Artikelen bij COM(2018)461 - Associatie van de landen en gebieden overzee met de EU, met inbegrip van de betrekkingen tussen de EU en Groenland en Denemarken anderzijds ("LGO-besluit")

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



DEEL I

ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE DE ASSOCIATIE VAN DE LANDEN EN GEBIEDEN OVERZEE MET DE UNIE


HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 - Voorwerp

1. Dit besluit brengt een associatie tot stand van de landen en gebieden overzee (LGO) met de Unie (de 'associatie'), die een partnerschap vormt op basis van artikel 198 VWEU en ten doel heeft de duurzame ontwikkeling van de LGO te ondersteunen en de waarden en normen van de Unie overal ter wereld te bevorderen.

2. De partners van de associatie zijn de Unie, de LGO en de lidstaten waarmee de LGO banden hebben.

3. In artikel 73 van dit besluit wordt het financieringsprogramma vastgesteld voor de associatie met alle LGO voor de periode 2021-2027 (hierna het 'programma' genoemd). In dit besluit worden de doelstellingen van het programma vastgesteld, alsmede de vormen van de financiering door de Unie en de regels voor de verstrekking van die financiering, zoals beschreven in bijlage I.

Artikel 2
Territoriale toepassing

De associatie is van toepassing op de in bijlage II bij het VWEU genoemde LGO.

Artikel 3
Doelstellingen, beginselen en waarden

1. De associatie tussen de Unie en de LGO is gegrondvest op doelstellingen, beginselen en waarden die door de LGO, de lidstaten waarmee zij banden hebben, en de Unie worden gedeeld.

2. De partners erkennen elkaars rechten om hun eigen beleid en prioriteiten voor duurzame ontwikkeling en hun eigen niveaus van binnenlandse milieu- en arbeidsbescherming vast te stellen, en om dienovereenkomstig de desbetreffende wetten en beleidsmaatregelen vast te stellen of te wijzigen, overeenkomstig hun verbintenissen op grond van de internationaal erkende normen en overeenkomsten. Zij streven in dit verband naar een hoog niveau van milieu- en arbeidsbescherming.

3. Bij de uitvoering van dit besluit laten de partijen zich leiden door een streven naar transparantie, subsidiariteit en doelmatigheid en besteden zij gelijke aandacht aan de drie pijlers van de duurzame ontwikkeling van de LGO: economische ontwikkeling, sociale ontwikkeling en milieubescherming.

4. De algemene doelstelling van dit besluit is het bevorderen van de economische en sociale ontwikkeling van de LGO en het tot stand brengen van nauwe economische betrekkingen tussen hen en de Unie in haar geheel. Met de associatie wordt deze algemene doelstelling nagestreefd door versterking van het concurrentievermogen van de LGO, vergroting van de veerkracht van de LGO, vermindering van de kwetsbaarheid van hun economie en milieu, en stimulering van de samenwerking tussen hen onderling en met andere partners.

5. Overeenkomstig artikel 3, lid 5, en artikel 21 VEU heeft het besluit de volgende specifieke doelstellingen:

(a)bevorderen en ondersteunen van de samenwerking met de LGO;

(b)ondersteunen van en samenwerken met Groenland bij de aanpak van zijn belangrijkste uitdagingen, zoals het opkrikken van het onderwijsniveau en bijdragen tot de capaciteit van het Groenlandse bestuur om nationaal beleid uit te werken en uit te voeren.

6. Bij het nastreven van die doelstellingen neemt de associatie de grondbeginselen in acht van vrijheid, democratie, mensenrechten en fundamentele vrijheden, de rechtsstaat, goed bestuur en duurzame ontwikkeling, die gemeenschappelijk zijn voor alle LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben.

Artikel 4 - Beheer van de associatie

De associatie wordt beheerd door de Commissie en de autoriteiten van de LGO en indien nodig de lidstaten waarmee de LGO banden hebben, overeenkomstig hun respectieve institutionele, wettelijke en financiële bevoegdheden.

Artikel 5 - Wederzijdse belangen, complementariteit en prioriteiten

1. De associatie vormt het kader voor beleidsdialoog en samenwerking inzake vraagstukken van wederzijds belang.

2. Er wordt prioriteit gegeven aan samenwerking op gebieden van wederzijds belang, zoals:

(a)economische diversifiëring van de economieën van de LGO, met inbegrip van hun verdere integratie in de regionale en de wereldeconomie; specifiek voor Groenland: de noodzaak om de vaardigheden van de beroepsbevolking te versterken;

(b)bevordering van de groene en de blauwe economie;

(c)duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van het behoud en het duurzame gebruik van biodiversiteit en ecosysteemdiensten;

(d)beperking van de klimaatverandering en aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering;

(e)bevordering van rampenrisicovermindering;

(f)bevordering van samenwerkingsactiviteiten op het gebied van onderzoek, innovatie en wetenschap;

(g)bevordering van sociale, culturele en economische uitwisselingen tussen de LGO, hun buurlanden en andere partners;

(h)Arctische vraagstukken.

3. De samenwerking op gebieden van wederzijds belang is gericht op de bevordering van de autonomie van de LGO en de ontwikkeling van hun vermogen om de in lid 2 genoemde strategieën en beleidslijnen te formuleren, uit te voeren en te monitoren.

