Artikelen bij COM(2018)473 - Oprichting, in het kader van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer, van het instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visa

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Voorwerp

1. Bij deze verordening wordt het instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visa (“het instrument”) opgericht als onderdeel van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer (“het fonds”).

2. Samen met Verordening (EU) .../... [Fonds voor douanecontroleapparatuur], tot vaststelling, als onderdeel van het [Fonds voor geïntegreerd grensbeheer] 59 , van het instrument voor financiële steun voor douanecontroleapparatuur], stelt deze verordening het fonds vast.

3. In deze verordening worden de doelstellingen van het instrument, het budget voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1)"blendingverrichting": door de begroting van de Unie ondersteunde actie, onder meer in het kader van blendingfaciliteiten overeenkomstig artikel 2, lid 6, van het Financieel Reglement, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun en/of financiële instrumenten uit de begroting van de Unie worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;

(2)“grensdoorlaatpost”: een door de bevoegde autoriteiten voor overschrijding van de buitengrenzen aangewezen doorlaatpost, waarvan kennis is gegeven overeenkomstig artikel 2, lid 8, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad 60 ;

(3)“Europees geïntegreerd grensbeheer”: de onderdelen vermeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2016/1624;

(4)“buitengrenzen”: de grenzen van de lidstaten, namelijk landgrenzen, inclusief de rivier- en meergrenzen en de zeegrenzen, alsmede hun luchthavens, rivierhavens, zeehavens en meerhavens waarop de bepalingen van het recht van de Unie betreffende de overschrijding van de buitengrenzen van toepassing zijn, waaronder begrepen de binnengrenzen waaraan de controles nog niet zijn opgeheven;

(5)“buitengrenssegment”: het geheel of een deel van de land- of zeebuitengrens van een lidstaat als omschreven in Verordening (EU) nr. 1052/2013;

(6)“hotspotgebied”: hotspotgebied als omschreven in artikel 2, punt 10, van Verordening (EU) 2016/1624;

(7)“binnengrenzen waaraan de controles nog niet zijn opgeheven”:

(a)de gemeenschappelijke grens tussen een lidstaat die het Schengenacquis volledig ten uitvoer legt en een lidstaat die het Schengenacquis overeenkomstig zijn respectievelijke toetredingsakte volledig moet toepassen, maar waarvoor het relevante besluit van de Raad op grond waarvan die staat wordt toegestaan dit acquis volledig toe te passen, nog niet in werking is getreden;

(b)de gemeenschappelijke grens tussen twee lidstaten die het Schengenacquis overeenkomstig hun respectieve toetredingsakte volledig moeten toepassen, maar waarvoor het relevante besluit van de Raad op grond waarvan die lidstaten wordt toegestaan dit acquis volledig toe te passen, nog niet in werking is getreden.

Artikel 3

Doelstellingen van het instrument

1. Dit instrument heeft als onderdeel van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer als beleidsdoelstelling bij te dragen aan een hoog niveau van veiligheid in de Unie door te zorgen voor krachtig en doeltreffend Europees geïntegreerd grensbeheer en tegelijkertijd het vrije verkeer van personen te waarborgen, met volledige inachtneming van de verbintenissen van de Unie op het gebied van de grondrechten.

2. In het kader van de beleidsdoelstelling van lid 1 draagt het instrument bij tot de verwezenlijking van de volgende specifieke doelstellingen:

(a)het ondersteunen van de doeltreffende tenuitvoerlegging van het Europees geïntegreerd grensbeheer door de Europese grens- en kustwacht, als gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Europees Grens- en kustwachtagentschap en de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor grensbeheer, teneinde legale grensoverschrijdingen te vergemakkelijken, irreguliere immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit te voorkomen en op te sporen en migratiestromen doeltreffend te beheren;

(b)het ondersteunen van het gemeenschappelijk visumbeleid om legaal reizen te vergemakkelijken en risico’s uit migratie- en veiligheidsoogpunt te voorkomen.

3. In het kader van de in lid 2 bedoelde specifieke doelstellingen wordt het instrument uitgevoerd aan de hand van de in bijlage II genoemde uitvoeringsmaatregelen.

Artikel 4

Reikwijdte van de steunverlening

1. In het kader van de doelstellingen van artikel 3 en overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen van bijlage II steunt het instrument met name de acties van bijlage III.

2. Teneinde de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, kan het instrument, indien nodig, acties ondersteunen overeenkomstig de in bijlage III bedoelde prioriteiten van de Unie met betrekking tot en in derde landen, conform artikel 5.

