Artikelen bij COM(2018)226 - Geharmoniseerde regels inzake de aanwijzing van wettelijke vertegenwoordigers ten behoeve van de bewijsgaring in strafprocedures

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied

1. In deze richtlijn worden regels vastgesteld inzake de wettelijke vertegenwoordiging in de Unie van bepaalde dienstverleners voor de ontvangst, de naleving en de tenuitvoerlegging van beslissingen en bevelen die zijn uitgevaardigd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met het oog op de bewijsgaring in strafprocedures.

2. De lidstaten mogen met het oog op de in lid 1 vermelde doelstellingen de onder deze richtlijn vallende dienstverleners geen andere verplichtingen opleggen dan de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen.

3. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de nationale autoriteiten om zich overeenkomstig het Unierecht en het nationale recht te richten tot de op hun grondgebied gevestigde dienstverleners met het oog op de in lid 1 vermelde doelstellingen.

4. Deze richtlijn is van toepassing op dienstverleners als omschreven in artikel 2, lid 2, die hun diensten in de Unie aanbieden. Deze richtlijn is niet van toepassing wanneer deze dienstverleners zijn gevestigd op het grondgebied van een enkele lidstaat en uitsluitend diensten aanbieden op het grondgebied van die lidstaat.

Artikel 2
Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

(1)"wettelijke vertegenwoordiger": een natuurlijke of rechtspersoon die door een dienstverlener schriftelijk is aangewezen voor de toepassing van artikel 1, lid 1, en artikel 3, leden 1, 2 en 3;

(2)"dienstverlener": een natuurlijke of rechtspersoon die een of meer van de volgende categorieën diensten aanbiedt:

(a)elektronische communicatiediensten als omschreven in artikel 2, lid 4, van [de richtlijn tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie];

(b)diensten van de informatiemaatschappij als omschreven in artikel 1, lid 1, onder b), van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad 23 , waarbij gegevensopslag een wezenlijk onderdeel is van de aan de gebruiker aangeboden dienst, met inbegrip van sociale netwerken, online marktplaatsen die transacties tussen hun gebruikers mogelijk maken, en andere hostingdiensten;

(c)diensten in verband met internetdomeinnamen en IP-nummering, zoals aanbieders van IP-adressen, domeinnaamregistrators en -registers en aanverwante privacy- en proxydiensten;

(3)"diensten aanbieden in een lidstaat":

(a)natuurlijke of rechtspersonen in een lidstaat in staat stellen om gebruik te maken van de diensten die zijn bedoeld in punt 2, en

(b)waarbij er een reële link is met de onder a) bedoelde lidstaat;

(4)"vestiging": de daadwerkelijke uitoefening van een economische activiteit voor onbepaalde tijd door middel van een duurzame infrastructuur van waaruit diensten worden verleend, of een duurzame infrastructuur van waaruit de activiteiten worden beheerd;

(5)"groep": een groep als omschreven in artikel 3, punt 15, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad 24 .

Artikel 3
Wettelijke vertegenwoordiger

1. De lidstaten waar een dienstverlener die diensten aanbiedt in de Unie is gevestigd, zorgen ervoor dat deze ten minste een wettelijke vertegenwoordiger in de Unie aanwijst voor de ontvangst, de naleving en de tenuitvoerlegging van beslissingen en bevelen die zijn uitgevaardigd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten ten behoeve van de bewijsgaring in strafprocedures. De wettelijke vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd in een van de lidstaten waar de dienstverlener is gevestigd of diensten aanbiedt.

2. Wanneer een dienstverlener niet in de Unie is gevestigd, zorgen de lidstaten ervoor dat deze dienstverlener die diensten op hun grondgebied aanbiedt ten minste een wettelijke vertegenwoordiger in de Unie aanwijst voor de ontvangst, de naleving en de tenuitvoerlegging van beslissingen en bevelen die zijn uitgevaardigd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten ten behoeve van de bewijsgaring in strafprocedures. De wettelijke vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd in een van de lidstaten waar de dienstverlener diensten aanbiedt.

3. Met betrekking tot de ontvangst, de naleving en de tenuitvoerlegging van beslissingen en bevelen die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zijn uitgevaardigd uit hoofde van rechtsinstrumenten van de Unie die zijn aangenomen op grond van titel V, hoofdstuk 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ten behoeve van de bewijsgaring in strafprocedures, zorgen de lidstaten die aan deze rechtsinstrumenten deelnemen ervoor dat de dienstverleners die diensten aanbieden op hun grondgebied ten minste een vertegenwoordiger aanwijzen in een van deze lidstaten. De wettelijke vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd in een van de lidstaten waar de dienstverlener diensten aanbiedt.

4. Het staat dienstverleners vrij om extra wettelijke vertegenwoordigers aan te wijzen die in andere lidstaten verblijven of zijn gevestigd, waaronder de lidstaten waar de dienstverleners hun diensten aanbieden. Dienstverleners die deel uitmaken van een groep mogen gezamenlijk een wettelijke vertegenwoordiger aanwijzen.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de beslissingen en bevelen van hun bevoegde autoriteiten ten behoeve van de bewijsgaring in strafprocedures worden gericht aan de wettelijke vertegenwoordiger die de dienstverlener daartoe heeft aangewezen. Deze vertegenwoordiger is namens de betrokken dienstverlener belast met de ontvangst, de naleving en de tenuitvoerlegging van deze beslissingen en bevelen.

