Artikelen bij COM(2018)225 - Europees bevel tot verstrekking en het Europees bevel tot bewaring van elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.




Hoofdstuk 1: Onderwerp, definities en toepassingsgebied

Artikel 1
Onderwerp

1. Bij deze verordening worden de regels vastgesteld op grond waarvan een autoriteit van een lidstaat een dienstverlener die in de Unie diensten aanbiedt, kan bevelen elektronisch bewijsmateriaal te verstrekken of te bewaren, ongeacht de locatie van de gegevens. Deze verordening doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de nationale autoriteiten om op hun grondgebied gevestigde of vertegenwoordigde dienstverleners te dwingen om soortgelijke nationale maatregelen na te leven.

2. Deze verordening geldt onverminderd de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de rechtsbeginselen die zijn neergelegd in artikel 6 VEU, inclusief het recht op verdediging van personen tegen wie een strafprocedure loopt, en laat alle verplichtingen die in dat verband op de rechtshandhavingsautoriteiten of rechterlijke autoriteiten rusten, onverlet.

Artikel 2
Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1)"Europees verstrekkingsbevel": een bindende beslissing van een uitvaardigende autoriteit van een lidstaat waarbij een dienstverlener die in de Unie diensten aanbiedt en in een andere lidstaat is gevestigd of vertegenwoordigd, wordt gedwongen elektronisch bewijsmateriaal te verstrekken;

(2)"Europees bewaringsbevel": een bindende beslissing van een uitvaardigende autoriteit van een lidstaat waarbij een dienstverlener die in de Unie diensten aanbiedt en in een andere lidstaat is gevestigd of vertegenwoordigd, wordt gedwongen elektronisch bewijsmateriaal te bewaren met het oog op een aansluitend verzoek om verstrekking;

(3)"dienstverlener": een natuurlijke of rechtspersoon die een of meer van de volgende categorieën diensten aanbiedt:

(a)elektronische-communicatiediensten zoals omschreven in artikel 2, lid 4, van de [richtlijn tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie];

(b)diensten van de informatiemaatschappij zoals omschreven in artikel 1, lid 1, onder b), van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad 44 , waarbij gegevensopslag een wezenlijk onderdeel is van de aan de gebruiker aangeboden dienst, met inbegrip van sociale netwerken, onlinemarktplaatsen die transacties tussen hun gebruikers mogelijk maken, en andere hostingdiensten;

(c)diensten in verband met internet domeinnamen en IP-nummering, zoals aanbieders van IP-adressen, domeinnaamregistrators en -registers en aanverwante privacy- en proxydiensten;

(4)"diensten aanbieden in de Unie":

(a)natuurlijke of rechtspersonen in een of meer lidstaten in staat stellen om gebruik te maken van de onder punt 3) hierboven vermelde diensten; en

(b)waarbij er een reële link is met de onder a) bedoelde lidsta(a)t(en);

(5)"vestiging": de daadwerkelijke uitoefening van een economische activiteit voor onbepaalde tijd door middel van een duurzame infrastructuur van waaruit diensten worden verleend, of een duurzame infrastructuur van waaruit de activiteiten worden beheerd;

(6)"elektronisch bewijsmateriaal": bewijsmateriaal dat op het tijdstip van ontvangst van een certificaat inzake het verstrekkings- of bewaringsbevel door of namens een dienstverlener in elektronische vorm is opgeslagen en dat bestaat uit opgeslagen abonneegegevens, toegangsgegevens, transactiegegevens en inhoudelijke gegevens;

(7)"abonneegegevens": gegevens die betrekking hebben op:

(a)de identiteit van een abonnee of klant, zoals opgegeven naam, geboortedatum, postadres of geografisch adres, facturatie- en betalingsgegevens, telefoonnummer of e-mailadres;

(b)de aard en de duur van de dienst, met inbegrip van technische gegevens en gegevens ter identificatie van gerelateerde technische maatregelen of interfaces die worden gebruikt door of verstrekt aan de abonnee of klant, en gegevens met betrekking tot de validering van het gebruik van de dienst, met uitzondering van wachtwoorden of andere authenticatiemiddelen die in plaats van een wachtwoord worden gebruikt en door een gebruiker worden verstrekt of op zijn verzoek worden gecreëerd;

(8)"toegangsgegevens": gegevens die verband houden met de aanvang en de beëindiging van een toegangssessie van een gebruiker inzake een dienst, die strikt noodzakelijk zijn voor het uitsluitende doel de gebruiker van de dienst te identificeren, zoals de datum en het tijdstip van het gebruik, of het inloggen in en het uitloggen uit de dienst, samen met het IP-adres dat door de aanbieder van een internettoegangsdienst aan de gebruiker van de dienst is toegewezen, gegevens ter identificatie van de gebruikte interface en de gebruikers-ID. Daaronder vallen ook elektronische-communicatiemetagegevens zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 3, onder c), van [de verordening betreffende de eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens in elektronische communicatie];

(9)"transactiegegevens": gegevens in verband met de verlening van een dienst die door een dienstverlener wordt aangeboden, die dienen om achtergrondinformatie of aanvullende informatie over die dienst te verstrekken en door een informatiesysteem van de dienstverlener zijn gegenereerd of verwerkt, zoals de herkomst en de bestemming van een bericht of een ander type interactie, gegevens betreffende de locatie van het apparaat, de datum, het tijdstip, de duur, de omvang, de route, de vorm, het gebruikte protocol en het type compressie, tenzij die gegevens toegangsgegevens zijn. Daaronder vallen ook elektronische-communicatiemetagegevens zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 3, onder c), van [de verordening betreffende de eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens in elektronische communicatie];

(10)"inhoudelijke gegevens": andere gegevens dan abonneegegevens, toegangsgegevens of transactiegegeven die in digitale vorm zijn opgeslagen, zoals tekst, spraak, video, beelden en geluid;

(11)"informatiesysteem": informatiesysteem zoals gedefinieerd in artikel 2, onder a), van Richtlijn 2013/40/EU van het Europees Parlement en de Raad 45 .

