Artikelen bij COM(2018)393 - Financiering, beheer en monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Titel I
Toepassingsgebied en definities

Artikel 1 - Toepassingsgebied

Deze verordening bevat regels voor met name:

(a)de financiering van de uitgaven in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), met inbegrip van de uitgaven voor plattelandsontwikkeling;

(b)de door de lidstaten op te zetten beheers- en controlesystemen;

(c)goedkeurings- en conformiteitsprocedures.

Artikel 2 - Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

(a)"onregelmatigheid" : een onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95;

(b)"governancesystemen": de in titel II, hoofdstuk II, van deze verordening bedoelde governance-instanties en de in deze verordening en Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] vastgelegde basisvereisten van de Unie, met inbegrip van het rapportagesysteem dat is opgezet voor het in artikel 121 van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] bedoelde jaarlijkse prestatieverslag.

(c)"basisvereisten van de Unie": de vereisten van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] en van deze verordening.

Artikel 3 - Vrijstellingen voor gevallen van overmacht en voor uitzonderlijke omstandigheden

Voor de financiering, het beheer en de monitoring van het GLB kunnen 'overmacht' en 'uitzonderlijke omstandigheden' met name worden erkend in de volgende gevallen:

(a)het bedrijf is zwaar getroffen door een ernstige natuurramp;

(b)de veehouderijgebouwen op het bedrijf zijn door een ongeluk verloren gegaan;

(c)al het vee of alle landbouwgewassen van de begunstigde of een gedeelte ervan zijn getroffen door respectievelijk een epizoötie of een plantenziekte;

(d)het volledige bedrijf of een groot deel ervan is onteigend, indien deze onteigening op de dag van indiening van de aanvraag niet was te voorzien.

Titel II
Algemene bepalingen inzake de landbouwfondsen

HOOFDSTUK - I

Landbouwfondsen

Artikel 4 - Fondsen voor de financiering van de landbouwuitgaven

De financiering van de diverse onder het GLB vallende interventies en maatregelen uit de algemene begroting van de Unie (de Uniebegroting) wordt gedaan door:

(a)het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF);

(b)het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo).

Artikel 5 - ELGF-uitgaven

1. Het ELGF wordt overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 en 3 ten uitvoer gelegd hetzij op basis van gedeeld beheer tussen de lidstaten en de Unie hetzij rechtstreeks.

2. In het kader van het gedeeld beheer financiert het ELGF de volgende uitgaven:

(a)maatregelen ter regulering of ondersteuning van landbouwmarkten, zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1308/2013 28 ;

(b)sectorale interventies als bedoeld in titel III, hoofdstuk 3, van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen];

(c)interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het strategisch GLB-plan als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen];

(d)de financiële bijdrage van de Unie aan voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen voor landbouwproducten op de interne markt van de Unie en in derde landen die door de lidstaten worden uitgevoerd en door de Commissie zijn geselecteerd;

(e)de financiële bijdrage van de Unie aan de specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie als bedoeld in Verordening (EU) nr. 228/2013, en aan de specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee als bedoeld in Verordening (EU) nr. 229/2013.

3. Het ELGF financiert de volgende uitgaven rechtstreeks:

(a)de afzetbevordering voor landbouwproducten, hetzij rechtstreeks door de Commissie hetzij door tussenkomst van internationale organisaties;

(b)de overeenkomstig het Unierecht genomen maatregelen voor de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw;

(c)de totstandbrenging en het onderhoud van de informatiesystemen inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen;

(d)de stelsels van landbouwenquêtes, waaronder de enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven.

Artikel 6 - Elfpo-uitgaven

Het Elfpo wordt ten uitvoer gelegd op basis van gedeeld beheer tussen de lidstaten en de Unie. Het financiert de financiële bijdrage van de Unie aan de plattelandsontwikkelingsinterventies van het strategisch GLB-plan als bedoeld in titel III, hoofdstuk 4, van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen].

Artikel 7 - Andere uitgaven, waaronder de uitgaven voor technische bijstand

De fondsen kunnen elk hetzij op initiatief van de Commissie hetzij namens de Commissie elk rechtstreeks de activiteiten op het gebied van de voorbereiding, monitoring, administratieve en technische ondersteuning, evaluatie, audit en inspectie financieren die nodig zijn voor de uitvoering van het GLB. Daarbij gaat het met name om:

(a)maatregelen die nodig zijn om het GLB te analyseren, te beheren, te monitoren, er informatie over uit te wisselen en uit te voeren, alsmede maatregelen inzake de uitvoering van controlesystemen en technische en administratieve ondersteuning;

(b)de in artikel 22 bedoelde verwerving door de Commissie van de satellietgegevens die nodig zijn voor het areaalmonitoringsysteem;

(c)de acties die de Commissie uitvoert met behulp van teledetectietoepassingen voor de in artikel 23 bedoelde monitoring van agrarische hulpbronnen;

(d)maatregelen die nodig zijn voor de instandhouding en ontwikkeling van methoden en technische middelen op het gebied van de informatie, de onderlinge koppeling, de monitoring en de controle met betrekking tot het financiële beheer van de fondsen die gebruikt worden voor de financiering van het GLB;

(e)de in artikel 44 bedoelde voorlichting over het GLB;

(f)studies over het GLB en evaluaties van de uit de fondsen gefinancierde maatregelen, met inbegrip van de verbetering van evaluatiemethoden en de uitwisseling van informatie over praktijken in het kader van het GLB, alsmede studies die samen met de Europese Investeringsbank (EIB) zijn verricht;

(g)in voorkomend geval, de bijdrage aan de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad 29 opgerichte uitvoerende agentschappen die optreden in het kader van het GLB;

(h)de bijdrage aan de in het kader van de plattelandsontwikkelingsinterventies genomen maatregelen op het gebied van de verspreiding van informatie, de bewustmaking, de bevordering van samenwerking en de uitwisseling van ervaringen op Unieniveau, waaronder het netwerken van de betrokken partijen;

(i)informatietechnologienetwerken voor informatieverwerking en -uitwisseling, met inbegrip van institutionele informatietechnologiesystemen die nodig zijn voor het beheer van het GLB;

(j)maatregelen die nodig zijn voor de ontwikkeling, registratie en bescherming van logo's in het kader van het kwaliteitsbeleid van de Unie als vastgelegd in artikel 44, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad 30 , en voor de bescherming van de daaraan verbonden intellectuele-eigendomsrechten, en de nodige ontwikkeling van informatietechnologie (IT).

HOOFDSTUK I - I

Governance-instanties

Artikel 8 - Betaalorganen en coördinerende instanties

1. Betaalorganen zijn nationale diensten of instanties die verantwoordelijk zijn voor het beheer en de controle van de in artikel 5, lid 2, en artikel 6 bedoelde uitgaven.

De uitvoering van deze taken, met uitzondering van het doen van betalingen, kan worden gedelegeerd.

2. De lidstaten accrediteren als betaalorgaan de diensten of instanties die beschikken over een administratieve organisatie en een intern controlesysteem die voldoende garanties bieden dat de betalingen wettig en regelmatig zijn en naar behoren worden geboekt. Daartoe voldoen de betaalorganen aan de minimumvoorwaarden voor de accreditering met betrekking tot de interne omgeving, controleactiviteiten, informatie en communicatie en monitoring die de Commissie in het kader van artikel 10, lid 1, onder a), vaststelt.

Elke lidstaat beperkt het aantal van zijn geaccrediteerde betaalorganen:

(a)tot één orgaan op nationaal niveau of, in voorkomend geval, tot één per regio, en

(b)tot één orgaan voor het beheer van zowel de ELGF- als de Elfpo-uitgaven.

Wanneer betaalorganen op regionaal niveau worden opgezet, accrediteert een lidstaat daarnaast echter een betaalorgaan op nationaal niveau voor steunregelingen die vanwege de aard ervan op nationaal niveau moeten worden beheerd, of belast hij de regionale betaalorganen met het beheer van deze regelingen.

De accreditatie van betaalorganen die ten minste drie jaar lang geen ELGF- of Elfpo-uitgaven hebben beheerd, wordt ingetrokken.

Na de inwerkingtreding van deze verordening mogen de lidstaten geen bijkomende, nieuwe betaalorganen meer aanwijzen.

3. Voor de toepassing van artikel 63, leden 5 en 6, van Verordening (EU, Euratom) 2018/... [het nieuwe Financieel Reglement] (hierna 'het Financieel Reglement' genoemd) wordt door de persoon die verantwoordelijk is voor het geaccrediteerde betaalorgaan, uiterlijk op 15 februari van het jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar, het volgende opgesteld en bij de Commissie ingediend:

(a)de jaarrekeningen voor de uitgaven die gedaan zijn bij de uitvoering van de aan het geaccrediteerde betaalorgaan toevertrouwde taken, als bedoeld in artikel 63, lid 5, onder a), van het Financieel Reglement, vergezeld van de informatie die vereist is voor de goedkeuring ervan overeenkomstig artikel 51;

(b)het in artikel 52, lid 1, bedoelde jaarlijkse prestatieverslag waaruit blijkt dat de uitgaven in overeenstemming met artikel 35 zijn gedaan;

(c)een in artikel 63, lid 6, van het Financieel Reglement bedoelde beheersverklaring:

i) over het feit dat de informatie op juiste, volledige en accurate wijze is gepresenteerd, overeenkomstig artikel 63, lid 6, onder a), van het Financieel Reglement;

ii) over de correcte werking van de ingevoerde governancesystemen, die de nodige garanties verstrekken in verband met de in het jaarlijkse prestatieverslag gerapporteerde output, overeenkomstig artikel 63, lid 6, onder b) en c), van het Financieel Reglement;

iii) met een analyse van de aard en de omvang van de bij audits en controles geconstateerde fouten en tekortkomingen in de systemen, en een overzicht van de genomen of geplande corrigerende actie, overeenkomstig artikel 63, lid 5, onder b), van het Financieel Reglement.

Overeenkomstig artikel 63, lid 7, van het Financieel Reglement kan de Commissie op verzoek van de betrokken lidstaat de in de eerste alinea bedoelde uiterste datum van 15 februari bij uitzondering verlengen tot 1 maart.

4. Wanneer meer dan één betaalorgaan wordt geaccrediteerd, wijst de lidstaat een publieke coördinerende instantie aan, die hij met de volgende taken belast:

(a)verzameling van de aan de Commissie te verstrekken informatie en toezending van die informatie aan de Commissie;

(b)levering van het in artikel 52, lid 1, bedoelde jaarlijkse prestatieverslag;

(c)uitvoering of coördinatie van acties om tekortkomingen van gemeenschappelijke aard te verhelpen, en de Commissie op de hoogte houden van iedere ontwikkeling;

(d)bevordering en waarborging van een geharmoniseerde toepassing van de Unieregelgeving.

De coördinerende instantie wordt onderworpen aan een specifieke door de lidstaat uit te voeren accreditatie voor de verwerking van de in de eerste alinea, onder a), bedoelde financiële informatie.

Het jaarlijkse prestatieverslag dat door de coördinerende instantie wordt verstrekt, valt onder het in artikel 11, lid 1, bedoelde oordeel, en wordt samen met een beheersverklaring die alle onderdelen van dat verslag bestrijkt, ingediend.

5. Wanneer een geaccrediteerd betaalorgaan niet of niet meer aan een of meer van de accreditatiecriteria van lid 2 voldoet, trekt de lidstaat op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie de accreditatie ervan in tenzij het betaalorgaan de nodige aanpassingen doorvoert binnen een termijn die door de bevoegde autoriteit wordt bepaald naargelang van de ernst van het probleem.

6. De betaalorganen zorgen voor het beheer en de controle van de verrichtingen in verband met de openbare interventie waarvoor zij verantwoordelijk zijn, en blijven eindverantwoordelijk op dit gebied.

Wanneer steun wordt verleend via een financieel instrument van de EIB of een andere internationale financiële instelling waarvan een lidstaat aandeelhouder is, baseert het betaalorgaan zich op het controleverslag over de betalingsaanvragen van de EIB of andere financiële instelling.

Artikel 9
Bevoegde autoriteit

1. De lidstaten wijzen een autoriteit op ministerieel niveau aan die verantwoordelijk is voor:

(a)de toekenning, evaluatie en intrekking van de accreditatie van de betaalorganen als bedoeld in artikel 8, lid 2;

(b)de accreditatie van de coördinerende instantie als bedoeld in artikel 8, lid 4;

(c)de aanwijzing van de certificerende instantie als bedoeld in artikel 11;

(d)de uitvoering van de in het kader van dit hoofdstuk aan de bevoegde autoriteit toegewezen taken.

2. De bevoegde autoriteit beslist door een formeel besluit over de toekenning of, na een evaluatie, de intrekking van de accreditatie van het betaalorgaan en de coördinerende instantie op basis van een toetsing aan de accreditatiecriteria die de Commissie overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder a), vaststelt. De bevoegde autoriteit informeert de Commissie onverwijld over accreditaties en over intrekkingen van accreditaties.

Artikel 10
Bevoegdheden van de Commissie

1. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor:

(a)de minimumvoorwaarden voor de accreditering van de betaalorganen als bedoeld in artikel 8, lid 2, en van de coördinerende instanties als bedoeld in artikel 8, lid 4;

(b)de verplichtingen van de betaalorganen wat betreft openbare interventie, en de regels voor de inhoud van hun verantwoordelijkheden op het gebied van beheer en controle.

2. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor:

(a)de procedures voor de toekenning, intrekking en evaluatie van de accreditatie van betaalorganen en coördinerende instanties en de procedures voor het toezicht op de accreditatie van betaalorganen;

(b)de werkzaamheden en controles die ten grondslag liggen aan de beheersverklaring van de betaalorganen, als bedoeld in artikel 8, lid 3, onder c);

(c)de werking van de coördinerende instantie en de kennisgeving van de in artikel 8, lid 4, bedoelde informatie aan de Commissie.

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 11 - Certificerende instanties

1. De certificerende instantie is een publieke of particuliere auditorganisatie die voor een periode van ten minste drie jaar wordt aangewezen door de lidstaat, onverminderd nationaal recht. Wanneer de instantie een particuliere auditorganisatie is en het nationale of Unierecht dit voorschrijft, wordt deze door de lidstaat geselecteerd via een openbare aanbesteding.

Voor de toepassing van artikel 63, lid 7, eerste alinea, van het Financieel Reglement brengt de certificerende instantie een overeenkomstig internationaal aanvaarde auditnormen opgesteld oordeel uit waarin wordt aangegeven of:

(a)de rekeningen een juist en getrouw beeld geven;

(b)de governancesystemen van de lidstaten naar behoren werken;

(c)de prestatierapportage over outputindicatoren voor de jaarlijkse prestatiegoedkeuring als bedoeld in artikel 52, en de prestatierapportage over resultaatindicatoren voor de meerjarige prestatiemonitoring als bedoeld in artikel 115 van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen], waaruit blijkt dat aan artikel 35 van deze verordening is voldaan, correct zijn;

(d)de uitgaven in het kader van de maatregelen van Verordening (EU) nr. 1308/2013 waarvoor bij de Commissie om vergoeding is verzocht, wettig en regelmatig zijn.

In dat oordeel wordt ook aangegeven of bij het onderzoek twijfels zijn gerezen over de asserties in de in artikel 8, lid 3, onder c), bedoelde beheersverklaring.

Wanneer steun wordt verleend via een financieel instrument van de EIB of een andere internationale financiële instelling waarvan een lidstaat aandeelhouder is, baseert de certificerende instantie zich op het jaarlijkse auditverslag van de externe auditors van die instellingen.

2. De certificerende instantie beschikt over de nodige technische expertise. Zij is operationeel onafhankelijk van het betaalorgaan en de coördinerende instantie in kwestie, van de autoriteit die dat orgaan heeft geaccrediteerd, en van de voor de uitvoering en de monitoring van het GLB verantwoordelijke instanties.

3. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor de taken van de certificerende instanties, waaronder de te verrichten controles en de te controleren instanties, en voor de door de certificerende instanties op te stellen certificaten en rapporten, samen met de begeleidende documenten.

Die uitvoeringshandelingen bevatten ook een beschrijving van:

(a)de auditbeginselen waarop de oordelen van de certificerende instantie gebaseerd moeten zijn, waaronder een beoordeling van de risico's, interne controles en het vereiste auditbewijs;

(b)de auditmethoden die de certificerende instanties, gelet op internationale auditnormen, moeten volgen voor het uitbrengen van hun oordeel.

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

TITEL III
Financieel beheer van de fondsen

HOOFDSTUK - I

ELGF

Afdeling 1
Begrotingsdiscipline

Artikel 12
Begrotingsmaximum

1. Het jaarlijkse maximum voor de ELGF-uitgaven wordt gevormd door de maximumbedragen die voor dit fonds zijn vastgesteld krachtens Verordening (EU, Euratom) [COM(2018) 322 final].

2. Ingeval het Unierecht voorziet in sommen die moeten worden opgeteld bij of afgetrokken van de in lid 1 bedoelde bedragen, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast, zonder de in artikel 101 bedoelde procedure toe te passen, waarbij het voor de ELGF-uitgaven beschikbare nettosaldo wordt bepaald op basis van de in het Unierecht bedoelde gegevens.