6. Daartoe zorgen de lidstaten ervoor dat de wettelijke vertegenwoordiger die verblijft of is gevestigd op hun grondgebied bij de ontvangst van deze beslissingen en bevelen samenwerkt met de bevoegde autoriteiten, conform het toepasselijke rechtskader.

7. De lidstaten zorgen ervoor dat dienstverleners die zijn gevestigd of diensten aanbieden op hun grondgebied de wettelijke vertegenwoordiger de nodige bevoegdheden en middelen ter beschikking stellen om te voldoen aan deze beslissingen en bevelen.

8. De lidstaten zorgen ervoor dat de aangewezen wettelijke vertegenwoordiger bij de ontvangst van beslissingen en bevelen aansprakelijk kan worden gesteld voor de nietnaleving van verplichtingen die voortvloeien uit het toepasselijke rechtskader, onverminderd de eventuele aansprakelijkheids- en rechtsvorderingen die tegen de dienstverlener kunnen worden ingesteld. In het bijzonder mag het ontbreken van passende interne procedures tussen de dienstverlener en de wettelijke vertegenwoordigers niet worden gebruikt als een rechtvaardiging voor de nietnaleving van deze verplichtingen.

9. De lidstaten zorgen ervoor dat de verplichting om een wettelijke vertegenwoordiger aan te wijzen van toepassing is vanaf de in artikel 7 bedoelde omzettingsdatum voor dienstverleners die op die datum diensten in de Unie aanbieden, of vanaf het moment dat dienstverleners beginnen met het aanbieden van diensten in de Unie voor de dienstverleners die na die omzettingsdatum beginnen met het aanbieden van diensten.

Artikel 4
Kennisgevingen en talen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat elke dienstverlener die is gevestigd of diensten aanbiedt op hun grondgebied bij de aanwijzing van zijn wettelijke vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 3, leden 1, 2 en 3, de centrale autoriteit van de lidstaat waar zijn wettelijke vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd schriftelijk in kennis stelt van de aanwijzing en de contactgegevens van zijn wettelijke vertegenwoordiger, alsmede van alle wijzigingen daarvan.

2. In de kennisgeving wordt vermeld in welke officiële taal of talen van de Unie als bedoeld in Verordening 1/58 er kan worden gecommuniceerd met de wettelijke vertegenwoordiger. Er wordt ten minste een van de officiële talen van de lidstaat waar de wettelijke vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd, opgegeven.

3. Wanneer een dienstverlener meerdere vertegenwoordigers aanwijst, wordt in de kennisgeving vermeld welke officiële taal of talen van de Unie of van de lidstaten er door elk van hen wordt gebruikt of eventuele andere criteria aan de hand waarvan kan worden bepaald tot welke wettelijke vertegenwoordiger men zich moet wenden. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de autoriteiten van de lidstaten afwijken van deze criteria.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de dienstverlener de informatie die hij hen conform dit artikel ter kennis heeft gebracht, openbaar maakt. De lidstaten publiceren deze informatie op een specifieke pagina van het e-justitieportaal.

Artikel 5
Sancties

1. De lidstaten stellen regels vast voor sancties op inbreuken op krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen, en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden toegepast. De vastgestelde sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

2. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in artikel 7 bedoelde datum in kennis van deze regels en maatregelen en delen haar onverwijld latere wijzigingen mee. De lidstaten delen de Commissie ook jaarlijks mee welke dienstverleners hun verplichtingen niet hebben nageleefd en welke handhavingsmaatregelen er tegen hen zijn genomen.

Artikel 6
Coördinatiemechanisme

1. De lidstaten wijzen een centrale autoriteit aan of, indien hun rechtsstelsel daarin voorziet, meerdere centrale autoriteiten om ervoor te zorgen dat deze richtlijn op een consistente en evenredige wijze wordt toegepast.

2. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de door hen aangewezen centrale autoriteit of autoriteiten, als bedoeld in lid 1. De Commissie stuurt de lidstaten een lijst van de aangewezen centrale autoriteiten. De Commissie maakt ook een lijst van de aangewezen centrale autoriteiten openbaar, zodat het voor dienstverleners gemakkelijker wordt om de lidstaten kennis te geven van de plaats waar hun wettelijke vertegenwoordigers verblijven of zijn gevestigd.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de centrale autoriteiten elkaar relevante informatie en wederzijdse bijstand verstrekken teneinde te waarborgen dat deze richtlijn op een consistente en evenredige wijze wordt toegepast. De informatieverstrekking en de wederzijdse bijstand hebben met name betrekking op handhavingsmaatregelen.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de centrale autoriteiten met elkaar en, in voorkomend geval, met de Commissie samenwerken om ervoor te zorgen dat deze richtlijn op een consistente en evenredige wijze wordt toegepast. De samenwerking heeft met name betrekking op handhavingsmaatregelen.

Artikel 7
Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding aan deze richtlijn te voldoen. De lidstaten stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. Wanneer de lidstaten deze maatregelen vaststellen, wordt in de maatregelen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

3. De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de maatregelen van nationaal recht die zij vaststellen op het onder deze richtlijn vallende gebied.

Artikel 8
Evaluatie

Uiterlijk [vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] voert de Commissie een evaluatie uit van de richtlijn en dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze richtlijn, waarin zij beoordeelt of het noodzakelijk is het toepassingsgebied van de richtlijn uit te breiden. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze richtlijn. De evaluatie wordt verricht aan de hand van de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie. De lidstaten verstrekken de Commissie de informatie die nodig is voor de opstelling van dit verslag.

Artikel 9
Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 10
Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.