Artikelen bij COM(2018)297 - Over de tussentijdse evaluatie van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 16.5.2018

COM(2018) 297 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Verslag van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

{SWD(2018) 192 final}


Achtergrond

Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is tien jaar geleden opgericht om solidariteit te betonen met en steun te verlenen aan werknemers die worden ontslagen als gevolg van door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen. Het toepassingsgebied dat in de oorspronkelijke EFG-Verordening (EG) nr. 1927/2006 was vastgesteld, is in 2009 verruimd door Verordening (EG) nr. 546/2009 om er ook gedwongen ontslagen ten gevolge van de financiële en economische crisis in op te nemen. Het EFG medefinanciert door lidstaten toegepaste maatregelen om ontslagen werknemers weer aan het werk te helpen wanneer hun ontslag een significant effect heeft gehad op de economie, in het bijzonder op de werkgelegenheidsgraad in een regio of een sector. Op grond van een afwijkingsclausule in artikel 6, lid 2, van de huidige Verordening (EU) nr. 1309/2013 1 (hierna 'de EFG-verordening') mogen lidstaten met hoge werkloosheidspercentages jongeren die geen werk hebben en ook geen onderwijs of opleiding volgen (NEET's) tot eind 2017 in EFG-aanvragen opnemen 2 .

Toepassingsgebied van de tussentijdse evaluatie

In overeenstemming met artikel 20 van de EFG-verordening heeft de Commissie deze tussentijdse evaluatie uitgevoerd om te beoordelen op welke manier en in welke mate het EFG zijn doelstellingen bereikt.

De tussentijdse evaluatie heeft betrekking op alle 29 EFG-dossiers die in 2014 en 2015 zijn ingediend 3 . De dossiers, die betrekking hebben op tien verschillende lidstaten, bestrijken 21 economische sectoren, waarbij de automobielsector (vier dossiers) en de sector van de detailhandel (drie dossiers) in die periode de meeste EFG-aanvragen hebben ingediend. Het aantal EFG-aanvragen is gedaald als gevolg van het economische herstel, waardoor minder gegevens beschikbaar zijn voor analyse.

De doeltreffendheid, duurzaamheid, doelmatigheid, samenhang en relevantie van de resultaten en de Europese meerwaarde ervan werden beoordeeld. Deze evaluatie gaat verder dan de vereisten van de EFG-verordening om de doeltreffendheid en duurzaamheid te beoordelen, zodat een alomvattende beoordeling op instrumenteel en dossierniveau kan worden uitgevoerd 4 .

De tussentijdse evaluatie wordt voorgesteld in de vorm van een werkdocument van de diensten van de Commissie. Het werkdocument van de evaluatie is in de eerste plaats gebaseerd op een in december 2016 door DG EMPL aanvaarde evaluatiestudie van een externe contractant. Meer bewijs voor het werkdocument werd verzameld en geanalyseerd uit vroegere verslagen, evaluaties en de algemene ervaring met het beheer van het EFG.

In overeenstemming met artikel 20, lid 1, onder a), van de EFG-verordening vat dit verslag de belangrijkste resultaten samen ten behoeve van de EU-instellingen en organen, en sociale partners. De resultaten van de evaluatie zullen ook bijdragen tot de ontwikkeling van de toekomstige opzet en beleidsoriëntatie van het EFG.


Belangrijkste conclusies

Aangezien de tussentijdse evaluatie van het EFG in een vroeg stadium plaatsvond, kon er slechts beperkte informatie en ervaring over de huidige periode worden verkregen. Bovendien heeft de economische verbetering tot een daling van het aantal EFG-aanvragen geleid, waardoor het beschikbare bewijsmateriaal verder is verminderd. De resultaten van de evaluatie moeten met de nodige voorzichtigheid worden gebruikt, aangezien de beschikbare gegevens weinig robuust zijn, ondanks de inspanningen van de Commissie om zo ruim mogelijk te evalueren en te raadplegen.

Wat organisatorisch leren betreft, is een belangrijke les die uit deze oefening kan worden getrokken dat het in de EFG-verordening vastgestelde tijdstip voor de evaluatie te vroeg was. Toekomstige initiatieven moeten ver genoeg in hun uitvoeringscyclus kunnen vorderen, zodat ruime informatie kan worden verzameld en geanalyseerd, en het tijdstip van de evaluaties moet daaraan worden aangepast.