3. De volgende acties zijn niet subsidiabel:

(a)de in punt 1, onder a), van bijlage III bedoelde acties aan de binnengrenzen waaraan de controles nog niet zijn opgeheven;

(b)de acties die betrekking hebben op de tijdelijke en uitzonderlijke herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen als bedoeld in Verordening (EU) 2016/399;

(c)met betrekking tot de controle van goederen:

(1)de acties die uitsluitend gericht zijn op of resulteren in de controle van goederen;

(2)het aankopen, onderhouden of upgraden van apparatuur, met uitzondering van vervoermiddelen, indien onder meer gericht op of resulterend in de controle van goederen;

(3)andere acties krachtens deze verordening die hoofdzakelijk gericht zijn op of resulteren in de controle van goederen.

Als zich een noodsituatie voordoet, kunnen de in dit lid bedoelde niet-subsidiabele acties als subsidiabel worden aangemerkt.


Artikel 5

Subsidiabele entiteiten


1. De volgende entiteiten kunnen subsidiabel zijn:

(a)juridische entiteiten die gevestigd zijn in een van de volgende landen:

i) een lidstaat of een met een lidstaat verbonden land of gebied overzee;

ii) een in het werkprogramma opgenomen derde land, onder de daarin vermelde voorwaarden.

(b)elke juridische entiteit die is opgericht krachtens het recht van de Unie of elke internationale organisatie.

2. Natuurlijke personen kunnen niet subsidiabel zijn.

3. Juridische entiteiten die zijn gevestigd in een derde land, zijn bij wijze van uitzondering subsidiabel voor zover dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van een bepaalde actie.

4. Juridische entiteiten die deelnemen aan consortia van ten minste twee onafhankelijke entiteiten en die zijn gevestigd in verschillende lidstaten of met die lidstaten verbonden landen of gebieden overzee of in derde landen, zijn subsidiabel.


HOOFDSTUK II

FINANCIEEL EN UITVOERINGSKADER

Afdeling 1

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 6

Algemene beginselen

1. De krachtens deze verordening verleende steun is complementair aan nationaal, regionaal en lokaal optreden en is erop gericht waarde toe te voegen uit het oogpunt van de doelstellingen van deze verordening.

2. De Commissie en de lidstaten zorgen ervoor dat de steun die krachtens deze verordening en door de lidstaten wordt verleend, consistent is met de betreffende activiteiten, beleidsmaatregelen en prioriteiten van de Unie en complementair is aan andere instrumenten van de Unie.

3. Het instrument wordt uitgevoerd in gedeeld, direct of indirect beheer, overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder a), b) en c), van het Financieel Reglement.

Artikel 7

Budget

1. De financiële middelen voor de uitvoering van het instrument voor de periode 2021-2027 bedragen 8 018 000 000 EUR in lopende prijzen.

2. De financiële middelen worden als volgt gebruikt:

(a)4 811 000 000 EUR wordt toegewezen aan de in gedeeld beheer uitgevoerde programma’s, en daarvan is 157 200 000 EUR bestemd voor de in artikel 16 bedoelde bijzondere doorreisregeling, die in gedeeld beheer wordt uitgevoerd;

(b)3 207 000 000 EUR wordt toegewezen voor de thematische faciliteit.

3. Tot 0,52 % van de financiële middelen wordt toegewezen voor technische bijstand op initiatief van de Commissie voor de uitvoering van het instrument.

4. Krachtens de desbetreffende bepalingen van de associatieovereenkomsten worden regelingen vastgesteld om de aard en de modaliteiten te bepalen van de deelname van landen die bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengenacquis betrokken zijn. De financiële bijdragen van die landen worden gevoegd bij de in lid 1 vermelde totale middelen die uit de begroting van de Unie beschikbaar worden gesteld.

Artikel 8

Algemene bepalingen betreffende de uitvoering van de thematische faciliteit

1. De financiële middelen bedoeld in artikel 7, lid 2, onder b), worden flexibel toegewezen via de thematische faciliteit in het kader van gedeeld, direct of indirect beheer, overeenkomstig werkprogramma’s. De financiering uit de thematische faciliteit wordt gebruikt voor de onderdelen ervan:

(a)specifieke acties,

(b)acties van de Unie, en

(c)noodhulp.

De financiële middelen voor de thematische faciliteit worden ook gebruikt voor ondersteuning van technische bijstand op initiatief van de Commissie. 

2. De financiering uit de thematische faciliteit wordt gebruikt voor prioriteiten met een hoge toegevoegde waarde voor de Unie of om te voorzien in dringende behoeften, conform de overeengekomen prioriteiten van de Unie zoals uiteengezet in bijlage II.

