbeterde interconnectie. In 2017 zijn werkzaamheden begonnen die zijn gericht op een in regionaal opzicht geoptimaliseerd offshore-energiesysteem dat zo kosteneffectief mogelijk is, voor werkgelegenheid en groei zorgt, en bijdraagt aan het industriële leiderschap van de EU op dit gebied.

Teneinde concrete vooruitgang te waarborgen, is overeengekomen het zwaartepunt te leggen op innovatieve projecten die synergie-effecten creëren tussen de verschillende onderdelen van het energiesysteem, met name door een combinatie van hernieuwbare opwekking en transmissie. Publieke en particuliere belanghebbenden zullen samenwerken om een juridisch en regelgevend kader op te zetten dat bevorderlijk is voor de ontwikkeling van dergelijke projecten en om de samenwerking en de coördinatie tussen projectontwikkelaars te faciliteren. Er zijn vier clusters geïdentificeerd, waaronder België-Nederland-VK, Duitse Bocht, en de centrale Noordzee. Voor elk cluster wordt er een groep van belanghebbenden opgericht om te zorgen voor volledige betrokkenheid van alle belanghebbende partijen.

Volgende stappen en mijlpalen

- Vaststelling van een actieplan betreffende infrastructuur voor de Noordzee en het offshorenet in 2018;

- Ministeriële bijeenkomst in mei/juni 2018 ter versterking van het politieke engagement in een context van snel dalende kosten van offshore windenergie.

2.3 Heroriëntering van ons infrastructuurbeleid op de langere termijn

Het TEN-E-instrumentarium en de nauwere regionale samenwerking hebben bijgedragen tot de versterking van de gasvoorzieningszekerheid en de diversificatie in de meer kwetsbare regio's van Europa. Europa verkeert thans in een betere positie dankzij voltooide PGB’s op gasgebied, zoals de pijpleiding Klaipeda-Kiemenai die noodzakelijk is voor de correcte werking van LNG-terminal Klaipeda (Litouwen).

De veerkracht van het gasnet is verhoogd en bijna alle lidstaten 14 voldoen aan het N-1-criterium 15 en beschikken al over twee gasbronnen. In deze context moet de aandacht in het bijzonder worden gevestigd op de situatie van Bulgarije en Finland. Indien de PGB’s volgens het schema worden uitgevoerd, moeten in principe alle lidstaten, behalve Malta en Cyprus, tegen 2022 toegang hebben tot drie gasbronnen. Indien de lidstaten , de projectontwikkelaars, de regelgevende instanties en de belanghebbenden de nodige verbintenissen aangaan, kunnen de resterende knelpunten rond 2020 of vlak daarna grotendeels zijn weggewerkt doordat de reeds lopende projecten van gemeenschappelijk belang worden afgerond. Gasprojecten hebben tot nu toe zowel qua aantal als qua toegekende financiering een belangrijke rol gespeeld, aangezien het de opperste prioriteit was de energiezekerheid van de meer kwetsbare lidstaten en regio’s te verbeteren. Europa zou zodoende tegen 2022/2025 over een schokbestendig gasnet met een hoge mate van interconnectie moeten beschikken. De komende jaren zullen elektriciteitsprojecten steeds belangrijker worden voor de integratie van hernieuwbare energie over de grenzen heen, met inbegrip van de digitalisering en het slimmer maken van het net.

Om het elektriciteitsnet van Europa klaar te maken voor de energietransitie moeten verdere maatregelen worden genomen en moeten de herziene voorschriften voor de elektriciteitsmarkt, zoals door de Commissie voorgesteld in het kader van het pakket inzake schone energie market, worden uitgevoerd. Daartoe dienen de werkzaamheden met betrekking tot de noodzakelijke interconnecties sneller te worden uitgevoerd. Momenteel vormen ontoereikende interconnectieniveaus van regio's als het Iberisch schiereiland een belemmering voor de verdere penetratie van hernieuwbare energie en verdere prijsconvergentie. Dat geldt ook voor de langzame vordering met de versterking van het interne net, bijvoorbeeld tussen het noorden en het zuiden van Duitsland. Het politieke engagement om die knelpunten te verwijderen, mag niet verslappen. Algemeen gezegd betekent een scenario met een groot aandeel hernieuwbare bronnen een verdubbeling van de investeringsbehoeften in interconnectoren 16