Wat de doeltreffendheid van het EFG betreft, is het percentage ontslagen werknemers dat weer aan het werk ging, verbeterd in vergelijking met de vorige financieringsperiode (van 49 % naar 56 %). Uit de gegevens blijkt echter dat de re-integratiepercentages zeer specifiek zijn voor elk dossier; zij zijn bijvoorbeeld afhankelijk van de specifieke economische situatie in het betrokken gebied. Daarom is het niet alleen moeilijk re-integratiepercentages te vergelijken tussen dossiers, maar is het ook lastig geschikte comparatoren voor vergelijkbare maatregelen te vinden. Als oplossing voor dit probleem wordt sterk aanbevolen dat lidstaten dossiergebonden doelstellingen ontwikkelen.

De terbeschikkingstelling van steun aan ontslagen werknemers kan worden gerechtvaardigd door aan te tonen dat ontslagen hebben plaatsgevonden ten gevolge van 'globalisering' of ten gevolge van de 'financiële en economische crisis'. Geen van deze twee termen is echter gedefinieerd in de EFG-verordening. Over het algemeen kan worden aangenomen dat het ontbreken van definities een bepaalde flexibiliteit biedt, maar ook dat het grijze zones van onzekerheid laat bestaan. Het vinden van het juiste bewijs om een dossier te rechtvaardigen is een grote uitdaging en het weerhoudt lidstaten er dikwijls van om een aanvraag in te dienen. Dit is ook te wijten aan het feit dat het vaak onmogelijk is om de beslissende factor die tot een herstructureringsgebeurtenis heeft geleid, aan te duiden en te onderscheiden.

Zelfs als gevallen van ontslag beneden de algemene drempel van 500 ontslagen werknemers onder een afwijkingsclausule kunnen vallen, weten lidstaten niet zeker hoe zij moeten aantonen dat de ontslagen waarschijnlijk een significant effect hebben op de economie, in het bijzonder op de werkgelegenheidsgraad, aangezien de verordening dit effect ook niet nader definieert. Het lijkt zeer belangrijk te zijn dat het significante effect duidelijker wordt gedefinieerd, bijvoorbeeld door specifieke indicatoren of een scorekaart te ontwikkelen om het effect te helpen analyseren.

Problemen in verband met de administratieve en financiële capaciteit van de nationale autoriteiten tijdens zowel de aanvraag- als de uitvoeringsfase vormen een verdere belemmering voor de lidstaten wanneer zij beslissen over een mogelijke aanvraag. De problemen hebben in hoofdzaak te maken met het feit dat er geen medefinanciering van de toegekende steun beschikbaar is en dat de autoriteiten die met het EFG te maken hebben, onvoldoende personeel hebben. Dit is met name het geval wanneer er geen of weinig ervaring aanwezig is met het gebruik van het EFG of met herstructureringsbijstand in het algemeen.

Een beslissende factor voor het feit dat het EFG minder wordt gebruikt door de 13 lidstaten die sinds 2004 tot de EU zijn toegetreden (EU13), is de industriële structuur van die landen. Het verlies van banen dat is te wijten aan structurele veranderingen ten gevolge van handelsgerelateerde globalisering, is minder aanwezig in de EU13.

EFG-maatregelen worden aangeboden naast gewone nationale maatregelen en/of versterken deze. Op dossierniveau zijn geen verplaatsingseffecten vastgesteld.

De door het EFG geboden steun zou anders niet beschikbaar zijn geweest. Daaruit blijkt het complementaire en aanvullende karakter van EFG-maatregelen.

EFG-steun neemt ook belemmeringen weg om deel te nemen aan nationale of EFG-maatregelen, door aanvullende diensten aan te bieden, zoals reisbijstand of kinderopvangfaciliteiten.

Wat de afwijking voor NEET's betreft, toonden de betrokken lidstaten veel belangstelling voor het gebruik ervan, behalve Spanje. In het totaal werd echter slechts in negen dossiers in drie verschillende lidstaten gebruikgemaakt van de afwijking. Toch werd de steun, overal waar ze werd gebruikt, in zeer grote mate opgenomen door de betrokken jongeren. Deze steun zouden zij anders niet hebben gekregen.

In enkele gevallen heeft de evaluatie bepaalde problemen aan het licht gebracht die de tijdige levering van toezichtgegevens in de weg staan. Indien dit probleem blijft bestaan, dient de Commissie gepaste maatregelen te overwegen.