3. Wanneer financiering uit de thematische faculteit in direct of indirect beheer aan de lidstaten wordt toegekend, wordt gewaarborgd dat de geselecteerde projecten niet worden beïnvloed door een met redenen omkleed advies van de Commissie met betrekking tot een inbreuk als bedoeld in artikel 258 van het VWEU die de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven of de prestatie van projecten in gevaar brengt.

4. Wanneer financiering uit de thematische faculteit in gedeeld beheer wordt uitgevoerd, beoordeelt de Commissie voor de toepassing van artikel 18 en artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) nr. .../... [GB-verordening] of de geplande acties niet worden beïnvloed door een met redenen omkleed advies van de Commissie met betrekking tot een inbreuk als bedoeld in artikel 258 van het VWEU die de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven of de prestatie van de projecten in gevaar brengt.

5. De Commissie stelt het totaalbedrag vast dat voor de thematische faciliteit beschikbaar is in het kader van de jaarlijkse begrotingskredieten van de Unie.

6. De Commissie stelt voor de thematische faciliteit financieringsbesluiten vast als bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement, waarin de doelstellingen en de te ondersteunen acties worden vermeld, alsmede de bedragen voor elk van de onderdelen daarvan, als bedoeld in lid 1. In de financieringsbesluiten wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen.

7. Na de vaststelling van een financieringsbesluit als bedoeld in lid 3 kan de Commissie de in gedeeld beheer uitgevoerde programma’s dienovereenkomstig aanpassen.

8. De financieringsbesluiten zijn jaarlijks of meerjarig en kunnen betrekking hebben op één of meer onderdelen van de thematische faciliteit.


Afdeling 2
Ondersteuning en uitvoering in gedeeld beheer

Artikel 9

Toepassingsgebied

1. Deze afdeling betreft het in artikel 7, lid 2, onder a), bedoelde deel van de financiële middelen en de aanvullende middelen die overeenkomstig het in artikel 8 bedoelde besluit van de Commissie inzake de thematische faciliteit in gedeeld beheer moeten worden uitgevoerd.

2. De steun in het kader van deze afdeling wordt uitgevoerd in gedeeld beheer, overeenkomstig artikel 63 van het Financieel Reglement en Verordening (EU) .../... [GB-verordening].

Artikel 10

Begrotingsmiddelen

1. De in artikel 7, lid 2, onder a), bedoelde middelen worden indicatief als volgt toegewezen aan de door de lidstaten in gedeeld beheer uitgevoerde nationale programma’s (hierna “de programma’s” genoemd):

(a)4 009 000 000 EUR aan de lidstaten overeenkomstig de criteria in bijlage I;

(b)802 000 000 EUR aan de lidstaten voor de aanpassing van de toewijzingen voor de programma’s als bedoeld in artikel 13, lid 1.

2. Indien het in lid 1, onder b), bedoelde bedrag niet wordt toegewezen, kan het resterende bedrag worden toegevoegd aan het in artikel 7, lid 2, onder b), bedoelde bedrag.

Artikel 11

Medefinancieringspercentages

1. De bijdrage uit de Uniebegroting bedraagt ten hoogste 75 % van de totale subsidiabele uitgaven van een project.

2. De bijdrage uit de Uniebegroting kan worden verhoogd tot 90 % van de totale subsidiabele uitgaven voor in het kader van specifieke acties uitgevoerde projecten.

3. De bijdrage uit de Uniebegroting kan worden verhoogd tot 90 % van de totale subsidiabele uitgaven voor de in bijlage IV vermelde acties.

4. De bijdrage uit de Uniebegroting kan worden verhoogd tot 100 % van de totale subsidiabele uitgaven voor operationele steun, waaronder begrepen de bijzondere doorreisregeling.

5. De bijdrage uit de Uniebegroting kan worden verhoogd tot 100 % van de totale subsidiabele uitgaven voor noodhulp.

6. In het besluit van de Commissie tot goedkeuring van een programma worden het medefinancieringspercentage en het maximumbedrag van de uit dit instrument verleende steun bepaald voor de in de leden 1 tot en met 5 bedoelde actietypes.

7. Voor elke specifieke doelstelling wordt in het besluit van de Commissie vastgesteld of het medefinancieringspercentage voor de specifieke doelstelling van toepassing is op:

(a)het totaal van de particuliere bijdrage en de overheidsbijdrage, of

(b)de overheidsbijdrage alleen.