Artikel 13
Naleving van het maximum

1. Wanneer in het Unierecht met betrekking tot een lidstaat een financieel maximum voor landbouwuitgaven is vastgesteld in euro, worden de desbetreffende uitgaven binnen de grenzen van dat in euro vastgestelde maximum vergoed, waarbij die uitgaven zo nodig worden aangepast wanneer de artikelen 37 tot en met 40 van toepassing zijn.

2. De in artikel 81 van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] bedoelde toewijzingen van lidstaten voor interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen, gecorrigeerd voor de aanpassingen op grond van artikel 15 van deze verordening, worden beschouwd als financiële maxima in euro.

Artikel 14
Landbouwreserve

1. Aan het begin van elk jaar wordt in het ELGF een reserve aangelegd die bedoeld is om aanvullende steun aan de landbouwsector te verlenen voor het beheer of de stabilisatie van de markt of in crisissituaties die de landbouwproductie of -distributie treffen ("de landbouwreserve").

De kredieten voor de landbouwreserve worden rechtstreeks opgenomen in de Uniebegroting.

De middelen uit de landbouwreserve worden beschikbaar gesteld voor maatregelen in het kader van de artikelen 8 tot en met 21 en 219, 220 en 221 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 voor het jaar of de jaren waarvoor de aanvullende steun vereist is.

2. Het bedrag van de landbouwreserve is ten minste 400 miljoen EUR in lopende prijzen aan het begin van elk jaar van de periode 2021-2027. De Commissie kan het bedrag van de landbouwreserve in de loop van het jaar aanpassen wanneer dat passend is gelet op marktontwikkelingen of -vooruitzichten in het lopende of het daaropvolgende jaar en rekening houdend met de in het ELGF beschikbare kredieten.

In afwijking van artikel 12, lid 2, onder d), van het Financieel Reglement worden niet-vastgelegde kredieten van de landbouwreserve zonder beperking in de tijd overgedragen om de landbouwreserve in de daaropvolgende begrotingsjaren te financieren.

Bovendien wordt, in afwijking van artikel 12, lid 2, onder d), van het Financieel Reglement, het totale ongebruikte bedrag van de crisisreserve dat aan het eind van 2020 beschikbaar is, overgedragen naar 2021 zonder dat het terugvloeit naar de begrotingsonderdelen voor de in artikel 5, lid 2, onder c), bedoelde acties, en wordt het beschikbaar gesteld voor de financiering van de landbouwreserve.

Artikel 15
Financiële discipline

1. De Commissie stelt een aanpassingspercentage voor de in artikel 5, lid 2, onder c), van deze verordening bedoelde interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen en voor de in artikel 5, lid 2, onder f), van deze verordening bedoelde financiële bijdrage van de Unie aan de specifieke maatregelen die wordt verleend in het kader van hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 en hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 229/2013 ("het aanpassingspercentage) vast wanneer de ramingen voor de financiering van de interventies en maatregelen die in het kader van dit submaximum voor een bepaald begrotingsjaar worden gefinancierd, erop wijzen dat de toepasselijke jaarlijkse maxima zullen worden overschreden.

Uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar waarop het aanpassingspercentage van toepassing is, stelt de Commissie het aanpassingspercentage middels uitvoeringshandelingen vast. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2. Tot 1 december van het kalenderjaar waarop het aanpassingspercentage van toepassing is, kan de Commissie op basis van nieuwe informatie uitvoeringshandelingen vaststellen om het overeenkomstig lid 1 bepaalde aanpassingspercentage bij te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

3. Wanneer financiële discipline is toegepast, worden de kredieten die zijn overgedragen overeenkomstig artikel 12, lid 2, onder d), van het Financieel Reglement gebruikt voor de financiering van uitgaven in het kader van artikel 5, lid 2, onder c), van deze verordening voor zover dit nodig is om een herhaalde toepassing van financiële discipline te vermijden.

Wanneer de in de eerste alinea bedoelde over te dragen kredieten beschikbaar blijven, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin per lidstaat de bedragen aan niet-vastgelegde kredieten worden vermeld die aan de eindbegunstigden moeten worden terugbetaald, tenzij het totale bedrag aan niet-vastgelegde kredieten dat beschikbaar is voor terugbetalingen, minder dan 0,2 % van het jaarlijkse maximum voor de ELGF-uitgaven is.

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

4. De lidstaten betalen de bedragen die de Commissie overeenkomstig lid 3, tweede alinea, heeft vastgesteld, terug aan de eindbegunstigden op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria. De lidstaten kunnen een ondergrens toepassen voor het bedrag dat per eindbegunstigde wordt terugbetaald.

De in de eerste alinea bedoelde terugbetaling geldt alleen voor eindbegunstigden in lidstaten waarin in het voorgaande begrotingsjaar financiële discipline is toegepast.

5. Ingevolge de geleidelijke invoering van interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen overeenkomstig artikel 140 lid 2, van Verordening .../... [infasering strategisch GLB-plan] is financiële discipline vanaf 1 januari 2022 van toepassing op Kroatië.

6. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de berekening van de financiële discipline die de lidstaten op landbouwers moeten toepassen.

Artikel 16
Procedure voor de begrotingsdiscipline

1. Wanneer bij de opstelling van de ontwerpbegroting voor begrotingsjaar N blijkt dat het in artikel 12 bedoelde bedrag voor begrotingsjaar N dreigt te worden overschreden, stelt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad of aan de Raad de maatregelen voor die nodig zijn om dat bedrag alsnog in acht te nemen.

2. Indien de Commissie op enig moment van oordeel is dat het in artikel 12 bedoelde bedrag dreigt te worden overschreden en dat zij geen adequate maatregelen kan nemen om de situatie te recht te zetten, stelt zij andere maatregelen voor die ervoor zorgen dat dat bedrag alsnog in acht wordt genomen. Die maatregelen worden aangenomen door de Raad wanneer de betrokken maatregel gebaseerd is op artikel 43, lid 3, van het Verdrag of door het Europees Parlement en de Raad wanneer de betrokken maatregel gebaseerd is op artikel 43, lid 2, van het Verdrag.

3. Wanneer aan het einde van begrotingsjaar N de vergoedingsaanvragen van de lidstaten het in artikel 12 bedoelde bedrag overschrijden of waarschijnlijk zullen overschrijden, handelt de Commissie als volgt:

(a)zij neemt de door de lidstaten ingediende verzoeken naar evenredigheid daarvan in aanmerking, afhankelijk van de beschikbare begrotingsmiddelen, en stelt uitvoeringshandelingen vast waarin het bedrag van de betalingen voor de betrokken maand voorlopig wordt vastgesteld;

(b)zij bepaalt op of vóór 28 februari van begrotingsjaar N + 1 voor alle lidstaten hun situatie met betrekking tot de Uniefinanciering voor begrotingsjaar N;

(c)zij stelt uitvoeringshandelingen vast waarin het totale Uniefinancieringsbedrag, verdeeld over de lidstaten, wordt vastgesteld op basis van een uniform Uniefinancieringspercentage, afhankelijk van de begrotingsmiddelen die voor de maandelijkse betalingen beschikbaar waren;

(d)zij betaalt uiterlijk bij de maandelijkse betalingen voor de maand maart van jaar N + 1 de aan de lidstaten verschuldigde verrekeningen uit.

De uitvoeringshandelingen waarin de punten a) en c) voorzien, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 101, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

Artikel 17
Systeem voor vroegtijdige waarschuwing en monitoring

Om te voorkomen dat het in artikel 12 bedoelde begrotingsmaximum wordt overschreden, past de Commissie een systeem voor vroegtijdige waarschuwing en monitoring toe waarmee de ELGF-uitgaven per maand worden gevolgd.

Aan het begin van elk begrotingsjaar bepaalt de Commissie daartoe profielen van de maandelijkse uitgaven, waarbij zij zich, voor zover dienstig, baseert op het gemiddelde van de maandelijkse uitgaven in de voorgaande drie jaren.

De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad periodiek een verslag in waarin de ontwikkeling van de gedane uitgaven wordt getoetst aan de profielen en waarin de voor het lopende begrotingsjaar verwachte uitvoering van de begroting wordt beoordeeld.

Afdeling 2
Financiering van de uitgaven

Artikel 18
Maandelijkse betalingen

1. De Commissie stelt de kredieten die nodig zijn voor de financiering van de in artikel 5, lid 2, bedoelde uitgaven, in de vorm van maandelijkse betalingen ter beschikking van de lidstaten op basis van de uitgaven die de geaccrediteerde betaalorganen in een referentieperiode hebben gedaan.

2. Totdat de Commissie de maandelijkse betalingen overmaakt, voorzien de lidstaten in de voor de uitgaven benodigde middelen naargelang van de behoeften van hun geaccrediteerde betaalorganen.

Artikel 19
Procedure voor de maandelijkse betalingen

1. Onverminderd de artikelen 51, 52 en 53 doet de Commissie maandelijkse betalingen voor de uitgaven die de geaccrediteerde betaalorganen van de lidstaten in de referentiemaand hebben verricht.

2. De maandelijkse betalingen worden aan elke lidstaat gedaan op of vóór de derde werkdag van de tweede maand na de maand waarin de uitgaven zijn verricht, waarbij rekening wordt gehouden met de in het kader van de artikelen 37 tot en met 40 toegepaste verlagingen en schorsingen en met alle andere correcties. Uitgaven die door de lidstaten zijn gedaan in de periode van 1 tot en met 15 oktober, worden beschouwd als uitgaven over de maand oktober. De uitgaven die in de periode van 16 tot en met 31 oktober zijn gedaan, worden beschouwd als uitgaven over de maand november.

3. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de door haar te verrichten maandelijkse betalingen worden bepaald op basis van een uitgavendeclaratie van de lidstaten en de overeenkomstig artikel 88, lid 1, verstrekte informatie.

4. De Commissie stelt de lidstaat onverwijld in kennis van een overschrijding van de financiële maxima door de lidstaat.

5. De Commissie stelt de in lid 3 bedoelde uitvoeringshandelingen waarin de maandelijkse betalingen worden bepaald, vast zonder de in artikel 101 bedoelde procedure toe te passen.

6. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin aanvullende betalingen of inhoudingen worden bepaald ter aanpassing van de betalingen die overeenkomstig lid 3 zijn gedaan, zonder de in artikel 101 bedoelde procedure toe te passen.

Artikel 20
Administratieve en personeelskosten

Administratieve en personeelskosten van de lidstaten en van de begunstigden van ELGF-steun worden niet uit het ELGF gefinancierd.

Artikel 21
Uitgaven aan openbare interventie

1. Wanneer voor een openbare interventie geen bedrag per eenheid wordt vastgesteld in het kader van de gemeenschappelijke marktordening, financiert het ELGF de betrokken maatregel op basis van uniforme standaardbedragen, met name voor de van de lidstaten afkomstige middelen die worden gebruikt voor de aankoop van producten, voor materiële opslagverrichtingen en, in voorkomend geval, voor de verwerking van producten die in aanmerking komen voor interventie, als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

2. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor:

(a)de voor Uniefinanciering in aanmerking komende soorten maatregelen en de voorwaarden voor de vergoeding ervan;

(b)de subsidiabiliteitsvoorwaarden en berekeningswijze op basis van de feitelijke waarnemingen van de betaalorganen of op basis van door de Commissie vastgestelde forfaits, of op basis van forfaitaire of niet-forfaitaire bedragen die bij sectorale landbouwwetgeving zijn vastgesteld.

3. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de waardering van verrichtingen in verband met openbare interventie, voor de maatregelen die moeten worden genomen bij verlies of achteruitgang van producten die onder de openbare interventie vallen, en voor de bepaling van de te financieren bedragen.

4. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de in lid 1 bedoelde bedragen worden bepaald. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 22
Verwerving van satellietgegevens

De Commissie en de lidstaten komen de lijst van satellietgegevens die nodig zijn voor het in artikel 64, lid 1, onder c), bedoelde areaalmonitoringsysteem, overeen op basis van de door elke lidstaat opgestelde specificaties.

Overeenkomstig artikel 7, onder b), stelt de Commissie die satellietgegevens gratis ter beschikking aan de voor het areaalmonitoringsysteem bevoegde autoriteiten of aan de dienstverleners die van deze instanties toestemming hebben gekregen om hen te vertegenwoordigen.

De Commissie blijft de eigenaar van de satellietgegevens en vraagt deze terug na voltooiing van de werkzaamheden.

De Commissie kan gespecialiseerde entiteiten belasten met taken op het gebied van technieken of werkmethoden die verband houden met het in artikel 64, lid 1, onder c), bedoelde areaalmonitoringsysteem.

Artikel 23
Monitoring van agrarische hulpbronnen

De in het kader van artikel 7, onder c), gefinancierde acties zijn bedoeld om de Commissie de middelen te bieden om:

(a)de landbouwmarkten van de Unie in een mondiale context te beheren;

(b)te zorgen voor agro-economische en agromilieuklimaatmonitoring van het gebruik van landbouwgrond en veranderingen in het gebruik van landbouwgrond, waaronder boslandbouw, en monitoring van de toestand van de gewassen zodat ramingen van met name de opbrengsten en de landbouwproductie en de landbouweffecten van uitzonderlijke omstandigheden kunnen worden gemaakt;

(c)de toegang tot dergelijke ramingen te delen in een internationale context, waaronder de initiatieven die gecoördineerd worden door organisaties van de Verenigde Naties, zoals het opmaken van broeikasgasinventarissen in het kader van het UNFCCC, of andere internationale organisaties;

(d)de transparantie van de mondiale markten te bevorderen;

(e)te zorgen voor een technologische follow-up van het agrometeorologische systeem.

Krachtens artikel 7, onder c), financiert de Commissie de acties die betrekking hebben op de verzameling of aankoop van gegevens die nodig zijn voor de uitvoering en monitoring van het GLB, waaronder satellietgegevens, geospatiale gegevens en meteorologische gegevens, op de ontwikkeling van een infrastructuur voor ruimtelijke gegevens en van een website, op de uitvoering van specifieke studies over klimaatomstandigheden, op teledetectie bij de monitoring van veranderingen in het gebruik van landbouwgrond en de bodemkwaliteit en op de actualisering van agrometeorologische en econometrische modellen. Zo nodig worden die acties in samenwerking met de EER, het JRC, nationale laboratoria en instanties of met betrokkenheid van de particuliere sector uitgevoerd.

Artikel 24 - Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met:

(a)regels voor de financiering uit hoofde van artikel 7, onder b) en c);

(b)de procedure volgens welke de in de artikelen 22 en 23 bedoelde maatregelen moeten worden uitgevoerd om de gestelde doelen te bereiken;

(c)het kader voor de verwerving, de verbetering en het gebruik van satellietgegevens en meteorologische gegevens, en de toepasselijke termijnen.

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Hoofdstuk I - I

ELFPO

Afdeling 1
Algemene bepalingen inzake het Elfpo

Artikel 25
Bepalingen die voor alle betalingen gelden

1. De door de Commissie te betalen Elfpo-bijdrage als bedoeld in artikel 6, is niet hoger dan het bedrag aan begrotingsvastleggingen.

Onverminderd artikel 32, lid 1, worden die betalingen afgeboekt op de oudste openstaande begrotingsvastlegging.

2. Artikel 110 van het Financieel Reglement is van toepassing.

Afdeling 2
Elfpo-financiering in het kader van het strategisch GLB-plan

Artikel 26 - Financiële bijdrage uit het Elfpo

De financiële Elfpo-bijdrage in de uitgaven in het kader van de strategische GLB-plannen wordt voor elk strategisch GLB-plan bepaald binnen de grenzen van de maxima die zijn vastgelegd in het Unierecht inzake Elfpo-steun voor interventies van het strategisch GLB-plan.

Artikel 27
Begrotingsvastleggingen

1. Het besluit van de Commissie tot goedkeuring van een strategisch GLB-plan vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 110, lid 1, van het Financieel Reglement en vormt na kennisgeving aan de betrokken lidstaat een juridische verbintenis in de zin van dat reglement. Dat besluit vermeldt de bijdrage per jaar.

2. De begrotingsvastleggingen van de Unie voor elk strategisch GLB-plan vinden in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 in jaarlijkse tranches plaats.

De begrotingsvastleggingen van de eerste tranche vinden voor elk strategisch GLB-plan plaats na goedkeuring van het strategisch GLB-plan door de Commissie.

De begrotingsvastleggingen van de daaropvolgende tranches worden vóór 1 mei van elk jaar door de Commissie verricht op basis van het in lid 1 bedoelde besluit, tenzij artikel 16 van het Financieel Reglement van toepassing is.

Afdeling 3
Financiële bijdrage voor plattelandsontwikkelingsinterventies

Artikel 28
Bepalingen inzake betalingen voor plattelandsontwikkelingsinterventies

1. De kredieten die nodig zijn voor de financiering van de in artikel 6 bedoelde uitgaven, worden aan de lidstaten ter beschikking gesteld in de vorm van voorfinanciering, tussentijdse betalingen en een saldobetaling, zoals beschreven in deze afdeling.

2. Het gecumuleerde totaal van de voorfinanciering en de tussentijdse betalingen bedraagt ten hoogste 95 % van de Elfpo-bijdrage voor elk strategisch GLB-plan.

Wanneer het maximum van 95 % is bereikt, blijven de lidstaten betalingsverzoeken bij de Commissie indienen.