Artikel 6 - Bevordering van de associatie

1. Om hun onderlinge betrekkingen te versterken, streven de Unie en de LGO ernaar hun burgers met de associatie bekend te maken, in het bijzonder door de ontwikkeling van banden en samenwerking tussen autoriteiten, wetenschappers, maatschappelijke organisaties en bedrijven van de LGO enerzijds en die van de Unie anderzijds te bevorderen.

2. De LGO beijveren zich ervoor hun banden met de Unie in haar geheel te versterken en te bevorderen. De lidstaten ondersteunen deze inspanningen.

Artikel 7
Regionale samenwerking, regionale integratie en samenwerking met andere partners

1. Met inachtneming van artikel 3 streeft de associatie ernaar de LGO te steunen bij hun inspanningen om deel te nemen aan relevante internationale, regionale en/of subregionale integratieprocessen, overeenkomstig hun eigen aspiraties en de door de bevoegde LGO-autoriteiten vastgestelde doelstellingen en prioriteiten.

2. De Unie en de LGO kunnen daartoe informatie en beste praktijken uitwisselen en andere vormen van nauwe samenwerking en coördinatie met andere partners in het kader van de deelname van de LGO aan regionale en internationale organisaties tot stand brengen, waar van toepassing door middel van internationale overeenkomsten.

3. De associatie is gericht op ondersteuning van de samenwerking tussen de LGO en andere partners op de in deel II en deel III van dit besluit genoemde samenwerkingsgebieden. Het doel van de associatie in dit verband is het stimuleren van de samenwerking tussen de LGO en de in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden, hun buurlanden die behoren tot de Groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS) en andere buurlanden en gebieden die daar niet toe behoren. Om dat doel te bereiken, verbetert de Unie de coördinatie en stimuleert zij synergieën tussen de desbetreffende programma's van de Unie. De Unie streeft er voorts naar de LGO te betrekken bij haar dialoog met hun buurlanden, zowel ACS- als niet-ACS-staten en gebieden, en, indien passend, met de ultraperifere gebieden.

4. De steun voor de deelname van de LGO aan relevante organisaties voor regionale integratie richt zich in het bijzonder op:

(a)opbouw van de capaciteit van relevante regionale organisaties en instellingen waarvan de LGO deel uitmaken;

(b)regionale of subregionale initiatieven zoals de uitvoering van het beleid betreffende sectorale hervorming op de in deel II en deel III van dit besluit genoemde samenwerkingsgebieden;

(c)de bekendheid van de LGO met het effect van de regionale integratieprocessen op verschillende gebieden en hun kennis daarvan;

(d)de deelname van de LGO aan de ontwikkeling van regionale markten binnen organisaties voor regionale integratie;

(e)grensoverschrijdende investeringen van de LGO in hun buurlanden en omgekeerd.

Artikel 8
Deelname aan Europese groeperingen voor territoriale samenwerking

Voor de toepassing van artikel 7, leden 1 tot en met 3, van dit besluit impliceren de samenwerkingsinitiatieven of andere vormen van samenwerking tevens dat overheidsautoriteiten, regionale en subregionale organisaties, lokale autoriteiten en, waar relevant, andere publieke en private organen of instellingen (met inbegrip van openbaredienstverleners) uit een LGO kunnen deelnemen aan een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS), volgens de regels en doelstellingen van de samenwerkingsactiviteiten van dit besluit en van Verordening (EG) nr. 1302/2013 41 , en in overeenstemming met de regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het LGO banden heeft.

Artikel 9
Specifieke behandeling

1. De associatie houdt rekening met de diversiteit van de LGO wat betreft hun economische ontwikkeling en hun capaciteit om ten volle te profiteren van de in artikel 7 bedoelde regionale samenwerking en regionale integratie.

2. Voor geïsoleerde LGO wordt voorzien in een specifieke behandeling.

3. Teneinde geïsoleerde LGO in staat te stellen structurele en andere hindernissen voor hun ontwikkeling te overwinnen, houdt deze specifieke behandeling, onder meer bij de vaststelling van de omvang van de financiële bijstand en de daaraan verbonden voorwaarden, rekening met hun specifieke problemen.

4. Het LGO dat als geïsoleerd wordt aangemerkt, is St Pierre en Miquelon.


HOOFDSTUK 2

SAMENWERKING

Artikel 10
Algemene benadering

1. De associatie is gebaseerd op een brede dialoog en overleg over vraagstukken van wederzijds belang tussen de LGO, de lidstaten waarmee zij banden hebben en de Commissie, alsook in voorkomend geval de Europese Investeringsbank (EIB).

2. De LGO voeren waar nodig een dialoog en overleg met autoriteiten en instanties zoals:

(a)de bevoegde lokale autoriteiten en andere overheden;

(b)de economische en sociale partners;

(c)andere relevante organisaties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, zoals milieupartners, niet-gouvernementele organisaties en instanties die tot taak hebben de gelijkheid van vrouwen en mannen te bevorderen.