Artikel 12

Programma's

1. Elke lidstaat zorgt ervoor dat de door zijn programma bestreken prioriteiten consistent zijn met en afgestemd zijn op de prioriteiten en uitdagingen van de Unie op het gebied van grensbeheer en visa, en dat zij stroken met het relevante acquis en de overeengekomen prioriteiten van de Unie. Bij het vaststellen van de prioriteiten van hun programma's zorgen de lidstaten ervoor dat de in bijlage II vastgestelde uitvoeringsmaatregelen voldoende aan bod komen.

2. De Commissie zorgt ervoor dat het Europees Grens- en kustwachtagentschap en zo nodig eu-LISA in een vroeg stadium bij de ontwikkeling van de programma’s van de lidstaten worden betrokken, voor zover deze agentschappen daartoe bevoegd zijn.

3. De Commissie raadpleegt het Europees Grens- en kustwachtagentschap over de ontwerpprogramma’s met een specifieke nadruk op de activiteiten die begrepen zijn onder de operationele steun conform artikel 3, lid 2, onder a), teneinde voor consistentie en complementariteit tussen de activiteiten van het agentschap en die van de lidstaten op het gebied van grensbeheer te zorgen, alsook om dubbele financiering te voorkomen en kostenefficiëntie te realiseren.

4. De Commissie kan het Europees Grens- en kustwachtagentschap en zo nodig eu-LISA bij toezicht- en evaluatietaken als bedoeld in afdeling 5 betrekken, met name om te waarborgen dat de met de steun van het instrument uitgevoerde acties in overeenstemming zijn met het relevante acquis van de Unie en de overeengekomen prioriteiten van de Unie.

5. Na de vaststelling van aanbevelingen binnen het toepassingsgebied van deze verordening overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1053/2013 en van de aanbevelingen in het kader van de uitvoering van kwetsbaarheidsbeoordelingen overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1624, onderzoekt de betrokken lidstaat samen met de Commissie de meest geschikte aanpak om met ondersteuning van dit instrument gevolg aan deze aanbevelingen te geven.

6. De Commissie betrekt het Europese Grens- en kustwachtagentschap zo nodig bij het onderzoeken van de meest geschikte aanpak om met ondersteuning van dit instrument gevolg aan de aanbevelingen te geven.

7. Bij de uitvoering van lid 5 maakt de lidstaat de uitvoering van maatregelen om geconstateerde tekortkomingen aan te pakken, en met name maatregelen om ernstige tekortkomingen en niet-conform bevonden aspecten te verhelpen, tot een prioriteit voor zijn programma.

8. Zo nodig wordt het betrokken programma aangepast om rekening te houden met de in lid 5 bedoelde aanbevelingen. Afhankelijk van de impact van de aanpassing kan het herziene programma door de Commissie worden goedgekeurd.

9. De betrokken lidstaat kan, in samenwerking en overleg met de Commissie en het Europees Grens- en kustwachtagentschap, in zoverre het agentschap bevoegd is, middelen in het kader van zijn programma, met inbegrip van de middelen die zijn geprogrammeerd voor operationele ondersteuning, opnieuw toewijzen om uitvoering te geven aan de in lid 5 bedoelde aanbevelingen die financiële gevolgen hebben.

10. Wanneer een lidstaat besluit met steun van het instrument projecten uit te voeren met of in een derde land, raadpleegt de betrokken lidstaat de Commissie vóór het begin van het project.

11. Wanneer een lidstaat besluit met steun van het instrument met of in een derde land acties ten uitvoer te leggen in verband met het monitoren, opsporen, identificeren, volgen, voorkomen en onderscheppen van niet-toegestane grensoverschrijdingen, waarmee wordt beoogd irreguliere immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit op te sporen, te voorkomen en te bestrijden of bij te dragen tot het beschermen en het redden van de levens van migranten, zorgt de betrokken lidstaat ervoor dat hij de Commissie in kennis heeft gesteld van de bilaterale of multilaterale samenwerkingsovereenkomsten met dat derde land overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1052/2013.

12. Voor met steun van dit instrument aangekochte operationele uitrusting, waaronder vervoermiddelen en communicatiesystemen die nodig zijn voor doeltreffend en veilig grenstoezicht, geldt het volgende:

(a)voordat de lidstaten de aankoopprocedure starten voor de verwerving, met steun van het instrument, van operationele uitrusting, waaronder vervoermiddelen en communicatiesystemen, vergewissen zij zich ervan dat deze uitrusting voldoet aan de door het Europees Grens- en kustwachtagentschap vastgestelde normen, voor zover deze normen voorhanden zijn, en controleren zij met het Europees Grens- en kustwachtagentschap de technische specificaties teneinde de interoperabiliteit met de door het Europees Grens- en kustwachtagentschap gebruikte middelen te waarborgen;