Artikel 29
Voorfinanciering

1. Na het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het strategisch GLB-plan keert de Commissie aan de lidstaat een eerste voorfinanciering voor de gehele looptijd van het strategisch GLB-plan uit. Deze initiële voorfinanciering wordt in tranches uitgekeerd, en wel als volgt:

(a)in 2021: 1 % van het Elfpo-steunbedrag voor de gehele looptijd van het strategisch GLB-plan;

(b)in 2022: 1 % van het Elfpo-steunbedrag voor de gehele looptijd van het strategisch GLB-plan;

(c)in 2023: 1 % van het Elfpo-steunbedrag voor de gehele looptijd van het strategisch GLB-plan.

Indien een strategisch GLB-plan in 2022 of later wordt goedgekeurd, worden de eerdere tranches na goedkeuring ervan onverwijld betaald.

2. Het totale bedrag dat als voorfinanciering is uitgekeerd, wordt aan de Commissie terugbetaald indien er geen uitgaven zijn gedaan en geen uitgavendeclaratie voor het strategisch GLB-plan is toegezonden binnen 24 maanden te rekenen vanaf de datum waarop de Commissie het eerste gedeelte van de voorfinanciering heeft uitgekeerd. Deze voorfinanciering wordt verrekend met de eerste uitgaven die in het kader van het strategisch GLB-plan zijn gedeclareerd.

3. Wanneer een overheveling naar of uit het Elfpo heeft plaatsgevonden overeenkomstig artikel 90 van het Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen], wordt geen aanvullende voorfinanciering betaald of teruggevorderd.

4. De renteopbrengsten van de voorfinanciering worden voor het betrokken strategisch GLB-plan gebruikt en in mindering gebracht op het bedrag aan publieke uitgaven dat in de einddeclaratie van de uitgaven is vermeld.

5. Het totale voorfinancieringsbedrag wordt vóór de afsluiting van het strategisch GLB-plan goedgekeurd overeenkomstig de in artikel 51 bedoelde procedure.

Artikel 30
Tussentijdse betalingen

1. Voor elk strategisch GLB-plan worden tussentijdse betalingen gedaan. Ze worden berekend door het bijdragepercentage voor elk interventietype toe te passen op de in het kader van dit interventietype verrichte publieke uitgaven, als bedoeld in artikel 85 van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen].

2. Afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen verricht de Commissie, rekening houdend met de verlagingen of schorsingen ingevolge de artikelen 37 tot en met 40, tussentijdse betalingen voor de uitgaven die de geaccrediteerde betaalorganen hebben gedaan bij de uitvoering van de strategische GLB-plannen.

3. In het geval van de uitvoering van financiële instrumenten overeenkomstig artikel 52 van Verordening (EU) .../... [CPR] bevat de uitgavendeclaratie de totale bedragen die de beheersautoriteit heeft uitgekeerd aan of, in het geval van garanties, de in garantiecontracten overeengekomen bedragen die de beheersautoriteit heeft gereserveerd voor eindbegunstigden, als bedoeld in [artikel 74, lid 5, onder a), b) en c),] van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen – subsidiabiliteitsregels voor financiële instrumenten].

4. In het geval van de uitvoering van financiële instrumenten overeenkomstig artikel 52 van Verordening (EU) .../... [CPR] worden uitgavendeclaraties die uitgaven voor financiële instrumenten bevatten, ingediend overeenkomstig de volgende voorwaarden:

(a)    het in de eerste uitgavendeclaratie opgenomen bedrag moet voordien in het kader van het financiële instrument zijn betaald en mag niet hoger zijn dan 25 % van het totale bedrag van de bijdrage van het strategisch GLB-plan bijdrage zoals in het kader van de desbetreffende financieringsregeling is vastgelegd voor de financiële instrumenten;

(b)    het bedrag dat is opgenomen in de daaropvolgende uitgavendeclaraties die zijn ingediend in de subsidiabiliteitsperiode als bepaald in artikel 80, lid 3, van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen], omvat de subsidiabele uitgaven als bedoeld in [artikel 74, lid 5, GLB-plan – subsidiabiliteitsregels voor financiële instrumenten].

5. De Commissie keurt het in lid 4, onder a), bedoelde bedrag van de eerste uitgavendeclaratie niet later goed dan in haar jaarrekeningen van het laatste jaar van uitvoering van het desbetreffende strategisch GLB-plan.

6. Elke tussentijdse betaling wordt door de Commissie afhankelijk gesteld van de naleving van de volgende voorwaarden:

(a)overeenkomstig artikel 88, lid 1, onder c), is een door het geaccrediteerde betaalorgaan ondertekende uitgavendeclaratie bij de Commissie ingediend;

(b)over de gehele looptijd van het betrokken strategisch GLB-plan heeft er geen overschrijding plaatsgevonden van de totale Elfpo-bijdrage voor elk interventietype;

(c)de in artikel 8, lid 3, en artikel 11, lid 1, bedoelde documenten zijn bij de Commissie ingediend;

(d)de jaarrekeningen zijn ingediend.

7. Indien niet is voldaan aan een van de voorwaarden van lid 6, deelt de Commissie dit onmiddellijk mee aan het geaccrediteerde betaalorgaan of, wanneer er een coördinerende instantie is aangewezen, aan deze instantie. Indien niet is voldaan aan een van de eisen van lid 6, onder a), c) of d), wordt de uitgavendeclaratie niet ontvankelijk geacht.

8. Onverminderd de artikelen 51, 52 en 53 verricht de Commissie binnen 45 dagen na registratie van een uitgavendeclaratie die voldoet aan eisen van lid 6, een tussentijdse betaling.

9. Binnen de door de Commissie vastgestelde termijnen stellen de geaccrediteerde betaalorganen tussentijdse uitgavendeclaraties voor de strategische GLB-plannen op en dienen zij deze hetzij rechtstreeks hetzij, wanneer er een coördinerende instantie is aangewezen, via deze instantie bij de Commissie in.

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de termijnen worden bepaald waarbinnen geaccrediteerde betaalorganen die tussentijdse uitgavendeclaraties moeten opstellen en indienen. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Uitgavendeclaraties hebben betrekking op de uitgaven die de betaalorganen in elk van de betrokken perioden hebben gedaan. Wanneer de in artikel 107, lid 8, van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] bedoelde uitgaven niet in de betrokken periode bij de Commissie kunnen worden gedeclareerd omdat een wijziging van het strategisch GLB-plan nog op goedkeuring van de Commissie wacht, mogen ze echter in een daaropvolgende periode worden gedeclareerd.

Tussentijdse uitgavendeclaraties voor de op of na 16 oktober gedane uitgaven worden ten laste gebracht van de begroting van het volgende jaar.

10. Wanneer de gesubdelegeerde ordonnateur een verdere verificatie eist omdat de verstrekte informatie onvolledig of onduidelijk is of omdat er meningsverschillen, interpretatieverschillen of onsamenhangendheden bestaan met betrekking tot een uitgavendeclaratie voor een referentieperiode en zulks met name te wijten is aan het niet-meedelen van de informatie die vereist is in het kader van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] en van de op basis van die verordening vastgestelde handelingen van de Commissie, verstrekt de betrokken lidstaat binnen een termijn die naargelang van de ernst van het probleem in dat verzoek is vastgesteld, aanvullende informatie.

De in lid 8 vastgelegde termijn voor tussentijdse betalingen kan voor het gehele bedrag van de betalingsclaim of een deel daarvan worden onderbroken voor ten hoogste zes maanden vanaf de datum van verzending van het verzoek om informatie tot de ontvangst van de gevraagde informatie mits deze informatie afdoende wordt geacht. De lidstaat kan ermee instemmen dat de onderbrekingsperiode met nog eens drie maanden wordt verlengd.

Wanneer de betrokken lidstaat het verzoek om aanvullende informatie niet binnen de in dat verzoek vastgestelde termijn beantwoordt of wanneer het antwoord niet afdoende wordt geacht of erop wijst dat de regelgeving niet is nageleefd of dat Uniemiddelen onjuist zijn gebruikt, kan de Commissie de betalingen overeenkomstig de artikelen 37 tot en met 40 schorsen of verlagen.

Artikel 31
Saldobetaling en afsluiting van de plattelandsontwikkelingsinterventies van het strategisch GLB-plan.

1. Na ontvangst van het laatste jaarlijkse prestatieverslag over de uitvoering van een strategisch GLB-plan verricht de Commissie, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen, de saldobetaling op basis van het vigerende financieringsplan op het niveau van de Elfpo-interventietypes, de jaarrekeningen voor het laatste jaar van uitvoering van het desbetreffende strategisch GLB-plan, en van de bijbehorende goedkeuringsbesluiten. Die rekeningen worden uiterlijk zes maanden na de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven waarin artikel 80, lid 3, van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] voorziet, ingediend bij de Commissie en hebben betrekking op de uitgaven die het betaalorgaan tot en met de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven heeft gedaan.

2. Het saldo wordt betaald uiterlijk zes maanden na de datum waarop de in lid 1 bedoelde informatie en documenten door de Commissie ontvankelijk zijn bevonden en de laatste jaarrekening is goedgekeurd. Onverminderd artikel 32, lid 5, worden de na de saldobetaling nog vastgelegde bedragen binnen zes maanden door de Commissie geschrapt.

3. Indien de Commissie het laatste jaarlijkse prestatieverslag en de documenten die nodig zijn voor de goedkeuring van de rekeningen over het laatste jaar van uitvoering van het plan, niet binnen de in lid 1 vastgestelde termijn heeft ontvangen, wordt het saldo overeenkomstig artikel 32 automatisch geschrapt.

Artikel 32
Automatische schrapping van vestleggingen voor strategische GLB-plannen

1. De Commissie schrapt automatisch het gedeelte van een begrotingsvastlegging voor plattelandsontwikkelingsinterventies van een strategisch GLB-plan, indien het uiterlijk op 31 december van het tweede jaar na het jaar van de vastlegging niet is gebruikt voor de voorfinanciering of voor tussentijdse betalingen of indien daarvoor uiterlijk op die datum geen uitgavendeclaratie bij haar is ingediend die voldoet aan de eisen van artikel 30, lid 3.

2. Het gedeelte van de begrotingsvastleggingen dat nog openstaat op de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven als bedoeld in artikel 80, lid 3, van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen], en waarvoor binnen zes maanden na die datum geen uitgavendeclaratie is ingediend, wordt automatisch geschrapt.

3. In het geval van een gerechtelijke procedure of administratief beroep met schorsende werking wordt de in lid 1 of lid 2 bedoelde termijn waarna vastleggingen automatisch worden geschrapt, gedurende die procedure of dat administratief beroep onderbroken voor het bedrag van de betrokken verrichtingen, mits de Commissie uiterlijk op 31 januari van jaar N + 3 een onderbouwde kennisgeving van de lidstaat. ontvangt.

4. Bij de berekening van de automatisch te schrappen vastleggingen worden niet meegeteld:

(a)het gedeelte van de begrotingsvastleggingen waarvoor uiterlijk op 31 december van jaar N + 2 al wel een uitgavendeclaratie is ingediend, maar waarvan de Commissie de vergoeding heeft verlaagd of geschorst;

(b)het gedeelte van de begrotingsvastleggingen waarvoor het betaalorgaan vanwege overmacht geen betaling heeft kunnen verrichten omdat de overmachtsituatie ernstige gevolgen heeft gehad voor de uitvoering van strategisch GLB-plan. Nationale autoriteiten die zich op overmacht beroepen, moeten de rechtstreekse gevolgen van de overmachtsituatie voor de uitvoering van strategisch GLB-plan als geheel of van een deel daarvan aantonen.

De lidstaat zendt de Commissie uiterlijk op 31 januari informatie toe over de in de eerste alinea genoemde uitzonderingen met betrekking tot de bedragen die tot het eind van het voorgaande jaar zijn gedeclareerd.

5. De Commissie brengt de lidstaat tijdig op de hoogte wanneer er risico van automatische schrapping bestaat. Zij stelt hem in kennis van het vastgelegde bedrag dat volgens haar informatie automatisch moet worden geschrapt. De lidstaat beschikt over een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de ontvangst van deze kennisgeving om akkoord te gaan met het betrokken bedrag of om zijn opmerkingen kenbaar te maken. De Commissie gaat uiterlijk negen maanden na het verstrijken van de laatste termijnen die voortvloeien uit de toepassing van de leden 1, 2 en 3, over tot automatische schrapping.

6. Bij automatische schrapping wordt de Elfpo-bijdrage voor het desbetreffende strategisch GLB-plan voor het betrokken jaar verlaagd met het automatische geschrapte bedrag. De lidstaat legt een herzien financieringsplan waarin de verlaging van de steun over de interventietypes is verdeeld, ter goedkeuring over aan de Commissie. Bij ontstentenis daarvan verlaagt de Commissie de aan elk interventietype toegewezen bedragen naar rata.

HOOFDSTUK III
Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 33
Landbouwbegrotingsjaar

Onverminderd de bijzondere bepalingen inzake de declaraties van uitgaven en ontvangsten in verband met de openbare interventie die de Commissie in het kader van artikel 45, lid 3, eerste alinea, onder a), heeft vastgesteld, omvat het landbouwbegrotingsjaar de gedane uitgaven en de geïnde ontvangsten die door de betaalorganen zijn opgenomen in de rekeningen van de begroting van de fondsen voor begrotingsjaar 'N', dat begint op 16 oktober van jaar 'N-1' en eindigt op 15 oktober van jaar 'N'.

Artikel 34
Geen dubbele financiering

De lidstaten zorgen ervoor dat uit het ELGF en het Elfpo gefinancierde uitgaven niet anderszins uit de Uniebegroting worden gefinancierd.

Bij het Elfpo kan een verrichting diverse vormen van steun in het kader van het strategisch GLB-plan en uit andere Europese structuur- en investeringsfondsen ("ESI-fondsen") of Unie-instrumenten ontvangen, maar alleen als het totale gecumuleerde steunbedrag dat in het kader van de verschillende vormen van steun is toegekend, niet hoger is dan de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag die/dat van toepassing is op dat interventietype als bedoeld in titel III van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen]. In dergelijke gevallen declareren de lidstaten bij de Commissie geen uitgaven voor:

a) steun uit een ander ESI-fonds of Unie-instrument, of

b) steun uit hetzelfde strategisch GLB-plan.

Het in een uitgavendeclaratie op te nemen uitgavenbedrag kan naar rata worden berekend overeenkomstig het document waarin de steunvoorwaarden zijn vermeld.

Artikel 35
Subsidiabiliteit van de uitgaven van de betaalorganen

De in artikel 5, lid 2, en artikel 6 bedoelde uitgaven kunnen alleen door de Unie worden gefinancierd indien:

(a)ze gedaan zijn door geaccrediteerde betaalorganen,

(b)ze gedaan zijn overeenkomstig de Unieregelgeving, of

(c)wat betreft de in Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] bedoelde interventietypes:

i) ze matchen met een corresponderende gerapporteerde output, en

ii) ze gedaan zijn overeenkomstig de toepasselijke governancesystemen, voor zover deze niet de in de nationale strategische GLB-plannen vastgelegde subsidiabiliteitsvoorwaarden voor individuele begunstigden omvatten.

Het bepaalde in de eerste alinea, onder c), i), geldt niet voor voorschotten die aan begunstigden worden betaald in het kader van de in Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] bedoelde interventietypes.

Artikel 36
Naleving van de betalingstermijnen

Wanneer in het Unierecht betalingstermijnen zijn vastgelegd, komt een betaling van een betaalorgaan aan een begunstigde vóór de vroegst mogelijke datum van betaling of na de laatst mogelijke datum van betaling niet in aanmerking voor Uniefinanciering.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de omstandigheden en voorwaarden waaronder een in de eerste alinea bedoelde betaling toch subsidiabel kan worden geacht op grond van het evenredigheidsbeginsel.

Artikel 37
Verlaging van maandelijkse en tussentijdse betalingen

1. Wanneer de Commissie uit de uitgavendeclaraties of de in artikel 88 bedoelde informatie opmaakt dat de in het Unierecht vastgestelde financiële maxima zijn overschreden, verlaagt zij de maandelijkse of de tussentijdse betalingen aan de betrokken lidstaat in het kader van de uitvoeringshandelingen inzake de maandelijkse betalingen als bedoeld in artikel 19, lid 3, of in het kader van de tussentijdse betalingen als bedoeld in artikel 30.

2. Wanneer de Commissie uit de uitgavendeclaraties of de in artikel 88 bedoelde informatie opmaakt dat de in artikel 36 bedoelde betalingstermijnen niet zijn nageleefd, wordt de lidstaat in de gelegenheid gesteld om zijn opmerkingen te maken binnen een periode die niet korter mag zijn dan dertig dagen. Wanneer de lidstaat in deze periode geen opmerkingen maakt of wanneer de Commissie de reactie niet afdoende acht, kan de Commissie de maandelijkse of de tussentijdse betalingen aan de betrokken lidstaat verlagen in het kader van de uitvoeringshandelingen inzake de maandelijkse betalingen als bedoeld in artikel 19, lid 3, of in het kader van de tussentijdse betalingen als bedoeld in artikel 30.

