Artikelen bij COM(2018)277 - Stroomlijnen van maatregelen met het oog op een snellere voltooiing van het trans-Europees vervoersnetwerk

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I – ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 - Onderwerp en toepassingsgebied

Bij deze verordening worden de eisen vastgesteld die van toepassing zijn op de administratieve procedures die door de bevoegde instanties van de lidstaten worden gevolgd voor de vergunning en uitvoering van alle projecten van gemeenschappelijk belang op het kernnetwerk van het trans-Europees netwerk.

Artikel 2 - Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van Verordening (EU) nr. 1315/2013. De volgende definities zijn eveneens van toepassing:

(a)„raambesluit": een door de instantie of instanties van een lidstaat — met uitsluiting van rechterlijke instanties — genomen besluit of verzameling van besluiten die bepalen of een initiatiefnemer een vergunning krijgt voor de bouw van de voor de voltooiing van een project vereiste vervoersinfrastructuur, onverminderd alle besluiten die worden genomen in de context van procedures van administratief beroep;

(b)„vergunningsprocedures”: elke procedure die moet worden gevolgd of elke stap die moet worden genomen met het oog op de afgifte van een vergunning door een lidstaat op grond van het Unierecht of het nationale recht en alvorens de initiatiefnemer van een project het project mag uitvoeren;

(c)„initiatiefnemer”: de aanvrager van een vergunning voor een particulier project of de overheidsinstantie die het initiatief neemt voor een project;

(d)„enige bevoegde instantie”: de instantie die door de lidstaat wordt aangewezen om de uit deze verordening voortvloeiende taken uit te voeren;

(e)„grensoverschrijdend project van algemeen belang”: een project van algemeen belang overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1315/2013 dat een grensoverschrijdend traject omvat als gedefinieerd in artikel 3, punt m), van die verordening en dat door een gezamenlijke entiteit wordt uitgevoerd.

HOOFDSTUK II — VERGUNNINGSPROCES

Artikel 3 - Prioritaire status van projecten van gemeenschappelijk belang

1. Elk project van gemeenschappelijk belang op het TEN-T-kernnetwerk wordt onderworpen aan een geïntegreerde vergunningsprocedure die wordt beheerd door de enige bevoegde instantie die door elke lidstaat is aangewezen overeenkomstig de artikelen 5 en 6.

2. Wanneer in het nationaal recht sprake is van projecten met een prioritair statuut krijgen projecten van gemeenschappelijk belang het statuut van project van grootste nationaal belang en worden zij als dusdanig behandeld in de vergunningsprocedures, voor zover en op de manier waarop de nationale regelgeving in een dergelijke behandeling voorziet voor vergelijkbare soorten vervoersinfrastructuur.

3. Om een efficiënt verloop van de administratieve procedures voor projecten van gemeenschappelijk belang te waarborgen, zorgen de initiatiefnemers en alle betrokken instanties ervoor dat die projecten zo snel als wettelijk mogelijk worden afgehandeld en dat daarvoor de nodige middelen worden uitgetrokken.

Artikel 4 - Integratie van de vergunningsprocedures

1. Teneinde de in artikel 6 vastgestelde termijnen na te leven en de administratieve lasten voor de voltooiing van projecten van gemeenschappelijk belang te reduceren, worden alle administratieve procedures uit hoofde van zowel het toepasselijke EU-recht als de nationale wetgeving geïntegreerd en afgesloten met één raambesluit.

2. Indien projecten van gemeenschappelijk belang aan een milieueffectbeoordeling moeten worden onderworpen uit hoofde van zowel Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad als andere EU-wetgeving, voorzien de lidstaten in enkelvoudige procedures als bedoeld in artikel 2, lid 3, van Richtlijn 2011/92/EU.

Artikel 5 - Enige bevoegde instantie

1. Uiterlijk ... (PB: gelieve de datum in te voegen — één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening) wijst elke lidstaat één bevoegde instantie aan die tot taak heeft de vergunningsprocedure te faciliteren, met inbegrip van de vaststelling van het raambesluit.

2. De verantwoordelijkheid van de in lid 1 bedoelde instantie en/of de haar toebedeelde taken kunnen per project van gemeenschappelijk belang of per specifieke categorie van projecten van gemeenschappelijk belang worden gedelegeerd aan of uitgevoerd door een andere instantie op het passende administratieve niveau, op voorwaarde dat:

a) slechts één instantie verantwoordelijk is voor elk project van gemeenschappelijk belang;

b) die instantie tijdens de procedure met het oog op een raambesluit voor een bepaald project van gemeenschappelijk belang het enige aanspreekpunt is voor de initiatiefnemer, en

c) die instantie de indiening van alle relevante documenten en informatie coördineert.