(b)alle door de lidstaten aangekochte operationele uitrusting voor grootschalig grensbeheer, zoals middelen voor lucht- en zeevervoer en bewaking op zee en vanuit de lucht, wordt geregistreerd in het kader van de pool van technische uitrusting van het Europees Grens- en kustwachtagentschap met het oog op de beschikbaarstelling van deze middelen overeenkomstig artikel 39, lid 8, van Verordening (EU) 2016/1624;

(c)De lidstaten kunnen besluiten om met steun van het instrument materieel aan te kopen voor maritieme operaties met meerdere doelen, mits dit materieel bij benutting door de relevante nationale autoriteiten ten minste 60 % van de totale gebruikstijd voor nationale doeleinden per jaar wordt ingezet bij grensbewakingsoperaties. Dit materieel wordt geregistreerd in het kader van de pool van technische uitrusting van het Europees Grens- en kustwachtagentschap met het oog op de beschikbaarstelling van deze middelen overeenkomstig artikel 39, lid 8, van Verordening (EU) 2016/1624;

(d)ter ondersteuning van de coherente planning van de capaciteitsontwikkeling voor de Europese grens- en kustwacht en het mogelijke gebruik van gezamenlijke aanbesteding stellen de lidstaten de Commissie als onderdeel van de verslaglegging overeenkomstig artikel 27 in kennis van de beschikbare meerjarige planning voor de aankopen van uitrusting die naar verwachting in het kader van het instrument zullen worden verricht. De Commissie geeft deze informatie door aan het Europees Grens- en kustwachtagentschap.

13. De met steun van dit instrument verzorgde opleiding op het gebied van grensbeheer wordt gebaseerd op de relevante geharmoniseerde en hoogwaardige Europese onderwijsnormen en gemeenschappelijke opleidingsnormen voor grens en kustbewaking.

14. De lidstaten streven met name de uitvoering van de in bijlage IV vermelde acties na. Om onvoorziene of nieuwe omstandigheden te ondervangen of de doeltreffende aanwending van financiering te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 29 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage IV.

15. Programmering als bedoeld in artikel 17, lid 5, van Verordening (EU) .../... [GB-verordening] wordt gebaseerd op de in de tabel 1 van bijlage VI vermelde interventietypes.


Artikel 13

Tussentijdse evaluatie

1. In 2024 wijst de Commissie het aanvullende bedrag bedoeld in artikel 10, lid 1, onder b), toe aan de programma’s van de betrokken lidstaten overeenkomstig de criteria bedoeld in lid 1, onder c), en in bijlage I, de punten 2 tot en met 11. De toewijzing wordt gebaseerd op de meest recente statistische gegevens die beschikbaar zijn voor de criteria bedoeld in lid 1, onder c), en in bijlage I, de punten 2 tot en met 11. De financiering geldt voor de periode vanaf het kalenderjaar 2025.

2. Indien ten minste 10 % van de initiële toewijzing van een programma als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder a), niet wordt gedekt door tussentijdse betalingsaanvragen die zijn ingediend overeenkomstig artikel 85 van Verordening (EU) .../... [GB-verordening], komt de betrokken lidstaat niet in aanmerking voor de in lid 1 bedoelde aanvullende toewijzing voor zijn programma.

3. Bij de toewijzing van de middelen uit de thematische faciliteit vanaf 2025 wordt in voorkomend geval rekening gehouden met de vooruitgang bij het bereiken van de mijlpalen van het prestatiekader bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) .../... [GB-verordening], en met de bij de uitvoering vastgestelde tekortkomingen.

Artikel 14

Specifieke acties

1. Specifieke acties zijn transnationale of nationale projecten die in overeenstemming zijn met de doelstellingen van deze verordening en waarvoor één, meerdere of alle lidstaten een aanvullende toewijzing voor hun programma’s kunnen ontvangen.

2. Naast hun overeenkomstig artikel 10, lid 1, berekende toewijzing kunnen de lidstaten financiering voor specifieke acties ontvangen, mits dit bedrag daarvoor vervolgens in het programma wordt aangewezen en wordt gebruikt om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.

3. Deze financiering wordt niet gebruikt voor andere acties in het programma, behoudens in naar behoren gemotiveerde omstandigheden en na goedkeuring van de Commissie door middel van de wijziging van het programma.

Artikel 15

Operationele steun

1. Operationele steun is een onderdeel van een toewijzing van een lidstaat dat kan worden gebruikt ter ondersteuning van overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het vervullen van de taken en diensten die een openbare dienstverlening ten bate van de Unie zijn.