Artikel 11
Actoren van de samenwerking

1. Tot de actoren van de samenwerking in de LGO behoren:

(a)de overheidsinstanties van de LGO;

(b)de lokale autoriteiten in de LGO;

(c)openbare dienstverleners en maatschappelijke organisaties, zoals sociale, werkgevers- en beroepsorganisaties en vakbonden, alsmede lokale, nationale en internationale niet-gouvernementele organisaties;

(d)regionale en subregionale organisaties.

2. De lidstaten waarmee de LGO banden hebben, delen de Commissie mee welke de in lid 1, onder a) en b), bedoelde overheidsinstanties en lokale autoriteiten zijn.

Artikel 12
Verantwoordelijkheden van niet-overheidsactoren

1. Niet-overheidsactoren kunnen een rol spelen bij de uitwisseling van informatie en bij het overleg over de samenwerking, in het bijzonder wat de voorbereiding en uitvoering van projecten en programma's voor samenwerkingsbijstand betreft. Ter ondersteuning van lokale ontwikkelingsinitiatieven kunnen aan hen bevoegdheden worden gedelegeerd op het gebied van financieel beheer met het oog op de uitvoering van dergelijke projecten en programma's.

2. Niet-overheidsactoren die voor gedecentraliseerd beheer van projecten of programma's in aanmerking komen, worden in onderling overleg geïdentificeerd door de autoriteiten van de LGO, de Commissie en de lidstaten waarmee de LGO banden hebben, afhankelijk van het betrokken onderwerp en van hun deskundigheid en het gebied waarop zij actief zijn. Dit geschiedt per afzonderlijk LGO in het kader van de opstelling van de dialoog en het overleg als bedoeld in artikel 10.

3. De associatie dient bij te dragen tot de inspanningen van de LGO om maatschappelijke organisaties te versterken, met name wat betreft de oprichting en ontwikkeling ervan en het uitwerken van de nodige regelingen voor hun betrokkenheid bij de opzet, de uitvoering en de evaluatie van ontwikkelingsstrategieën en -programma's.


HOOFDSTUK 3

INSTITUTIONEEL KADER

Artikel 13
Richtsnoeren voor de dialoog

1. De Unie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, onderhouden een regelmatige en alomvattende politieke dialoog.

2. De institutionele, wettelijke en financiële bevoegdheden van de Unie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, worden bij deze dialoog volledig in acht genomen. De dialoog wordt op flexibele wijze gevoerd. Hij kan formeel of informeel zijn en wordt op een passend niveau gevoerd binnen het in artikel 14 bedoelde kader.

3. De dialoog stelt de LGO in staat om ten volle aan de tenuitvoerlegging van de associatie deel te nemen.

4. De dialoog richt zich onder meer op specifieke politieke vraagstukken van wederzijds belang of van algemeen belang voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de associatie.

5. De dialoog met Groenland moet met name de basis vormen voor brede samenwerking en dialoog op het gebied van onder meer energie, klimaatverandering en milieu, natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen en visbestanden, zeevervoer, onderzoek en innovatie, alsmede de Arctische dimensie van deze vraagstukken.

Artikel 14 - Dialoogfora

1. In het kader van de associatie worden de volgende fora voor dialoog ingesteld:

(a)jaarlijks vindt een forum voor dialoog tussen de LGO en de EU (het 'LGO-EU-forum') plaats, waaraan wordt deelgenomen door de autoriteiten van de LGO, vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie. Leden van het Europees Parlement, vertegenwoordigers van de EIB en vertegenwoordigers van de ultraperifere gebieden worden in voorkomend geval bij het LGO-EU-forum betrokken;

(b)op regelmatige basis voeren de Commissie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, trilateraal overleg. Dit overleg vindt minstens driemaal per jaar plaats op initiatief van de Commissie of op verzoek van de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben;

(c)de LGO, de lidstaten waarmee zij banden hebben en de Commissie stellen in onderling overleg adviserende werkgroepen in om de tenuitvoerlegging van de associatie te volgen, in een voor de te bespreken onderwerpen geschikte vorm. Deze werkgroepen worden bijeengeroepen op verzoek van de Commissie, een lidstaat of een LGO. Zij houden technische besprekingen over aangelegenheden die specifiek van belang zijn voor de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, ter aanvulling op de werkzaamheden in het kader van het LGO-EU-forum en/of het trilaterale overleg.

2. De Commissie bekleedt het voorzitterschap en voert het secretariaat van het LGO-EU-forum, het trilaterale overleg en de werkgroepen.

DEEL II

SAMENWERKINGSGEBIEDEN INZAKE DUURZAME ONTWIKKELING IN HET KADER VAN DE ASSOCIATIE


HOOFDSTUK 1

MILIEU, KLIMAATVERANDERING, OCEANEN EN RAMPENRISICOVERMINDERING

Artikel 15
Algemene beginselen

De samenwerking op het gebied van milieu, klimaatverandering en rampenrisicovermindering in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

(a)ondersteuning van de inspanningen van de LGO om beleid, strategieën, actieplannen en maatregelen uit te werken en uit te voeren;

(b)ondersteuning van de inspanningen van de LGO om in regionale netwerken en initiatieven te integreren;

(c)bevordering van duurzaam en efficiënt gebruik van hulpbronnen en aanmoediging om economische groei los te koppelen van achteruitgang van het milieu; en

(d)ondersteuning van de inspanningen van de LGO om als regionale knooppunten en kenniscentra te fungeren.