Tegen 2030 zal de helft van de elektriciteitsproductie afkomstig zijn van hernieuwbare bronnen en dus zal elektriciteit steeds meer bijdragen tot het koolstofarm maken van sectoren die tot nu toe worden gedomineerd door fossiele brandstoffen, zoals het vervoer, de industrie alsmede verwarming en koeling. Bovendien moet de nadruk worden gelegd op de versterking van de elektriciteitstransmissie - en distributienetten, de digitalisering en het slimmer maken van de netten en de toepassing van nieuwe infrastructuuroplossingen, met name wat betreft de opslag van elektriciteit, en de effecten van eigen verbruik.

Met deze uitdagingen moet terdege rekening worden gehouden bij de toekomstige oriëntatie van het infrastructuurbeleid van de EU. Naar verwachting zullen meer projecten op deze gebieden in 2019-2020 rijp zijn en het doorschuiven van de CEF-begroting sluit volledig aan bij deze ambitie. Met toenemende rijpheid wordt verwacht dat meer elektriciteitsprojecten financiering van de Europese Investeringsbank ontvangen, onder meer in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI). De derde lijst van PGB's die tegelijk met deze mededeling wordt vastgesteld, betekent een belangrijke stap in deze heroriëntering.

De trans-Europese netwerken voor vervoer, energie en telecommunicatie zijn in hoge mate onderling afhankelijk en van nature doen zich tussen al deze sectoren synergie-effecten voor die beter moeten worden benut. Zo moeten energienetten bijvoorbeeld de uitdaging van de digitalisering sneller aanpakken. Cyberbeveiliging is een overkoepelende prioriteit voor alle TEN-sectoren (en daarbuiten) en moet een in alle investeringen in de drie sectoren worden geïntegreerd. Elektromobiliteit vergt een dicht netwerk van oplaadpunten langs autosnelwegen en in steden. Grote havens kunnen ook uitgroeien tot centra die diensten verlenen ten behoeve van offshore-activiteiten op het gebied van hernieuwbare energie.


3. De derde lijst van PGB’s sluit beter aan op de langetermijndoelstellingen van de EU

De derde Unielijst omvat 173 PGB’s, waaronder 106 projecten voor transmissie en opslag, 4 projecten voor de invoering van slimme netwerken, 53 gasprojecten, 6 olieprojecten, en – voor het eerst – 4 projecten inzake grensoverschrijdende koolstofdioxidenetwerken. Deze lijst is vastgesteld op basis van de unanieme steun van alle lidstaten en hun gemeenschappelijke politieke engagement.

In aansluiting op de decarbonisatie-agenda van de EU ligt de nadruk van het TEN-E-beleid steeds meer op projecten inzake elektriciteitssinterconnecties, elektriciteitsopslag en slimme netwerken.

3.1 PGB’s op het gebied van elektriciteit en slimme netwerken voor de interconnectie en het slimmer maken van het net ter ondersteuning van de energietransitie

De geselecteerde PGB's dragen bij aan de integratie van hernieuwbare energie en het vervoer ervan over langere afstanden, waarbij een hoog niveau van voorzieningszekerheid wordt gewaarborgd. Tot de PGB's behoren 15 projecten voor de opslag van elektriciteit. Voor het grootste deel gaat het om pompopslag, maar ook om persluchtenergieopslag. Betere interconnectie, slimmere netwerken en opslagopties maken meer flexibiliteit en stabielere netten mogelijk en zorgen ervoor dat piekbelastingen zowel lokaal als transregionaal kunnen worden opgevangen.

De PGB's op het gebied van elektriciteit helpen de resterende lidstaten verder om het streefcijfer van 10 % interconnectie tegen 2020 te behalen of vooruitgang in de richting ervan te boeken, en zij dragen bij tot de verwezenlijking van het nieuwe streefcijfer voor interconnectie voor 2030. Bovendien dragen de PGB's op het gebied van elektriciteit als volgt bij tot de doelstellingen die zijn overeengekomen door de groepen op hoog niveau:

·In de BEMIP-regio maken de geselecteerde projecten de synchronisatie van het elektriciteitsnet in het elektriciteitsnetwerk met het elektriciteitsnet van de EU mogelijk.