(12)"uitvaardigende staat": de lidstaat waar het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel is uitgevaardigd;

(13)"tenuitvoerleggingsstaat": de lidstaat waar de adressaat van het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel verblijft of is gevestigd en waaraan het Europees verstrekkingsbevel en het certificaat inzake het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel en het certificaat inzake het Europees bewaringsbevel voor tenuitvoerlegging worden doorgegeven;

(14)"tenuitvoerleggingsautoriteit": de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat waaraan het Europees verstrekkingsbevel en het certificaat inzake het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel en het certificaat inzake het Europees bewaringsbevel door de uitvaardigende autoriteit voor tenuitvoerlegging worden doorgegeven;

(15)"noodgevallen": situaties waarin sprake is van een onmiddellijke bedreiging voor iemands leven of fysieke integriteit of voor een kritieke infrastructuur in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 2008/114/EG van de Raad 46 .

Artikel 3
Toepassingsgebied

1. Deze verordening is van toepassing op dienstverleners die diensten aanbieden in de Unie.

2. Het Europees verstrekkingsbevel en het Europees bewaringsbevel kunnen uitsluitend voor strafprocedures worden uitgevaardigd, zowel in de fase vóór het proces als tijdens het proces. De bevelen kunnen ook worden uitgevaardigd in een procedure betreffende een strafbaar feit waarvoor een rechtspersoon in de uitvaardigende staat aansprakelijk kan zijn of kan worden bestraft.

3. De bevelen waarin deze verordening voorziet, kunnen uitsluitend worden uitgevaardigd voor gegevens die betrekking hebben op in de Unie aangeboden diensten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 3.


Hoofdstuk 2:    Europees verstrekkingsbevel, Europees bewaringsbevel en certificaten

Artikel 4
Uitvaardigende autoriteit

1. Een Europees verstrekkingsbevel voor abonneegegevens en toegangsgegevens kan worden uitgevaardigd door:

(a)een in de zaak bevoegde rechter, rechtbank, onderzoeksrechter of openbare aanklager; of

(b)iedere andere door de uitvaardigende staat aangeduide bevoegde autoriteit, die in de zaak in kwestie optreedt als strafrechtelijke onderzoeksautoriteit en overeenkomstig het nationale recht bevoegd is opdracht te geven tot bewijsgaring. Een dergelijk Europees verstrekkingsbevel wordt, nadat is nagegaan of het voldoet aan de krachtens deze verordening geldende voorwaarden voor de uitvaardiging van een Europees verstrekkingsbevel, bekrachtigd door een rechter, rechtbank, onderzoeksrechter of openbare aanklager in de uitvaardigende staat.

2. Een Europees verstrekkingsbevel inzake transactiegegevens en inhoudelijke gegevens kan uitsluitend worden uitgevaardigd door:

(a)een in de zaak bevoegde rechter, rechtbank of onderzoeksrechter; of

(a)iedere andere door de uitvaardigende staat aangeduide bevoegde autoriteit, die in de zaak in kwestie optreedt als strafrechtelijke onderzoeksautoriteit en overeenkomstig het nationale recht bevoegd is opdracht te geven tot bewijsgaring. Een dergelijk Europees verstrekkingsbevel wordt, nadat is nagegaan of het voldoet aan de krachtens deze verordening geldende voorwaarden voor de uitvaardiging van een Europees verstrekkingsbevel, bekrachtigd door een rechter, rechtbank of onderzoeksrechter in de uitvaardigende staat.

3. Een Europees bewaringsbevel kan worden uitgevaardigd door:

(a)een in de zaak bevoegde rechter, rechtbank, onderzoeksrechter of openbare aanklager; of

(b)iedere andere door de uitvaardigende staat aangeduide bevoegde autoriteit, die in de zaak in kwestie optreedt als strafrechtelijke onderzoeksautoriteit en overeenkomstig het nationale recht bevoegd is opdracht te geven tot bewijsgaring. Een dergelijk Europees bewaringsbevel wordt, nadat is nagegaan of het voldoet aan de krachtens deze verordening geldende voorwaarden voor de uitvaardiging van een Europees bewaringsbevel, bekrachtigd door een rechter, rechtbank, onderzoeksrechter of openbare aanklager in de uitvaardigende staat.

4. Wanneer het bevel overeenkomstig lid 1, onder b), lid 2, onder b), en lid 3, onder b), door een rechterlijke autoriteit is bekrachtigd, kan deze autoriteit ook als een uitvaardigende autoriteit worden beschouwd voor de doorgifte van het certificaat inzake het Europees verstrekkingsbevel en het certificaat inzake het Europees bewaringsbevel.

Artikel 5
Voorwaarden voor het uitvaardigen van een Europees verstrekkingsbevel

1. Een uitvaardigende autoriteit kan een Europees verstrekkingsbevel slechts uitvaardigen wanneer alle in dit artikel beschreven voorwaarden zijn vervuld.

2. Het Europees verstrekkingsbevel is noodzakelijk en evenredig met het oog op de in artikel 3, lid 2, bedoelde procedures en kan slechts worden uitgevaardigd indien een soortgelijke maatregel beschikbaar zou zijn voor hetzelfde strafbare feit in een vergelijkbare binnenlandse situatie in de uitvaardigende staat.

3. Europese verstrekkingsbevelen inzake abonneegegevens of toegangsgegevens kunnen voor alle strafbare feiten worden uitgevaardigd.

4. Europese verstrekkingsbevelen inzake transactiegegevens of inhoudelijke gegevens, kunnen slechts worden uitgevaardigd

(a)voor strafbare feiten waarop in de uitvaardigende staat een vrijheidsstraf staat met een maximum van ten minste 3 jaar, of

(b)voor de volgende strafbare feiten, indien zij geheel of gedeeltelijk zijn gepleegd door middel van een informatiesysteem:

–strafbare feiten zoals gedefinieerd in de artikelen 3, 4 en 5 van Kaderbesluit 2001/413/JHA van de Raad 47 ;

– strafbare feiten zoals gedefinieerd in de artikelen 3 tot en met 7 van Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad; 48

– strafbare feiten zoals gedefinieerd in de artikelen 3 tot en met 8 van Richtlijn 2013/40/EU van het Europees Parlement en de Raad;

(c)voor strafbare feiten zoals gedefinieerd in de artikelen 3 tot en met 12, en artikel 14 van Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad. 49

5. Het Europees verstrekkingsbevel bevat de volgende informatie:

(a)de uitvaardigende autoriteit en, in voorkomende geval, de bekrachtigende autoriteit;

(b)de in artikel 7 bedoelde adressaat van het Europees verstrekkingsbevel;