Artikel 16 - Duurzaam beheer en behoud van biodiversiteit en ecosysteemdiensten

De samenwerking op het gebied van duurzaam beheer en behoud van biodiversiteit en ecosysteemdiensten in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

(a)stimulering van de instelling en het doeltreffende beheer van mariene en terrestrische beschermde gebieden en beter beheer van bestaande beschermde gebieden;

(b)aanmoediging van duurzaam beheer van mariene en terrestrische hulpbronnen die bijdragen tot de bescherming van soorten, habitats en ecosysteemfuncties buiten de beschermde gebieden, in het bijzonder bedreigde, kwetsbare en zeldzame soorten;

(c)versterking van het behoud en het duurzame gebruik van mariene en terrestrische biodiversiteit en ecosystemen door:

i) de bredere problemen voor ecosystemen als gevolg van de klimaatverandering aan te pakken door gezonde, veerkrachtige ecosystemen in stand te houden en op groene en blauwe infrastructuur en ecosystemen gebaseerde benaderingen van aanpassing aan en beperking van de klimaatverandering te stimuleren, aangezien die vaak meervoudige voordelen opleveren;

ii) de capaciteiten op lokaal, regionaal en/of internationaal niveau te versterken door stimulering van de uitwisseling van informatie, kennis en beste praktijken tussen alle betrokkenen, waaronder overheden, grondeigenaars, particuliere bedrijven, onderzoekers en maatschappelijke organisaties;

iii) bestaande programma's voor natuurbehoud en aanverwante activiteiten binnen en buiten beschermingsgebieden te versterken;

iv) de kennisbasis te verbreden en kennislacunes aan te vullen, onder meer door de waarde van ecosysteemfuncties en -diensten te kwantificeren;

(d)aanmoediging en facilitering van regionale samenwerking om problemen in verband met invasieve niet-inheemse soorten of de gevolgen van klimaatverandering aan te pakken;

(e)ontwikkeling van mechanismen om middelen doeltreffender te benutten, zoals betaling voor ecosysteemdiensten.

Artikel 17
Duurzaam bosbeheer

De samenwerking op het gebied van duurzaam bosbeheer in het kader van de associatie kan betrekking hebben op het bevorderen van het behoud en duurzaam beheer van bossen, met aandacht voor de rol van bossen in de bescherming van het milieu tegen erosie en de bestrijding van woestijnvorming, alsook op bebossing en beheer van de houtexport.

Artikel 18
Geïntegreerd beheer van kustgebieden

De samenwerking op het gebied van het geïntegreerde beheer van kustgebieden in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

(a)ondersteuning van de inspanningen van de LGO om doeltreffend duurzaam beheer van mariene zones en kustgebieden tot stand te brengen door het opzetten van strategische en geïntegreerde benaderingen voor planning en beheer van mariene zones en kustgebieden;

(b)het in overeenstemming brengen van economische en sociale activiteiten als visserij en aquacultuur, toerisme, zeevervoer en landbouw met het potentieel van mariene zones en kustgebieden in termen van hernieuwbare energie en grondstoffen, met inachtneming van de gevolgen van klimaatverandering en menselijke activiteiten.

Artikel 19
Oceanen

1. De samenwerking op het gebied van internationale oceaangovernance in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

(a)intensivering van de dialoog over vraagstukken van wederzijds belang op dat gebied;

(b)stimulering van kennis van de zee en mariene biotechnologie, energie uit de zee, maritieme bewaking, beheer van kustgebieden en ecosysteemgebaseerd beheer;

(c)bevordering van geïntegreerde benaderingen op internationaal niveau;

(d)actieve bevordering van goed bestuur, beste praktijken en verantwoord visserijbeheer bij de instandhouding en het duurzame beheer van de visbestanden, waaronder visbestanden van wederzijds belang en visbestanden die worden beheerd door regionale organisaties voor visserijbeheer;

(e)dialoog en samenwerking inzake de instandhouding van visbestanden, alsook maatregelen ter bestrijding van illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserij en effectieve samenwerking met regionale organisaties voor visserijbeheer en binnen dergelijke organisaties. De dialoog en de samenwerking betreffen tevens controle- en inspectieregelingen, stimuleringsregeringen en verplichtingen inzake doeltreffender beheer van de visserij en de kust op lange termijn.

2. De in lid 1, onder d) en e), bedoelde samenwerking in het kader van de associatie wordt gebaseerd op de volgende beginselen, waarbij de samenhang en complementariteit partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied worden gewaarborgd:

(a)de verbintenis tot verantwoord visserijbeheer en verantwoorde visserijmethoden;

(b)het afzien van maatregelen of activiteiten die onverenigbaar zijn met de beginselen van duurzame exploitatie van de visbestanden;

(c)inachtneming van bestaande of toekomstige bilaterale partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied tussen de Unie en de LGO; de LGO streven naar regelmatig overleg over het behoud en het beheer van de levende mariene rijkdommen en informatie-uitwisseling over de ontwikkeling van de situatie van de bestanden tussen de Unie en de LGO in de in artikel 14 bedoelde fora van de associatie.