·In West-Europa zorgen de PGB's op het gebied van elektriciteit voor een betere integratie van het Iberisch schiereiland met Frankrijk en de rest van Europa, waardoor de integratie van hernieuwbare energiebronnen verder wordt gefaciliteerd; verder wordt de eerste rechtstreekse interconnectie tussen Ierland en het vasteland van Europa tot stand gebracht (Celtic Link).

·In de CESEC-regio versterken de geselecteerde projecten de elektriciteitsnetten teneinde de interconnecties te verbeteren, doeltreffende commerciële transacties mogelijk te maken en de landen de mogelijkheid te geven hun aanzienlijke potentieel op het gebied van hernieuwbare energie aan te boren.

·In de noordelijke zeeën wordt de nadruk gelegd op de totstandbrenging van een offshore-net teneinde het potentieel op het gebied van hernieuwbare energie zo goed en kosteneffectief mogelijk te benutten. Het doel is om middelen en financiën te bundelen door een gemeenschappelijke offshore-net te ontwikkelen.


De nieuwe lijst bevat vier projecten op het gebied van slimme netwerken. Het project tussen Kroatië en Slovenië zal resulteren in een grotere veerkracht van de netten en de toepassing van meer hernieuwbare opwekking en vraagrespons mogelijk maken. Het project tussen Tsjechië en Slowakije zal de veerkracht van de netten, van het transmissie- tot het distributieniveau, aanpakken. De twee andere projecten, tussen Oostenrijk en Italië en tussen Italië en Frankrijk, hebben betrekking op het netbeheer bij scenario's van sterke sectorkoppeling, waartoe onder meer de elektrificatie van het vervoer en, bij het Frans-Duitse project, de wisselwerking met de verwarmingssector en een grotere betrokkenheid van de klant behoren.

3.2 Meer doelgerichte PGB's op het gebied van gas voor de resterende behoeften betreffende de voorzieningszekerheid

Europa moet ervoor zorgen dat de belangrijkste gasprojecten tijdig worden uitgevoerd om een einde te maken aan het energie-isolement van het oostelijke deel van het Oostzeegebied, de voorzieningszekerheid van centraal Zuidoost-Europa te verbeteren en het Iberisch schiereiland in de Europese energiemarkt te integreren.

Daartoe dient de bestaande infrastructuur efficiënter en op regionaal niveau doelmatiger te worden gebruikt en dienen de wettelijk en regelgevende maatregelen doeltreffender te worden gehandhaafd. Bovenop de reeds vastgestelde prioriteiten, is een voorzichtig beleid ten aanzien van nieuwe investeringen vereist om overinvesteringen en het risico op 'stranded assets' te voorkomen, die tot een extra belasting voor de verbruikers zouden leiden. Op de derde lijst van PGB's is het aantal gasprojecten gedaald van 77 naar 53, hetgeen aansluit bij deze benadering.

3.3 Eerste PGB's inzake koolstofdioxidetransport geselecteerd

Voor het eerst bevat de Unielijst van PGB’s vier projecten op het gebied van koolstofdioxidetransportnetwerken. De projecten vinden plaats rond de noordelijke zeeën en hebben betrekking op België, Duitsland, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen. Zij zijn met name belangrijk voor de energie-intensieve industrie die hierdoor haar CO2-voetafdruk kan terugdringen.

4. De streefcijfers voor elektriciteitsinterconnectie voor 2020 en 2030 verwezenlijken

4.1 Interconnectiestreefcijfer voor 2020

Het streefcijfer van 10 % elektriciteitssinterconnectie heeft een politieke impuls gegeven om vorderingen te maken met belangrijke grensoverschrijdende projecten. De uitvoering van PGB's heeft de afgelopen jaren tot hogere interconnectieniveaus geleid.


