Artikelen bij COM(2018)452 - Stand van zaken van het gemeenschappelijk visserijbeleid en raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2019

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 11.6.2018

COM(2018) 452 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de stand van zaken van het gemeenschappelijk visserijbeleid en raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2019

{SWD(2018) 329 final}


over de stand van zaken van het gemeenschappelijk visserijbeleid en raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2019

1.Inleiding

Deze mededeling geeft een overzicht van de stand van zaken van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Verslag wordt uitgebracht over de vorderingen die worden gemaakt bij het bereiken van FMSY (het niveau van visserijsterfte waarop de maximale duurzame opbrengst kan worden verkregen), alsook over wijzigingen in de toestand van de visbestanden, inspanningen om de situatie in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee te keren, de toestand van de vissersvloot van de EU, vooruitgang op governancegebied, de geleidelijke invoering van de aanlandingsverplichting en de externe dimensie van het GVB 1 . Voorts wordt in deze mededeling uiteengezet op welke beginselen de Commissie haar voorstellen voor de vangstmogelijkheden voor 2019 baseert. De lidstaten, de adviesraden, andere belanghebbenden en het publiek kunnen over deze beleidsoriëntaties suggesties aanreiken.


In het kader van het GVB moet de visserijdruk op de betrokken bestanden zo snel mogelijk en uiterlijk in 2020 worden afgestemd op de doelstelling van herstel en instandhouding van de visbestanden op de niveaus waarop een maximale duurzame opbrengst (MSY) kan worden verkregen. Het halen van deze doelstelling zal ook bijdragen tot het bereiken van een goede milieutoestand van de Europese zeeën tegen 2020 2 en tot het verkleinen van de negatieve effecten van visserijactiviteiten op mariene ecosystemen.

1.Vorderingen bij de uitvoering van het GVB

Er wordt onverminderd aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de uitvoering van het GVB:

ØBereiken van de FMSY-doelstelling. In het ICES-gebied 3 vertoont de visserijdruk een algemene neerwaartse trend en de desbetreffende indicator (F/FMSY) heeft zich gestabiliseerd op ongeveer 1, wat betekent dat de exploitatieniveaus voor alle bestanden gemiddeld dicht bij FMSY liggen. Tegelijkertijd is het aantal totale toegestane vangsten (TAC's) 4 die zijn vastgesteld overeenkomstig FMSY in 2018 gestegen van 44 tot 53, d.i. 69 % van de TAC's met een FMSY-beoordeling in het ICES-gebied.

ØHeropbouwen van de bestanden. De paaibiomassa (PBM) in het ICES-gebied vertoont sinds 2013 een stijging en bedroeg in 2016 gemiddeld ongeveer 39 % meer dan in 2003, terwijl het aandeel van bestanden die zich buiten veilige biologische grenzen bevinden, is gezakt van 65 % in 2003 tot ongeveer 30 % in 2016.

ØVerbeteren van de toestand van de bestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. Hoewel de situatie in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee zeer zorgwekkend blijft, worden belangrijke stappen gezet om overbevissing te bestrijden op alle niveaus.

ØVergroten van de algehele sociaaleconomische prestaties. De economische prestaties van de EU-vloot blijven verbeteren, met een nettowinst van 1,3 miljard EUR in 2016.

ØEen beter evenwicht bewerkstelligen tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden. De vangstcapaciteit van de EU-vloot is wederom kleiner geworden. Die ligt nu bijna 20 % onder de capaciteitsmaxima voor tonnage en meer dan 13 % onder de maxima voor motorvermogen.

ØVorderingen maken met meerjarenplannen. Na de inwerkingtreding van het meerjarenplan voor de Oostzee 5 en de goedkeuring van het meerjarenplan voor de Noordzee 6 heeft de Commissie twee nieuwe meerjarenplannen voorgesteld: één voor demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee 7 en één voor demersale bestanden in de westelijke wateren 8 . Ook wordt verder gewerkt aan het vorig jaar voorgestelde meerjarenplan voor de Adriatische Zee 9 .

ØGeleidelijk invoeren van de aanlandingsverplichting. Op 1 januari 2019 treedt de aanlandingsverplichting in werking voor alle soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden en in de Middellandse Zee eveneens voor alle soorten waarvoor minimuminstandhoudingsreferentiegrootten gelden. De Commissie werkt samen met de lidstaten en belanghebbenden om de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting te vergemakkelijken.

ØOp internationaal niveau bevorderen van de beginselen van visserijbeheer in de EU. De EU heeft een leidersrol bij het bepleiten en uitrollen van duurzame visserij op internationaal niveau, getuige het succes van de recentste editie van de door de EU georganiseerde 'Our Ocean'-conferentie.


1.1.Vorderingen bij het bereiken van FMSY 

Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) heeft de trends van de visserijdruk berekend (F/FMSY) 10 .


Volgens het WTECV is de visserijsterfte in het ICES-gebied gestaag aan het afnemen en de waarde voor de indicator bedroeg voor 2016 bijna 1 (in vergelijking met 1,5 in 2003). Dat betekent dat de exploitatieniveaus voor alle bestanden gemiddeld dicht bij FMSY liggen. In de Middellandse Zee en de Zwarte Zee vertoont de F/FMSY een mediaan die licht varieert en tussen 2003 en 2015 schommelde rond 2,3, zonder indicatie van een neerwaartse trend.