Artikel 20
Duurzaam waterbeheer

1. De samenwerking op het gebied van duurzaam waterbeheer in het kader van de associatie kan betrekking hebben op waterbeleid en institutionele opbouw, bescherming van watervoorraden, de watervoorziening in rurale en stedelijke gebieden voor huishoudelijke, industriële of landbouwdoeleinden, de opslag, de distributie en het beheer van de watervoorraden en het beheer van afvalwater.

2. Vooral in gebieden met een achterstand op het gebied van drinkwatervoorziening en riolering, en in gebieden die bijzonder kwetsbaar zijn voor natuurrampen, wordt aandacht besteed aan de toegang tot drinkwater en riolering omdat dit rechtstreeks bijdraagt tot de ontwikkeling van het menselijk potentieel door verbetering van de gezondheid en verhoging van de productie.

3. De samenwerking op die gebieden wordt geleid door het beginsel dat de aanhoudende noodzaak om de basisvoorzieningen op het gebied van water en riolering in steden en op het platteland uit te breiden op ecologisch duurzame wijze gevolg moet krijgen.

Artikel 21 - Afvalbeheer

De samenwerking op het gebied van afvalbeheer in het kader van de associatie kan betrekking hebben op bevordering van goede milieupraktijken bij alle activiteiten op het gebied van afvalbeheer, met inbegrip van het verminderen van afval, recycling of andere processen voor hergebruik, zoals de terugwinning van energie en het verwijderen van afval.

Artikel 22
Energie

De samenwerking op het gebied van duurzame energie in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

(a)productie en distributie van en toegang tot duurzame energie, in het bijzonder het ontwikkelen, bevorderen, gebruiken en opslaan van duurzame, koolstofarme energie uit hernieuwbare energiebronnen;

(b)het beleid en de regelgeving op energiegebied, met name de formulering van beleid en de vaststelling van regelgeving om betaalbare en houdbare energietarieven te waarborgen;

(c)energie-efficiëntie, met name de ontwikkeling en invoering van normen voor energiezuinigheid en de uitvoering van maatregelen daarvoor in diverse sectoren (industrie, handel, overheid en huishoudens), alsmede begeleidende educatieve activiteiten en voorlichting;

(d)vervoer, met name de ontwikkeling, de promotie en het gebruik van milieuvriendelijker openbare en particuliere vervoersmiddelen zoals hybride, elektrische en met waterstof aangedreven voertuigen, carpooling en fietsen;

(e)stadsplanning en stedenbouw, met name de bevordering en invoering van strenge normen voor milieukwaliteit en goede energieprestaties op dat vlak; en

(f)toerisme, met name de bevordering van infrastructuur voor op energiegebied zelfvoorzienend (op basis van hernieuwbare energie) en/of groen toerisme.

Artikel 23
Grondstoffen

De samenwerking op het gebied van grondstoffen, met inbegrip van zeldzame aardmetalen, in het kader van de associatie kan betrekking hebben op de bevordering van een grondstoffensector die duurzaamheid in alle mijnbouwoperaties nastreeft en gericht is op:

(a)efficiënt gebruik van hulpbronnen;

(b)bevordering van recycling;

(c)ontwikkeling en versterking van milieubescherming;

(d)milieuvriendelijke verwerking en exploitatie;

(e)capaciteitsopbouw, training, innovatie, onderzoek en bedrijfsmodellen voor de exploitatie en winning van grondstoffen, op lokaal, regionaal en nationaal niveau.

Artikel 24
Klimaatverandering

De samenwerking op het gebied van klimaatverandering in het kader van de associatie is gericht op ondersteuning van initiatieven van de LGO inzake de beperking van klimaatverandering en de aanpassing aan de negatieve gevolgen ervan, en kan betrekking hebben op:

(a)verzameling van empirische gegevens; in kaart brengen van belangrijke risico's en vaststelling van territoriale, regionale en/of internationale acties, plannen en maatregelen inzake aanpassing aan klimaatverandering of vermindering van de negatieve gevolgen ervan;

(b)bijdragen aan de inspanningen van de partners om hun verbintenissen inzake klimaatverandering na te komen, in overeenstemming met de overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering;

(c) integratie van de aanpassing aan klimaatverandering en de beperking van de gevolgen ervan in het beleid en de strategieën van de overheid;

(d)uitwerking en vaststelling van statistische gegevens en indicatoren, die essentiële werktuigen zijn voor de beleidsvorming en -uitvoering; en

(e)bevordering van de deelname van de LGO aan de regionale en internationale dialoog, teneinde samenwerking te stimuleren, met inbegrip van de uitwisseling van kennis en ervaring.

Artikel 25
Rampenrisicovermindering

De samenwerking op het gebied van rampenrisicovermindering in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

(a)de ontwikkeling of perfectionering van mechanismen, met inbegrip van infrastructuren, op het gebied van rampenpreventie en -paraatheid, met inbegrip van systemen voor voorspelling en vroegtijdige waarschuwing, om de gevolgen van rampen te verminderen;

(b)de ontwikkeling van gedetailleerde kennis van de blootstelling aan rampen en de huidige responscapaciteit in de LGO en de regio's waar de LGO gelegen zijn;

(c)versterking van bestaande maatregelen voor rampenpreventie en -paraatheid op lokaal, nationaal en regionaal niveau;

(d)verbetering van de responscapaciteit van de betrokken actoren teneinde de coördinatie, doeltreffendheid en efficiëntie te verbeteren;

(e)verbetering van educatie en voorlichting aan de bevolking over de blootstelling aan risico's, preventie, paraatheid en respons, met de nodige aandacht voor de specifieke behoeften van personen met een handicap;

(f)intensivering van de samenwerking tussen de voornaamste actoren op het gebied van civiele bescherming; en

(g)bevordering van de deelname van de LGO aan regionale, Europese en/of internationale dialoogfora, teneinde een regelmatiger uitwisseling van kennis en nauwere coördinatie tussen de partners mogelijk te maken.