De enige bevoegde instantie mag verantwoordelijk blijven voor de vaststelling van termijnen, onverminderd de overeenkomstig artikel 6 vastgestelde termijnen.

3. De enige bevoegde instantie stelt een raambesluit vast binnen de in artikel 6 gespecificeerde termijnen. Zij doet dat op basis van gemeenschappelijke procedures.

Het raambesluit wordt door de enige bevoegde instantie vastgesteld en is het enige juridisch bindende besluit dat voortvloeit uit de wettelijk voorgeschreven vergunningsprocedure. Wanneer ook andere instanties bij het project zijn betrokken, kunnen zij in het kader van die procedure overeenkomstig de nationale wetgeving advies uitbrengen. De enige bevoegde instantie houdt rekening met die adviezen.

4. Bij de vaststelling van een raambesluit zorgt de enige bevoegde instantie ervoor dat de relevante eisen overeenkomstig het internationaal recht en het Unierecht in acht worden genomen en motiveert zij haar besluit.

5. Wanneer er voor een project van gemeenschappelijk belang in twee of meer lidstaten besluiten moeten worden genomen, nemen de respectieve enige bevoegde instanties alle nodige maatregelen om voor een efficiënte en effectieve onderlinge samenwerking en coördinatie te zorgen. Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van het toepasselijke EU- en internationaal recht, streven de lidstaten naar gemeenschappelijke procedures, met name voor de beoordeling van de milieueffecten.

Artikel 6 - Duur en verloop van de vergunningsprocedure

1. De vergunningsprocedure bestaat uit de voorbereidende fase, de fase waarin de vergunningsaanvraag wordt beoordeeld en de uiteindelijke besluitvorming door de enige bevoegde instantie.

2. De voorbereidende fase, die de periode bestrijkt vanaf het begin van de vergunningsprocedure tot de indiening van het volledige aanvraagdossier bij de enige bevoegde instantie, mag in beginsel niet meer dan twee jaar duren.

3. Om de vergunningsprocedure te starten stelt de initiatiefnemer de enige bevoegde instanties van de lidstaten die bij het project zijn betrokken schriftelijk in kennis van het project, met een uitvoerige beschrijving van dat project. Uiterlijk twee maanden na ontvangst van die kennisgeving, bevestigt de enige bevoegde instantie de ontvangst van het dossier en neemt zij dit in behandeling of, indien zij van oordeel is dat het project nog niet rijp is om de vergunningsprocedure te starten, verwerpt zij die kennisgeving schriftelijk. Indien de enige bevoegde instantie besluit de kennisgeving te verwerpen, motiveert zij haar besluit. De datum van ondertekening van de aanvaarding van de kennisgeving door de bevoegde instantie geldt als de startdatum van de vergunningsprocedure. Wanneer twee of meer lidstaten betrokken zijn, geldt de datum van aanvaarding van de laatste kennisgeving van de bevoegde instantie als startdatum van de vergunningsprocedure.

4. Binnen drie maanden na het begin van de vergunningsprocedure en in nauwe samenwerking met de initiatiefnemer en de andere betrokken instanties en rekening houdend met de door de initiatiefnemer verstrekte informatie op basis van de in lid 3 bedoelde kennisgeving, stelt de enige bevoegde instantie een gedetailleerd aanvraagschema op en stelt zij de initiatiefnemer daarvan in kennis; dit schema vermeldt:

(a)het materiële toepassingsgebied en het detailniveau van de informatie die de initiatiefnemer dient te verstrekken in het kader van het vergunningsdossier met het oog op de vaststelling van een raambesluit;

(b)een overzicht van het vergunningsproces, met daarin minstens de volgende elementen:

i) de vast te stellen besluiten en in te winnen adviezen;

ii) de autoriteiten, belanghebbenden en bevolking die wellicht bij het dossier moeten worden betrokken;

iii) de diverse fasen van de procedure en de duur daarvan;

iv) de belangrijkste mijlpalen en de desbetreffende termijnen met het oog op het vast te stellen raambesluit;

v) de door de autoriteiten voorziene middelen en de eventuele behoefte aan extra middelen.

5. Om ervoor te zorgen dat het aanvraagdossier volledig en van degelijke kwaliteit is, vraagt de initiatiefnemer de enige bevoegde instantie in een zo vroeg mogelijk stadium tijdens de voorbereidende fase om advies uit te brengen over de aanvraag. De initiatiefnemer werkt volledig samen met de enige bevoegde instantie teneinde de termijnen in acht te nemen en te voldoen aan het vergunningsschema als omschreven in lid 4.