In het ICES-gebied heeft de Commissie voor alle 76 TAC's waarvoor FMSY-advies is verstrekt TAC's voorgesteld voor 2018 die in overeenstemming zijn met of iets minder bedragen dan FMSY. De Raad heeft 53 TAC's vastgesteld in overeenstemming met FMSY: 29 in de westelijke wateren (en 1 voor diepzeebestanden), 17 in de Noordzee en 7 in de Oostzee.


Qua volume:


-In de Oostzee zijn de TAC's vastgesteld op basis van het meerjarenplan voor de Oostzee. 95 % van de verwachte vangsten zijn afkomstig van TAC's die overeenkomstig FMSY zijn vastgesteld en 4 % van TAC's met voorzorgsadvies.

-Voor de bestanden met een FMSY-beoordeling die door de EU alleen worden beheerd in de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat is 99,7 % van de verwachte aangelande vangsten afkomstig van TAC's die overeenkomstig FMSY zijn vastgesteld.

-Voor de bestanden met een FMSY beoordeling die door de EU alleen worden beheerd in de noordwestelijke en zuidwestelijke wateren bedragen die percentages respectievelijk 94 % en 90 %.


Voor het eerst heeft de Raad ook ingestemd met een sluiting van drie maanden in de aalvisserij om paaibestanden te beschermen. Verder hebben de Commissie en de lidstaten zich er politiek toe verbonden de uitvoering van de aalverordening te verbeteren en de doeltreffendheid ervan te evalueren 11 .


De vangstmogelijkheden voor diepzeebestanden zijn in november 2016 vastgesteld voor 2017 en 2018 en maken minder dan 1 % uit van alle aangelande vangsten in de EU. Voor diepzeebestanden zijn weinig gegevens en beoordelingen beschikbaar, behalve voor rondneusgrenadier in de noordwestelijke wateren, waarvoor de TAC is vastgesteld op FMSY.


Wat betreft de bestanden waarvoor overleg tussen de kuststaten wordt gepleegd, is slechts 1 van de 10 TAC's waarvoor FMSY-advies is verstrekt, in overeenstemming met FMSY, met name Atlantisch-Scandinavische haring, die qua volume 4 % van de aangelande vangsten van alle TAC's van kuststaten vertegenwoordigt. Het is derhalve een uitdaging om voor alle bestanden van kuststaten uiterlijk in 2020 FMSY te bereiken.


In de Middellandse Zee wordt slechts 13 % (6 bestanden) van de 47 bestanden niet overbevist: zeebarbeel in geografisch deelgebied (GDG) 10 (zuidelijke deel van de Tyrreense Zee), GDG 17-18 (Adriatische Zee) en GDG 22 (Egeïsche Zee); ansjovis in GDG 22 (Egeïsche Zee); roze diepzeegarnaal in GDG 9 (Ligurische Zee en het noordelijke deel van de Tyrreense Zee); en gewone zeekat in GDG 17 (noordelijke deel van de Adriatische Zee). In de Zwarte Zee worden 5 van de 6 beoordeelde bestanden nog steeds overbevist, met uitzondering van sprot. Het is duidelijk dat aanvullende inspanningen nodig zijn om in deze zeebekkens uiterlijk in 2020 de FMSY-doelstelling te bereiken, zoals in punt 2.3 wordt beschreven.


1.2.Ontwikkeling van de biomassa

Het WTECV heeft eveneens berekend hoe de PBM sinds 2003 is ontwikkeld 12 .


In het ICES-gebied ging de PBM in deze periode over het algemeen in stijgende lijn; die was in 2016 gemiddeld ongeveer 39 % hoger in vergelijking met 2003. Voorts is er een toename van het percentage van de bestanden dat zich binnen veilige biologische grenzen bevindt. Voor 2018 wordt geraamd dat 81 % van de vangstmogelijkheden afkomstig is van bestanden die zich binnen veilige biologische grenzen bevinden, 11 % van bestanden die zich buiten die grenzen bevinden, en 8 % van bestanden met voorzorgsadvies, waarvoor niet bekend is of ze zich binnen veilige biologische grenzen bevinden.


Voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee is de PBM sinds 2003 nagenoeg ongewijzigd gebleven. Deze resultaten moeten echter met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, gezien de grote mate van onzekerheid.


1.3.Specifieke acties voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee

De Europese Commissie heeft zowel op EU-niveau als met partners op internationaal niveau grote stappen gezet om overbevissing in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee tegen te gaan.


Op EU-niveau bestaat één van de prioriteiten van de Commissie erin de in het kader van de Middellandse-Zeeverordening 13 vastgestelde nationale beheersplannen verder af te stemmen op het GVB. In 2017 zijn vijf nationale beheersplannen overeenkomstig het WTECV-advies geëvalueerd en geactualiseerd. Die omvatten plannen voor de visserijen met bootzegens, landzegens, spannetten ("gangui") en kleine ringzegens in Kroatië, Frankrijk, Griekenland en Spanje. Die procedure zal in 2018 worden versneld.