HOOFDSTUK 2

TOEGANKELIJKHEID

Artikel 26
Algemene doelstellingen

1. De samenwerking op het gebied van toegankelijkheid in het kader van de associatie is gericht op:

(a)verbetering van de toegang van de LGO tot wereldwijde vervoersnetwerken; en

(b)verbetering van de toegang van de LGO tot informatie- en communicatietechnologieën en diensten.

2. De in lid 1 bedoelde samenwerking kan betrekking hebben op:

(a)beleidsvorming en institutionele opbouw;

(b)vervoer over de weg, per spoor, door de lucht, over zee en over binnenwateren; en

(c)opslagfaciliteiten in zee- en luchthavens.

Artikel 27
Zeevervoer

1. De samenwerking op het gebied van het zeevervoer in het kader van de associatie is gericht op de ontwikkeling en bevordering van kosteneffectieve en efficiënte zeevervoersdiensten in de LGO en kan betrekking hebben op:

(a)bevordering van efficiënt vrachtvervoer tegen economisch en commercieel haalbare tarieven;

(b)facilitering van intensievere deelname van de LGO aan internationale zeevervoersdiensten;

(c)aanmoediging van regionale programma's;

(d)ondersteuning van de deelname van de lokale particuliere sector aan scheepvaartactiviteiten; en

(e)de ontwikkeling van infrastructuur.

2. De Unie en de LGO bevorderen de veiligheid van de scheepvaart, de veiligheid van scheepsbemanningen en de voorkoming van verontreiniging.

3. De Unie en de LGO bevorderen de maritieme veiligheid en beveiliging, bescherming van het mariene milieu en de leef- en werkomstandigheden aan boord, overeenkomstig de desbetreffende internationale verdragen en de EU-wetgeving.

Artikel 28
Luchtvervoer

De samenwerking op het gebied van het luchtvervoer in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

(a)hervorming en modernisering van de luchtvervoerssector in de LGO;

(b)bevordering van de commerciële levensvatbaarheid en het concurrentievermogen van de luchtvervoerssector in de LGO;

(c)facilitering van investeringen en participatie van de particuliere sector; en

(d)bevordering van de uitwisseling van kennis en goede handelspraktijken.

Artikel 29
Veiligheid en beveiliging van het luchtvervoer

De samenwerking op het gebied van de veiligheid en beveiliging van het luchtvervoer in het kader van de associatie is gericht op ondersteuning van de inspanningen van de LGO tot naleving van de desbetreffende internationale normen en kan betrekking hebben op:

(a)uitvoering van het luchtvaartveiligheidssysteem van de EU en van internationale normen, waar van toepassing;

(b)uitvoering van luchthavenbeveiliging en versterking van het vermogen van de burgerluchtvaartautoriteiten om alle onder hun bevoegdheden vallende aspecten van de operationele veiligheid te beheren; en

(c)ontwikkeling van infrastructuur en menselijk potentieel.

Artikel 30
Diensten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie

De samenwerking inzake diensten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het kader van de associatie is gericht op het stimuleren van innovatie, economische groei en verbetering van het dagelijkse leven voor zowel burgers als bedrijven in de LGO, met inbegrip van het stimuleren van toegankelijkheid voor personen met een handicap. De samenwerking is met name gericht op vergroting van de regelgevingscapaciteit van de LGO en kan steun bieden voor de uitbreiding van ICT-netwerken en -diensten met de volgende maatregelen:

(a)totstandbrenging van een voorspelbaar regelgevingsklimaat dat gelijke tred houdt met de technologische ontwikkelingen, groei en innovatie stimuleert en concurrentie en consumentenbescherming bevordert;

(b)dialoog over de diverse beleidsaspecten van stimulering en monitoring van de informatiemaatschappij;

(c)uitwisseling van informatie over normen en interoperabiliteitsvraagstukken;

(d)bevordering van de samenwerking op het gebied van ICT-onderzoek en op ICT gebaseerde onderzoeksinfrastructuur;

(e)ontwikkeling van diensten en toepassingen op maatschappelijk zeer relevante gebieden.


HOOFDSTUK 3

ONDERZOEK EN INNOVATIE

Artikel 31
Samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie

De samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie in het kader van de associatie kan betrekking hebben op wetenschap, energie, klimaatverandering, rampbestendigheid, natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen, en duurzaam gebruik van levende rijkdommen.