Tabel 2: Interconnectieniveaus van de lidstaten in 2017 en 2020

LandInterconnectieniveaus in 2017Verwachte interconnectieniveaus in 2020 17  
AT15%32%
BE19%33%
BG7%18%
CY0%0%    
CZ19%23%
DE9%13%
DK51%59%
EE63%76%
ES6%6%
FI29%19%
FR9%12%
UK6%8%
EL11%15%
HR52%102%
HU58%98%
IE 187%18%
IT8%10%
LT88%79%
LU109%185%
LV45%75%
MT24%24%
NL18%28%
PL4%8%
PT9%21%
RO7%15%
SE26%28%
SI84%132%
SK43%59%


Momenteel hebben 17 lidstaten het streefcijfer van 10 % bereikt, hetgeen voor hen een gunstige invloed op de handel heeft en tot lagere wholesaleprijzen heeft geleid. Nog eens zeven lidstaten – Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Italië, Portugal en Roemenië – liggen op schema om het streefcijfer van 10 % tegen 2020 te halen wanneer PGB's worden voltooid die momenteel plaatsvinden. Er moeten echter aanvullende inspanningen worden geleverd om met name het Iberisch schiereiland (interconnectoren Portugal-Spanje en Spanje-Frankrijk) , Zuidoost-Europa alsmede Polen en Ierland (de Celtic Interconnector met Frankrijk wordt de eerste verbinding tussen Ierland en het vasteland) te integreren.

4.2 Interconnectiestreefcijfer voor 2030

Gelet op de conclusies van de Europese Raad van maart en juni 2014, waarin werd benadrukt dat moet worden gewaarborgd dat alle lidstaten ten volle aan de interne energiemarkt deelnemen, heeft de Europese Raad de Commissie in oktober 2014 opgeroepen om "verslag aan de Europese Raad [uit te brengen] met het doel in 2030 het streefcijfer van 15% te halen, zoals de Commissie heeft voorgesteld 19 . Beide streefcijfers [voor 2020 en 2030] zullen worden gehaald via de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang".

De Commissie heeft daartoe een deskundigengroep opgericht die bestaat uit 15 toonaangevende deskundigen uit heel Europa en advies geeft over de verwezenlijking en de operationalisering van het streefcijfer van 15 % interconnectie voor 2030. De deskundigengroep heeft hierover in september verslag uitgebracht 20 .

In het verslag van de deskundigengroep wordt erkend dat de snel veranderende energiecontext een aantal uitdagingen tot gevolg heeft. In het verslag wordt aanbevolen te beoordelen welke behoefte er bestaat aan het ontwikkelen van verdere interconnectiecapaciteit door middel van verschillende indicatoren en drempelwaarden, teneinde op meer genuanceerdere wijze rekening te houden met de verschillende energiesituaties in de lidstaten en de verschillende rollen die interconnectoren spelen bij het ondersteunen van de voltooiing van de interne energiemarkt, de integratie van hernieuwbare energiebronnen en het waarborgen van de voorzieningszekerheid.

Gezien de aanbevelingen van de groep stelt de Commissie voor het streefcijfer van 15 % interconnectie te operationaliseren door middel van een reeks aanvullende en meer specifieke drempelwaarden die dienen als indicatoren van de urgentie van de vereiste maatregelen en die aansluiten op de drie hoofddoelstellingen van het Europese energiebeleid: verhogen van het concurrentievermogen door middel van marktintegratie, waarborgen van de voorzieningszekerheid en verwezenlijken van de klimaatdoelstellingen door verhoging van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen. Er moeten maatregelen worden genomen door de lidstaten, TSB's/projectontwikkelaars, regelgevende instanties en de Europese instellingen indien een van de volgende drempelwaarden wordt bereikt:

·Een goed functionerende interne markt dient te leiden tot concurrerende elektriciteitstarieven voor alle Europeanen. De lidstaten moeten daarom streven naar minimale verschillen tussen hun wholesalemarktprijzen. Aanvullende interconnecties moeten prioriteit krijgen indien het prijsverschil tussen lidstaten, regio's of biedzones een indicatieve drempelwaarde van 2 EUR/MWh overschrijdt, om ervoor te zorgen dat alle verbruikers op vergelijkbare wijze van de interne markt profiteren. Hoe groter het prijsverschil, des te groter de noodzaak van urgente maatregelen.

·Elke lidstaten moet ervoor zorgen dat in alle omstandigheden aan de piekvraag kan worden voldaan, door middel van een combinatie van eigen van eigen capaciteit en invoer. Daarom moeten landen waar de nominale transmissiecapaciteit van de interconnectoren lager is dan 30 % van hun piekbelasting zo spoedig mogelijk de mogelijkheden van nieuwe interconnectoren onderzoeken.