Een betere controle en handhaving is in deze zeebekkens eveneens een prioriteit. In 2017 heeft de Commissie de werkingssfeer van het specifiek controle- en inspectieprogramma (SCIP) voor de Middellandse Zee uitgebreid tot heek en roze diepzeegarnaal in het Kanaal van Sicilië 14 . Het aantal door het Europees Bureau voor visserijcontrole gecoördineerde gezamenlijke campagnes is eveneens aanzienlijk toegenomen 15 .


Meer informatie over de voortgang van meerjarenplannen in de EU is te vinden in punt 2.5.1.


Op internationaal niveau streeft de Commissie ernaar de politieke verbintenissen van de verklaring 'Malta MedFish4Ever' 16 om te zetten in concrete acties.


In het kader van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) zijn in 2017 belangrijke door de EU voorgestelde maatregelen overeengekomen:


-een meerjarenplan voor tarbot in de Zwarte Zee;

-een regionaal actieplan om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te bestrijden;

-een internationale gezamenlijke inspectie- en surveillanceregeling buiten de wateren onder nationale jurisdictie in het Kanaal van Sicilië;

-een regionaal adaptief beheersplan voor de exploitatie van rood koraal in de Middellandse Zee; en

-een voor de visserij beperkt gebied in het Jabuka/Pomo Pit-gebied in de Adriatische Zee.


De belangrijkste mijlpaal voor 2018 is de goedkeuring van de verklaring van Sofia door de oeverstaten van de Zwarte Zee, volgend op de in 2016 onderschreven verklaring van Boekarest. De Commissie zal ook trachten overeenstemming te bereiken over een regionaal beheersplan voor Europese aal en instandhoudingsmaatregelen voor demersale visserijen in het centrale en oostelijke deel van de Middellandse Zee, voor belangrijke commerciële soorten zoals geaderde stekelhoorn, alsook voor kleine pelagische soorten in de Adriatische Zee, aangezien daar geen EU-meerjarenplan van toepassing is.


De werkzaamheden van de EU in het kader van de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT) hebben ook reeds resultaten opgeleverd:  de hoge biomassaniveaus die voor blauwvintonijn zijn gemeld in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee hebben het mogelijk gemaakt de TAC's voor 2018-2020 17 te verhogen in overeenstemming met het wetenschappelijke advies. Dat vormde ook een aanzet voor een nieuw beheerskader, waarbij van een herstelplan wordt overgegaan naar een beheersplan, en kleinschalige visserij op die manier kan worden hervat, terwijl strenge regels voor controle gehandhaafd blijven. Voor zwaardvis in de Middellandse Zee is in het onlangs goedgekeurde herstelplan een TAC vastgesteld van 10 500 ton vanaf 2017 en een lineaire verlaging van 3 % per jaar tot 2022. In 2017 heeft de ICCAT voorts een bevriezing van de vangstcapaciteit voor vaartuigen die vissen op witte tonijn in de Middellandse Zee goedgekeurd 18 .


1.4.De toestand van de vissersvloot van de EU

De vangstcapaciteit van de EU-vloot is wederom kleiner geworden. In december 2017 waren in het EU-vlootregister 82 912 vaartuigen ingeschreven met een totale capaciteit van 1 487 983 brutotonnage (BT) en 5 763 933 kilowatt (kW). In vergelijking met het voorgaande jaar stemt dit overeen met een vermindering van 1,45 % in termen van het aantal vaartuigen, 9,59 % in BT en 6,54 % in kW. Een aantal vlootsegmenten zijn echter niet in evenwicht met hun vangstmogelijkheden.


De economische prestaties van de EU-vloot zijn opnieuw verbeterd en de nettowinst bedroeg 1,3 miljard EUR in 2016. De EU-vloot heeft ongeveer 5 miljoen ton vis en week-, schaal- en schelpdieren aangeland met een gerapporteerde aanlandingswaarde van 7,7 miljard EUR. De bruto toegevoegde waarde en de brutowinst (beide uitgezonderd subsidies) die door de EU-vloot (uitgezonderd Griekenland) is gegenereerd, beliep respectievelijk 4,5 miljard EUR en 2,1 miljard EUR. De nettowinstmarge bedroeg 17 %, aanzienlijk meer dan de marge in 2015 (11 %). De prognoses voor 2017 en 2018 wijzen op positieve economische resultaten.


Wat sociale duurzaamheid betreft, neemt de totale werkgelegenheid in de EU-vloot uitgedrukt in voltijdequivalenten (VTE) sinds 2008 elk jaar met gemiddeld 1,3 % af, deels als gevolg van de daling in de capaciteit van de EU-vloot. Het gemiddeld loon per VTE neemt echter toe met gemiddeld 2,7 % per jaar. Het gemiddelde jaarinkomen per VTE bedraagt 24 800 EUR.


Een belangrijke ontwikkeling in de verbetering van de arbeidsomstandigheden in de EU-vloot is de succesvolle omzetting in het EU-recht van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO-Verdrag C188), zoals is overeengekomen door de sociale partners in de EU 19 . Dat verdrag creëert één enkel samenhangend instrument om de levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden aan boord van vissersvaartuigen te verbeteren. Slechts een aantal lidstaten hebben de internationale verdragen die relevant zijn voor de visserij geratificeerd 20 en de omzetting van deze normen in het EU-recht is nog steeds niet afgerond. Fatsoenlijke arbeids-, gezondheids- en veiligheidsomstandigheden aan boord van vissersvaartuigen zijn een belangrijk punt op de agenda van de Commissie.