(c)de personen om wier gegevens wordt verzocht, behalve wanneer het bevel als enig doel heeft een persoon te identificeren;

(d)de categorie van de gevraagde gegevens (abonneegegevens, toegangsgegevens, transactiegegevens of inhoudelijke gegevens);

(e)in voorkomend geval, de tijdsspanne waarop de te verstrekken gegevens betrekking hebben;

(f)de toepasselijke strafrechtelijke bepalingen van de uitvaardigende staat;

(g)in geval van nood of van een verzoek om eerdere openbaarmaking, de redenen daarvoor;

(h)in gevallen waarin de verlangde gegevens worden opgeslagen of verwerkt als onderdeel van een infrastructuur die door een dienstverlener wordt verstrekt aan een bedrijf of een andere entiteit die geen natuurlijke persoon is, een bevestiging dat het bevel overeenkomstig lid 6 is uitgevaardigd;

(i)de gronden voor de noodzaak en de evenredigheid van de maatregel.

6. In gevallen waarin de verlangde gegevens worden opgeslagen of verwerkt als onderdeel van een infrastructuur die door een dienstverlener wordt verstrekt aan een bedrijf of een andere entiteit die geen natuurlijke persoon is, kan het Europees verstrekkingsbevel uitsluitend worden gericht aan de dienstverlener wanneer onderzoeksmaatregelen tegen het bedrijf of de entiteit niet aangewezen zijn, met name omdat zij het onderzoek zouden kunnen schaden.

7. Indien de uitvaardigende autoriteit redenen heeft om aan te nemen dat de gevraagde transactiegegevens of inhoudelijke gegevens worden beschermd door krachtens het recht van de lidstaat waar het bevel aan de dienstverlener wordt geadresseerd, verleende voorrechten en immuniteiten, of dat de openbaarmaking ervan de fundamentele belangen van die lidstaat zou kunnen schaden, onder meer op het gebied van nationale veiligheid en defensie, zoekt de uitvaardigende autoriteit opheldering alvorens het Europees verstrekkingsbevel uit te vaardigen, onder meer door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat te raadplegen, hetzij rechtstreeks hetzij via Eurojust of het Europees justitieel netwerk. Indien de uitvaardigende autoriteit van oordeel is dat de gevraagde toegangsgegevens, transactiegegevens of inhoudelijke gegevens door dergelijke voorrechten en immuniteiten worden beschermd of dat de openbaarmaking ervan de fundamentele belangen van de andere lidstaat zou schaden, vaardigt zij geen Europees verstrekkingsbevel uit.

Artikel 6
Voorwaarden voor het uitvaardigen van een Europees bewaringsbevel

1. Een uitvaardigende autoriteit kan slechts een Europees bewaringsbevel uitvaardigen wanneer alle in dit artikel beschreven voorwaarden zijn vervuld.

2. Het kan worden uitgevaardigd indien zulks noodzakelijk en evenredig is om te voorkomen dat gegevens worden verwijderd, gewist of gewijzigd, met het oog op een aansluitend verzoek tot verstrekking van die gegevens door middel van wederzijdse rechtshulp, een Europees onderzoeksbevel of een Europees verstrekkingsbevel. Europese bevelen tot bewaring van gegevens kunnen voor alle strafbare feiten worden uitgevaardigd.

3. Het Europees bewaringsbevel bevat de volgende informatie:

(a)de uitvaardigende autoriteit en, indien van toepassing, de bekrachtigende autoriteit;

(b)de in artikel 7 bedoelde adressaat van het Europees bewaringsbevel;

(c)de personen wier gegevens moeten worden bewaard, behalve wanneer het bevel als enig doel heeft een persoon te identificeren;

(d)de categorie van de te bewaren gegevens (abonneegegevens, toegangsgegevens, transactiegegevens of inhoudelijke gegevens);

(e)in voorkomend geval, de tijdsspanne waarop de te bewaren gegevens betrekking hebben;

(f)de toepasselijke strafrechtelijke bepalingen van de uitvaardigende staat;

(g)de gronden voor de noodzaak en de evenredigheid van de maatregel.

Artikel 7
Adressaat van een Europees verstrekkingsbevel en een Europees bewaringsbevel

1. Het Europees verstrekkingsbevel en het Europees bewaringsbevel worden rechtstreeks gericht aan een wettelijke vertegenwoordiger die door de dienstverlener is aangewezen voor bewijsgaring in strafprocedures.

2. Wanneer er geen specifieke wettelijke vertegenwoordiger is aangesteld, kunnen het Europees verstrekkingsbevel en het Europees bewaringsbevel worden gericht aan iedere vestiging van de dienstverlener in de Unie.

3. Wanneer de wettelijke vertegenwoordiger een CEV niet uitvoert in een noodgeval overeenkomstig artikel 9, lid 2, kan het CEV aan iedere vestiging van de dienstverlener in de Unie worden gericht.

4. Wanneer de wettelijke vertegenwoordiger zijn verplichtingen uit hoofde van de artikelen 9 of 10 niet nakomt en de uitvaardigende autoriteit van oordeel is dat er een ernstig risico bestaat dat gegevens verloren zullen gaan, kunnen het Europees verstrekkingsbevel en het Europees bewaringsbevel worden gericht aan iedere vestiging van de dienstverlener in de Unie.

Artikel 8
Certificaat inzake het Europees verstrekkingsbevel en inzake het Europees bewaringsbevel

1. Een Europees verstrekkings- of bewaringsbevel wordt aan de in artikel 7 gedefinieerde adressaat doorgegeven door middel van een certificaat inzake het Europees verstrekkingsbevel (CEV) of een certificaat inzake het Europees bewaringsbevel (CEB).

De uitvaardigende of bekrachtigende autoriteit vult het in bijlage I opgenomen CEV of het in bijlage II opgenomen CEB in, ondertekent het en verklaart de inhoud ervan nauwkeurig en correct.

2. Het CEV of CEB wordt rechtstreeks doorgegeven op zodanige wijze dat dit schriftelijk kan worden vastgelegd en de adressaat de echtheid ervan kan vaststellen.

Wanneer dienstverleners, lidstaten of organen van de Unie speciale platforms of andere beveiligde kanalen hebben ingesteld voor het afhandelen van verzoeken om gegevens van gerechtelijke autoriteiten en rechtshandhavingsautoriteiten, kan de uitvaardigende autoriteit er ook voor kiezen het certificaat via deze kanalen door te geven.