·De verdere toepassing van hernieuwbare energie mag niet worden belemmerd door een gebrek aan exportcapaciteit. De hernieuwbare productie in elke lidstaat moet door heel Europa heen optimaal worden benut. Daarom moeten landen waar de nominale transmissiecapaciteit van de interconnectoren lager is dan 30 % van hun geïnstalleerde capaciteit voor de opwekking van hernieuwbare energie zo spoedig mogelijk de mogelijkheden van nieuwe interconnectoren onderzoeken.


Kaart met de prestaties van de lidstaten, Zwitserland en Noorwegen wat betreft de drie drempelwaarden


Groen: voldoet aan alle drie de drempelwaarden

Geel: voldoet aan twee drempelwaarden

Rood: voldoet aan geen van de drempelwaarden


Projecten die nodig zijn om ervoor te zorgen dat een lidstaat of een regio een van de drie drempelwaarden bereikt moeten op passende wijze prioriteit krijgen, onder meer in het kader van de in de TEN-E-verordening voorziene procedures. De verwezenlijking van deze projecten vereist volledige inzet aan beide zijden van de grens en de Commissie roept de lidstaten daarom op prioriteit te geven aan de ontwikkeling van interconnecties met de buurlanden die onder een van de drempelwaarden liggen, in een geest van solidariteit en samenwerking. 

De in het kader van het TEN-E-beleid opgerichte groepen op hoog niveau zullen nauwlettend toezicht houden op deze projecten, die profiteren van de daaruit voortvloeiende politieke steun. De Commissie verzoekt ENTSB-E om de niveaus van elektriciteitsinterconnectie jaarlijks te meten en daarvan verslag uit te brengen aan de Commissie en ACER. Dit verslag, waarin rekening moet worden gehouden met de bovengenoemde nieuwe indicatoren die zijn gericht op het bereiken van de streefcijfers van 10 % en 15 %, dient te worden opgenomen in het verslag betreffende de stand van de energie-unie en te worden besproken door de groepen op hoog niveau en de Coördinatiegroep voor elektriciteit, alsmede op het jaarlijkse Forum inzake energie-infrastructuur in Kopenhagen.

Verder beveelt de Commissie aan dat de lidstaten rekening houden met de nieuwe aanpak en de drempelwaarden voor het bereiken van het streefcijfer van 15 % interconnectie bij de opstelling van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen in het kader van de voorgestelde verordening inzake de governance van de energie-unie. Daartoe behoort met name het beschrijven van de belangrijkste bestaande en geplande beleidslijnen en maatregelen ter bevordering van de totstandbrenging van urgente interconnecties, maar ook overleg met de naburige lidstaten en andere lidstaten die belangstelling hebben voor dergelijke elementen in de context van regionale samenwerking. Ook de Commissie zal rekening houden met de nieuwe aanpak en drempelwaarden bij de opstelling van aanbevelingen betreffende de ontwerpversies van geïntegreerde nationale klimaat- en energieplannen.

Afgezien van de vlotte voltooiing van de ontbrekende infrastructuurverbindingen blijft de betere benutting van de bestaande interconnectoren de opperste prioriteit. In die context wijst de Commissie er nogmaals op dat het van groot belang is dat alle lidstaten volledig uitvoering geven aan de regels voor de interne markt. Bovendien heeft de Commissie in de voorstellen voor de opzet van de markt als onderdeel van het pakket schone energie doeltreffendere regels voorgesteld die ervoor moeten zorgen dat meer capaciteit op bestaande interconnecties ter beschikking wordt gesteld. Verder is voorgesteld dat de netwerkexploitanten sterker worden gestimuleerd om congestieheffingen in nieuwe lijnen te investeren.

5. Conclusie

Samen met een snelle overeenkomst over een versterkt regelgevingskader als voorgesteld in het pakket Schone energie voor alle Europeanen, blijven snelle vorderingen bij het bouwen en moderniseren van de vereiste fysieke infrastructuur de belangrijkste voorwaarden voor een succesvolle energietransitie en voor de energiezekerheid.

De Europese Unie heeft een krachtig beleid inzake energie-infrastructuur opgezet dat resultaten oplevert. De vorderingen zijn veelbelovend, maar de meerderheid van de ontbrekende infrastructurele verbindingen moet nog worden voltooid. Daarom moet het engagement op alle niveaus, van politiek en technisch tot financieel, op peil worden gehouden en sneller tot uiting komen.