Daarnaast kan deze samenwerking betrekking hebben op informatie- en communicatietechnologieën, met als doel bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling van de LGO, de rol van LGO als regionale knooppunten en kenniscentra te bevorderen en hun industriële concurrentievermogen te stimuleren. De samenwerking kan met name inhouden:

(a)dialoog, coördinatie en totstandbrenging van synergieën inzake beleid en initiatieven van de LGO en de Unie op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie;

(b)beleidsvorming en institutionele opbouw in de LGO en gecoördineerde maatregelen op lokaal, nationaal of regionaal niveau met het oog op de ontwikkeling van activiteiten op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie en de toepassing daarvan;

(c)samenwerking tussen rechtspersonen uit de LGO, de Unie, de lidstaten en derde landen;

(d)deelname van afzonderlijke onderzoekers, onderzoeksinstellingen en rechtspersonen uit de LGO aan de Europese kaderprogramma's voor onderzoek en innovatie en aan het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme), en koppeling aan reeds ondersteunde activiteiten in het kader van deze programma's om de complementariteit van de activiteiten te waarborgen; en

(e)opleiding, internationale mobiliteit en uitwisseling van onderzoekers uit de LGO.


HOOFDSTUK 4

JONGEREN, ONDERWIJS, OPLEIDING, GEZONDHEID, WERKGELEGENHEID, SOCIALE ZEKERHEID, VOEDSELVEILIGHEID EN VOEDSELZEKERHEID

Artikel 32
Jongeren

1. De Unie ziet erop toe dat natuurlijke personen uit de LGO, zoals gedefinieerd in artikel 50, op dezelfde basis als onderdanen van de lidstaten kunnen deelnemen aan initiatieven van de Unie met betrekking tot jongeren.

2. De associatie is gericht op versterking van de banden tussen jongeren in de LGO en jongeren in de Unie, onder meer door de leermobiliteit van jongeren uit de LGO te stimuleren en het wederzijdse begrip tussen jongeren te bevorderen.

Artikel 33
Onderwijs en opleiding

1. De samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

(a)het aanbieden van hoogwaardig en inclusief primair, secundair en tertiair onderwijs, beroepsonderwijs en beroepsopleiding; en

(b)steun voor de LGO bij het formuleren en uitvoeren van het beleid inzake onderwijs en beroepsopleiding.

2. De Unie ziet erop toe dat natuurlijke personen uit de LGO, zoals gedefinieerd in artikel 50, op dezelfde basis als onderdanen van de lidstaten kunnen deelnemen aan onderwijs- en beroepsopleidingsinitiatieven van de Unie.

3. De Unie ziet erop toe dat onderwijsinstellingen en organisaties van de LGO op dezelfde basis als onderwijsinstellingen en organisaties van de lidstaten kunnen deelnemen aan samenwerkingsinitiatieven van de Unie op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding.

Artikel 34
Werkgelegenheid en sociaal beleid

1. De Unie en de LGO voeren een dialoog op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid teneinde bij te dragen tot de economische en sociale ontwikkeling van de LGO en de bevordering van waardig werk in de LGO en de regio's waar zij gelegen zijn. Deze dialoog is tevens gericht op ondersteuning van de inspanningen van de autoriteiten van de LGO om beleid en wetgeving op dit gebied te ontwikkelen.

2. De dialoog omvat voornamelijk de uitwisseling van informatie en beste praktijken inzake beleid en wetgeving op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid die voor de Unie en de LGO van wederzijds belang zijn. In dit verband worden onderwerpen als de ontwikkeling van vaardigheden, sociale bescherming, gelijke kansen, non-discriminatie en toegankelijkheid voor personen met een handicap, gezondheid en veiligheid op het werk en andere arbeidsnormen in aanmerking genomen.

Artikel 35
Volksgezondheid, voedselveiligheid en voedselzekerheid

De samenwerking op het gebied van de volksgezondheid en voedselveiligheid in het kader van de associatie is onder andere gericht op vermindering van de ziektelast van overdraagbare en niet-overdraagbare ziekten, en met name versterking van de capaciteit van de LGO op het gebied van epidemiologisch toezicht, monitoring, vroegtijdige opsporing, risicobeoordeling en respons met betrekking tot ernstige grensoverschrijdende gezondheidsrisico's door middel van maatregelen als:

(a)versterking van de paraatheid en de responsplanning voor noodsituaties op gezondheidsgebied, zoals uitbraken van overdraagbare ziekten, door toepassing van de Internationale Gezondheidsregeling, waarborgen van interoperabiliteit tussen de gezondheidszorg en andere sectoren en van de continuïteit van de levering van kritieke diensten en producten;

(b)capaciteitsopbouw door middel van versterking van de regionale volksgezondheidsnetwerken, facilitering van de uitwisseling van informatie onder deskundigen en bevordering van passende opleiding, ook op het gebied van voedselveiligheid;

(c)ontwikkeling van instrumenten, communicatieplatforms, met inbegrip van systemen voor snelle waarschuwing, en e-learningprogramma's die zijn afgestemd op de specifieke behoeften van de LGO;

(d)maatregelen om voedselgerelateerde uitbraken te voorkomen en in te perken en vraagstukken met betrekking tot voedselveiligheid en voedselzekerheid aan te pakken;

(e)vermindering van de ziektelast van niet-overdraagbare ziekten, in het kader van de SDG's.