3. Het CEV bevat de in artikel 5, lid 5, onder a) tot en met h), vermelde informatie, met inbegrip van informatie die voorde adressaat toereikend is om de uitvaardigende autoriteit te identificeren en daarmee contact op te nemen. De gronden voor de noodzaak en de evenredigheid van de maatregel of nadere bijzonderheden over de onderzoeken worden er niet in opgenomen.

4. Het CEB bevat de in artikel 6, lid 3, onder a) tot en met h), vermelde informatie, met inbegrip van informatie die voor de adressaat toereikend is om de uitvaardigende autoriteit te identificeren en daarmee contact op te nemen. De gronden voor de noodzaak en de evenredigheid van de maatregel of nadere bijzonderheden over de onderzoeken worden er niet in opgenomen.

5. Zo nodig wordt het CEV of CEB vertaald in een officiële taal van de Unie die door de adressaat wordt aanvaard. Als er geen specifieke taal is opgegeven, wordt het CEV of CEB vertaald in een van de officiële talen van de lidstaat waar de wettelijke vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd.

Artikel 9
Uitvoering van een CEV

1. Na ontvangst van het CEV zorgt de adressaat ervoor dat de gevraagde gegevens rechtstreeks aan de in het CEV vermelde uitvaardigende autoriteit of rechtshandhavingsautoriteiten worden toegezonden uiterlijk 10 dagen na ontvangst van het CEV, tenzij de uitvaardigende autoriteit redenen opgeeft voor eerdere openbaarmaking.

2. In noodgevallen geeft de adressaat de gevraagde gegevens onverwijld door, uiterlijk binnen 6 uur na ontvangst van het CEV.

3. Indien de adressaat zijn verplichting niet kan nakomen omdat het CEV onvolledig is, kennelijke fouten bevat of niet voldoende informatie bevat voor de uitvoering van het CEV, informeert de adressaat de in het CEV vermelde uitvaardigende autoriteit onverwijld en verzoekt hij deze om opheldering door gebruik te maken van het formulier in bijlage III. Hij stelt de uitvaardigende autoriteit ervan in kennis of een identificatie en bewaring zoals bedoeld lid 6 mogelijk was. De uitvaardigende autoriteit reageert onverwijld, en uiterlijk binnen 5 dagen. De in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen zijn niet van toepassing totdat opheldering is verschaft.

4. Indien de adressaat zijn verplichting niet kan nakomen vanwege overmacht of vanwege een feitelijke onmogelijkheid die niet aan de adressaat of, indien niet dezelfde persoon, de dienstverlener kan worden toegerekend, met name omdat de persoon van wie de gegevens worden verlangd, niet diens klant is, of de gegevens werden gewist voordat het CEV werd ontvangen, stelt de adressaat de in het CEV genoemde uitvaardigende autoriteit daarvan onverwijld in kennis met vermelding van de redenen, door gebruik te maken van het formulier in bijlage III. Als de relevante voorwaarden zijn vervuld, trekt de uitvaardigende autoriteit het CEV in.

5. In alle gevallen waarin de adressaat de gevraagde informatie om andere redenen niet, niet volledig of niet binnen de gestelde termijn verstrekt, stelt hij de uitvaardigende autoriteit onverwijld en uiterlijk binnen de termijnen die zijn vastgelegd in leden 1 en 2 in kennis van die redenen, door gebruik te maken van het formulier in bijlage III. De uitvaardigende autoriteit beoordeelt het bevel in het licht van de door de dienstverlener verstrekte informatie en stelt zo nodig een nieuwe termijn vast waarbinnen de dienstverlener de gegevens dient te verstrekken.

Indien de adressaat van mening is dat het CEV niet kan worden uitgevoerd omdat op grond van enkel de informatie in het CEV blijkt dat het kennelijk in strijd is met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie of kennelijk misbruik oplevert, zendt de adressaat het formulier in bijlage III ook naar de bevoegde tenuitvoerleggingsautoriteit in de lidstaat van de adressaat. In dergelijke gevallen kan de bevoegde tenuitvoerleggingsautoriteit de uitvaardigende autoriteit om opheldering verzoeken over het Europees verstrekkingsbevel, hetzij rechtstreeks, hetzij via Eurojust of het Europees justitieel netwerk.

6. De adressaat bewaart de gevraagde gegevens indien hij deze niet onmiddellijk verstrekt, tenzij aan de hand van de informatie in het CEV niet kan worden bepaald welke gegevens worden gevraagd, in welk geval hij overeenkomstig lid 3 om opheldering verzoekt. De bewaring wordt gehandhaafd totdat de gegevens worden verstrekt, ongeacht of dit gebeurt op basis van het opgehelderde Europees verstrekkingsbevel en het bijbehorende certificaat dan wel via andere kanalen, zoals wederzijdse rechtshulp. Indien het niet langer noodzakelijk is de gegevens te verstrekken en te bewaren, stelt de uitvaardigende autoriteit, en in voorkomend geval overeenkomstig artikel 14, lid 8, de tenuitvoerleggingsautoriteit, de adressaat daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 10
Uitvoering van een CEB

1. Na ontvangst van het CEB bewaart de adressaat onverwijld de gevraagde gegevens. De bewaring wordt beëindigd na 60 dagen, tenzij de uitvaardigende autoriteit bevestigt dat een begin is gemaakt met het aansluitende verstrekkingsverzoek.

2. Indien de uitvaardigende autoriteit binnen de in lid 1 vastgestelde termijn bevestigt dat een begin is gemaakt met het aansluitende verstrekkingsverzoek, bewaart de adressaat de gegevens zolang als nodig is om de gegevens te verstrekken zodra van het aansluitende verzoek kennis is gegeven of dat verzoek is betekend.

3. Indien de bewaring niet langer noodzakelijk is, stelt de uitvaardigende autoriteit de adressaat daarvan onverwijld in kennis.

4. Indien de adressaat zijn verplichting niet kan nakomen omdat het certificaat onvolledig is, kennelijke fouten bevat of niet voldoende informatie bevat voor de uitvoering van het CEB, informeert de adressaat de in het CEB vermelde uitvaardigende autoriteit onverwijld en verzoekt hij deze om opheldering door gebruik te maken van het formulier in bijlage III. De uitvaardigende autoriteit reageert onverwijld, en uiterlijk binnen 5 dagen. De adressaat zorgt ervoor dat zijnerzijds de noodzakelijke opheldering kan worden ontvangen, zodat kan worden voldaan aan zijn in lid 1 genoemde verplichting.