3. Verlagingen op grond van dit artikel laten artikel 51 onverlet.

4. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met verdere regels voor de procedure en andere praktische regelingen voor de correcte werking van het mechanisme waarin artikel 36 voorziet. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 38 - Schorsing van betalingen in het kader van de jaarlijkse goedkeuring

1. Wanneer de lidstaten de in artikel 8, lid 3, en artikel 11, lid 1, bedoelde documenten niet indienen binnen de termijnen waarin artikel 8, lid 3, voorziet, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin het gehele bedrag van de in artikel 19, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen wordt geschorst. Na ontvangst van de ontbrekende documenten van de betrokken lidstaat keert de Commissie de geschorste bedragen alsnog uit, mits deze documenten niet later dan zes maanden na de uiterste datum zijn ontvangen.

Wat de in artikel 30 bedoelde tussentijdse betalingen betreft, worden uitgavendeclaraties op grond van lid 6 van dat artikel niet ontvankelijk geacht.

2. Wanneer de Commissie in het kader van de in artikel 52 bedoelde jaarlijkse prestatiegoedkeuring vaststelt dat het verschil tussen de gedeclareerde uitgaven en het met de relevante gerapporteerde output corresponderende bedrag meer dan 50 % bedraagt en de lidstaat dit niet naar behoren kan motiveren, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de in artikel 19, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 30 bedoelde tussentijdse betalingen worden geschorst.

De schorsing wordt toegepast op de relevante uitgaven die betrekking hebben op de interventies die aan de in artikel 52, lid 2, bedoelde verlaging zijn onderworpen, en het te schorsen bedrag mag niet hoger zijn dan het percentage dat correspondeert met de verlaging zoals toegepast overeenkomstig artikel 52, lid 2. De geschorste bedragen worden door de Commissie alsnog aan de lidstaten vergoed dan wel blijvend verlaagd door middel van de in artikel 52 bedoelde uitvoeringshandeling.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor het percentage van de schorsing van betalingen.

3. De uitvoeringshandelingen waarin dit artikel voorziet, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 101, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

Voordat die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld, stelt de Commissie de betrokken lidstaat van haar voornemen in kennis en stelt zij de lidstaat in de gelegenheid om te reageren binnen een periode die niet korter mag zijn dan dertig dagen.

In de uitvoeringshandelingen waarin de in artikel 19, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 30 bedoelde tussentijdse betalingen worden bepaald, wordt rekening gehouden met de uitvoeringshandelingen die in het kader van dit lid zijn vastgesteld.

Artikel 39
Schorsing van betalingen in het kader van de meerjarige prestatiemonitoring

1. Bij te trage of onvoldoende vooruitgang richting de streefcijfers als vermeld in het nationale strategisch GLB-plan en gemonitord overeenkomstig de artikelen 115 en 116 van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen], kan de Commissie de betrokken lidstaat verzoeken de nodige corrigerende acties uit te voeren op basis van een actieplan met duidelijke voortgangsindicatoren dat is opgesteld in overleg met de Commissie.

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met verdere regels voor de elementen van actieplannen en voor de procedure voor het opzetten van de actieplannen. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2. Wanneer de lidstaat het in lid 1 bedoelde actieplan niet indient of uitvoert of indien dat actieplan duidelijk tekortschiet, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de in artikel 19, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 30 bedoelde tussentijdse betalingen worden geschorst.

De schorsing wordt overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel toegepast op de relevante uitgaven die verband houden met de interventies die onder dat actieplan zouden vallen. De Commissie vergoedt de geschorste uitgaven alsnog wanneer uit de in artikel 121 van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] bedoelde prestatie-evaluatie blijkt dat bevredigende vooruitgang richting de streefcijfers wordt geboekt. Indien de situatie bij afsluiting van het nationale strategisch GLB-plan nog niet is gecorrigeerd, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin het geschorste bedrag definitief wordt verlaagd voor de betrokken lidstaat.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor het percentage en de duur van de schorsing van betalingen en voor de voorwaarde om die bedragen te verlagen of alsnog te vergoeden in het kader van de meerjarige prestatiemonitoring.

3. De uitvoeringshandelingen waarin de leden 1 en 2 voorzien, worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Voordat die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld, stelt de Commissie de betrokken lidstaat van haar voornemen in kennis en vraagt zij de lidstaat om te reageren binnen een periode die niet korter mag zijn dan dertig dagen.

Artikel 40
Schorsing van betalingen in verband met tekortkomingen in de governancesystemen

1. Bij ernstige tekortkomingen in de werking van de governancesystemen kan de Commissie de betrokken lidstaat vragen om de nodige corrigerende acties uit te voeren op basis van een actieplan met duidelijke voortgangsindicatoren dat is opgesteld in overleg met de Commissie.

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met verdere regels voor de elementen van de actieplannen en voor de procedure voor het opzetten van de actieplannen. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2. Wanneer de lidstaat het in lid 1 bedoelde actieplan niet indient of uitvoert of indien dat actieplan duidelijk tekortschiet, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de in artikel 19, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 30 bedoelde tussentijdse betalingen worden geschorst.

De schorsing wordt overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel toegepast op de relevante uitgaven van de lidstaat waar de tekortkomingen bestaan, en wel voor een periode die in de in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandelingen wordt bepaald en niet langer mag zijn dan twaalf maanden. Indien de schorsingsvoorwaarden daarna nog steeds geldig zijn, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin die periode verder wordt verlengd met telkens maximaal twaalf maanden. Bij de vaststelling van de in artikel 53 bedoelde uitvoeringshandelingen wordt rekening gehouden met de geschorste bedragen.

3. De uitvoeringshandelingen waarin dit artikel voorziet, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 101, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

Voordat de in lid 2 bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld, stelt de Commissie de betrokken lidstaat van haar voornemen in kennis en vraagt zij de lidstaat om te reageren binnen een periode die niet korter mag zijn dan dertig dagen.

In de uitvoeringshandelingen waarin de in artikel 19, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 30 bedoelde tussentijdse betalingen worden bepaald, wordt rekening gehouden met de uitvoeringshandelingen die in het kader van de eerste alinea van dit lid zijn vastgesteld.

Artikel 41
Bijhouden van afzonderlijke rekeningen

Elk betaalorgaan houdt afzonderlijke rekeningen bij voor de kredieten die voor de fondsen zijn opgenomen in de Uniebegroting.

Artikel 42
Betaling aan begunstigden

1. Tenzij in het Unierecht uitdrukkelijk anders is bepaald, zorgen de lidstaten ervoor dat betalingen die verband houden met de financiering in het kader van deze verordening, volledig aan de begunstigden uitgekeerd.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de betalingen in het kader van de in artikel 63, lid 2, bedoelde interventies en maatregelen worden gedaan in de periode van 1 december tot en met 30 juni van het daaropvolgende kalenderjaar.

Onverminderd de eerste alinea kunnen de lidstaten:

(a)vóór 1 december maar niet vóór 16 oktober, voorschotten betalen van ten hoogste 50 % voor interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen;

(b)vóór 1 december voorschotten betalen van ten hoogste 75 % voor de steun die wordt verleend in het kader van de plattelandsontwikkelingsinterventies als bedoeld in artikel 63, lid 2.

3. De lidstaten kunnen besluiten om in het kader van de in de artikelen 68 en 71 van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] bedoelde interventies voorschotten te betalen van ten hoogste 50 %.

4. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de interventies en maatregelen waarvoor de lidstaten voorschotten mogen betalen.

5. In een spoedeisende situatie kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen die een oplossing bieden voor specifieke problemen die verband houden met de toepassing van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen kunnen afwijken van lid 2, doch slechts voor zover en zolang dat strikt noodzakelijk is.

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 43 - Bestemming van ontvangsten

1. Als bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21 van het Financieel Reglement worden beschouwd:

(a)wat de uitgaven in het kader van zowel het ELGF als het Elfpo betreft, de sommen uit hoofde van de artikelen 36, 52 en 53 van deze verordening en artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zoals van toepassing overeenkomstig artikel 102 van deze verordening, en wat de ELGF-uitgaven betreft, de sommen uit hoofde van artikel 54 en artikel 51 van deze verordening die aan de Uniebegroting moeten worden afgedragen, met inbegrip van de rente daarop;

(b)wat de ELGF-uitgaven betreft, de bedragen van de sancties die zijn toegepast overeenkomstig de conditionaliteitsregels als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen];

(c)zekerheden, borgsommen en garanties die zijn ingebracht krachtens het in het kader van het GLB vastgestelde Unierecht, met uitzondering van plattelandsontwikkelingsinterventies, en die vervolgens verbeurd zijn verklaard. De lidstaten mogen evenwel verbeurde zekerheden die gesteld zijn bij de afgifte van uitvoer- of invoercertificaten of in het kader van een inschrijving waarbij het uitsluitend de bedoeling is geweest ervoor te zorgen dat een inschrijver een serieuze inschrijving indient, zelf behouden;

(d)sommen die overeenkomstig artikel 39, lid 2, definitief zijn verlaagd. 

2. De in lid 1 bedoelde sommen worden aan de Uniebegroting afgedragen en worden in het geval van hergebruik uitsluitend gebruikt om uitgaven uit het ELGF of het Elfpo te financieren.

3. Deze verordening is van overeenkomstige toepassing op de in lid 1 bedoelde bestemmingsontvangsten.

4. Wat het ELGF betreft, is artikel 113 van het Financieel Reglement van overeenkomstige toepassing op de boeking van de in de onderhavige verordening bedoelde bestemmingsontvangsten.

Artikel 44
Voorlichtingsmaatregelen

1. De voorlichting die op grond van artikel 7, onder e), wordt gefinancierd, is met name gericht op de verduidelijking, uitvoering en ontwikkeling van het GLB en op de bewustmaking van het publiek van de inhoud en doelstellingen ervan, op het herstel van het consumentenvertrouwen na een crisis via voorlichtingscampagnes, op de verstrekking van informatie aan landbouwers en andere partijen die actief zijn in landelijke gebieden, en op het promoten van het Europese landbouwmodel en de bevordering van het inzicht van de burgers in dit model.

Zowel binnen als buiten de Unie wordt een coherente, objectieve en uitgebreide voorlichting gegeven.

2. De in lid 1 bedoelde maatregelen kunnen omvatten:

(a)jaarlijkse werkprogramma's of andere specifieke maatregelen die door derden worden voorgesteld;

(b)op initiatief van de Commissie uitgevoerde activiteiten.

De wettelijk verplichte maatregelen en de maatregelen die al in het kader van een andere actie van de Unie worden gefinancierd, vallen er niet onder.

Bij de uitvoering van de in de eerste alinea, onder b), bedoelde activiteiten kan de Commissie een beroep doen op externe deskundigen.

De in de eerste alinea bedoelde maatregelen dragen ook bij aan de communicatie van de instellingen over de politieke prioriteiten van de Unie voor zover deze prioriteiten verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening.

3. De Commissie publiceert eenmaal per jaar een oproep tot het indienen van voorstellen die aan de voorwaarden van het Financieel Reglement voldoet.

4. Het in artikel 101, lid 1, bedoelde comité wordt in kennis gesteld van de krachtens dit artikel voorgenomen en genomen maatregelen.

5. De Commissie brengt om de twee jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de uitvoering van dit artikel.

Artikel 45
Bevoegdheden van de Commissie

1. De Commissie is overeenkomstig artikel 100 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen wat betreft de voorwaarden waaronder bepaalde soorten uitgaven en ontvangsten in het kader van de fondsen onderling moeten worden verrekend.

Indien de Uniebegroting aan het begin van het begrotingsjaar niet is aangenomen of indien het totale bedrag van de geprogrammeerde vastleggingen de in artikel 11, lid 2, van het Financieel Reglement vastgelegde drempel overschrijdt, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 100 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de wijze van vastlegging en betaling van de bedragen.

2. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met nadere regels voor de verplichting van artikel 41 en voor de specifieke voorwaarden waaraan de informatie in de boekhouding van de betaalorganen moet voldoen. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor:

(a)de financiering en boekhoudkundige verantwoording van de maatregelen voor interventie in de vorm van openbare opslag en andere uit de fondsen gefinancierde uitgaven;

(b)de voorwaarden voor de uitvoering van de procedure voor automatische schrappingen.

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Hoofdstuk I - V

Goedkeuring van de rekeningen

Afdeling 1
Algemene bepalingen

Artikel 46
Single audit-benadering

Voor de toepassing van artikel 127 van het Financieel Reglement ontleent de Commissie zekerheid aan het werk van de in artikel 11 bedoelde certificerende instanties, tenzij zij de lidstaat heeft meegedeeld dat zij niet kan afgaan op het werk van de certificerende instanties voor een bepaald begrotingsjaar, en houdt zij daarmee rekening in haar risicobeoordeling van de noodzaak om zelf audits in de betrokken lidstaat te verrichten.

Artikel 47
Controles door de Commissie

1. Onverminderd de controles die de lidstaten verrichten krachtens hun nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of krachtens artikel 287 van het Verdrag, en onverminderd de controles die krachtens artikel 322 van het Verdrag of op basis van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad worden georganiseerd, kan de Commissie controles in de lidstaten organiseren om met name na te gaan of:

(a)de administratieve praktijken in overeenstemming zijn met de Unievoorschriften;

(b)de uitgaven die onder artikel 5, lid 2, en artikel 6 van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] vallen, een corresponderende output hebben zoals gerapporteerd in het jaarlijkse prestatieverslag;

(c)het werk van de certificerende instantie is verricht overeenkomstig artikel 11 en voor de toepassing van afdeling 2 van dit hoofdstuk;

(d)een betaalorgaan voldoet aan de accreditatiecriteria van artikel 8, lid 2, en of de lidstaat de bepalingen van artikel 8, lid 5, correct toepast.

De personen die door de Commissie zijn gemachtigd om namens haar controles uit te voeren, of de personeelsleden van de Commissie die handelen binnen de aan hen verleende bevoegdheden, hebben toegang tot de boeken en alle andere documenten, met inbegrip van de op een elektronische informatiedrager opgestelde of ontvangen en bewaarde documenten en metagegevens die betrekking hebben op de uit het ELGF of het Elfpo gefinancierde uitgaven.

De bevoegdheden om controles te verrichten, doen niet af aan de toepassing van nationale bepalingen op grond waarvan bepaalde handelingen alleen mogen worden verricht door personeel dat daartoe specifiek in het nationaal recht is aangewezen. Onverminderd Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 nemen de personen die door de Commissie zijn gemachtigd namens haar te handelen onder meer niet deel aan bezoeken thuis of aan formele ondervragingen van personen op basis van het recht van de betrokken lidstaat. Wel hebben zij toegang tot de aldus verkregen informatie.

2. Vóór een controle stelt de Commissie de betrokken lidstaat of de lidstaat op wiens grondgebied de controle moet plaatsvinden, tijdig daarvan in kennis, en wanneer zij controles organiseert houdt zij rekening met de administratieve gevolgen voor de betaalorganen. Personeel van de betrokken lidstaat kan aan dergelijke controles deelnemen.

Op verzoek van de Commissie en met instemming van de lidstaat voeren de bevoegde instanties van deze lidstaat aanvullende controles of onderzoeken uit met betrekking tot de verrichtingen die onder deze verordening vallen. Personeelsleden van de Commissie of de personen die door de Commissie zijn gemachtigd om namens haar te handelen, kunnen aan dergelijke controles deelnemen.

Ter verbetering van de controles kan de Commissie met instemming van de betrokken lidstaten overheidsdiensten van deze lidstaten bij bepaalde controles of onderzoeken betrekken.


Artikel 48
Toegang tot informatie

1. De lidstaten houden alle informatie die voor een probleemloos functioneren van de fondsen nodig is, ter beschikking van de Commissie en nemen alle maatregelen ter vergemakkelijking van de controles die de Commissie in het kader van het beheer van de Uniefinanciering nuttig acht.

2. De lidstaten delen de Commissie op haar verzoek de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen mee die zij in het kader van de uitvoering van de rechtshandelingen van de Unie inzake het GLB hebben vastgesteld, voor zover die handelingen financiële gevolgen hebben voor het ELGF of het Elfpo.

3. De lidstaten houden informatie over onregelmatigheden in de zin van Verordening (EU, Euratom) nr. 2988/95 en over andere gevallen van niet-naleving van de voorwaarden die de lidstaten in hun strategische GLB-plannen hebben vastgesteld, over geconstateerde gevallen van mogelijke fraude en over de stappen die krachtens afdeling 3 van dit hoofdstuk zijn gezet om onverschuldigde betalingen die verband houden met deze onregelmatigheden en fraudegevallen terug te vorderen, ter beschikking van de Commissie.

Artikel 49
Toegang tot documenten

De geaccrediteerde betaalorganen bewaren de bewijsstukken over de verrichte betalingen en de documenten over de uitvoering van de krachtens het Unierecht vereiste controles en houden deze documenten en informatie ter beschikking van de Commissie.

Die bewijsstukken kunnen in elektronische vorm worden bewaard onder de door de Commissie overeenkomstig artikel 50, lid 2, bepaalde voorwaarden.

Wanneer die documenten worden bewaard door een in opdracht van een betaalorgaan handelende instantie die verantwoordelijk is voor de autorisatie van de uitgaven, dient die instantie bij het geaccrediteerde betaalorgaan verslagen in over het aantal verrichte controles, over de inhoud ervan en over de in het licht van de resultaten ervan genomen maatregelen.

Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de certificerende instanties.