2. Een lidstaat kan tot 30 % van het in het kader van het instrument aan zijn programma toegewezen bedrag gebruiken voor de financiering van operationele steun aan de overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het vervullen van de taken en diensten die een openbare dienstverlening ten bate van de Unie zijn.

3. De lidstaten die gebruikmaken van operationele steun, dienen het acquis van de Unie inzake grenzen en visa na te leven.

4. De lidstaten motiveren in het programma en in de jaarlijkse prestatieverslagen bedoeld in artikel 27 het gebruik van operationele steun voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening. Vóór de goedkeuring van het programma beoordeelt de Commissie, na overleg met het Europees Grens- en kustwachtagentschap in verband met de bevoegdheden van het agentschap overeenkomstig artikel 12, lid 3, de uitgangssituatie in de lidstaten die kenbaar hebben gemaakt dat zij van plan zijn gebruik te maken van operationele steun, rekening houdend met de door die lidstaten verstrekte informatie en, in voorkomend geval, de informatie die beschikbaar is in het licht van de Schengenevaluaties en de kwetsbaarheidsbeoordelingen, met inbegrip van de aanbevelingen naar aanleiding van Schengenevaluaties en kwetsbaarheidsbeoordelingen.

5. Onverminderd artikel 4, lid 3, onder c), wordt operationele steun geconcentreerd op specifieke taken en diensten van bijlage VII.

6. Om onvoorziene of nieuwe omstandigheden te ondervangen of de doeltreffende aanwending van financiering te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 29 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van specifieke taken en diensten in bijlage VII.

Artikel 16

Operationele steun voor de bijzondere doorreisregeling

1. Het instrument financiert een vergoeding voor gederfde leges uit transitvisa en aanvullende kosten die voortvloeien uit de toepassing van de regeling betreffende het doorreisfaciliteringsdocument (facilitated transit document – FTD) en het doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers (facilitated rail transit document – FRTD) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 693/2003 en Verordening (EG) nr. 694/2003.

2. De middelen die krachtens artikel 7, lid 2, onder a), aan Litouwen worden toegewezen voor de bijzondere doorreisregeling, worden beschikbaar gesteld als aanvullende operationele steun voor Litouwen, overeenkomstig de acties die in aanmerking komen voor operationele steun in het kader van het programma, zoals bedoeld in bijlage VII.

3. In afwijking van artikel 15, lid 2, kan Litouwen de krachtens artikel 7, lid 2, onder a), aan deze lidstaat toegewezen middelen gebruiken voor de financiering van operationele steun, in aanvulling op het in artikel 15, lid 2, bepaalde bedrag.

4. De Commissie en Litouwen bekijken de toepassing van dit artikel opnieuw, in het geval zich veranderingen voordoen die gevolgen hebben voor het bestaan of het functioneren van de bijzondere doorreisregeling.

Afdeling 3
Ondersteuning en uitvoering in direct en indirect beheer

Artikel 17

Toepassingsgebied

De Commissie voert de steun in het kader van deze afdeling ofwel op directe wijze uit, overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement, ofwel op indirecte wijze, overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.

Artikel 18

Acties van de Unie

1. Acties van de Unie zijn transnationale projecten of projecten die van bijzonder belang zijn voor de Unie, overeenkomstig de doelstellingen van deze verordening.

2. Op initiatief van de Commissie kan het instrument worden gebruikt voor het financieren van acties van de Unie in verband met de doelstellingen van deze verordening als bedoeld in artikel 3 en overeenkomstig de bijlagen II en III.

3. In het kader van acties van de Unie kan financiering worden verstrekt in alle vormen die zijn vastgesteld in het Financieel Reglement, zoals met name subsidies, prijzen en aanbestedingen. Er kan eveneens financiering worden verstrekt in de vorm van financiële instrumenten in het kader van blendingverrichtingen.

4. In gedeeld beheer uitgevoerde subsidies worden toegekend en beheerd overeenkomstig [titel VIII] van het Financieel Reglement.

5. Het evaluatiecomité dat de voorstellen beoordeelt, kan uit externe deskundigen bestaan.

6. Bijdragen aan een systeem voor onderlinge verzekeringen kunnen het risico in verband met de terugvordering van door ontvangers verschuldigde middelen dekken en worden beschouwd als een toereikende garantie krachtens het Financieel Reglement. De bepalingen in [artikel X] van Verordening (EU) …/… [opvolger van de verordening betreffende het Garantiefonds] zijn van toepassing.

Artikel 19

Blendingverrichtingen

Blendingverrichtingen waartoe in het kader van dit instrument wordt besloten, worden uitgevoerd in overeenstemming met [de InvestEU-verordening] en [titel X] van het Financieel Reglement.