5. Indien de adressaat zijn verplichting niet kan nakomen vanwege overmacht of vanwege een feitelijke onmogelijkheid die niet aan de adressaat of, indien niet dezelfde persoon, de dienstverlener kan worden toegerekend, met name omdat de persoon van wie de gegevens worden verlangd, niet diens klant is, of de gegevens werden gewist voordat het bevel werd ontvangen, neemt hij onverwijld contact op met de in het CEB genoemde uitvaardigende autoriteit met vermelding van de redenen, door gebruik te maken van het formulier in bijlage III. Als deze voorwaarden zijn vervuld, trekt de uitvaardigende autoriteit het CEB in.

6. In alle gevallen waarin de adressaat de gevraagde informatie om andere, in het formulier in bijlage III opgesomde redenen niet bewaart, stelt hij de uitvaardigende autoriteit onverwijld in kennis van die redenen, door gebruik te maken van het formulier in bijlage III. De uitvaardigende autoriteit beoordeelt het bevel in het licht van de door de dienstverlener gegeven rechtvaardiging.

Artikel 11
Vertrouwelijkheid en gebruikersinformatie

1. Adressaten en, indien niet dezelfde personen, dienstverleners, nemen de nodige maatregelen om de vertrouwelijkheid van het CEV of CEB en van de verstrekte of bewaarde gegevens te garanderen en zien ervan af, wanneer de uitvaardigende autoriteit daarom verzoekt, de persoon wiens gegevens worden verlangd, daarover te informeren teneinde het betrokken strafonderzoek niet te belemmeren.

2. Indien de uitvaardigende autoriteit de adressaat heeft verzocht de persoon wiens gegevens worden verlangd, daarover niet te informeren, stelt de uitvaardigende autoriteit de persoon wiens gegevens via het CEV worden verlangd, onverwijld in kennis van de verstrekking. Deze informatie kan worden opgeschort zolang als noodzakelijk en evenredig is om de betrokken strafprocedure niet te belemmeren.

3. Wanneer de uitvaardigende autoriteit de betrokkene in kennis stelt, verstrekt zij ook informatie over alle beschikbare rechtsmiddelen als bedoeld in artikel 17.

Artikel 12
Vergoeding van kosten

De dienstverlener kan aanspraak maken op vergoeding van zijn kosten door de uitvaardigende staat, indien het nationale recht van de uitvaardigende staat daarin voorziet voor binnenlandse bevelen in soortgelijke omstandigheden, in overeenstemming met deze nationale bepalingen.


Hoofdstuk 3: Sancties en tenuitvoerlegging

Artikel 13
Sancties

Zonder afbreuk te doen aan nationale rechtsregels die voorzien in het opleggen van strafrechtelijke sancties, stellen de lidstaten de regels vast inzake geldelijke sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de verplichtingen uit hoofde van de artikelen 9, 10 en 11 van deze verordening en nemen zij alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld van deze regels en deze maatregelen in kennis en doen dit eveneens bij alle eventuele latere wijzigingen ervan.


Artikel 14
Procedure voor tenuitvoerlegging

1. Indien de adressaat een CEV niet binnen de termijn naleeft of een CEB niet naleeft, zonder redenen op te geven die door de uitvaardigende autoriteit worden aanvaard, kan de uitvaardigende autoriteit het Europees verstrekkingsbevel met het CEV of het Europees bewaringsbevel met het CEB, alsook het door de adressaat ingevulde formulier van bijlage III en alle andere relevante documenten met het oog op de tenuitvoerlegging ervan doorgeven aan de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat, op zodanige wijze dat dit schriftelijk kan worden vastgelegd en de tenuitvoerleggingsstaat de echtheid ervan kan vaststellen. Daartoe vertaalt de uitvaardigende autoriteit het bevel, het formulier en alle andere begeleidende documenten in een van de officiële talen van deze lidstaat en stelt zij de adressaat in kennis van de overdracht.

2. Na ontvangst erkent de tenuitvoerleggingsautoriteit zonder verdere formaliteiten een overeenkomstig lid 1 doorgegeven Europees verstrekkings- of bewaringsbevel en neemt zij de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging ervan, tenzij de tenuitvoerleggingsautoriteit van oordeel is dat een van de in de leden 4 of 5 opgenomen gronden van toepassing is, dat de betrokken gegevens worden beschermd door een immuniteit of voorrecht krachtens het nationaal recht, of dat de openbaarmaking ervan de fundamentele belangen van de staat, zoals nationale veiligheid en defensie, zou kunnen aantasten. De tenuitvoerleggingsautoriteit neemt onverwijld en uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst van het bevel, de beslissing tot erkenning van het bevel.

3. Indien de tenuitvoerleggingsautoriteit het bevel erkent, verplicht zij de adressaat formeel de betrokken verplichting na te komen en informeert zij de adressaat over de mogelijkheid bezwaar te maken tegen de tenuitvoerlegging op basis van een van de in de leden 4 en 5 vermelde gronden en over de toepasselijke sancties in geval van niet-naleving, en stelt zij een termijn vast voor de naleving van het bevel of het maken van bezwaar.

4. De adressaat kan alleen op de volgende gronden bezwaar maken tegen de tenuitvoerlegging van het Europees verstrekkingsbevel:

(a)het Europees verstrekkingsbevel is niet uitgevaardigd of bekrachtigd door een uitvaardigende autoriteit als bedoeld in artikel 4;

(b)het Europees verstrekkingsbevel is niet uitgevaardigd voor een strafbaar feit als bedoeld in artikel 5, lid 4;

(c)de adressaat kon het CEV niet naleven wegens een feitelijke onmogelijkheid of overmacht, of omdat het CEV kennelijke fouten bevat;

(d)het Europees verstrekkingsbevel heeft geen betrekking op gegevens die door of namens de dienstverlener zijn opgeslagen op het tijdstip van ontvangst van het CEV;

(e)de dienst valt niet onder deze verordening;

(f)op basis van enkel de informatie in het CEV blijkt dat het kennelijk in strijd is met het Handvest of kennelijk misbruik oplevert.