1.5.Governance

1.5.1.Vorderingen met de meerjarenplannen

De recente goedkeuring van een meerjarenplan voor demersale bestanden in de Noordzee is een belangrijke ontwikkeling die ertoe zal bijdragen dat de visserijen op lange termijn duurzaam zijn. Na het meerjarenplan voor de Oostzee in 2016 is dit is het tweede meerjarenplan dat is goedgekeurd. Het Europees Parlement en de Raad hebben evenwel nog geen akkoord bereikt over het door de Commissie in 2017 voorgestelde meerjarenplan voor sardine en ansjovis in de Adriatische Zee en het ziet er niet naar uit dat dit plan snel zal worden goedgekeurd. De Commissie werkt nauw samen met alle betrokken partijen om de besprekingen te vergemakkelijken, opdat zo snel mogelijk maatregelen kunnen worden getroffen om deze bestanden in kritieke toestand te beschermen.


In maart 2018 heeft de Commissie twee nieuwe meerjarenplannen voorgesteld: één voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en één voor demersale soorten in de westelijke wateren. Een akkoord bereiken over deze voorstellen is belangrijk voor de verwezenlijking van FMSY en de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting.


1.5.2.Regionalisering en betrokkenheid van belanghebbenden

Met de GVB-hervorming van 2013 is het principe van regionalisering ingevoerd: wanneer regionalisering wordt toegepast, kunnen de betrokken lidstaten gezamenlijke aanbevelingen indienen voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen van de Commissie. In de nieuwe generatie meerjarenplannen zijn ook bepalingen vervat betreffende regionalisering, die lidstaten en belanghebbenden toestaan samen te werken aan op maat gesneden beheersmaatregelen die geschikt zijn voor hun zeebekkens.


Regionalisering heeft een belangrijke rol gespeeld bij de geleidelijke invoering van de aanlandingsverplichting. De gezamenlijke aanbevelingen inzake instandhoudingsmaatregelen voor Natura 2000-gebieden en andere beschermde gebieden overeenkomstig artikel 11 van de GVB-verordening waren minder talrijk, en hebben enkel betrekking op bepaalde gebieden in de Noordzee en de Oostzee. Om mediterrane lidstaten te helpen een beter inzicht te krijgen in de voordelen van instandhoudingsmaatregelen in het kader van het GVB is in oktober 2017 in Zadar een specifieke workshop over dit onderwerp gehouden. De lidstaten en de belanghebbenden moeten in dit verband meer inspanningen leveren. Om hun taken te vergemakkelijken zal de Commissie een document met richtsnoeren opstellen over het uitwerken van gedelegeerde handelingen uit hoofde van artikel 11 van de GVB-verordening. Voorts heeft de Commissie eerder dit jaar verslag uitgebracht over de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheden uit hoofde van het GVB 21 .


Regionalisering heeft eveneens de rol van de adviesraden versterkt – de voornaamste organisaties van belanghebbenden die in het kader van het GVB zijn opgericht. De lidstaten moeten bij het opstellen van hun gezamenlijke aanbevelingen de adviesraden raadplegen. Als gevolg daarvan is het aantal aanbevelingen van adviesraden opnieuw toegenomen van 56 in 2016 tot 64 in 2017.


De deskundigheid van de adviesraden is essentieel voor de succesvolle uitvoering van het GVB. De Commissie en de lidstaten baseren zich op de analyse van de adviesraden om verstikkingssituaties te voorkomen of ten minste te temperen in het kader van de bestaande EU-regels. Adviesraden kunnen ook strategieën voor duurzaam beheer ontwikkelen, zoals de twee beheersstrategieën voor tong in de Golf van Biskaje en het oostelijk deel van het Kanaal, die visserijen hebben opgeleverd conform FMSY en hebben gezorgd voor verhoogde quota voor vissers.


1.6.Aanlandingsverplichting

In 2018 is verdere vooruitgang geboekt met de geleidelijke invoering van de aanlandingsverplichting. Pelagische visserijen en visserijen in de Oostzee en de Zwarte Zee vallen reeds volledig onder de aanlandingsverplichting. Wat demersale visserijen betreft, is de reikwijdte van de aanlandingsverplichting over het algemeen toegenomen van 35 % (vorig jaar) naar 44 % in volume: dit stemt overeen met 34 % in de Noordzee, 51 % in de noordwestelijke wateren en 65 % in de zuidwestelijke wateren. In de Middellandse Zee valt ongeveer 66 % van de totale aangelande vangsten onder de aanlandingsverplichting. Dat aandeel komt ongeveer overeen met 94 % voor kleine pelagische soorten, 24 % voor demersale soorten en 71 % voor tweekleppige weekdieren. In de Zwarte Zee geldt de aanlandingsverplichting sinds 2017 voor alle vangsten van soorten waarvoor een TAC geldt, namelijk sprot en tarbot.


Overeenkomstig de bepalingen van de basisverordening zal de aanlandingsverplichting met ingang van 1 januari 2019 van toepassing zijn op alle vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden en in de Middellandse Zee eveneens op vangsten van soorten waarvoor minimuminstandhoudingsreferentiegrootten gelden. Om de volledige en tijdige uitvoering van de aanlandingsverplichting te vergemakkelijken, moet ten volle gebruik worden gemaakt van de bestaande flexibiliteit waarin het GVB voorziet.