Artikel 50
Bevoegdheden van de Commissie

1. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met de specifieke verplichtingen waaraan de lidstaten in het kader van dit hoofdstuk moeten voldoen, en met regels voor met name de criteria ter bepaling van de te rapporteren gevallen van onregelmatigheden in de zin van Verordening (EU, Euratom) nr. 2988/95 en andere gevallen van niet-naleving van de door de lidstaten in het strategisch GLB-plan vastgestelde voorwaarden, en voor de te verstrekken gegevens.

2. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor:

(a)de procedures voor de samenwerkingsverplichtingen waaraan de lidstaten moeten voldoen met het oog op de uitvoering van de artikelen 47 en 48;

(b)de voorwaarden waaronder de in artikel 49 bedoelde bewijsstukken moeten worden bewaard, met inbegrip van de vorm en de duur van de opslag ervan.

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Afdeling 2
Goedkeuring

Artikel 51
Jaarlijkse financiële goedkeuring

1. Voor de in artikel 5, lid 2, en artikel 6 bedoelde uitgaven stelt de Commissie vóór 31 mei van het jaar na het betrokken begrotingsjaar op basis van de in artikel 8, lid 3, onder a) en c), bedoelde informatie uitvoeringshandelingen vast waarin haar besluit over de goedkeuring van de rekeningen van de geaccrediteerde betaalorganen is vervat.

Die uitvoeringshandelingen hebben betrekking op de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen en laten de inhoud van de uitvoeringshandelingen die daarna in het kader van de artikelen 52 en 53 worden vastgesteld, onverlet.

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor de in lid 1 bedoelde goedkeuring van de rekeningen, wat betreft de maatregelen die moeten worden genomen in verband met de vaststelling van de in lid 1, tweede alinea, bedoelde uitvoeringshandelingen en de uitvoering ervan, waaronder de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten en de in acht te nemen termijnen.

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 52 - Jaarlijkse prestatiegoedkeuring

1. Wanneer de in artikel 5, lid 2, en artikel 6 bedoelde uitgaven die corresponderen met de in titel III van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] bedoelde interventies, geen corresponderende output hebben als gerapporteerd in het jaarlijkse prestatieverslag, stelt de Commissie vóór 15 oktober van het jaar na het betrokken begrotingsjaar uitvoeringshandelingen vast waarin de te verlagen Uniefinancieringsbedragen worden bepaald. Die uitvoeringshandelingen laten de inhoud van de uitvoeringshandelingen die daarna in het kader van artikel 53 worden vastgesteld, onverlet.

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2. De Commissie beoordeelt de bedragen die moeten worden verlaagd op basis van het verschil tussen de voor een interventie gedeclareerde jaaruitgaven en het bedrag dat correspondeert met de relevante, overeenkomstig het nationale strategisch GLB-plan gerapporteerde output, waarbij zij rekening houdt met de argumenten van de lidstaat.

3. Voordat de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling wordt vastgesteld, stelt de Commissie de lidstaat in de gelegenheid opmerkingen te maken en de verschillen te verklaren.

4. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de criteria waaraan de argumentatie van de betrokken lidstaat moet voldoen, en voor de methodiek en criteria voor de toepassing van verlagingen.

5. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor de maatregelen die moeten worden genomen in verband met de vaststelling van de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling en de uitvoering ervan, waaronder de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten, de procedure en de in acht te nemen termijnen.

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 53 - Conformiteitsprocedure

1. Wanneer de Commissie constateert dat de in artikel 5, lid 2, en artikel 6 bedoelde uitgaven niet in overeenstemming met het Unierecht zijn gedaan, stelt zij uitvoeringshandelingen vast waarin de aan Uniefinanciering te onttrekken bedragen worden bepaald.

Wat de in Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] bedoelde interventietypes betreft, gelden de in de eerste alinea bedoelde onttrekkingen aan Uniefinanciering echter alleen bij ernstige tekortkomingen in de werking van de governancesystemen van de lidstaten.

De eerste alinea geldt niet voor gevallen van niet-naleving van de in de nationale strategische GLB-plannen en in de nationale regelgeving vastgelegde subsidiabiliteitsvoorwaarden voor individuele begunstigden.

De in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 101, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

2. De Commissie bepaalt de aan financiering te onttrekken bedragen in het licht van de ernst van de geconstateerde tekortkomingen.

3. Voordat de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling wordt vastgesteld, doet de Commissie schriftelijk mededeling van haar bevindingen, en de betrokken lidstaat van zijn antwoorden daarop, waarna beide partijen pogen overeenstemming te bereiken over de te ondernemen actie. Daarna worden de lidstaten in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat de werkelijke omvang van de niet-naleving geringer is dan de Commissie in haar beoordeling stelt.

Indien geen overeenstemming wordt bereikt, kan de lidstaat verzoeken om de opening van een procedure die tot doel heeft de standpunten van beide partijen binnen vier maanden tot elkaar te brengen. De resultaten daarvan worden vermeld in een verslag dat wordt ingediend bij de Commissie. De Commissie houdt rekening met de aanbevelingen in het verslag voordat zij een besluit neemt om financiering te weigeren, en motiveert haar besluit wanneer zij besluit geen rekening te houden met die aanbevelingen.

4. Financiering wordt niet geweigerd voor:

(a)uitgaven als bedoeld in artikel 5, lid 2, die zijn gedaan meer dan 24 maanden voordat de Commissie haar bevindingen schriftelijk aan de betrokken lidstaat heeft gemeld;

(b)uitgaven voor meerjarige interventies die onder artikel 5, lid 2, of onder de in artikel 6 bedoelde plattelandsontwikkelingsinterventies vallen, wanneer de eindverplichting waaraan de begunstigde moet voldoen, meer dan 24 maanden vóór de schriftelijke kennisgeving van de Commissie van haar bevindingen aan de betrokken lidstaat ligt;

(c)uitgaven voor andere in artikel 6 bedoelde plattelandsontwikkelingsinterventies dan die welke onder b) worden bedoeld, wanneer het betaalorgaan de betaling of, in voorkomend geval, de eindbetaling meer dan 24 maanden vóór de schriftelijke kennisgeving van de Commissie van haar bevindingen aan de betrokken lidstaat heeft gedaan.

5. Lid 4 geldt niet voor:

(a)door een lidstaat toegekende steun waarvoor de Commissie de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag heeft ingeleid, of inbreuken die de Commissie in een met redenen omkleed advies overeenkomstig artikel 258 van het Verdrag aan de betrokken lidstaat heeft meegedeeld;

(b)inbreuken van de lidstaten op hun verplichtingen op grond van titel IV, hoofdstuk III, mits de Commissie haar bevindingen schriftelijk aan de betrokken lidstaat heeft gemeld binnen twaalf maanden na ontvangst van het verslag van de lidstaat over de resultaten van zijn controles van de betrokken uitgaven.

6. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de criteria en methodiek voor de toepassing van financiële correcties.

7. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor de maatregelen die moeten worden genomen in verband met de vaststelling van de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling en de uitvoering ervan, waaronder de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten, de in acht te nemen termijnen en de bemiddelingsprocedure waarin lid 3 voorziet, met inbegrip van de oprichting, taken, samenstelling en werkwijze van het bemiddelingsorgaan.

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Afdeling 3
Terugvorderingen in verband met niet-naleving

Artikel 54
Bepalingen voor het ELGF

De sommen die door de lidstaten worden teruggevorderd in verband met onregelmatigheden en andere gevallen van niet-naleving door begunstigden van de voorwaarden van de interventies van het strategisch GLB-plan en de rente daarop worden overgemaakt aan het betaalorgaan en door hem geboekt als ELGF-bestemmingsontvangsten voor de maand waarin de sommen daadwerkelijk zijn ontvangen.

Bij de afdracht aan de Uniebegroting als bedoeld in de eerste alinea, mag de lidstaat 20 % van de desbetreffende bedragen inhouden als forfaitaire vergoeding voor de terugvorderingskosten, tenzij de niet-naleving te wijten is aan de overheidsdienst of andere officiële instantie van de betrokken lidstaat.

Artikel 55
Bepalingen voor het Elfpo

1. Wanneer onregelmatigheden en andere gevallen van niet-naleving door begunstigden van de voorwaarden van de plattelandsontwikkelingsinterventies van het strategisch GLB-plan worden ontdekt, verrichten de lidstaten financiële correcties door de betrokken Uniefinanciering geheel of gedeeltelijk in te trekken. De lidstaten houden daarbij rekening met de aard en ernst van de niet-naleving en met de omvang van het financiële verlies voor het Elfpo.

De ingetrokken bedragen aan Uniefinanciering uit het Elfpo en de geïnde bedragen, inclusief de rente daarop, worden opnieuw toegewezen aan andere plattelandsontwikkelingsinterventies van het strategisch GLB-plan. De lidstaten kunnen de ingetrokken of geïnde Uniemiddelen echter alleen hergebruiken voor een plattelandsontwikkelingsverrichting in het kader van het nationale strategisch GLB-plan, met dien verstande dat die middelen niet opnieuw worden toegewezen aan plattelandsontwikkelingsverrichtingen waarvoor een financiële correctie heeft plaatsgevonden.

2. Bij plattelandsontwikkelingsinterventies die steun ontvangen in het kader van financiële instrumenten als bedoeld in Verordening (EU) .../... [CPR, artikel 52], kan een bijdrage die overeenkomstig lid 1 is ingetrokken vanwege een individuele niet-naleving, binnen hetzelfde financiële instrument worden hergebruikt, en wel als volgt:

(a)    wanneer de niet-naleving die aanleiding geeft tot de intrekking van de bijdrage, is geconstateerd op het niveau van de eindontvanger in de zin van [artikel 2, punt (17),] van Verordening (EU) .../..., dan alleen voor andere eindontvangers binnen hetzelfde financieringsinstrument;

(b)    wanneer de niet-naleving die aanleiding geeft tot de intrekking van de bijdrage, is geconstateerd op het niveau van het specifieke fonds in de zin van [artikel 2, punt (21),] van Verordening (EU) .../... binnen een holdingfonds in de zin van [artikel 2, punt (20)] van Verordening (EU) .../..., dan alleen voor andere specifieke fondsen.

Artikel 56
Uitvoeringsbevoegdheden 

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor de wijze waarop de lidstaten de Commissie moeten informeren in het kader van de verplichtingen van deze afdeling.

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

TITEL IV
Controlesystemen en sancties

Hoofdstuk - I

Algemene regels

Artikel 57 - Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1. De lidstaten stellen in het kader van het GLB alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en andere maatregelen vast die nodig zijn om een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen. Daarbij gaat het met name om bepalingen en maatregelen om:

(a)de wettigheid en regelmatigheid van de uit de fondsen gefinancierde verrichtingen te controleren;

(b)voor een doeltreffende fraudepreventie te zorgen, met name op de gebieden met een hoger risiconiveau, die zorgt voor een afschrikkende werking en waarbij rekening wordt gehouden met de kosten en baten en met de evenredigheid van de maatregelen;

(c)onregelmatigheden en fraude te voorkomen, op te sporen en te corrigeren;

(d)overeenkomstig het Unierecht of, bij ontstentenis daarvan, nationaal recht sancties op te leggen die doeltreffend, afschrikkend en evenredig zijn, en daartoe gerechtelijke procedures in te leiden indien nodig;

(e)onverschuldigd betaalde bedragen met rente terug te vorderen en daartoe gerechtelijke procedures in te leiden indien nodig.

2. De lidstaten zetten efficiënte beheers- en controlesystemen op die ervoor zorgen dat de Uniewetgeving inzake interventies van de Unie in acht wordt genomen.

3. De lidstaten nemen passende voorzorgsmaatregelen die ervoor zorgen dat de toegepaste sancties als bedoeld in lid 1, onder d), in verhouding staan tot de ernst, de omvang, de duur en de herhaling van de geconstateerde niet-naleving.

De regelingen van de lidstaten zorgen er met name voor dat geen sancties worden opgelegd in de volgende gevallen:

(a)de niet-naleving is te wijten aan overmacht;

(b)de niet-naleving is te wijten aan een fout van de bevoegde autoriteit of van een andere autoriteit, en de fout kon door de persoon aan wie de administratieve sanctie is opgelegd is, redelijkerwijs niet worden geconstateerd;

(c)de betrokkene kan ten genoegen van de bevoegde autoriteit aantonen dat hij geen schuld heeft aan de niet-naleving van de in lid 1 genoemde verplichtingen, of de bevoegde autoriteit oordeelt anderszins dat de betrokkene geen schuld treft.

Wanneer de niet-naleving van de voorwaarden voor de verlening van de steun te wijten is aan overmacht, behoudt de begunstigde het recht op steun.

4. De lidstaten voeren regelingen in die ervoor zorgen dat klachten over de fondsen op doeltreffende wijze worden onderzocht, en onderzoeken op verzoek van de Commissie klachten die bij de Commissie zijn ingediend en onder hun strategisch GLB-plan vallen. De lidstaten lichten de Commissie in over de resultaten van die onderzoeken.

5. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de bepalingen en maatregelen die in het kader van de leden 1 en 2 zijn vastgesteld.

Voorwaarden die de lidstaten zelf vaststellen naast de Unievoorwaarden voor de verlening van steun uit het ELGF of het Elfpo, zijn verifieerbaar.

6. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met de regels die nodig zijn voor een uniforme toepassing van dit artikel wat betreft:

(a)de procedures, de termijnen en de uitwisseling van informatie in verband met de in de leden 1 en 2 genoemde verplichtingen;

(b)de informatie die de lidstaten aan de Commissie moeten verstrekken in verband met de in de leden 3 en 4 bedoelde verplichtingen.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 58 - Regels voor de te verrichten controles

1. Het systeem dat de lidstaten overeenkomstig artikel 57, lid 2, hebben opgezet, voorziet in systematische controles die ook gericht zijn op de sectoren met het hoogste foutenrisico.

De lidstaten zorgen voor een controleniveau dat nodig is voor een doeltreffend beheer van de risico's.

2. Controles van verrichtingen waarvoor steun wordt ontvangen in het kader van financiële instrumenten als bedoeld in [artikel 52 CPR] van Verordening (EU) .../..., worden alleen verricht op het niveau van de instanties die de financiële instrumenten uitvoeren.

Controles worden niet verricht op het niveau van de EIB of andere internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is.

3. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met, wanneer het goede beheer van dat systeem zulks vereist, aanvullende vereisten voor de douaneprocedures, en in het bijzonder die welke zijn vervat in Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad.

4. Voor de maatregelen als bedoeld in andere sectorale landbouwwetgeving dan Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen], stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast met regels die nodig zijn voor een uniforme toepassing van dit artikel, en met name:

(a)de specifieke controlemaatregelen en methoden voor de bepaling van de gehalten aan tetrahydrocannabinol in het geval van hennep als bedoeld in artikel 4, onder c), van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen];

(b)een controlesysteem voor de erkende brancheorganisaties in het geval van katoen als bedoeld in titel III, hoofdstuk 2, afdeling 2, onderafdeling 2, van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen];

(c)de meting van arealen, de controles en de specifieke financiële procedures voor de verbetering van controles in geval van wijn als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1308/2013;

(d)de tests en methoden om vast te stellen of producten in aanmerking komen voor openbare interventie en particuliere opslag, en het gebruik van inschrijvingen, zowel voor openbare interventie als voor particuliere opslag;

(e)de door de lidstaten uit te voeren controles in het kader van de maatregelen van hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 en hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 229/2013.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 59 - Niet-naleving van de regels voor overheidsopdrachten

Wanneer de niet-naleving betrekking heeft op nationale of Unievoorschriften voor het plaatsen van overheidsopdrachten, zorgen de lidstaten ervoor dat het gedeelte van de steun dat niet mag worden betaald of moet worden ingetrokken, wordt bepaald op basis van de ernst van de niet-naleving en overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel.

De lidstaten zorgen ervoor dat de wettigheid en regelmatigheid van de transactie alleen in het geding is voor ten hoogste het gedeelte van de steun dat niet mag worden betaald of moet worden ingetrokken.

Artikel 60 - Omzeilingsclausule 

Onverminderd specifieke bepalingen nemen de lidstaten doeltreffende en evenredige maatregelen die voorkomen dat bepalingen van het Unierecht worden omzeild, en zorgen zij er met name voor dat geen van de voordelen waarin de sectorale landbouwwetgeving voorziet, wordt toegekend aan natuurlijke personen of rechtspersonen van wie is vast komen te staan dat zij kunstmatig de voorwaarden hebben gecreëerd om voor dergelijke voordelen in aanmerking te komen en dus een voordeel zouden genieten dat niet in overeenstemming is met de doelstellingen van die wetgeving.

Artikel 61 - Compatibiliteit van interventies ten aanzien van controles in de wijnsector

In het kader van de toepassing van de interventies in de wijnsector als bedoeld in Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen], zorgen de lidstaten ervoor dat de voor die interventies geldende beheers- en controleprocedures op de volgende onderdelen compatibel zijn met het in hoofdstuk II van deze titel bedoelde geïntegreerd systeem:

(a)de identificatiesystemen voor landbouwpercelen;

(b)de controles.

Artikel 62 - Zekerheden

1. In de in de sectorale landbouwwetgeving voorgeschreven gevallen eisen de lidstaten dat een zekerheid wordt gesteld als verzekering dat een bepaalde geldsom wordt betaald of verbeurd aan een bevoegde autoriteit indien een bepaalde verplichting in het kader van de sectorale landbouwwetgeving niet wordt nagekomen.