5. De adressaat kan alleen op de volgende gronden bezwaar maken tegen de tenuitvoerlegging van het Europees bewaringsbevel:

(a)het Europees bewaringsbevel is niet uitgevaardigd of bekrachtigd door een uitvaardigende autoriteit als bedoeld in artikel 4;

(b)de dienstverlener kon het CEB niet naleven wegens een feitelijke onmogelijkheid of overmacht, of omdat het CEB kennelijke fouten bevat;

(c)het Europees bewaringsbevel heeft geen betrekking op gegevens die door of namens de dienstverlener zijn opgeslagen ten tijde van de uitvaardiging van het CEB;

(d)de dienst valt niet onder het toepassingsgebied van deze verordening;

(e)op basis van enkel de informatie in het CEB blijkt dat het CEB kennelijk in strijd is met het Handvest of kennelijk misbruik oplevert.

6. In het geval van een bezwaar van de adressaat beslist de tenuitvoerleggingsautoriteit of het bevel ten uitvoer wordt gelegd op basis van de informatie die is verstrekt door de adressaat en, zo nodig, aanvullende informatie die overeenkomstig lid 7 is verkregen van de uitvaardigende autoriteit.

7. Alvorens te beslissen het bevel niet te erkennen of ten uitvoer te leggen overeenkomstig de leden 2 en 6, raadpleegt de tenuitvoerleggingsautoriteit de uitvaardigende autoriteit op eender welke passende wijze. Zo nodig verzoekt zij de uitvaardigende autoriteit om nadere informatie. De uitvaardigende autoriteit beantwoordt een dergelijk verzoek binnen vijf werkdagen.

8. De uitvaardigende autoriteit en de adressaat worden onmiddellijk in kennis gesteld van alle beslissingen, op zodanige wijze dat het schriftelijk kan worden vastgelegd.

9. Indien de tenuitvoerleggingsautoriteit de gegevens van de adressaat verkrijgt, geeft zij deze binnen twee werkdagen door aan de uitvaardigende autoriteit, tenzij de betrokken gegevens worden beschermd door een immuniteit of voorrecht krachtens haar eigen nationale recht of zij fundamentele belangen van haar staat, zoals nationale veiligheid en defensie, kunnen aantasten. In dat geval stelt zij de uitvaardigende autoriteit in kennis van de redenen waarom de gegevens niet worden doorgegeven.

10. Indien de adressaat niet voldoet aan zijn verplichtingen in het kader van een erkend bevel waarvan de uitvoerbaarheid door de tenuitvoerleggingsautoriteit werd bevestigd, legt die autoriteit een geldboete op overeenkomstig haar nationaal recht. Tegen de beslissing tot oplegging van een geldboete is een doeltreffende voorziening in rechte beschikbaar.


Hoofdstuk 4: Rechtsmiddelen

Artikel 15
Toetsingsprocedure in geval van tegenstrijdige verplichtingen op grond van grondrechten of fundamentele belangen van een derde land

1. Indien de adressaat van mening is dat de naleving van het Europees verstrekkingsbevel in strijd zou zijn met de toepasselijke wetgeving van een derde land die openbaarmaking van de betrokken gegevens verbiedt omdat de bescherming van de grondrechten van de betrokken personen of de fundamentele belangen van het derde land in verband met de nationale veiligheid of defensie, daartoe nopen, stelt hij de uitvaardigende autoriteit in kennis van de redenen waarom het Europees verstrekkingsbevel niet wordt uitgevoerd overeenkomstig de in artikel 9, lid 5, bedoelde procedure.

2. Het gemotiveerde bezwaar bevat alle relevante informatie over het recht van het derde land, over de toepasselijkheid ervan op de betrokken zaak en over de aard van de tegenstrijdige verplichting. Het bezwaar kan niet worden gebaseerd op het feit dat er in het toepasselijke recht van het derde land geen vergelijkbare bepalingen bestaan betreffende de voorwaarden, formaliteiten en procedures voor het uitvaardigen van een verstrekkingsbevel, noch op de enkele omstandigheid dat de gegevens in een derde land zijn opgeslagen.

3. De uitvaardigende autoriteit toetst het Europees verstrekkingsbevel aan de hand van het gemotiveerde bezwaar. Indien de uitvaardigende autoriteit voornemens is het Europees verstrekkingsbevel in stand te houden, verzoekt zij de bevoegde rechtbank in haar lidstaat om een toetsing. De uitvoering van het bevel wordt opgeschort in afwachting van de voltooiing van de toetsingsprocedure.

De bevoegde rechtbank gaat eerst na of er sprake is van een conflict, op basis van een onderzoek van de vraag of

(a)het recht van het derde land van toepassing is op basis van de specifieke omstandigheden van de betrokken zaak, en zo ja,

(b)het recht van het derde land, wanneer het op de specifieke omstandigheden van de betrokken zaak wordt toegepast, openbaarmaking van de betrokken gegevens verbiedt.

4. Bij deze beoordeling moet de rechtbank in aanmerking nemen of het recht van het derde land niet zozeer de grondrechten of fundamentele belangen van het derde land op het gebied van nationale veiligheid of verdediging beoogt te beschermen, als wel er kennelijk op is gericht andere belangen te beschermen of illegale activiteiten af te schermen tegen verzoeken om rechtshandhaving in het kader van strafrechtelijk onderzoek.

5. Indien de bevoegde rechtbank vaststelt dat er geen sprake is van een relevant conflict in de zin van de leden 1 en 4, houdt zij het bevel in stand. Indien de bevoegde rechtbank vaststelt dat er sprake is van een relevant conflict in de zin van de leden 1 en 4, zendt zij alle relevante feitelijke en juridische informatie over de zaak, met inbegrip van haar beoordeling, via haar nationale centrale autoriteit naar de centrale autoriteiten in het betrokken derde land, met een termijn van 15 dagen om te reageren. Op gemotiveerd verzoek van de centrale autoriteit van het derde land kan deze termijn met 30 dagen worden verlengd.