Artikel 20

Technische bijstand op het niveau van de Commissie

Het instrument kan maatregelen op het gebied van technische bijstand ondersteunen die op initiatief van of namens de Commissie worden uitgevoerd. Dergelijke maatregelen kunnen voor 100 % worden gefinancierd. 

Artikel 21

Audits

Audits inzake het gebruik van de bijdrage van de Unie uitgevoerd door personen of entiteiten, daaronder begrepen andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van het Financieel Reglement.

Artikel 22

Informatie, communicatie en publiciteit

1. De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.

2. De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot dit instrument alsmede de acties en de resultaten ervan. De aan dit instrument toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij met de doelstellingen van deze verordening verband houden.


Afdeling 4
Ondersteuning en uitvoering in direct en indirect beheer

Artikel 23

Noodhulp

1. Het instrument verstrekt financiële bijstand om in urgente en specifieke behoeften te voorzien ingeval van een noodsituatie die voortvloeit uit een urgente en uitzonderlijke druk, waarbij de buitengrens van een of meer lidstaten is, wordt of naar verwachting zal worden overgestoken door een groot of onevenredig aantal onderdanen van derde landen, met name in grenssegmenten ten aanzien waarvan een zodanig impactniveau is vastgesteld dat de werking van het hele Schengengebied erdoor in gevaar komt, of ingeval van enige andere situatie van urgente en uitzonderlijke druk binnen het toepassingsgebied van deze verordening die om onmiddellijke actie vraagt.

2. Noodhulp kan bestaan uit direct aan de gedecentraliseerde agentschappen verleende subsidies.

3. Noodhulp kan aan programma’s van lidstaten worden toegewezen, bovenop hun overeenkomstig artikel 10, lid 1, berekende toewijzing, mits het bedrag daarvoor vervolgens in het programma wordt aangewezen. Deze financiering wordt niet gebruikt voor andere acties in het programma, behoudens in naar behoren gemotiveerde omstandigheden en na goedkeuring van de Commissie door middel van de wijziging van het programma.

4. In gedeeld beheer uitgevoerde subsidies worden toegekend en beheerd overeenkomstig [titel VIII] van het Financieel Reglement.

Artikel 24

Cumulatieve, complementaire en gecombineerde financiering

1. Aan een actie waaraan in het kader van het instrument een bijdrage is toegekend, kan ook een bijdrage worden toegekend uit andere programma’s van de Unie, met inbegrip van fondsen in gedeeld beheer, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De voor elk bijdragend programma van de Unie geldende regels zijn van toepassing op de respectieve bijdrage aan deze actie. De cumulatieve financiering mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten van de actie, en de steun uit de verschillende programma's van de Unie kan pro rata worden berekend overeenkomstig de documenten waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld.

2. Acties waaraan een Excellentiekeur is toegekend of die voldoen aan elk van de volgende, cumulatieve vergelijkbare voorwaarden:

(a)zij zijn beoordeeld in verband met een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het instrument;

(b)zij voldoen aan de minimale kwaliteitseisen van die oproep tot het indienen van voorstellen;

(c)zij kunnen wegens budgettaire beperkingen wellicht niet worden gefinancierd in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen,

komen in aanmerking voor steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds+ of het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, overeenkomstig artikel 67, lid 5, van Verordening (EU) .../... [GB-verordening] en artikel 8 van Verordening (EU) .../... [financiering, beheer en monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid], op voorwaarde dat dergelijke acties in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het desbetreffende programma. De regels van het fonds of instrument waaruit steun wordt verleend, zijn van toepassing.


Afdeling 5

Toezicht, verslaglegging en evaluatie

Onderafdeling 1 - Gemeenschappelijke bepalingen


Artikel 25

Toezicht en verslaglegging

1. Overeenkomstig haar verplichtingen inzake verslaglegging op grond van artikel 43, lid 3, onder h), punten i) en ii), van het Financieel Reglement verstrekt de Commissie het Europees Parlement en de Raad informatie over de prestaties overeenkomstig bijlage V.

2. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 29 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bijlage V te wijzigen om de nodige aanpassingen aan te brengen in de informatie over de prestaties die aan het Europees Parlement en de Raad dient te worden verstrekt.

3. De indicatoren voor de verslaglegging over de vorderingen van het instrument bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de onderhavige verordening zijn opgenomen in bijlage VIII. Voor de outputindicatoren bedragen de uitgangswaarden nul. De mijlpalen voor 2024 en de streefdoelen voor 2029 zijn cumulatief.

4. Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het toezicht op de uitvoering en de resultaten van het programma op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie en (in voorkomend geval) de lidstaten.