Op basis van de beschikbare informatie zijn tot dusver geen verstikkingssituaties vastgesteld die het gevolg zijn van de aanlandingsverplichting. Niettemin vormen de FMSY-doelstelling voor 2020 en de volledige toepassing van de aanlandingsverplichting een uitdaging en worden de lidstaten en de adviesraden daarom aangemoedigd hun werkzaamheden voort te zetten, met name om na te gaan in welke gevallen er voldoende vis in het systeem is om aan de hand van quotaoverdrachten verstikking te voorkomen. De lidstaten moeten ook nagaan of hun interne regels kunnen worden verbeterd. De benutting van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij om de uitvoering van de aanlandingsverplichting te ondersteunen blijft zeer laag: slechts 49 miljoen EUR is geoormerkt voor maatregelen in verband met de aanlandingsverplichting 22 .


De Commissie zet zich ten volle in voor samenwerking met de lidstaten en de adviesraden om de uitvoering van de aanlandingsverplichting te vergemakkelijken. De recente wijziging van artikel 15, lid 6, van de GVB-verordening, die het mogelijk maakt de teruggooiplannen met een aanvullende termijn van drie jaar te verlengen, bevestigt die inzet 23 . Het Europees Parlement en de Raad zouden moeten gebruikmaken van deze aanvullende termijn om een akkoord te bereiken over de recentelijk door de Commissie voorgestelde meerjarenplannen, aangezien meerjarenplannen een nuttig instrument zijn voor het aanpakken van mogelijke verstikkingssituaties. De Commissie zal ondersteuning blijven bieden om verdere mogelijkheden te onderzoeken, in het bijzonder betreffende verstikkingssituaties, binnen de grenzen van de bestaande EU-regels en op basis van specifieke door de lidstaten voorgestelde voorbeelden.


Wat de handhaving en controle betreft, wordt het steeds duidelijker dat traditionele controlemiddelen zoals inspecties op zee en bewaking vanuit de lucht, minder doeltreffend zijn dan technologie voor continue elektronische monitoring op afstand (REM) zoals gesloten televisiecircuits (CCTV) en sensoren. Bij gebrek aan een akkoord op regionaal niveau en om een gelijk speelveld te waarborgen, is de Commissie recentelijk in gesprek getreden met de lidstaten en het EFCA om deze kwestie aan de orde te stellen in de SCIP's die zijn vastgesteld in het kader van de controleverordening 24 .


1.7.De bredere context: internationale oceaangovernance en de 'Our Ocean'-conferentie van 2017


In 2017 organiseerde de EU met succes de vierde editie van de 'Our Ocean'-conferentie. Die mondde uit in 433 concrete verbintenissen, goed voor 7,2 miljard EUR in financiële toezeggingen en 2,5 miljoen km2 aanvullende beschermde mariene gebieden.


In het kader van de gezamenlijke mededeling over internationale oceaangovernance zijn de werkzaamheden van de Commissie op internationaal niveau voorts gericht op:


-actieve bevordering van duurzaam visserijbeheer buiten de EU-wateren via regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's);

-ondersteuning van een betere coördinatie tussen ROVB's en regionale zeeverdragen en samenwerking met wereldwijde organisaties;

-bestrijding van IOO-visserij en versterking van het duurzaam beheer van mariene hulpbronnen via bilateraal overleg en werkgroepen. De inwerkingtreding van de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen in juni 2016, de goedkeuring van de vrijwillige richtsnoeren inzake vangstdocumentatieprogramma's van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) in juli 2017 en de lancering van de eerste werkversie van het mondiaal register van vissersvaartuigen, koelschepen en hulpschepen van de FAO in april 2017 zijn op dit gebied belangrijke ontwikkelingen;

-opvullen van lacunes in het internationale kader. Het bereiken van een internationaal akkoord dat ongereglementeerde commerciële visserij in de open zee in het Noordpoolgebied voorkomt, is op dit gebied een belangrijke verwezenlijking;

-ontwikkeling van duurzame visserij en aquacultuur en capaciteitsopbouw in de sector door middel van EU-steunprogramma's met regionale entiteiten en landen in de Stille Oceaan, de Indische Oceaan en West-Afrika. In 2017 zijn twee nieuwe regionale programma’s goedgekeurd: PESCAO (West-Afrika) en PEUMP (Stille Oceaan);

-verbetering van de governance in de visserijsector en duurzame ontwikkeling van plaatselijke visserijen via partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij.


De nieuwe verordening inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten 25 , die op 12 december 2017 in werking is getreden, heeft tot doel de rol van de EU te versterken als mondiale speler in de visserij, de oceaangovernance en de strijd tegen IOO-visserij.


2.TAC-voorstellen voor 2019

De vaststelling van de TAC's voor 2019 zal worden gekenmerkt door drie mijlpalen: de snel naderende FMSY-doelstelling voor 2020, de volledige invoering van de aanlandingsverplichting vanaf 2019 en de vangstmogelijkheden op basis van de meerjarenplannen voor de Oostzee en de Noordzee. De drie mijlpalen zijn allemaal even belangrijk voor zowel belanghebbenden als de lidstaten en moeten in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de TAC's om de samenhang te waarborgen.