6. Indien de centrale autoriteit van het derde land de bevoegde rechtbank binnen de termijn meedeelt dat zij bezwaar maakt tegen de uitvoering van het Europees verstrekkingsbevel in de betrokken zaak, trekt de bevoegde rechtbank het bevel in en stelt zij de uitvaardigende autoriteit en de adressaat daarvan in kennis. Indien binnen de (verlengde) termijn geen bezwaar is ontvangen, zendt de bevoegde rechtbank een herinnering waarin de centrale autoriteit van het derde land 5 dagen extra krijgt om te reageren en waarin zij deze in kennis stelt van de gevolgen van het uitblijven van een reactie. Indien binnen deze extra termijn geen bezwaar is ontvangen, houdt de bevoegde rechtbank het bevel in stand.  

7. Indien de bevoegde rechtbank oordeelt dat het bevel in stand moet worden gehouden, stelt zij de uitvaardigende autoriteit en de adressaat daarvan in kennis, waarna laatstgenoemde tot de uitvoering van het bevel overgaat.


Artikel 16
Toetsingsprocedure in geval van tegenstrijdige verplichtingen op andere gronden

1. Indien de adressaat van mening is dat de naleving van het Europees verstrekkingsbevel in strijd zou zijn met de toepasselijke wetgeving van een derde land die openbaarmaking van de betrokken gegevens verbiedt op andere dan de in artikel 15 genoemde gronden, stelt hij de uitvaardigende autoriteit in kennis van de redenen waarom het Europees verstrekkingsbevel niet wordt uitgevoerd overeenkomstig de in artikel 9, lid 5, bedoelde procedure.

2. Het gemotiveerde bezwaar bevat alle relevante informatie over het recht van het derde land, over de toepasselijkheid ervan op de betrokken zaak en over de aard van de tegenstrijdige verplichting. Het bezwaar kan niet worden gebaseerd op het feit dat er in het toepasselijke recht van het derde land geen vergelijkbare bepalingen bestaan betreffende de voorwaarden, formaliteiten en procedures voor het uitvaardigen van een verstrekkingsbevel, noch op de enkele omstandigheid dat de gegevens in een derde land zijn opgeslagen.

3. De uitvaardigende autoriteit toetst het Europees verstrekkingsbevel aan de hand van het gemotiveerde bezwaar. Indien de uitvaardigende autoriteit voornemens is het Europees verstrekkingsbevel in stand te houden, verzoekt zij de bevoegde rechtbank in haar lidstaat om een toetsing. De uitvoering van het bevel wordt opgeschort in afwachting van de voltooiing van de toetsingsprocedure.

4. De bevoegde rechtbank gaat eerst na of er sprake is van een conflict, op basis van een onderzoek van de vraag of

(a)het recht van het derde land van toepassing is op basis van de specifieke omstandigheden van de betrokken zaak, en zo ja,

(b)het recht van het derde land, wanneer het op de specifieke omstandigheden van de betrokken zaak wordt toegepast, openbaarmaking van de betrokken gegevens verbiedt,

5. Wanneer de bevoegde rechtbank vaststelt dat er geen sprake is van een relevant conflict in de zin van de leden 1 en 4, houdt zij het bevel in stand. Indien de bevoegde rechtbank vaststelt dat het recht van het derde land, wanneer het op de specifieke omstandigheden van de onderzochte zaak wordt toegepast, openbaarmaking van de betrokken gegevens verbiedt, bepaalt de bevoegde rechtbank of het bevel in stand wordt gehouden of wordt ingetrokken, met name op basis van de volgende factoren:

(a)het belang dat wordt beschermd door het relevante recht van het derde land, met inbegrip van het belang van het derde land bij niet-openbaarmaking van de gegevens;

(b)de mate van verbondenheid van de strafzaak waarvoor het bevel werd uitgevaardigd met één van beide rechtsgebieden, zoals onder meer blijkt uit:

de locatie, de nationaliteit en de woonplaats van de persoon wiens gegevens worden verlangd en/of van het/de slachtoffer(s),

de plaats waar het betrokken strafbaar feit werd gepleegd;

(c)de mate van verbondenheid tussen de dienstverlener en het betrokken derde land; in dit verband volstaat de locatie waar de gegevens zijn opgeslagen, op zichzelf niet om een wezenlijke mate van verbondenheid aan te tonen;

(d)de belangen van de staat waar het onderzoek wordt gevoerd bij het verkrijgen van het betrokken bewijsmateriaal, op basis van de ernst van het strafbare feit en het belang van een spoedige bewijsverkrijging;

(e)de mogelijke gevolgen voor de adressaat of de dienstverlener van het naleven van het Europees verstrekkingsbevel, met inbegrip van de sancties die kunnen worden opgelegd.

6. Indien de bevoegde rechtbank beslist het bevel in te trekken, stelt zij de uitvaardigende autoriteit en de adressaat daarvan in kennis. . Indien de bevoegde rechtbank oordeelt dat het bevel in stand moet worden gehouden, stelt zij de uitvaardigende autoriteit en de adressaat daarvan in kennis, waarna laatstgenoemde tot de uitvoering overgaat.


Artikel 17
Doeltreffende rechtsmiddelen

1. Verdachten en beklaagden wier gegevens werden verkregen via een Europees verstrekkingsbevel hebben recht op doeltreffende rechtsmiddelen tegen het Europees verstrekkingsbevel tijdens de strafprocedure waarvoor het bevel werd uitgevaardigd, onverminderd de rechtsmiddelen die krachtens Richtlijn (EU) 2016/680 en Verordening (EU) 2016/679 beschikbaar zijn.

2. Indien de persoon van wie de gegevens werden verkregen, geen verdachte of beklaagde is in een strafprocedure waarvoor het bevel werd uitgevaardigd, heeft deze persoon recht op doeltreffende rechtsmiddelen tegen een Europees verstrekkingsbevel in de uitvaardigende staat, onverminderd de rechtsmiddelen die krachtens Richtlijn (EU) 2016/680 en Verordening (EU) 2016/679 beschikbaar zijn.

3. Dit recht op een doeltreffende voorziening in rechte wordt uitgeoefend voor een rechtbank in de uitvaardigende staat overeenkomstig het nationale recht van die staat en omvat de mogelijkheid om de rechtmatigheid van de maatregel aan te vechten, met inbegrip van de noodzaak en de evenredigheid daarvan.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 11 neemt de uitvaardigende autoriteit passende maatregelen om ervoor te zorgen dat informatie wordt verstrekt over de mogelijkheden uit hoofde van het nationale recht om rechtsmiddelen in te stellen en ervoor te zorgen dat deze doeltreffend kunnen worden ingezet.