Meer in het algemeen vormt het feit dat in de EFG-verordening slechts een beperkt aantal toezichtsvereisten is bepaald, een probleem en een belemmering om een grondigere analyse uit te voeren.

Wat de duurzaamheid van de resultaten betreft, zijn er geen robuuste gegevens ter beschikking, aangezien de uitvoeringscyclus niet ver genoeg gevorderd was en de evaluatie daarom enkel betrekking kon hebben op een periode van twee jaar (in 2014 en 2015 ingediende aanvragen). De algemene inzetbaarheid is verbeterd dankzij het upgraden en actualiseren van vaardigheden. Op individueel niveau is vastgesteld dat de begunstigden een groter gevoel van eigenwaarde ontwikkelden, wat waarschijnlijk leidt tot een meer proactieve aanpak bij het zoeken naar werk.

Op institutioneel niveau stimuleert het gebruik van EFG-steun de ontwikkeling van een algemeen mechanisme voor de verlening van herstructureringssteun in lidstaten die weinig ervaring hebben met het aanpakken van massaontslagen. In lidstaten die veel ervaring hebben met die kwestie en die over steunverleningsmechanismen beschikken, dient het EFG als een instrument om innovatieve maatregelen te testen, die later in reguliere steun zouden kunnen worden opgenomen.

Wat de doeltreffendheid van de beschikbaar gestelde steun betreft, wordt nog steeds kritiek geuit op de lengte van de procedures tijdens het besluitvormingsproces, ondanks de aanzienlijke verkorting van het tijdsbestek en de striktere deadlines voor de Commissie en de lidstaten. De duur van de aanvraagprocedure werd beperkt en bedraagt nu gemiddeld ongeveer 200 dagen, terwijl die in de vorige programmeringsperiode gemiddeld ongeveer 300 dagen bedroeg.

In de helft van de dossiers hebben lidstaten een positieve mening over de begeleiding die ze van de Europese Commissie tijdens de aanvraagfase hadden gekregen.

Er zijn meer inspanningen nodig om te zorgen voor de samenhang van de financiering. Terwijl er op dossierniveau geen overlappingen konden worden vastgesteld met andere EU of nationale financiering, is er ruimte om het EFG en het Europees Sociaal Fonds (ESF) beter op elkaar af te stemmen. Het EFG werd ontwikkeld om te voorzien in maatregelen die andere instrumenten zoals het ESF aanvullen. Een geïntegreerde aanpak kan hoogstens worden opgemerkt in de wisselwerking tussen nationale financiering en EFG. Lidstaten ontwikkelen thans echter geen pakketten voor strategische investering in menselijk kapitaal, waarin zij EFG-steun zouden kunnen opnemen wanneer zij te maken krijgen met grote herstructureringsgebeurtenissen. Daarnaast zou het EFG beter kunnen worden afgestemd op de aanbevelingen van het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering (EU Quality Framework for anticipation of change and restructuring, QFR).

Wat de relevantie van de EFG-financiering betreft, zijn er aanwijzingen dat het EFG een belangrijk instrument is voor het ontwikkelen van menselijk kapitaal. Belanghebbenden, in het bijzonder die welke ervaring hebben met het in de praktijk brengen van EFG-maatregelen, vroegen zich af of het EFG het juiste kanaal was om steun te verlenen aan NEET's. In veel mindere maar nog steeds significante mate werd het crisiscriterium niet meer relevant geacht. In het licht van de veranderingen in de wijze waarop globalisering werkt, zullen de stijgende onderlinge verbondenheid van wereldeconomieën en de toenemende ontwikkeling van wereldwijde waardeketens de relevantie van het globaliseringscriterium waarschijnlijk verder doen toenemen, maar het ook moeilijker maken om te bewijzen dat ontslagen werkelijk werden veroorzaakt door globalisering. Rekening houdend met de problemen bij het leveren van bewijs ter ondersteuning van aanvragen is het duidelijk dat de middelen uit het EFG veel sneller beschikbaar zouden kunnen worden gesteld, als er minder documentatie was vereist. Het EFG zou dan beter werken als een instrument voor noodhulp.