6. De initiatiefnemer dient het aanvraagdossier op basis van het gedetailleerde vergunningsschema in binnen een termijn van 21 maanden na de ontvangst van het gedetailleerd vergunningsschema. Na het verstrijken van die termijn, is dat vergunningsschema niet langer van toepassing, tenzij de enige bevoegde instantie beslist die termijn te verlengen op basis van een gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer van het project.

7. Uiterlijk twee maanden na de datum van indiening van het volledige aanvraagdossier, bevestigt de bevoegde instantie autoriteit schriftelijk de volledigheid van het aanvraagdossier en stelt zij de initiatiefnemer daarvan in kennis. Het door de initiatiefnemer ingediende aanvraagdossier wordt als volledig beschouwd, tenzij de bevoegde instantie de initiatiefnemer binnen een periode van twee maanden na de indieningsdatum verzoekt ontbrekende informatie in te dienen. Dat verzoek heeft, wat het materiële toepassingsgebied en het detailniveau betreft, alleen betrekking op de in het gedetailleerd aanvraagschema genoemde elementen. Alleen in uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden wordt aanvullende informatie gevraagd en een dergelijk verzoek wordt door de enige bevoegde instantie naar behoren gemotiveerd.

8. De enige bevoegde instantie beoordeelt de aanvraag en stelt binnen één jaar na de indiening van het volledige aanvraagdossier overeenkomstig lid 7 een raambesluit vast. De lidstaten kunnen desgevallend een kortere termijn vaststellen.

9. De hierboven bedoelde termijnen doen geen afbreuk aan de verplichtingen die voortvloeien uit het EU-recht en het internationaal recht, noch aan administratieve beroepsprocedures en justitiële verweermiddelen.

Artikel 7 - Coördinatie van grensoverschrijdende vergunningsprocedures

1. Voor projecten waarbij twee of meer lidstaten zijn betrokken, stemmen de bevoegde instanties hun termijnen op elkaar af en stellen zij een gemeenschappelijke planning vast.

2. De Europese coördinator als bedoeld in artikel 45 van Verordening (EU)² nr. 1315/2013 krijgt de bevoegdheid om nauwlettend toe te zien op de vergunningsprocedure voor grensoverschrijdende projecten van gemeenschappelijk belang en om de contacten tussen de betrokken bevoegde instanties te faciliteren.

3. Onverminderd de verplichting de termijnen in het kader van deze verordening na te leven, stelt de bevoegde instantie bij een overschrijding van de termijn voor de vaststelling van een raambesluit de betrokken Europese coördinator onmiddellijk in kennis van de maatregelen die zijn genomen of moeten worden genomen om de vergunningsprocedure met zo weinig mogelijk vertraging af te ronden. De Europese coördinator kan de bevoegde instantie verzoeken regelmatig verslag uit te brengen over de voortgang van de procedure.

HOOFDSTUK III – OVERHEIDSOPDRACHTEN

Artikel 8 - Overheidsopdrachten voor grensoverschrijdende projecten van gemeenschappelijk belang

1. Overheidsopdrachten voor grensoverschrijdende projecten van gemeenschappelijk belang worden uitgevoerd overeenkomstig het Verdrag en de Richtlijnen 2014/25/EU en/of 2014/24/EU.

2. Indien voor die procedures een beroep wordt gedaan op een door de deelnemende lidstaten opgerichte gemeenschappelijke entiteit, past die entiteit de nationale regelgeving van één van die lidstaten toe en, in afwijking van die richtlijnen, is dit de regelgeving als bepaald overeenkomstig artikel 57, lid 5, onder a), van Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad of artikel 39, lid 5, onder a), van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad, naargelang van toepassing, tenzij in een overeenkomst tussen de deelnemende lidstaten anders is bepaald. Een dergelijke overeenkomst voorziet in elk geval in de toepassing van één enkele nationale wetgeving wanneer voor de aanbestedingsprocedures een beroep wordt gedaan op een gemeenschappelijke entiteit.

HOOFDSTUK IV – TECHNISCHE BIJSTAND

Artikel 9 - Technische bijstand

Op verzoek van een initiatiefnemer of een lidstaat, overeenkomstig de desbetreffende financieringsprogramma’s van de Unie en onverminderd het meerjarig financieel kader, voorziet de Unie in technische bijstand voor de tenuitvoerlegging van deze verordening en om de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang te faciliteren.

HOOFDSTUK V – SLOTBEPALINGEN

Artikel 10 - Overgangsbepalingen

Deze verordening is niet van toepassing op administratieve procedures die vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn gestart.

Artikel 11 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.


Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.