2.1.Algemene doelstellingen van de voorstellen voor vangstmogelijkheden in 2019

De belangrijkste doelstelling van de Commissie is verdere aanzienlijke vooruitgang te boeken met de verwezenlijking van FMSY aangezien dit het laatste jaar is vooraleer de FMSY-doelstelling voor 2020 moet bereikt zijn. Zoals hierboven is uiteengezet, heeft de Unie belangrijke vooruitgang geboekt met de bestanden met een FMSY-beoordeling die door de EU alleen worden beheerd.


Waarborgen dat alle TAC's zich op FMSY-niveau bevinden, is echter een uitdaging. Zowel om biologische als sociaal-economische redenen is het waarschijnlijk niet mogelijk alle bestanden tegelijkertijd op FMSY-niveau te bevissen. Daarom vereist het behoud van de FMSY-doelstelling van het GVB continue inspanningen.


2.2.Hoe onze doelstellingen verwezenlijken – van wetenschap tot onderhandelingen over vangstmogelijkheden

De basis voor de voorstellen van de Commissie voor vangstmogelijkheden wordt gevormd door het wetenschappelijke advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES), dat in verschillende delen wordt geleverd 26 . De Commissie is voornemens zo veel mogelijk bestanden op te nemen in haar voorlopige voorstellen. In het specifieke geval van het voorstel voor de Noordzee en de Atlantische Oceaan zullen de vangstmogelijkheden waarover pas laat (tussen oktober en december) advies wordt gegeven in het voorstel echter opnieuw worden aangegeven als pro memoria.


Een belangrijk onderdeel van het proces is de raadpleging van belanghebbenden, die van essentieel belang is. De Commissie verzoekt de lidstaten en belanghebbenden hun werkzaamheden tijdig te beginnen op basis van het publiekelijk beschikbare ICES-advies, in plaats van de Commissievoorstellen af te wachten. De belanghebbenden zullen vervolgens de mogelijkheid hebben aanbevelingen over vangstmogelijkheden te doen aan de Commissie, in het bijzonder via de respectievelijke adviesraden, en hun standpunten kenbaar te maken aan de lidstaten. In dit stadium moeten de belanghebbenden ook de sociaaleconomische impact van het ICES-advies in aanmerking nemen.


Rekening houdende met de bovengenoemde raadplegingen stelt de Commissie haar voorstellen op. Er komen vier voorstellen die respectievelijk betrekking hebben op de Oostzee (in september), de diepzeebestanden (in september), de Atlantische Oceaan en de Noordzee (in november), en de Zwarte Zee (in november) en die worden besproken in drie afzonderlijke zittingen van de Raad.


De Commissie zal de voorstellen toelichten en bespreken met de lidstaten in de aanloop naar en op de desbetreffende zittingen van de Raad. Tijdens de besprekingen zal de Commissie op basis van een door de lidstaten verstrekte solide economische analyse beoordelen of het bereiken van exploitatieniveaus die in overeenstemming zijn met FMSY in 2019 de sociale en economische duurzaamheid van de betrokken vissersvloten ernstig in gevaar zouden brengen 27 . Om deze besprekingen beter te organiseren, nodigt de Commissie de lidstaten uit om hun sociaaleconomische overwegingen tijdig voor te bereiden op basis van het ICES-advies en om hun belanghebbenden te raadplegen. Voor een zinvolle beoordeling van de sociaaleconomische overwegingen moeten de lidstaten hun overwegingen uiterlijk twee maanden voor de desbetreffende Raadszitting doen toekomen aan de Commissie.


Aangezien de TAC-voorstellen moeten worden vastgesteld vóór de terugtrekking van het VK, wordt voor 2018 geen wijziging in het besluitvormingsproces beoogd. De huidige bepalingen van het ontwerpterugtrekkingsakkoord dat de onderhandelaars op 19 maart 2018 zijn overeengekomen, voorzien in een overgangsperiode waarin de besluiten van de Raad over de vangstmogelijkheden voor 2019 volledig van toepassing moeten zijn op het VK gedurende heel 2019. Deze bepalingen zijn echter afhankelijk van de formele goedkeuring van het terugtrekkingsakkoord in zijn geheel door zowel de Unie als het VK en in afwachting daarvan bestaat geen rechtszekerheid over de toepassing van de bepalingen.


2.3.De vaststelling van vangstmogelijkheden voor verschillende soorten bestanden

De vangstmogelijkheden voor bestanden in de Oostzee en de Noordzee zullen worden vastgesteld in het kader van de betrokken meerjarenplannen, waarin de FMSY-bandbreedtes voor de visserijsterfte worden gedefinieerd en die dus een mate van flexibiliteit bieden. De Commissie beoogt beter te anticiperen op de noodzaak om van deze flexibiliteit gebruik te maken en werkt momenteel samen met ICES om als onderdeel van zijn jaarlijkse advies informatie te verkrijgen over het bestaan van gemengde visserij of afhankelijkheden binnen of tussen soorten. Indien dat advies op tijd beschikbaar is, is de Commissie voornemens de volledige FMSY-bandbreedtewaardes te gebruiken om TAC's voor te stellen, waar dat gerechtvaardigd is vanwege situaties met gemengde visserij of afhankelijkheden binnen of tussen soorten zoals bepaald in de meerjarenplannen.