Dit zou ook moeten worden beschouwd in het licht van het toepassingsgebied van het EFG, dat globalisering en de financiële crisis omvat, maar geen andere belangrijke economische ontwikkelingen. Werknemers die zijn ontslagen om andere redenen, bijvoorbeeld automatisering, staan voor soortgelijke uitdagingen en zijn talrijker dan de werknemers die zijn ontslagen als gevolg van globalisering. Als het toepassingsgebied zou worden uitgebreid tot elke soort herstructureringsgebeurtenis die een significant negatief effect heeft, zou het fonds in staat zijn om op elke ontwikkeling in te spelen. In die zin zou het niet langer nodig zijn om aan te voeren dat deze herstructureringsgebeurtenissen onder het toepassingsgebied van het EFG moeten vallen.

Uit de evaluatie is gebleken dat het EFG Europese meerwaarde heeft meegebracht. Dit geldt in het bijzonder voor de volume-effecten ervan, wat betekent dat de EFG-steun niet alleen het aantal en de verscheidenheid van aangeboden diensten verhoogt, maar ook het intensiteitsniveau ervan. Bovendien is steunverlening door het EFG zeer zichtbaar en toont zij de meerwaarde van de steun van de EU rechtstreeks aan het algemene publiek.

Gevolgen voor toekomstige beleidsontwikkeling

Uit de tussentijdse evaluatie blijkt dat het EFG zijn doelstellingen bereikt om bij te dragen aan de prioriteit van inclusieve groei van de Europa 2020-strategie. Het doet dit door solidariteit te tonen met en ondersteuning te verlenen aan werknemers die zijn ontslagen ten gevolge van globalisering en de financiële en economische crisis. Er bestaat eensgezindheid en er zijn gefundeerde bewijzen dat deze steun nuttig is en als het EFG niet bestond, zou deze steun niet op een andere wijze zijn aangeboden.

De opzet van het EFG moet echter worden verbeterd. Met het oog op de toekomst kunnen verschillende uitdagingen worden aangepakt, in het bijzonder in het licht van de debatten over de periode na 2020.

Wat het toepassingsgebied betreft

Uit bewijs dat is verzameld in de loop van de tijdens de evaluatie gehouden raadplegingen van de belanghebbenden, blijkt dat de opzet van het EFG moet worden herzien of nader moet worden gedefinieerd, zoals het precieze toepassingsgebied ervan en de criteria die aanleiding geven tot het gebruik ervan. In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel moeten herstructureringsgebeurtenissen een significant effect hebben op de economie en de arbeidsmarkt om de beschikbaarstelling van EFG-steun te rechtvaardigen. Het begrip 'significant effect' is echter niet duidelijk gedefinieerd. In het bijzonder zouden kleinere ontslagen beneden de gebruikelijke drempel van 500 ontslagen werknemers, in plattelandsgebieden bijvoorbeeld wel degelijk in aanmerking kunnen komen voor de afwijkingsclausule van artikel 4, lid 2, van de EFG-verordening, maar lidstaten zijn niet zeker hoe zij het significante effect kunnen bewijzen. Het lijkt belangrijk om een duidelijke indicator te bepalen met betrekking tot tewerkstellings- en sociale effecten. Dit is met name van belang aangezien waardeketens meer geïntegreerd en minder lokaal worden, en kmo's in veel lidstaten het grootste aandeel van ondernemingen uitmaken.

De termen globalisering en crisis zijn evenmin duidelijk gedefinieerd en het is voor lidstaten dikwijls onduidelijk op grond van welk criterium zij een aanvraag moeten indienen. Aanduiden wat werkelijk de aanleiding was voor een ontslaggebeurtenis om te zien of een gebeurtenis in aanmerking kan komen voor een mogelijke aanvraag en dit bewijzen in een aanvraag, wordt regelmatig beschouwd als een van de belangrijkste belemmeringen voor een lidstaat om een aanvraag in te dienen. In het licht van deze problemen en gelet op het feit dat er meer banen verloren gaan ten gevolge van technologische veranderingen (in die gevallen staan ontslagen werknemers voor dezelfde uitdagingen als die welke zijn ontslagen wegens globalisering, aangezien hun vaardigheden verouderd of achterhaald worden), kan een mogelijke oplossing erin bestaan alle grootschalige ontslaggebeurtenissen met een significant effect in het toepassingsgebied ervan op te nemen. Dat zou leiden tot een evenwichtiger gebruik van het EFG, waarbij het potentieel ervan tot de EU13-lidstaten wordt uitgebreid. Zo zou de last worden verlicht om voor een aanvraag het bewijs te leveren dat banenverlies door globalisering werd veroorzaakt. Aangezien die bewijsvoering ook een van de twee meest tijdrovende stappen in de aanvraagfase vormt, zou deze vereenvoudiging de beschikbaarstelling van EFG-steun met enkele weken versnellen. Hierdoor zouden kleinere lidstaten ook meer mogelijkheden krijgen om steun aan te vragen.