2. Behalve in geval van overmacht wordt de zekerheid geheel of gedeeltelijk verbeurd wanneer een bepaalde verplichting niet of slechts ten dele wordt nagekomen.

3. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels waarin:

(a)een gelijke behandeling, billijkheid en evenredigheid wordt gewaarborgd wanneer een zekerheid wordt gesteld;

(b)de aansprakelijke partij wordt aangewezen ingeval een verplichting niet wordt nagekomen;

(c)specifieke situaties worden beschreven waarin de bevoegde autoriteit mag afzien van de eis dat een zekerheid wordt gesteld;

(d)de voorwaarden worden vastgelegd die verbonden zijn aan de te stellen zekerheid en de zekerheidssteller en de voorwaarden voor het stellen en vrijgeven van die zekerheid;

(e)wordt vastgelegd welke specifieke voorwaarden verbonden zijn aan de zekerheid die in verband met betalingen van voorschotten wordt gesteld;

(f)de gevolgen worden beschreven van niet-naleving van de verplichtingen in het kader waarvan een zekerheid is gesteld, zoals bepaald in lid 1, met inbegrip van het verbeuren van zekerheden, het verlagingspercentage dat bij het vrijgeven van zekerheden voor restituties, certificaten, offertes, inschrijvingen of specifieke aanvragen moet worden toegepast wanneer een aan die zekerheid verbonden verplichting niet of slechts ten dele in acht is genomen, rekening houdend met de aard van de verplichting, de hoeveelheid waarvoor de verplichting niet is nageleefd, de mate waarin de termijn voor het naleven van de verplichting is overschreden en de termijn binnen welke het bewijs dat de verplichting is nageleefd, wordt voorgelegd.

4. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor:

(a)de vorm van de te stellen zekerheid en de procedure voor het stellen van de zekerheid, voor de aanvaarding ervan en voor de vervanging van de oorspronkelijke zekerheid;

(b)de procedures voor het vrijgeven van een zekerheid;

(c)de kennisgevingen die door de lidstaten en de Commissie moeten worden gedaan.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Hoofdstuk I - I

Geïntegreerd beheers- en controlesysteem

Artikel 63 - Toepassingsgebied en definities

1. Elke lidstaat zet een geïntegreerd beheers- en controlesysteem op (het 'geïntegreerd systeem').

2. Het geïntegreerd systeem is van toepassing op de areaal- en diergebonden interventies die zijn vermeld in titel III, hoofdstukken II en IV, van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen], en op de maatregelen die zijn bedoeld in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 31 en in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 229/2013 32 .

3. Voor zover nodig, wordt het geïntegreerd systeem ook gebruikt voor het beheer en de controle in het kader van de conditionaliteit en de maatregelen in de wijnsector als bedoeld in titel III van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen].

4. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

(a)"geospatiale aanvraag": een elektronisch aanvraagformulier met een IT-applicatie op basis van een geografisch informatiesysteem waarmee begunstigden de landbouwpercelen van het bedrijf en de niet- landbouwarealen waarvoor een betalingsclaim wordt ingediend, ruimtelijk kunnen aangeven;

(b)"areaalmonitoringsysteem": een procedure van regelmatige en systematische waarneming, tracering en beoordeling van landbouwactiviteiten en -praktijken op landbouwarealen met gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of andere gegevens van ten minste equivalente waarde;

(c)"identificatie- en registratieregeling voor dieren": het systeem voor de identificatie en registratie van runderen zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad 33 of het systeem voor de identificatie en registratie van schapen en geiten zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad 34 ;

(d)"landbouwperceel": een grondeenheid bestaande uit landbouwareaal als gedefinieerd in artikel 4 van Verordening (EU) [verordening inzake de strategische GLB-plannen];

(e)"geografisch informatiesysteem": een computersysteem dat gegeorefereerde informatie kan vastleggen, opslaan, analyseren en weergeven;

(f)"claimloos systeem": een aanvraagsysteem voor areaal- of diergebonden interventies waarin de door de overheid vereiste gegevens over ten minste individuele arealen of dieren waarvoor een claim wordt ingediend, beschikbaar zijn in officiële computerdatabanken van de lidstaat.

Artikel 64 - Onderdelen van het geïntegreerd systeem

1. Het geïntegreerd systeem omvat de volgende onderdelen:

(a)een identificatiesysteem voor landbouwpercelen;

(b)een geospatiaal en diergebonden aanvraagsysteem;

(c)een areaalmonitoringsysteem;

(d)een systeem voor de identificatie van begunstigden van de interventies en maatregelen als bedoeld in artikel 63, lid 2;

(e)een controle- en sanctiesysteem;

(f)in voorkomend geval, een systeem voor de identificatie en registratie van betalingsrechten;

(g)in voorkomend geval, een systeem voor de identificatie en registratie van dieren.

2. Het geïntegreerd systeem werkt op basis van elektronische databanken en geografische informatiesystemen en zorgt ervoor dat gegevens tussen de elektronische databanken en geografische informatiesystemen kunnen worden uitgewisseld en geïntegreerd.

3. Onverminderd de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de invoering en toepassing van het geïntegreerd systeem, kan de Commissie de hulp van gespecialiseerde instanties of personen inroepen om het opzetten, de monitoring en de werking van het geïntegreerd systeem te vergemakkelijken, en met name om de bevoegde autoriteiten van de lidstaten technische adviezen te verstrekken.

4. De lidstaten nemen alle maatregelen die nodig zijn voor een juiste opzet en werking van het geïntegreerd systeem, en verlenen elkaar de bijstand die nodig is in het kader van dit hoofdstuk.

Artikel 65 - Bijhouden en delen van gegevens

1. De lidstaten leggen gegevens en documentatie vast en houden deze gegevens en documentatie bij over de jaarlijkse output die is gerapporteerd in het kader van de jaarlijkse prestatiegoedkeuring als bedoeld in artikel 52, en over de gerapporteerde vooruitgang richting de streefcijfers als vermeld in het strategisch GLB-plan en gemonitord overeenkomstig artikel 115 van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen].

De in de eerste alinea bedoelde gegevens en documentatie over het lopende kalenderjaar of verkoopseizoen en over de tien voorgaande kalenderjaren of verkoopseizoenen kunnen via de digitale databanken van de bevoegde autoriteit van de lidstaat worden ingezien.

In afwijking van de tweede alinea hoeven de lidstaten die in of na 2013 tot de Unie zijn toegetreden, er alleen voor te zorgen dat de gegevens vanaf het toetredingsjaar kunnen worden ingezien.

In afwijking van de tweede alinea hoeven de lidstaten er alleen voor te zorgen dat de gegevens en documentatie over het in artikel 64, lid 1, onder c), bedoelde areaalmonitoringsysteem kunnen worden ingezien vanaf de datum van invoering van het areaalmonitoringsysteem.

2. De lidstaten kunnen de vereisten van lid 1 toepassen op regionaal niveau, mits die vereisten en de administratieve procedures voor het vastleggen van en het verkrijgen van toegang tot gegevens op het gehele grondgebied van de lidstaat qua opzet uniform zijn en aggregatie van de gegevens op nationaal niveau mogelijk maken.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de met het geïntegreerd systeem verzamelde gegevensreeksen die van belang zijn voor de toepassing van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad 35 of van belang zijn voor de monitoring van Uniebeleid, gratis tussen hun autoriteiten worden gedeeld en voor het publiek beschikbaar zijn op nationaal niveau. De lidstaten bieden de instellingen en organen van de Unie ook toegang tot deze gegevensreeksen.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de met het geïntegreerd systeem verzamelde gegevensreeksen die van belang zijn voor de productie van Europese statistieken als bedoeld in Verordening (EU) nr. 229/2013 36 , gratis worden gedeeld met de Communautaire Statistische Instantie, de nationale bureaus voor de statistiek en, zo nodig, met andere nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de productie van Europese statistieken.

5. De lidstaten beperken de toegang van het publiek tot de in de leden 3 en 4 bedoelde gegevensreeksen wanneer een dergelijke toegang afbreuk doet aan de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679.

Artikel 66 - Identificatiesysteem voor landbouwpercelen

1. Het identificatiesysteem voor landbouwpercelen is een geografisch informatiesysteem dat de lidstaten opzetten en regelmatig bijhouden op basis van orthobeelden van lucht- of satellietopnamen, met een uniforme norm die een precisie waarborgt die ten minste overeenkomt met die van kaarten op schaal 1:5 000.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat het identificatiesysteem voor landbouwpercelen:

(a)een unieke identificatie bevat van elk landbouwperceel en van grondeenheden bestaande uit niet-landbouwarealen die door de lidstaten geacht worden in aanmerking te komen voor steun voor de interventies als bedoeld in titel III van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen];

(b)actuele waarden bevat voor de arealen die door de lidstaten geacht worden in aanmerking te komen voor steun voor de interventies als bedoeld in artikel 63, lid 2;

(c)een correcte lokalisatie mogelijk maakt van de landbouwpercelen en niet-landbouwpercelen waarvoor een betalingsclaim is ingediend;

(d)informatie bevat die van belang is voor de rapportage over de indicatoren als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen].

3. De lidstaten beoordelen jaarlijks de kwaliteit van het identificatiesysteem voor landbouwpercelen overeenkomstig de op Unieniveau opgezette methodiek.

Wanneer bij de beoordeling tekortkomingen in het systeem aan het licht komen, stelt de lidstaat adequate corrigerende acties vast of wordt hem verzocht een actieplan overeenkomstig artikel 40 op te zetten.

Uiterlijk op 15 februari na het betrokken kalenderjaar wordt bij de Commissie een beoordelingsverslag ingediend met, in voorkomend geval, vermelding van de corrigerende acties en het tijdschema voor de uitvoering ervan.

Artikel 67 - Geospatiaal en diergebonden aanvraagsysteem

1. Wat betreft de steun voor de in artikel 63, lid 2, bedoelde areaalgebonden interventies die in het kader van de nationale strategische GLB-plannen worden uitgevoerd, schrijven de lidstaten voor dat een aanvraag moet worden ingediend met de door de bevoegde autoriteit verstrekte geospatiale applicatie voor de indiening van een aanvraag.

2. Wat betreft de steun voor de in artikel 63, lid 2, bedoelde diergebonden interventies die in het kader van de nationale strategische GLB-plannen worden uitgevoerd, schrijven de lidstaten voor dat een aanvraag moet worden ingediend.

3. De lidstaten vullen informatie uit de in artikel 64, lid 1, onder g), en in de artikelen 66, 68, 69 en 71 genoemde systemen en uit andere relevante publieke databanken van tevoren in de in de leden 1 en 2 bedoelde aanvragen in.

4. De lidstaten kunnen bepalen dat een claimloos systeem een of meer in de leden 1 en 2 bedoelde aanvragen moet bestrijken.

5. De lidstaten beoordelen jaarlijks de kwaliteit van het geospatiale aanvraagsysteem overeenkomstig de op Unieniveau opgezette methodiek.

Wanneer bij de beoordeling tekortkomingen in het systeem aan het licht komen, stelt de lidstaat adequate corrigerende acties vast of wordt hem door de Commissie verzocht een actieplan overeenkomstig artikel 40 op te zetten.

Uiterlijk op 15 februari na het betrokken kalenderjaar wordt bij de Commissie een beoordelingsverslag ingediend met, in voorkomend geval, vermelding van de corrigerende acties en het tijdschema voor de uitvoering ervan.

Artikel 68 - Areaalmonitoringsysteem

1. De lidstaten zetten een areaalmonitoringsysteem op.

2. De lidstaten beoordelen jaarlijks de kwaliteit van het areaalmonitoringsysteem overeenkomstig de op Unieniveau opgezette methodiek.

Wanneer bij de beoordeling tekortkomingen in het systeem aan het licht komen, stelt de lidstaat adequate corrigerende acties vast of wordt hem verzocht een actieplan overeenkomstig artikel 40 op te zetten.

Uiterlijk op 15 februari na het betrokken kalenderjaar wordt bij de Commissie een beoordelingsverslag ingediend met, in voorkomend geval, vermelding van de corrigerende acties en het tijdschema voor de uitvoering ervan.

Artikel 69 - Systeem voor de identificatie van begunstigden

Het systeem voor de registratie van de identiteit van alle begunstigden van de interventies en maatregelen als bedoeld in artikel 63, lid 2, waarborgt dat alle aanvragen die door een en dezelfde begunstigde worden ingediend, als zodanig kunnen worden geïdentificeerd.

Artikel 70 - Controle- en sanctiesysteem

De lidstaten zetten een in artikel 63 bedoeld controle- en sanctiesysteem voor de steun op.

Artikel 57, leden 1 tot en met 5, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 71 - Systeem voor de identificatie en de registratie van betalingsrechten

Het systeem voor de identificatie en de registratie van betalingsrechten maakt een verificatie van de betalingsrechten door vergelijking met de aanvragen en met het identificatiesysteem voor landbouwpercelen mogelijk.

Artikel 72 - Gedelegeerde bevoegdheden

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met:

(a)verdere regels voor de in de artikelen 66, 67 en 68, bedoelde kwaliteitsbeoordeling;

(b)verdere definities, basiskenmerken en regels voor het identificatiesysteem voor landbouwpercelen, het systeem voor de identificatie van begunstigden en het systeem voor de identificatie en registratie van betalingsrechten als bedoeld in de artikelen 66, 69 en 71.

Artikel 73 - Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor:

(a)de vorm, inhoud en wijze van toezending of terbeschikkingstelling aan de Commissie van:

i) de beoordelingsverslagen over de kwaliteit van het identificatiesysteem voor landbouwpercelen, van het geospatiale aanvraagsysteem en van het areaalmonitoringsysteem;

ii) de door de lidstaten uit te voeren corrigerende acties als bedoeld in de artikelen 66, 67 en 68;

(b)de basiskenmerken van en regels voor het geospatiale aanvraagsysteem en het areaalmonitoringsysteem als bedoeld in de artikelen 67 en 68.    

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Hoofdstuk II - I

Doorlichting van transacties

Artikel 74 - Toepassingsgebied en definities

1. Dit hoofdstuk bevat specifieke regels voor de doorlichting van de handelsdocumenten van entiteiten die betalingen ontvangen of verrichten die direct of indirect verband houden met het ELGF-financieringssysteem, of van vertegenwoordigers van die entiteiten (hierna 'ondernemingen' genoemd), om na te gaan of de transacties die deel uitmaken van het ELGF-financieringssysteem, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en correct zijn uitgevoerd.

2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op interventies die vallen onder het geïntegreerd systeem als bedoeld in hoofdstuk II van deze titel, of onder titel III, hoofdstuk III, van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen]. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de opstelling van een lijst van interventies die zich vanwege de structuur ervan en de controlevereisten niet lenen voor aanvullende controles achteraf in de vorm van een doorlichting van handelsdocumenten en die derhalve niet onder een dergelijke doorlichting uit hoofde van dit hoofdstuk vallen.

3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

(a)"handelsdocument": alle boeken, registers, nota's en bewijsstukken, de boekhouding, de productie- en kwaliteitsadministraties, de briefwisseling in het kader van de activiteiten van de onderneming, en commerciële gegevens, in welke vorm dan ook, inclusief elektronisch opgeslagen gegevens, voor zover deze documenten of gegevens direct of indirect betrekking hebben op de in lid 1 bedoelde transacties;

(b)"derde": een natuurlijke of een rechtspersoon die direct of indirect betrokken is bij transacties in het kader van het ELGF-financieringssysteem.

Artikel 75 - Doorlichting door de lidstaten

1. De lidstaten verrichten een systematische doorlichting van de handelsdocumenten van de ondernemingen, waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de door te lichten transacties. De lidstaten zorgen ervoor dat de door te lichten ondernemingen zo worden gekozen dat de doeltreffendheid van de maatregelen voor preventie en opsporing van onregelmatigheden maximaal gewaarborgd is. Bij de keuze wordt onder meer rekening gehouden met het financiële belang van de ondernemingen en met andere risicofactoren.

2. De in lid 1 bedoelde doorlichting wordt in passende gevallen uitgebreid tot natuurlijke personen en rechtspersonen die verbonden zijn met de ondernemingen, en tot elke andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die van belang kan zijn om de in artikel 76 beschreven doelstellingen te realiseren.

3. De doorlichtingen uit hoofde van dit hoofdstuk laten de controles uit hoofde van de artikelen 47 en 48 onverlet.

Artikel 76 - Kruiscontroles 

1. De juistheid van de door te lichten primaire gegevens wordt geverifieerd aan de hand van een aan het risiconiveau aangepast aantal kruiscontroles, indien nodig ook van de handelsdocumenten van derden, die onder meer inhouden:

(a)vergelijkingen met de handelsdocumenten van leveranciers, klanten, vervoerders en andere derden;

(b)zo nodig, fysieke controles op de hoeveelheid en de aard van de voorraden;

(c)vergelijkingen met de gegevens over de financiële stromen die leiden tot of het gevolg zijn van de transacties in het kader van het ELGF-financieringssysteem;

(d)controles van de boekhouding of van stukken inzake financiële bewegingen waaruit ten tijde van de doorlichting blijkt dat de documenten die door het betaalorgaan worden bewaard als bewijs voor de betaling van steun aan de begunstigde, in orde zijn.