5. Dezelfde termijnen of andere voorwaarden als gelden voor het instellen van een rechtsmiddel in soortgelijke nationale zaken zijn hier van toepassing en wel zodanig dat de doeltreffende uitoefening van die rechtsmiddelen voor de betrokken personen is gewaarborgd.

6. Onverminderd de nationale procedurele voorschriften zorgen de lidstaten ervoor dat, bij het beoordelen van het door middel van het Europees verstrekkingsbevel verkregen bewijsmateriaal, de rechten van de verdediging en het eerlijke verloop van de procedures tijdens een strafprocedure in de uitvaardigende staat worden geëerbiedigd.

Artikel 18
Het waarborgen van voorrechten en immuniteiten krachtens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat

Indien door het Europees verstrekkingsbevel verkregen transactiegegevens of inhoudelijke gegevens worden beschermd door immuniteiten en voorrechten krachtens het recht van de lidstaat van de adressaat, of indien deze gegevens de fundamentele belangen van die lidstaat aantasten, zoals nationale veiligheid en defensie, zorgt de rechtbank in de uitvaardigingsstaat ervoor dat tijdens de strafprocedure waarvoor het bevel werd uitgevaardigd, bij de beoordeling van de relevantie en de ontvankelijkheid van het betrokken bewijsmateriaal met deze gronden rekening wordt gehouden alsof zij krachtens het nationale recht zouden gelden. De rechter kan de autoriteiten van de betrokken lidstaat, het Europees justitieel netwerk in strafzaken of Eurojust raadplegen.


Hoofdstuk 5: Slotbepalingen

Artikel 19
Monitoring en rapportage

1. Uiterlijk [datum waarop deze verordening van toepassing wordt] stelt de Commissie een gedetailleerd programma op voor de monitoring van de outputs, resultaten en effecten van deze verordening. In het monitoringprogramma wordt vermeld met welke middelen en op welke tijdstippen gegevens en ander noodzakelijke bewijsstukken zullen worden verzameld. In het programma wordt tevens aangegeven welke actie de Commissie en de lidstaten moeten ondernemen om de gegevens en andere bewijsstukken te verzamelen en te analyseren.

2. In ieder geval stellen de lidstaten uitgebreide statistieken op van bij de bevoegde instanties verzamelde gegevens, die zij actualiseren.. Elk jaar worden de verzamelde gegevens over het voorgaande kalenderjaar uiterlijk op 31 maart aan de Commissie toegezonden en deze omvatten:

(a)het aantal uitgevaardigde CEV's en CEB's per categorie gevraagde gegevens, soort dienstverleners aan wie een bevel is geadresseerd en soort situatie (noodgeval of niet);

(b)het aantal uitgevoerde en niet-uitgevoerde CEV's per categorie gevraagde gegevens, soort dienstverleners aan wie een bevel is geadresseerd en soort situatie (noodgeval of niet);

(c)voor uitgevoerde CEV's, de gemiddelde duur voor het verkrijgen van de gevraagde gegevens vanaf het moment van uitvaardiging van het CEV, per categorie gevraagde gegevens, soort dienstverleners aan wie een bevel is geadresseerd en soort situatie (noodgeval of niet);

(d)het aantal voor tenuitvoerlegging aan een tenuitvoerleggingslidstaat doorgegeven en ontvangen Europese verstrekkingsbevelen, per categorie gevraagde gegevens, soort dienstverleners aan wie een bevel is geadresseerd en soort situatie (noodgeval of niet) en het aantal van die bevelen dat is uitgevoerd;

(e)het aantal rechtsmiddelen dat is ingesteld tegen Europese verstrekkingsbevelen in de uitvaardigende staat en in de tenuitvoerleggingsstaat per categorie gevraagde gegevens.

Artikel 20
Wijzigingen van de certificaten en de formulieren

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 21 gedelegeerde handelingen vast tot wijziging van de bijlagen I, II en III teneinde doeltreffend te voorzien in een eventuele behoefte aan verbetering van de inhoud van de formulieren voor het CEV en het CEB en van de formulieren die moeten worden gebruikt om informatie te verstrekken over de onmogelijkheid om het CEV of CEB uit te voeren.

Artikel 21
Uitoefening van bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 20 bedoelde delegatie van bevoegdheden wordt met ingang van [de datum waarop deze verordening van toepassing wordt] toegekend voor onbepaalde tijd.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 20 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 50 .

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig artikel 20 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 22
Kennisgevingen

1. Uiterlijk op [datum waarop deze verordening van toepassing wordt] verstrekt elke lidstaat de Commissie de volgende gegevens:

(a)de autoriteiten die, overeenkomstig hun nationale recht, krachtens artikel 4 bevoegd zijn om een Europees verstrekkingsbevel en een Europees bewaringsbevel uit te vaardigen en/of te bekrachtigen;

(b)de tenuitvoerleggingsautoriteit of -autoriteiten die bevoegd zijn om Europese verstrekkingsbevelen en Europese bewaringsbevelen namens een andere lidstaat ten uitvoer te leggen;

(c)de rechtbanken die bevoegd zijn om gemotiveerde bezwaren van adressaten te behandelen overeenkomstig de artikelen 15 en 16.

2. De Commissie maakt de op grond van dit artikel ontvangen informatie publiek beschikbaar, hetzij op een speciale website, hetzij op de website van het Europees justitieel netwerk als bedoeld in artikel 9 van Besluit 2008/976/JHA van de Raad 51 .

Artikel 23
Relatie met Europese onderzoeksbevelen

De autoriteiten van de lidstaten kunnen doorgaan met het uitvaardigen van Europese onderzoeksbevelen overeenkomstig Richtlijn 2014/41/EU voor de bewijsgaring die ook binnen het toepassingsgebied van deze verordening zou vallen.

Artikel 24
Evaluatie

Uiterlijk [vijf jaar na de datum waarop deze verordening van toepassing wordt], voert de Commissie een evaluatie uit van deze verordening en dient zij een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de werking van deze verordening, met inbegrip van een beoordeling van de noodzaak om het toepassingsgebied ervan uit te breiden. Indien nodig worden bij het verslag wetgevingsvoorstellen gevoegd. De evaluatie wordt verricht aan de hand van de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie. De lidstaten verstrekken de Commissie de informatie die nodig is voor de opstelling van dit verslag.

Artikel 25
Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van [6 maanden na de inwerkingtreding].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.