Wat toezicht en verslaglegging betreft

Om de doeltreffendheid van het EFG beter te kunnen analyseren, zouden lidstaten moeten worden verplicht gedetailleerdere toezichtsgegevens te verzamelen, met name met betrekking tot de categorie van werknemers (professionele en scholingsachtergrond), hun beroepsstatus en het soort baan dat zij hebben gevonden.

Capaciteit om EFG-dossiers in te dienen en uit te voeren

De belangrijkste reden die lidstaten met een potentieel EFG-dossier ervan weerhoudt een aanvraag in te dienen, zijn problemen inzake financiële en institutionele capaciteit. Die kunnen gewoon bestaan in een tekort aan arbeidskrachten — lidstaten kunnen op dit moment alleen om technische bijstand vragen als zij een EFG-dossier uitvoeren. Aangezien ontslagen onverwacht kunnen plaatsvinden, is het belangrijk dat lidstaten in staat zijn om onmiddellijk te reageren en zonder vertraging een aanvraag kunnen indienen. Verder lijken in bepaalde lidstaten zwaardere inspanningen nodig voor het opbouwen van institutionele capaciteit om te zorgen voor een doelmatige en doeltreffende uitvoering van EFG-dossiers. Een permanent budget voor technische bijstand zou dan ook kunnen helpen om een voortdurende capaciteitsopbouw in de lidstaten te garanderen. Dit is bijvoorbeeld het geval in Griekenland, waar de autoriteiten geconfronteerd worden met de uitdaging dat ze verschillende EFGdossiers moeten uitvoeren, zonder te kunnen voortbouwen op een ruime ervaring met herstructureringssteun.

Begeleidende maatregelen

Het lijkt noodzakelijk om EFG-steun nauwer te verankeren in het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering en een beter gecoördineerde aanpak te ontwikkelen voor zowel preventieve maatregelen ter anticipatie van grote herstructureringsgebeurtenissen, als eenmalige reactieve maatregelen, zoals die welke op dit moment worden medegefinancierd door het EFG. Dit zou kunnen betekenen dat het werkterrein van het EFG wordt uitgebreid, of dat de aanpak beter wordt afgestemd op andere EU-instrumenten, zoals het ESF. Zelfs als uit de opzet van het instrument een duidelijke complementariteit tussen de fondsen blijkt, zouden de lidstaten EFG-steun beter kunnen verankeren in een alomvattend pakket van herstructureringssteun. Arbeidsmarkttransities vereisen intensieve investeringen in menselijk kapitaal, zowel in de vorm van proactieve anticiperende maatregelen als in die van reactieve maatregelen.

Afwijkingsclausule voor NEET's

Jeugdwerkloosheid zal steeds een grote uitdaging blijven. De ervaring leert dat wanneer EFGsteun aan NEET's wordt aangeboden, er in ruime mate gebruik van wordt gemaakt. Er moet echter over worden nagedacht of het EFG de juiste weg is om dergelijke steun te bieden, dan wel of andere kanalen beter in staat zijn de betrokken jongeren te bereiken. Het zou als oneerlijk kunnen worden beschouwd als alleen steun wordt aangeboden aan NEET's in regio's die zijn getroffen door een grote herstructureringsgebeurtenis ten gevolge van globalisering of de financiële crisis, maar niet aan NEET's in regio's die zijn getroffen door automatisering.

Politieke gevolgen

In haar Witboek over de toekomst van Europa uit de Commissie haar bezorgdheid over isolationistische bewegingen, toenemende twijfels over de voordelen van open handel en de sociale markteconomie van de EU in het algemeen.