2. Wanneer een onderneming overeenkomstig de nationale of de Uniebepalingen een afzonderlijke voorraadboekhouding moet voeren, wordt deze boekhouding bij de doorlichting in passende gevallen ook vergeleken met de handelsdocumenten en in voorkomend geval met de daadwerkelijke voorraden van de onderneming.

3. Bij de selectie van de te controleren transacties moet ten volle rekening worden gehouden met het risiconiveau.

Artikel 77 - Toegang tot handelsdocumenten

1. De voor de onderneming verantwoordelijke persoon of een derde zorgt ervoor dat alle handelsdocumenten en aanvullende informatie aan de met de doorlichting belaste ambtenaren of de personen die gemachtigd zijn om namens hen te handelen, worden verstrekt. Elektronisch opgeslagen gegevens worden via een passende informatiedrager verstrekt.

2. De met de doorlichting belaste ambtenaren of de personen die gemachtigd zijn om namens hen te handelen, kunnen eisen dat uittreksels uit of kopieën van de in lid 1 bedoelde documenten aan hen worden verstrekt.

3. Indien bij een doorlichting uit hoofde van dit hoofdstuk de door de onderneming bewaarde handelsdocumenten ongeschikt worden geacht voor een doorlichting, wordt de onderneming verzocht in het vervolg de documenten te bewaren die volgens de voorschriften van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de doorlichting, moeten worden bewaard, zulks onverminderd de verplichtingen van andere verordeningen voor de betrokken sector.

De lidstaat bepaalt vanaf welke datum dergelijke gegevens beschikbaar moeten zijn.

Wanneer alle of een deel van de handelsdocumenten die op grond van dit hoofdstuk moeten worden doorgelicht, zich bij een onderneming bevinden die behoort tot hetzelfde handelsconcern, dezelfde vennootschap of dezelfde vereniging van centraal beheerde ondernemingen als de doorgelichte onderneming, en die hetzij op hetzij buiten het grondgebied van de Unie is gevestigd, maakt de onderneming deze handelsdocumenten toegankelijk voor de met de doorlichting belaste ambtenaren op een plaats en tijdstip die worden bepaald door de lidstaat die met de doorlichting is belast.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de met de doorlichting belaste ambtenaren het recht hebben de handelsdocumenten in beslag te nemen of in beslag te laten nemen. Bij uitoefening van dit recht worden de nationale bepalingen ter zake in acht genomen en dit recht laat de toepassing van de regelgeving inzake de strafrechtelijke procedure voor het in beslag nemen van documenten onverlet.

Artikel 78 - Wederzijdse bijstand

1. De lidstaten verlenen elkaar in de volgende gevallen de nodige bijstand voor de uitvoering van de in dit hoofdstuk bedoelde doorlichtingen:

(a)een onderneming of een derde is gevestigd in een andere lidstaat dan die waar het betrokken bedrag betaald of ontvangen is of had moeten worden;

(b)een onderneming of een derde is gevestigd in een andere lidstaat dan die waar de voor de doorlichting vereiste documenten en informatie zich bevinden.

De Commissie kan gezamenlijke acties coördineren waarbij twee of meer lidstaten elkaar bijstaan.

2. De lidstaten verstrekken de Commissie een lijst van in een derde land gevestigde ondernemingen waarvoor het betrokken bedrag in die lidstaat betaald of ontvangen is of had moeten worden.

3. Indien voor de doorlichting van een onderneming overeenkomstig artikel 75 en met name voor de in artikel 76 bedoelde kruiscontroles aanvullende informatie uit een andere lidstaat vereist is, kan een specifiek, met redenen omkleed doorlichtingsverzoek worden ingediend.

Binnen zes maanden na ontvangst van het doorlichtingsverzoek wordt daaraan gevolg gegeven; de resultaten van de doorlichting worden onverwijld aan de aanvragende lidstaat meegedeeld.

Artikel 79 - Programmering

1. De lidstaten stellen doorlichtingsprogramma's op die in de volgende doorlichtingsperiode op grond van artikel 75 moeten worden uitgevoerd.

2. Vóór 15 april van elk jaar zenden de lidstaten de Commissie het in lid 1 bedoelde programma toe, met vermelding van:

(a)het aantal ondernemingen dat zal worden doorgelicht, en hun verdeling per sector, rekening houdend met de daarmee gemoeide bedragen;

(b)de criteria voor de opstelling van het programma.

3. De lidstaten voeren de door hen opgestelde en aan de Commissie toegezonden programma's uit indien de Commissie binnen acht weken geen opmerkingen heeft gemaakt.

4. Lid 3 is van overeenkomstige toepassing op de wijzigingen die de lidstaten in het programma aanbrengen.

5. De Commissie kan in elk stadium verzoeken om de opname van een speciale ondernemingscategorie in het programma van een lidstaat.

6. Ondernemingen waarbij de som van de ontvangsten of betalingen lager was dan 40 000 EUR, worden alleen overeenkomstig dit hoofdstuk doorgelicht om bijzondere redenen, die de lidstaten moeten vermelden in hun in lid 1 bedoelde jaarlijkse programma of die de Commissie moet vermelden in een eventueel voorgestelde wijziging in dit programma.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 101 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin de in de eerste alinea genoemde drempel wordt gewijzigd.

Artikel 80 - Specifieke diensten

1. In elke lidstaat wordt een specifieke dienst belast met de monitoring van de toepassing van dit hoofdstuk. Die diensten zijn met name belast met:

(a)de uitvoering van de in dit hoofdstuk voorgeschreven doorlichtingen door ambtenaren die rechtstreeks ressorteren onder deze specifieke dienst, of

(b)de coördinatie van en het algemene toezicht op de doorlichtingen die door ambtenaren van andere diensten worden uitgevoerd.

De lidstaten kunnen ook bepalen dat de op grond van dit hoofdstuk te verrichten doorlichtingen gedeeltelijk door de specifieke dienst en gedeeltelijk door andere nationale diensten worden uitgevoerd, mits eerstgenoemde dienst zorg draagt voor de coördinatie ervan.

2. De met de toepassing van dit hoofdstuk belaste diensten staan organisatorisch los van de diensten of afdelingen die belast zijn met de betalingen en de daaraan voorafgaande doorlichtingscontroles.

3. De in lid 1 bedoelde specifieke dienst neemt alle nodige maatregelen en de betrokken lidstaat verleent de specifieke dienst alle nodige bevoegdheden om de in dit hoofdstuk genoemde taken te kunnen vervullen.

4. De lidstaten stellen passende maatregelen vast om een sanctie op te leggen aan natuurlijke personen of rechtspersonen die hun verplichtingen uit hoofde van dit hoofdstuk niet nakomen.

Artikel 81 - Verslagen 

1. Vóór 1 januari volgende op de doorlichtingsperiode zenden de lidstaten de Commissie een uitvoerig verslag over de toepassing van dit hoofdstuk toe.

Het in de eerste alinea bedoelde verslag bevat ook een overzicht van de in artikel 78, lid 3, bedoelde specifieke doorlichtingsverzoeken en de resultaten van de doorlichtingen die naar aanleiding van die verzoeken hebben plaatsgevonden.

2. De lidstaten en de Commissie wisselen regelmatig met elkaar van gedachten over de toepassing van dit hoofdstuk.

Artikel 82 - Toegang van de Commissie tot informatie en doorlichtingen door de Commissie

1. Overeenkomstig de ter zake geldende nationale wettelijke bepalingen hebben de ambtenaren van de Commissie toegang tot alle documenten die zijn opgesteld met het oog op of naar aanleiding van de doorlichtingen die in het kader van dit hoofdstuk zijn georganiseerd, en tot de verzamelde gegevens, met inbegrip van de gegevens die zijn opgeslagen in de gegevensverwerkingssystemen. Die gegevens worden desgewenst via een passende informatiedrager verstrekt.

2. De in artikel 75 bedoelde doorlichtingen worden door ambtenaren van de lidstaat uitgevoerd. Ambtenaren van de Commissie mogen aan een dergelijke doorlichting deelnemen. Zij mogen zelf niet de doorlichtingsbevoegdheden uitoefenen die aan de nationale ambtenaren zijn toegekend. Wel hebben zij toegang tot dezelfde locaties en documenten als de ambtenaren van de lidstaat.

3. Ambtenaren van een aanvragende lidstaat mogen met toestemming van de aangezochte lidstaat aanwezig zijn bij op grond van artikel 78 verrichte doorlichtingen in de aangezochte lidstaat en hebben toegang tot dezelfde locaties en documenten als de ambtenaren van laatstgenoemde lidstaat.

Ambtenaren van de aanvragende lidstaat die aanwezig zijn bij een doorlichting in de aangezochte lidstaat, kunnen te allen tijde het bewijs van hun officiële bevoegdheid leveren. De doorlichtingen worden te allen tijde door ambtenaren van de aangezochte lidstaat uitgevoerd.

4. Onverminderd de Verordeningen (EU, Euratom) nr. 883/2013, (Euratom, EG) nr. 2988/95, (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU) 2017/1939 nemen in gevallen waarin bepaalde handelingen op grond van de nationale bepalingen inzake strafrechtelijke procedures zijn voorbehouden aan ambtenaren die speciaal daarvoor zijn aangewezen bij het nationale recht, de ambtenaren van de Commissie noch de in lid 3 bedoelde ambtenaren van de lidstaat aan deze handelingen deel. Met name nemen zij in geen geval deel aan huiszoekingen of een formeel verhoor van personen op grond van het strafrecht van de betrokken lidstaat. Wel hebben zij toegang tot de aldus verkregen informatie.

Artikel 83 - Uitvoeringsbevoegdheden 

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels die nodig zijn voor een uniforme toepassing van dit hoofdstuk en die met name betrekking hebben op:

(a)de uitvoering van de in artikel 75 bedoelde doorlichtingen, wat betreft de keuze van de ondernemingen, het percentage en het tijdschema van de doorlichtingen;

(b)het bewaren van handelsdocumenten en de te bewaren handelsdocumenten of vast te leggen gegevens;

(c)de uitvoering en coördinatie van de in artikel 78, lid 1, bedoelde gezamenlijke acties;

(d)de bijzonderheden en specificaties inzake de inhoud, vorm en wijze van indiening van verzoeken, de inhoud, vorm en wijze van toezending van kennisgevingen en de indiening en uitwisseling van informatie zoals vereist in het kader van dit hoofdstuk;

(e)de voorwaarden voor en de wijze van publicatie van de in het kader van deze verordening benodigde informatie of specifieke voorschriften en voorwaarden volgens welke de Commissie deze informatie verspreidt onder of beschikbaar stelt aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten;

(f)de bevoegdheden van de in artikel 80 bedoelde specifieke dienst;

(g)de inhoud van de in artikel 81 bedoelde verslagen en andere kennisgevingen die in het kader van dit hoofdstuk nodig zijn.

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Hoofdstuk I - V

Controlesysteem en sancties met betrekking tot de conditionaliteit

Artikel 84 - Controlesysteem voor de conditionaliteit

1. De lidstaten zetten een controlesysteem op dat ervoor zorgt dat begunstigden van de steun als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EU) .../... (verordening inzake de strategische GLB-plannen) en in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 en in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 229/2013, voldoen aan de verplichtingen als bedoeld in titel III, hoofdstuk 1, afdeling 2, van Verordening (EU) .../... (verordening inzake de strategische GLB-plannen).

De lidstaten kunnen gebruikmaken van hun bestaande controlesystemen en administratie om ervoor te zorgen dat de conditionaliteitsregels worden nageleefd.

Die systemen zijn compatibel met het controlesysteem als bedoeld in de eerste alinea.

De lidstaten verrichten een jaarlijkse evaluatie van het in de eerste alinea bedoelde controlesysteem in het licht van de bereikte resultaten.

2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

(a)"eis": elke afzonderlijke uit de regelgeving voortvloeiende beheerseis in een bepaalde handeling waarnaar verwezen wordt in het in artikel 11 van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] genoemde Unierecht en die inhoudelijk verschilt van de andere in diezelfde handeling gestelde eisen;

(b)"handeling": elk van de richtlijnen en verordeningen als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen].

3. In hun in lid 1 bedoelde controlesysteem:

(a)nemen de lidstaten controles ter plaatse op waarbij wordt nagegaan of de begunstigden voldoen aan de verplichtingen van titel III, hoofdstuk 1, afdeling 2, van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen];

(b)kunnen de lidstaten, afhankelijk van de betrokken eisen, normen, handelingen of conditionaliteitsgebieden, besluiten om gebruik te maken van de controles die in het kader van de controlesystemen voor de eis, de norm, de handeling of het conditionaliteitsgebied in kwestie zijn verricht, mits die controles ten minste even doeltreffend zijn als de onder a) bedoelde controles ter plaatse;

(c)kunnen de lidstaten, in voorkomend geval, gebruikmaken van teledetectie of het areaalmonitoringsysteem om de onder a) bedoelde controles ter plaatse uit te voeren;

(d)stellen de lidstaten jaarlijks de controlesteekproef voor de onder a) bedoelde controles op basis van een risicoanalyse vast en nemen zij daarin ook een aselecte component op en bepalen zij dat de controlesteekproef ten minste 1 % van de begunstigden van de steun omvat waarin titel III, hoofdstuk 1, afdeling 2, van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] voorziet.

Artikel 85 - Systeem van administratieve sancties in het kader van de conditionaliteit

1. De lidstaten zetten een systeem op dat voorziet in de toepassing van administratieve sancties op begunstigden als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EU) .../... (verordening inzake de strategische GLB-plannen), die op enig moment in het betrokken kalenderjaar niet voldoen aan de conditionaliteitsregels van titel III, hoofdstuk 1, afdeling 2, van die verordening ("sanctiesysteem").

In dat systeem gelden de in de eerste alinea bedoelde administratieve sancties alleen wanneer de niet-naleving het gevolg is van een handelen of nalaten dat rechtstreeks aan de betrokken begunstigde kan worden toegeschreven, en aan één of beide van de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)de niet-naleving houdt verband met de landbouwactiviteit van de begunstigde;

(b)het gaat om het areaal van het bedrijf van de begunstigde.

Wat bosarealen betreft, geldt de in de eerste alinea bedoelde administratieve sanctie echter niet wanneer voor het areaal in kwestie geen steun wordt geclaimd overeenkomstig de artikelen 65 en 66 van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen].

2. In hun in lid 1 bedoelde sanctiesystemen:

(a)nemen de lidstaten regels op over de toepassing van administratieve sancties wanneer de grond in het betrokken kalenderjaar of de betrokken jaren wordt overgedragen. Deze regels berusten op een eerlijke en billijke verdeling van de aansprakelijkheid voor niet-nalevingen over cedenten en overnemers.

Voor de toepassing van dit punt wordt onder 'overdracht' verstaan elke soort transactie op grond waarvan de cedent de beschikking over de landbouwgrond verliest;

(b)kunnen de lidstaten, onverminderd lid 1, besluiten om per begunstigde en per kalenderjaar geen sanctie toe te passen wanneer de sanctie niet meer dan 100 EUR bedraagt. De constatering van de niet-naleving en de verplichting corrigerende actie te ondernemen, worden aan de begunstigde gemeld;

(c)bepalen de lidstaten dat geen administratieve sanctie wordt opgelegd wanneer de niet-naleving te wijten is aan overmacht.

3. De toepassing van een administratieve sanctie laat de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven waarvoor deze geldt, onverlet.

Artikel 86 - Berekening van de sanctie

1. De administratieve sancties waarin in titel III, hoofdstuk 1, afdeling 2, van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] voorziet, wordt toegepast in de vorm van een verlaging of uitsluiting van het totale bedrag van de in die afdeling van die verordening bedoelde betalingen die aan de desbetreffende begunstigde zijn toegekend of moeten worden toegekend voor steunaanvragen die hij in het kalenderjaar van de bevinding heeft ingediend of zal indienen.

Voor de berekening van die verlagingen en uitsluitingen wordt rekening gehouden met de ernst, de omvang, het permanente karakter, de herhaling en de opzettelijkheid van de geconstateerde niet-naleving. De opgelegde sancties zijn afschrikkend en evenredig en voldoen aan de criteria van de leden 2 en 3.    

2. In het geval van niet-naleving die aan nalatigheid te wijten is, bedraagt het verlagingspercentage in de regel 3 % van het totale bedrag van de in lid 1 bedoelde betalingen.

De lidstaten kunnen een systeem voor vroegtijdige waarschuwing opzetten voor individuele gevallen van niet-naleving die zich voor het eerst voordoen en gelet op de geringe ernst, geringe omvang en het geringe permanente karakter ervan geen aanleiding geven tot een verlaging of uitsluiting. Wanneer bij een latere controle binnen drie opeenvolgende kalenderjaren wordt vastgesteld dat de niet-naleving niet is verholpen, wordt de verlaging uit hoofde van de eerste alinea met terugwerkende kracht toegepast.

Gevallen van niet-naleving die een rechtstreeks gevaar voor de volksgezondheid of de gezondheid van dieren vormen, geven altijd aanleiding tot een verlaging of uitsluiting.

De lidstaten kunnen de begunstigden die een vroegtijdige waarschuwing hebben gekregen, een verplichte opleiding aanbieden in het kader van de bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw waarin titel III, hoofdstuk 1, afdeling 3, van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] voorziet.