Bij het opstellen van de voorstellen is het eveneens belangrijk ermee rekening te houden dat de vangstmogelijkheden vanaf 2019 zullen worden voorgesteld in het kader van de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting. Waar de Commissie in de voorgaande jaren volgend op haar oorspronkelijke voorstel TAC-aanvullingen ("top-ups") heeft voorgesteld, is zij met ingang van dit jaar voornemens voor de Oostzee en de Noordzee het ICES-aanlandingsadvies voor FMSY-bandbreedtes voor te stellen, en in voorkomend geval tegelijkertijd de de minimis-toewijzingen af te trekken. Ditzelfde zal ook gelden voor de Atlantische Oceaan. Om de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting in 2019 te vergemakkelijken is het van belang alle beschikbare mitigatie-instrumenten te benutten, in voorkomend geval met inbegrip van ICES-advies over de gemengde visserij.


Wat het wetenschappelijke advies betreft, moet worden opgemerkt dat ICES elke paar jaar benchmarks voor bestanden opstelt. Wanneer zulke benchmarks zeer grote verschillen opleveren wat betreft het ICES-advies voor 2019 in vergelijking met het advies voor 2018, wil de Commissie overwegen grote variaties per geval te plafonneren om het advies geleidelijk in te voeren en de impact ervan op de vaststelling van de TAC te beperken, met inachtneming van het bestaand juridisch kader.

Een aantal meerjarenplannen die werden goedgekeurd voor de GVB-hervorming van 2013 zijn niet langer verenigbaar met de doelstellingen van het nieuwe GVB, bijvoorbeeld omdat zij een minder ambitieuze doelstelling bevatten. Dat is het geval voor zuidelijke heek en langoustine. In zulke gevallen is de Commissie voornemens TAC's voor te stellen waarmee in 2019 FMSY kan worden bereikt, rekening houdend met ICES-advies over gemengde visserijen.


Voor bestanden met een FMSY-beoordeling waarover met partnerlanden buiten de EU overleg wordt gepleegd in het kader van het bilaterale overleg tussen de EU en Noorwegen en het overleg tussen de kuststaten, blijft de Commissie ernaar streven om met hen tot een akkoord te komen en tegelijk vooruitgang te boeken met de verwezenlijking van FMSY.


Naast bestanden met een FMSY-beoordeling zal het Commissievoorstel ook betrekking hebben op enkele bestanden waarvoor ICES modellen voor het voorspellen van tendensen hanteert en kwantitatief vangstadvies geeft op basis van een proxy voor FMSY. Voor deze bestanden is de Commissie voornemens dezelfde benadering te volgen als voor bestanden met een MSY-beoordeling.


Tot slot ontvangt de Commissie voor een aantal bestanden die enkel als bijvangst worden geëxploiteerd, zoals de in een verklaring aan bod komende bestanden (zogenaamde statement stocks), voorzorgsadvies van ICES. Dat is het geval voor bijvangsten die in het kader van de plannen voor de Oostzee en de Noordzee worden gevangen maar ook voor bijvangsten in de Atlantische Oceaan. Soms worden de quota van de TAC's voor deze bijvangsten slechts in beperkte mate benut. Hun economisch belang is gering en er is weinig informatie over de toestand van deze bestanden. De Commissie zal nagaan wat voor de toekomst de beste benadering is, rekening houdend met: ICES-advies; het feit dat die bijvangsten slechts 5 % van de aan TAC's onderhevige aangelande vangsten uitmaken; en de noodzaak om verstikkingssituaties te vermijden voor economisch belangrijke doelsoorten.


Wat betreft het in kritieke toestand zijnde aalbestand is de Commissie voornemens voor alle zeebekkens passende maatregelen op te nemen in haar voorstel voor vangstmogelijkheden in de Atlantische Oceaan en de Noordzee op basis van het meest recente wetenschappelijke advies. De Commissie zal de situatie volgend jaar opnieuw beoordelen, rekening houdend met de resultaten van de evaluatie van de aalverordening, de bevindingen in de verslagen van de lidstaten over de uitvoering van hun beheersplannen voor aal, en de resultaten van de uitvoering van de geldende tijdelijke sluiting.


Vangstmogelijkheden voor bestanden die onder de regionale organisaties voor visserijbeheer vallen, zullen zoals gebruikelijk worden omgezet op basis van hun besluiten.


3.Conclusie

Over het algemeen maakt de Europese Unie vorderingen bij het uitvoeren van het GVB met een groeiend aantal TAC's die in overeenstemming zijn met FMSY. Het is nu echter niet het moment voor zelfgenoegzaamheid. We moeten doorgaan op de ingeslagen weg, want 2020 nadert snel.

In de Middellandse Zee en de Zwarte Zee blijft de situatie zorgwekkend. De EU neemt het voortouw om de situatie om te buigen, ook samen met haar internationale partners. De Commissie zal alles in het werk stellen om snel een akkoord van betekenis te bereiken over de twee voorgestelde nieuwe meerjarenplannen voor pelagische soorten in de Adriatische Zee en demersale soorten in het westelijke deel van de Middellandse Zee. De lidstaten moeten ook hun inspanningen opvoeren om te waarborgen dat hun nationale beheersplannen in het kader van de Middellandse-Zeeverordening in overeenstemming zijn met het nieuwe GVB.

De volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting gaat ook gepaard met uitdagingen, zowel wat betreft het temperen van mogelijke verstikkingssituaties als het waarborgen van een geharmoniseerde uitvoering op zee door middel van passende controle- en handhavingsinstrumenten. Nu de EU-vloot grotendeels winstgevend is, is het tijd om te garanderen dat de nodige maatregelen worden getroffen waarmee een duurzame en competitieve toekomst kan worden gewaarborgd voor de visserijsector van de EU.

Tijdschema


De planning van de werkzaamheden ziet eruit als volgt:

WanneerWat
Mei/juni/oktober/decemberBestandsadvies van ICES
Juni – septemberOpenbare raadpleging over de mededeling
14 septemberStudiebijeenkomst met de belanghebbenden over de toestand van de bestanden
SeptemberVaststelling van de TACvoorstellen voor de Oostzee
OktoberVaststelling van de TACvoorstellen voor de diepzee

Raad over de TAC's voor de Oostzee
NovemberVaststelling van de TACvoorstellen voor de Atlantische Oceaan/Noordzee/Zwarte Zee

Raad over de TAC's voor de diepzee
DecemberRaad over de TAC's voor de Atlantische Oceaan/Noordzee/Zwarte Zee


(1) De volledige verslagen over de uitvoering van de aanlandingsverplichting, de balans tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden, en de vorderingen bij de verwezenlijking van FMSY en de toestand van de bestanden zoals vereist op grond van artikel 15, lid 14, artikel 22, lid 4, en artikel 50 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van 11 december 2013 (PB L 354 van 28.12.2013), zijn opgenomen in het werkdocument van de diensten van de Commissie dat bij deze mededeling is gevoegd.
(2) Richtlijn 2008/56/EG (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).
(3) FAO-gebied 27, d.w.z. het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en aangrenzende zeeën.
(4) TAC's of vangstmogelijkheden zijn vangstbeperkingen die worden vastgesteld voor de meeste commerciële visbestanden en worden uitgedrukt in ton of in aantal exemplaren.
(5) Verordening (EU) 2016/1139 van 6 juli 2016 (PB L 191 van 15.7.2016, blz. 1).
(6) COM(2016) 493 final - 2016/0238 (COD).
(7) COM(2018) 115 final - 2018/050 (COD). 
(8) COM(2018) 149 final - 2018/074 (COD).
(9) COM(2017) 97 final - 2017/043 (COD).
(10) WTECV-Adhoc-18-01.
(11) Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van 18 september 2007 (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 17). Het stappenplan van de evaluatie is in april 2018 bekendgemaakt: http://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/initiatives/ares-2018-1986447_en  
(12) WTECV-Adhoc-18-01.
(13) Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 ( PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6 ).
(14) Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/17 van de Commissie van 5 januari 2018 ( PB L 4 van 9.1.2018, blz. 20 ).
(15) Van 482 inspecties in 2014 (blauwvintonijn) naar 2 855 inspecties in 2017 (blauwvintonijn, zwaardvis, witte tonijn en kleine pelagische soorten in de Adriatische Zee en demersale soorten in het Kanaal van Sicilië).
(16) Ministeriële verklaring MedFish4Ever van Malta. Ministeriële conferentie inzake de duurzaamheid van de visserij in de Middellandse Zee ( Malta, 30 maart 2017 ).
(17) ICCAT-aanbeveling 17-07 houdende wijziging van aanbeveling 14-04.
(18) ICCAT-aanbeveling 17-05 tot vaststelling van beheersmaatregelen voor het bestand van witte tonijn in de Middellandse Zee.
(19) Richtlijn 2017/159 van 19 december 2016 (PB L 25 van 31.1.2017, blz. 12).
(20) Verdrag C188 betreffende werk in de visserijsector, IAO 2007; STCW-F-verdrag, IMO 1995; Overeenkomst van Kaapstad van 2012 inzake de tenuitvoerlegging van het Protocol van Torremolinos voor de beveiliging van vissersvaartuigen, IMO 2012.
(21) COM(2018)79 final.
(22)

Doel van deze maatregelen is ondersteuning te bieden voor: uitrusting die de selectiviteit van vistuigen verbetert, uitrusting aan boord en uitrusting voor het uitbannen van teruggooi; investeringen in vissershavens, afslagen, aanlandings- en beschuttingsplaatsen; marktmaatregelen die gericht zijn op het vinden van nieuwe markten en het verbeteren van de voorwaarden voor het in de handel brengen van visserijproducten, waaronder ongewenste vangsten die worden aangeland.

(23) Verordening (EU) 2017/2092 (PB L 302 van 17.11.2017, blz. 1).
(24) Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 (PB L 343 van 22.12.2009).
(25) Verordening (EU) 2017/2403 van 12 december 2017 (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).
(26) Eind mei 2018 voor alle bestanden in de Oostzee, begin juni 2018 voor alle diepzeebestanden, eind juni 2018 voor 61 bestanden in de Noordzee, de Golf van Biskaje en de Keltische Zee en tussen oktober en december 2018 voor andere bestanden in de Noordzee en de Atlantische Oceaan.
(27) Basisverordening voor het GVB, overweging 7.