Het behalen van de streefcijfers van 10 % en 15 % elektriciteitsinterconnectie voor 2020 en 2030, als overeengekomen door de Europese Raad, blijft essentieel om ervoor te zorgen dat Europa het potentieel van hernieuwbare energiebronnen ten volle benut en daarbij de voorzieningszekerheid en de concurrentiepositie waarborgt. In de mededeling van 2015 werd erop gewezen dat goed geïnterconnecteerde en geïntegreerde trans-Europese netten onontbeerlijk zijn voor een geslaagde energietransitie. In deze mededeling wordt daarom een nieuwe aanpak voorgesteld, alsmede een reeks drempelwaarden die aanleiding geven tot maatregelen door de lidstaten, de regelgevende instanties en de projectontwikkelaars, die onderzoek doen en verdere interconnecties ontwikkelen om de marktintegratie te verdiepen, de voorzieningszekerheid te versterken en te waarborgen dat de nodige infrastructuur beschikbaar is teneinde steun te geven aan het bereiken van het streefcijfer voor hernieuwbare energie voor 2030.

Daartoe moeten verder onze elektriciteitsnetten worden gemoderniseerd, moet gebruik worden gemaakt van digitalisering en moeten de netten slimmer worden gemaakt, zodat sectoren op intelligente wijze met elkaar gekoppeld kunnen worden. In het TEN-E-programma zal hierop de komende jaren de nadruk liggen. De vandaag vastgestelde PGB-lijst is een belangrijke stap in deze richting.

Met de energie-unie en het pakket Schone energie voor alle Europeanen is er momenteel een duidelijke impuls voor het versnellen van de bouw van belangrijke energienetten teneinde de voorzieningszekerheid te versterken en de overgang naar schone energie te bevorderen.


(1)

     COM(2017) 688 final.

(2)

     COM(2015) 82 final.

(3)

     Studie 'Benefits of an integrated European Energy Market' ("Voordelen van een geïntegreerde Europese energiemarkt"), 2013, Booz & co, https://ec.europa.eu/energy/sites/ener/files/documents/20130902_energy_integration_benefits.pdf.

(4)

     Zie voetnoot 3.

(5)

     Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39).

(6)

     Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).

(7)

     Geconsolideerd verslag over de vorderingen van elektriciteits- en gasprojecten van gemeenschappelijk belang voor het jaar 2016.

(8)

     Bulgarije, Tsjechische Republiek, Griekenland, Litouwen, Polen en Roemenië.

(9)

     Bijlage bij het werkdocument van de diensten van de Commissie bij de gedelegeerde verordening (C(2017) 7834) van de Commissie.

(10)

     COM(2015) 82 final van 25.2.2015; http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM%3A2015%3A82%3AFIN .

(11)

     Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de governance van de energie-unie, COM(2016) 759 final van 23.2.2017.

(12)

     Oostelijke as voor gas tussen Spanje en Frankrijk.

(13)

     Zuidelijke transit oostelijke Pyreneeën.

(14)

     Met uitzondering van de lidstaten die een ontheffing hebben, dat wil zeggen Cyprus, Luxemburg, Malta, Slovenië en Zweden.

(15)

     Het N-1-criterum houdt in dat het netwerk het (tijdelijk) wegvallen van

het grootste activum van het netwerk moet kunnen opvangen.

(16)

     European Energy Industry Investments, Study for the ITRE Committee, 2017 http://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2017/595356/IPOL_STU(2017)595356_EN.pdf.

(17)

     Volgens tienjarenplannen voor netwerkontwikkeling van 2016 en visie 2020 van ENTSB-E.

(18)

     Doordat het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie verlaat, zal Ierland een interconnectieniveau van 0 % hebben totdat de Celtic Interconnector tussen Ierland en Frankrijk is voltooid (naar verwachting in 2025).

(19)

     Zie COM(2014) 330 waarin de Commissie heeft voorgesteld "om het huidige interconnectieniveau van 10 % tegen 2030 te verhogen tot 15 %, rekening houdend met de kostenaspecten en het potentieel van de handel in de betrokken regio's."

(20)

     Het verslag van de deskundigengroep is beschikbaar op: https://ec.europa.eu/energy/en/topics/projects-common-interest/electricity-interconnection-targets/expert-group-electricity-interconnection-targets .