3. In het geval van herhaling valt het verlagingspercentage hoger uit dan het percentage dat moet worden toegepast bij niet-naleving die het gevolg is van nalatigheid en voor de eerste maal is gesanctioneerd.

4. In geval van opzettelijke niet-naleving valt het verlagingspercentage hoger uit dan het percentage dat krachtens lid 3 in geval van herhaling moet worden toegepast, en kan het oplopen tot de volledige uitsluiting van betalingen en kan dit gelden voor één of meer kalenderjaren.

5. Om te zorgen voor een gelijk speelveld tussen de lidstaten en voor de doeltreffendheid en een afschrikkend effect van het sanctiesysteem, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met verdere regels voor de toepassing en berekening van sancties.

Artikel 87 - Bedragen van de administratieve conditionaliteitssancties

De lidstaten mogen 20 % van de bedragen die voortvloeien uit de toepassing van de in artikel 86 bedoelde verlagingen en uitsluitingen zelf houden.

Titel V
Gemeenschappelijke bepalingen

HOOFDSTUK - I

Indiening van informatie

Artikel 88 - Verstrekking van informatie

1. Onverminderd het bepaalde in Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] verstrekken de lidstaten de Commissie de volgende informatie, declaraties, verklaringen en documenten:

(a)voor de geaccrediteerde betaalorganen en geaccrediteerde coördinerende instanties:

i) het accreditatiedocument;

ii) de functie (geaccrediteerd betaalorgaan of geaccrediteerde coördinerende instantie);

iii) in voorkomend geval, de intrekking van hun accreditatie;

(b)voor de certificerende instanties:

i) de naam;

ii) het adres;

(c)voor maatregelen in verband met verrichtingen die uit de fondsen zijn gefinancierd:

i) de door het geaccrediteerde betaalorgaan of de geaccrediteerde coördinerende instantie ondertekende uitgavendeclaraties die tevens gelden als betalingsverzoek, vergezeld van de nodige informatie;

ii) de ramingen van hun financiële behoeften wat het ELGF betreft, en, wat het Elfpo betreft, de geactualiseerde ramingen van de uitgavendeclaraties die in de loop van het jaar zullen worden ingediend, alsmede de ramingen van de uitgavendeclaraties voor het volgende begrotingsjaar;

iii) de beheersverklaring en de jaarrekeningen van de geaccrediteerde betaalorganen.

De jaarrekeningen van de geaccrediteerde betaalorganen betreffende de Elfpo-uitgaven worden ingediend op het niveau van elk strategisch GLB-plan.

2. De lidstaten verstrekken de Commissie regelmatig informatie over de toepassing van het in titel IV, hoofdstuk II, bedoelde geïntegreerd systeem. De Commissie organiseert gedachtewisselingen over dit onderwerp met de lidstaten.

Artikel 89 - Geheimhouding

1. De lidstaten en de Commissie zetten alle nodige stappen om de geheimhouding te waarborgen van de informatie die wordt verstrekt of verkregen in het kader van de krachtens deze verordening uitgevoerde inspectiemaatregelen en maatregelen op het gebied van de goedkeuring van de rekeningen.

Artikel 8 van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 is van toepassing op die informatie.

2. Onverminderd de nationale bepalingen inzake gerechtelijke procedures valt informatie die wordt verzameld in het kader van de doorlichtingen waarin titel IV, hoofdstuk III, voorziet, onder het beroepsgeheim. Deze mag alleen worden verstrekt aan personen die op grond van hun functie in de lidstaten of bij de instellingen van de Unie daarvan beroepshalve kennis moeten nemen.

Artikel 90 - Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor:

(a)de vorm, de inhoud, de frequentie, de termijnen en de wijze van toezending of terbeschikkingstelling aan de Commissie van:

i) de uitgavendeclaraties en de ramingen van de uitgaven alsmede de actualiseringen ervan, waaronder de bestemmingsontvangsten;

ii) de beheersverklaring en de jaarrekeningen van de betaalorganen;

iii) de verslagen over de certificering van de rekeningen;

iv) de identificatiegegevens van de geaccrediteerde betaalorganen, de geaccrediteerde coördinerende instanties en de certificerende instanties;

v) de boeking en betaling van de uit de fondsen gefinancierde uitgaven;

vi) de kennisgevingen van de door de lidstaten verrichte financiële aanpassingen die verband houden met plattelandsontwikkelingsinterventies;

vii) de informatie over de krachtens artikel 57 genomen maatregelen;

(b)de uitwisseling van informatie en documenten tussen de Commissie en de lidstaten en het opzetten van informatiesystemen, waaronder de soort, de vorm en de inhoud van de door deze systemen te verwerken gegevens en de opslag van deze gegevens;

(c)de toezending door de lidstaten van informatie, documenten, statistieken en verslagen aan de Commissie, en de uiterste data voor en wijze van toezending ervan.

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Hoofdstuk I - I

Gebruik van de euro

Artikel 91 - Algemene beginselen

1. De bedragen in de besluiten van de Commissie tot vaststelling van de strategische GLB-plannen, de bedragen van de vastleggingen en betalingen door de Commissie, de bedragen van de bekrachtigde of gecertificeerde uitgaven en de bedragen in de uitgavendeclaraties van de lidstaten worden uitgedrukt en betaald in euro.

2. De prijzen en bedragen die in de sectorale landbouwwetgeving zijn vastgesteld, luiden in euro.

In de lidstaten die de euro hebben ingevoerd, worden ze toegekend en geheven in euro en in de niet-eurolidstaten in de nationale munteenheid.

Artikel 92 - Wisselkoersen en ontstaansfeiten

1. De in artikel 91, lid 2, bedoelde prijzen en bedragen worden in de niet-eurolidstaten aan de hand van een wisselkoers omgerekend in de nationale munteenheid.

2. Het ontstaansfeit voor de wisselkoers is:

(a)voor in het handelsverkeer met derde landen geheven of toegekende bedragen: het vervullen van de douaneformaliteiten bij invoer of uitvoer;

(b)in alle overige gevallen: de handeling waardoor het economisch doel van de verrichting wordt bereikt.

3. Wanneer een rechtstreekse betaling als bedoeld in Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen], aan een begunstigde wordt gedaan in een andere munteenheid dan de euro, rekenen de lidstaten het bedrag van de in euro uitgedrukte steun om in de nationale munteenheid aan de hand van de meest recente wisselkoers die de Europese Centrale Bank heeft vastgesteld vóór 1 oktober van het jaar waarvoor de steun wordt toegekend.

In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten in naar behoren gemotiveerde gevallen besluiten de omrekening te baseren op het gemiddelde van de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank heeft vastgesteld in de maand vóór 1 oktober van het jaar waarvoor de steun wordt toegekend. Lidstaten die voor deze oplossing kiezen, bepalen en publiceren het bedoelde gemiddelde vóór 1 december van dat jaar.

4. Wat het ELGF betreft, hanteren de niet-eurolidstaten bij de opstelling van hun uitgavendeclaraties dezelfde wisselkoers als die welke zij overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk bij betalingen aan de begunstigden en bij de inning van ontvangsten hebben gebruikt.

5. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor deze ontstaansfeiten en de te hanteren wisselkoers. Het specifieke ontstaansfeit wordt bepaald op basis van de volgende criteria:

(a)de noodzaak wijzigingen in de wisselkoers zo snel mogelijk daadwerkelijk te kunnen toepassen;

(b)de onderlinge overeenkomst tussen ontstaansfeiten voor analoge verrichtingen in het kader van de marktordening;

(c)de samenhang tussen de ontstaansfeiten voor de verschillende prijzen en bedragen die de marktordening betreffen;

(d)de uitvoerbaarheid en doeltreffendheid van controles op de toepassing van adequate wisselkoersen.

6. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de wisselkoers die moet worden gehanteerd bij de opstelling van uitgavendeclaraties en bij de registratie van verrichtingen in verband met openbare opslag in de rekeningen van de betaalorganen.

Artikel 93 - Vrijwaringsmaatregelen en afwijkingen

1. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de toepassing van het Unierecht wordt gevrijwaard, indien monetaire praktijken van uitzonderlijke aard met betrekking tot een nationale munteenheid deze toepassing in gevaar kunnen brengen. Die uitvoeringshandelingen kunnen zo nodig, maar alleen zolang dit strikt noodzakelijk is, afwijken van de bestaande regels.

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten worden onverwijld in kennis gesteld van de in de eerste alinea bedoelde maatregelen.

2. Wanneer monetaire praktijken van uitzonderlijke aard met betrekking tot een nationale munteenheid de toepassing van het Unierecht in gevaar kunnen brengen, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 100 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met afwijkingen van dit hoofdstuk, en wel in de volgende gevallen:

(a)een land hanteert abnormale wisselkoerstechnieken, zoals meervoudige wisselkoersen of ruilovereenkomsten,

(b)de munteenheid van een land wordt niet op de officiële wisselmarkten genoteerd of zou zich zodanig kunnen ontwikkelen dat verstoringen van het handelsverkeer ontstaan.

Artikel 94 - Gebruik van de euro door niet-eurolidstaten

1. Indien een niet-eurolidstaat besluit de uitgaven in verband met de sectorale landbouwwetgeving niet in de nationale munteenheid maar in euro te doen, neemt deze lidstaat maatregelen om ervoor te zorgen dat het gebruik van de euro geen systematisch voordeel oplevert vergeleken met het gebruik van de nationale munteenheid.

2. De lidstaat meldt de voorgenomen maatregelen aan de Commissie voordat ze van kracht worden. De maatregelen mogen pas ingaan nadat de Commissie ermee heeft ingestemd.

Hoofdstuk II - I

Rapportage

Artikel 95 - Financieel jaarverslag

De Commissie stelt uiterlijk eind september van elk jaar een financieel verslag op over het beheer van de fondsen in het voorgaande begrotingsjaar en doet dit verslag toekomen aan het Europees Parlement en de Raad.

Hoofdstuk I - V

Transparantie

Artikel 96 - Publicatie van informatie over begunstigden

1. Overeenkomstig [artikel 43, leden 3, 4 en 5, van Verordening (EU) .../... CPR] en de leden 2, 3 en 4 van dit artikel zorgen de lidstaten ervoor dat de begunstigden van de fondsen jaarlijks achteraf bekend worden gemaakt.

2. [Artikel 44, leden 3, 4 en 5, van Verordening (EU) .../... CPR] geldt in voorkomend geval voor begunstigden van het Elfpo en het ELGF; de bedragen van de nationale bijdrage en het medefinancieringspercentage waarin artikel 44, lid 3, onder h) en i), van die verordening voorziet, gelden echter niet voor het ELGF.

3. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

–"verrichting": een maatregel of interventie;

–"locatie": de gemeente waar de begunstigde zijn woonplaats heeft of is ingeschreven, en, indien voorhanden, de postcode of het deel daarvan dat de gemeente identificeert.

4. De in artikel 44, leden 3, 4 en 5, van die verordening bedoelde informatie wordt in elke lidstaat op één website gepubliceerd. De informatie blijft twee jaar lang beschikbaar, gerekend vanaf de datum van de eerste bekendmaking.

De lidstaten publiceren de in artikel 44, lid 3, onder a) en b), van Verordening (EU) .../... [CPR] bedoelde informatie niet indien het steunbedrag dat een begunstigde in één jaar heeft ontvangen, gelijk is aan of lager is dan 1 250 EUR.

Artikel 97 - Informeren van begunstigden over de publicatie van gegevens over hen

De lidstaten stellen de begunstigden ervan in kennis dat hun gegevens overeenkomstig artikel 96 openbaar zullen worden gemaakt en ter bescherming van de financiële belangen van de Unie kunnen worden verwerkt door audit- en onderzoeksorganen en -instanties van de Unie en de lidstaten.

In het geval van persoonsgegevens informeren de lidstaten de begunstigden overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 over hun rechten op grond van die verordening en over de voor de uitoefening van die rechten geldende procedures.

Artikel 98 - Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor:

(a)de vorm, waaronder de presentatie per maatregel of interventie, van de in de artikelen 96 en 97 ter bedoelde bekendmaking en het tijdschema daarvoor;

(b)een uniforme toepassing van artikel 97;

(c)de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten.

Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 101, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Hoofdstuk - V

Bescherming van persoonsgegevens

Artikel 99 - Verwerking en bescherming van persoonsgegevens

1. Onverminderd de artikelen 96, 97 en 98 verzamelen de lidstaten en de Commissie persoonsgegevens met het oog op het vervullen van hun verplichtingen inzake beheer, controle, audit, en monitoring en evaluatie uit hoofde van deze verordening, en in het bijzonder die waarin titel II, hoofdstuk II, titel III, hoofdstukken III en IV, titel IV en titel V, hoofdstuk III, voorzien, en verwerken deze gegevens niet op een wijze die onverenigbaar is met dit doel.

2. Wanneer persoonsgegevens worden verwerkt ten behoeve van monitoring en evaluatie uit hoofde van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] en voor statistische doeleinden, worden ze geanonimiseerd en uitsluitend in geaggregeerde vorm verwerkt.

3. Persoonsgegevens worden verwerkt overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 45/2001 en (EU) 2016/679. Met name worden die gegevens niet langer bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen te identificeren dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt, rekening houdend met de minimumbewaartermijnen die in het toepasselijke nationale recht en het Unierecht zijn vastgesteld.

4. De lidstaten stellen de betrokkenen ervan in kennis dat hun persoonsgegevens door nationale instanties en instanties van de Unie overeenkomstig lid 1 kunnen worden verwerkt en dat zij in dit verband de gegevensbeschermingsrechten genieten waarin de Verordeningen (EG) nr. 45/2001 en (EU) 2016/679 voorzien.

Titel VI
Gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen

Artikel 100 - Uitoefening van de delegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de voorwaarden van dit artikel.

2. De in de artikelen 10, 15, 21, 36, 38, 39, 42, 45, 50, 52, 53, 58, 62, 72, 74, 79, 86, 92, 93 en 103 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor een termijn van zeven jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van zeven jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend voor termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van elke termijn bezwaar maakt tegen een dergelijke verlenging.

3. De bevoegdheidsdelegatie als bedoeld in de artikelen 10, 15, 21, 36, 38, 39, 42, 45, 50, 52, 53, 58, 62, 72, 74, 79, 86, 92, 93 en 103, kan te allen tijde door het Europees Parlement of door de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

6. Een krachtens de artikelen 10, 15, 21, 36, 38, 39, 42, 45, 50, 52, 53, 58, 62, 72, 74, 79, 86, 92, 93 en 103 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als het Europees Parlement noch de Raad binnen twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling of als zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie vóór het verstrijken van deze termijn hebben meegedeeld niet voornemens te zijn bezwaar te maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 101 - Comitéprocedure 

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité, genaamd het 'Comité voor de landbouwfondsen'. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

De Commissie wordt bij de toepassing van de artikelen 10, 11, 15, 16, 19, 21, 24, 30, 37, 38, 39, 40, 42, 45, 50, 51, 52, 53, 56, 57, 58, 62, 73, 83, 90, 93 en 98, wat betreft aangelegenheden betreffende interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsinterventies en de gemeenschappelijke marktordeningen, bijgestaan door het Comité voor de landbouwfondsen, het bij Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] ingestelde Comité voor het gemeenschappelijke landbouwbeleid en het bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 ingestelde Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Titel VII
Slotbepalingen

Artikel 102 - Intrekking

1. Verordening (EU) nr. 1306/2013 wordt ingetrokken.

Niettemin geldt het volgende:

(a)artikel 5, artikel 7, lid 3, de artikelen 9 en 34, artikel 35, lid 4, en de artikelen 36, 37, 38, 43, 51, 52, 54, 110 en 111 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en de desbetreffende gedelegeerde en uitvoeringsbepalingen blijven, wat het ELGF betreft, van toepassing op de uitgaven en betalingen die zijn gedaan voor landbouwbegrotingsjaar 2020 en daarvóór en, wat het Elfpo betreft, op de uitgaven en betalingen die zijn gedaan voor plattelandsontwikkelingsprogramma's die de Commissie in het kader van Verordening (EU) nr. 1305/2013 heeft goedgekeurd;

(b)artikel 69 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 blijft van toepassing op uitgaven en betalingen die zijn gedaan voor verrichtingen die in het kader van Verordening (EU) nr. 1307/2013 zijn uitgevoerd, en voor plattelandsontwikkelingsprogramma's die de Commissie in het kader van Verordening (EU) nr. 1305/2013 heeft goedgekeurd, en voor andere in titel II, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 genoemde GLB-maatregelen die zijn uitgevoerd vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening, Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen] en Verordening (EU) nr. 1308/2013 als gewijzigd bij Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad 37 .

2. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen in overeenstemming met de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 103 - Overgangsmaatregelen

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 101 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen of waarmee van deze verordening wordt afgeweken, wanneer zulks nodig is. 

Artikel 104 - Inwerkingtreding en toepassing

1. Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2021.

2. De artikelen 7, 10, 18, 19, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 43, 51, 52, 53 en 54 zijn evenwel van toepassing op uitgaven die vanaf 16 oktober 2020 voor het ELGF worden verricht, en voor het Elfpo op uitgaven die worden verricht in het kader van Verordening (EU) .../... [verordening inzake de strategische GLB-plannen].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.