In haar Discussienota over het in goede banen leiden van de mondialisering wijst de Commissie de combinatie van handelsgerelateerde globalisering en technologische verandering als de belangrijkste drijvende krachten achter een stijgende vraag naar geschoolde en een afnemende vraag naar laaggeschoolde arbeidskrachten. Niettegenstaande de over het algemeen aanzienlijke voordelen van een meer open handel en een verdere integratie van de wereldeconomieën, moeten deze negatieve neveneffecten worden aangepakt. Aangezien de huidige voordelen van globalisering reeds ongelijk verdeeld zijn over mensen en regio's, wat een significant effect heeft voor diegenen voor wie globalisering negatieve gevolgen heeft, bestaat het gevaar dat de steeds sneller evoluerende technologische vooruitgang deze gevolgen nog zullen versterken. Om te verhinderen dat de kloof verder toeneemt, zal Europa de werknemers moeten helpen de juiste vaardigheden te verwerven. Specifiek met het oog op het EFG wordt in de discussienota aangevoerd dat het instrument praktischer moet worden gemaakt, zodat het sneller kan worden ingezet in geval van een grote herstructureringsgebeurtenis. Om ervoor te zorgen dat het allerlei maatregelen op het gebied van economische ontwikkeling kan ondersteunen, in de plaats van alleen ontslagen werknemers, zoals nu het geval is, is meer flexibiliteit vereist. De kloof tussen maatregelen op korte termijn en omschakelingsstrategieën op lange termijn in het kader van het cohesiebeleid zal moeten worden gedicht.

De Commissie lanceerde de Europese pijler van sociale rechten die inspeelt op de veranderende realiteit van de werkomgeving. Meer specifiek stelt de pijler een beginsel voorop met betrekking tot activering en het vergemakkelijken van transities op de arbeidsmarkt: 'Iedereen heeft recht op tijdige en op maat gesneden hulp bij het verbeteren van zijn of haar vooruitzichten om een baan te vinden of zich als zelfstandige te vestigen. Hieronder valt het recht op ondersteuning bij het zoeken van werk en bij opleiding en herscholing. Iedereen die van baan wisselt, heeft er recht op dat opgebouwde sociale en opleidingsrechten worden overgedragen.'. Het EFG biedt een belangrijk en zichtbaar instrument op EU-niveau om dit beginsel in de praktijk te brengen in geval van grote herstructureringsgebeurtenissen. Het EFG blijkt een nuttig instrument om de negatieve effecten van globalisering aan te pakken, en de grote zichtbaarheid ervan kan helpen de bezorgdheden met betrekking tot de sociale markteconomie van de EU te verminderen.

De tussentijdse evaluatie heeft laten zien dat het EFG Europese meerwaarde creëert door steun te verlenen aan werknemers die zijn ontslagen in het kader van grote herstructureringsgebeurtenissen. Dientengevolge kijkt de Commissie ernaar uit om de steun die het EFG thans verleent, verder met het Europees Parlement en de Raad en alle belangrijke belanghebbenden te bespreken. Het EFG wordt beschouwd als een essentieel onderdeel van het totale pakket van maatregelen voor investering in menselijk kapitaal. De Commissie overweegt de verdere ontwikkeling van het EFG om klaar te zijn voor de uitdagingen van de periode na 2020.


(1)

  Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006

(2)

De uitbreiding van de afwijkingsclausule wordt momenteel onderzocht.

(3)

 Gegevens over in 2016 ingediende dossiers zijn beschikbaar in het tweejaarlijks verslag van het EFG, COM(2017)636 final

(4)

De evaluatie is gebaseerd op de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Europese Commissie  COM(2015)215 final . De richtsnoeren voor betere regelgeving zijn in 2015 ingevoerd als een geïntegreerde aanpak die de hele beleidscyclus bestrijkt en tot doel heeft de kwaliteit van de ontwikkeling van EU-beleid en wetgeving te verbeteren, zodat de doelstellingen ervan tegen zo laag mogelijke kosten kunnen worden bereikt. Wat evaluaties betreft, wordt met de richtsnoeren voor betere regelgeving niet alleen een uitgebreid kader vastgesteld van evaluatiecriteria die moeten worden beoordeeld, maar wordt ook opgeroepen uitgebreide raadplegingen van belanghebbenden te houden. De Commissie hield een zo ruim mogelijke raadpleging om ervoor te zorgen dat bij de toekomstige opzet van het EFG in overeenstemming met de richtsnoeren voor betere regelgeving duidelijk rekening wordt gehouden met het algemeen openbaar belang van de EU - in tegenstelling tot de bijzondere belangen van een beperkt aantal belangengroepen.