5. Teneinde te waarborgen dat effectief wordt beoordeeld in hoeverre het instrument zijn doelstellingen verwezenlijkt, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 29 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage VIII te herzien en de indicatoren aan te vullen indien dit noodzakelijk is, alsmede om deze verordening aan te vullen met bepalingen inzake de vaststelling van een kader voor toezicht en evaluatie, onder meer met betrekking tot het verstrekken van informatie door de lidstaten.

Artikel 26

Evaluatie

1. De Commissie onderwerpt deze verordening en de in het kader van dit instrument uitgevoerde acties aan een tussentijdse en een retrospectieve evaluatie.

2. De tussentijdse en de retrospectieve evaluatie worden tijdig uitgevoerd zodat ze in het besluitvormingsproces kunnen worden meegenomen overeenkomstig het tijdschema zoals vastgesteld in artikel 40 van Verordening (EU) .../... [GB-verordening].

Onderafdeling 2 - Bepalingen inzake gedeeld beheer


Artikel 27

Jaarlijkse prestatieverslagen

1. De lidstaat dient uiterlijk op 15 februari 2023 en vervolgens uiterlijk op dezelfde dag van elk volgend jaar tot en met 2031 een jaarlijks prestatieverslag als bedoeld in artikel 36, lid 6, van Verordening (EU) .../... [GB-verordening] bij de Commissie in. Het in 2023 ingediende verslag heeft betrekking op de uitvoering van het programma tot en met 30 juni 2022.

2. Het jaarlijks prestatieverslag bevat met name informatie over:

(a)de vorderingen bij de uitvoering van het programma en bij het bereiken van de mijlpalen en streefdoelen, rekening houdend met de meest recente gegevens, zoals vereist op grond van artikel 37 van Verordening (EU) .../... [GB-verordening];

(b)kwesties die van invloed zijn op de prestaties van het programma en de acties die zijn ondernomen om deze op te lossen;

(c)de complementariteit tussen de in het kader van het instrument ondersteunde acties en de door andere fondsen van de Unie verleende ondersteuning, met name die in of met betrekking tot derde landen;

(d)de bijdrage van het programma aan de tenuitvoerlegging van het acquis en de actieplannen van de Unie ter zake;

(e)de uitvoering van acties op het gebied van communicatie en zichtbaarheid;

(f)de vervulling van de randvoorwaarden en de toepassing daarvan tijdens de gehele programmeringsperiode.

3. De Commissie kan opmerkingen maken over het jaarlijks prestatieverslag binnen twee maanden na ontvangst daarvan. Als de Commissie binnen die termijn geen opmerkingen maakt, worden de verslagen geacht te zijn aanvaard.

4. Teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te waarborgen, stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarbij het model voor het jaarlijks prestatieverslag wordt bepaald. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

Artikel 28

Toezicht en verslaglegging

1. Toezicht en verslaglegging overeenkomstig titel IV van Verordening (EU) .../... [nieuwe GB-verordening] worden gebaseerd op de in de tabellen 1, 2 en 3 van bijlage VI vermelde interventietypes. Om onvoorziene of nieuwe omstandigheden te ondervangen of de doeltreffende aanwending van financiering te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 29 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage VI.

2. De gemeenschappelijke indicatoren worden gebruikt overeenkomstig artikel 12, lid 1, artikel 17 en artikel 37 van Verordening (EU) …/… [GB-verordening].


HOOFSTUK III

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 29

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.

2. De bevoegdheid om de in de artikelen 12, 15, 25 en 28 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend tot en met 31 december 2028.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 12, 15, 25 en 28 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 zijn neergelegd.

5. Wanneer de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

6. Een overeenkomstig de artikelen 12, 15, 25 en 28 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van die termijn heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 30

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een coördinatiecomité voor het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het instrument voor grensbeheer en visa. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing,

3. Indien het comité geen advies uitbrengt, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan. Dit geldt niet voor de uitvoeringshandeling bedoeld in artikel 27, lid 4.

Artikel 31

Overgangsbepalingen

1. Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van de betrokken acties in het kader van het instrument voor buitengrenzen en visa, dat als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid voor de periode 2014-2020 is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 515/2014 en op die acties van toepassing blijft totdat zij worden afgesloten.

2. De financiële middelen voor het instrument kunnen ook kosten dekken voor technische en administratieve bijstand die nodig is om de overgang naar het instrument te waarborgen voor de maatregelen die zijn vastgesteld krachtens zijn voorganger, het instrument voor buitengrenzen en visa als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid voor de periode 2014-2020, als vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 515/2014.


Artikel 32

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig de Verdragen.