HOOFDSTUK 5

CULTUUR EN TOERISME

Artikel 36
Uitwisseling en dialoog op cultuurgebied

1. De samenwerking op het gebied van uitwisselingen en dialoog op cultuurgebied in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

(a)de autonome ontwikkeling van de LGO, een proces dat op de mensen zelf is gericht en in de cultuur van elk volk is geworteld;

(b)ondersteuning van het beleid van de bevoegde autoriteiten van de LGO en de maatregelen die deze autoriteiten nemen tot ontplooiing van hun menselijk potentieel, ontwikkeling van hun creatieve vermogen en stimulering van hun culturele identiteit;

(c)de deelname van de bevolking aan het ontwikkelingsproces;

(d)de ontwikkeling van een gemeenschappelijke benadering en een ruimere uitwisseling van informatie op het gebied van culturele en audiovisuele aangelegenheden door middel van een dialoog.

2. De Unie en de LGO streven er in het kader van hun samenwerking naar onderlinge culturele uitwisselingen te stimuleren door middel van:

(a)samenwerking tussen de cultuursector en de creatieve sectoren van alle partners;

(b)bevordering van het onderlinge verkeer van cultuurgoederen en creatieve werken en ondernemers;

(c)beleidssamenwerking teneinde beleidsontwikkeling, innovatie, publieksopbouw en nieuwe bedrijfsmodellen te stimuleren.

Artikel 37
Samenwerking op audiovisueel gebied

1. De samenwerking op audiovisueel gebied in het kader van de associatie is gericht op de promotie van elkaars audiovisuele producties en kan betrekking hebben op:

(a)samenwerking en uitwisseling tussen elkaars omroepen;

(b)stimulering van de uitwisseling van audiovisuele werken;

(c)uitwisseling van informatie en gedachtewisselingen tussen de bevoegde instanties over het audiovisuele en omroepbeleid en de omroepregelgeving;

(d)stimulering van bezoeken en deelname aan internationale evenementen op het grondgebied van de partijen en in derde landen.

2. Voor audiovisuele coproducties kan aanspraak worden gemaakt op regelingen voor de bevordering van lokale en regionale culturele inhoud die zijn opgezet in de Unie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben.

Artikel 38
Podiumkunsten

De samenwerking op het gebied van de podiumkunsten in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

(a)facilitering van nauwere contacten tussen beoefenaren van de podiumkunsten op gebieden als uitwisselingen en opleiding, onder meer ten aanzien van de deelname aan audities, de ontwikkeling van netwerken en de bevordering van netwerking;

(b)stimulering van gezamenlijke producties van producenten uit een of meer lidstaten van de Unie en een of meer LGO; en

(c)aanmoediging van de ontwikkeling van internationale normen op het gebied van de theatertechnologie en podiumbewegwijzering, onder meer via passende normalisatie-instanties.

Artikel 39
Bescherming van cultureel erfgoed en historische monumenten

De samenwerking op het gebied van materieel en immaterieel cultureel erfgoed en historische monumenten is gericht op bevordering van de uitwisseling van deskundigheid en beste praktijken door middel van:

(a)bevordering van de uitwisseling van deskundigen;

(b)samenwerking op het gebied van beroepsopleiding;

(c)bewustmaking van het plaatselijke publiek; en

(d)adviesverlening over de bescherming van historische monumenten en beschermde zones en over wetgeving en maatregelen inzake het culturele erfgoed, en met name de integratie van dat erfgoed in het lokale leven.

Artikel 40
Toerisme

De samenwerking inzake toerisme in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

(a)maatregelen voor het bepalen, aanpassen en ontwikkelen van het beleid inzake duurzaam toerisme;

(b)maatregelen en activiteiten om duurzaam toerisme te ontwikkelen en te ondersteunen;

(c)maatregelen ter integratie van duurzaam toerisme in het maatschappelijke, culturele en economische leven van burgers in LGO.


HOOFDSTUK 6

BESTRIJDING VAN GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT

Artikel 41
Bestrijding van georganiseerde criminaliteit, mensenhandel, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, terrorisme en corruptie

1. De samenwerking inzake georganiseerde criminaliteit in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

(a)ontwikkeling van innovatieve en doeltreffende politiële en justitiële samenwerking, met inbegrip van samenwerking met andere belanghebbenden zoals maatschappelijke organisaties, bij de voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, mensenhandel, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, terrorisme en corruptie; en

(b)steun ter versterking van de effectiviteit van het beleid van de LGO ter voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, mensenhandel, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, terrorisme en corruptie, productie en distributie van en handel in alle soorten drugs en psychotrope stoffen, preventie en bestrijding van drugsgebruik en door drugs veroorzaakte schade, met inachtneming van de activiteiten van internationale organen op dit gebied, onder meer door middel van:

i) opleiding en capaciteitsopbouw inzake de voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, met inbegrip van mensenhandel, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, terrorisme en corruptie;

ii)preventie, onder meer door voorlichting, onderwijs en bevordering van de gezondheid, behandeling en herstel van drugsverslaafden, met inbegrip van projecten voor de re-integratie van drugsgebruikers in het arbeidsproces en de sociale omgeving;

iii) ontwikkeling van doeltreffende handhavingsmaatregelen;

iv) technische, financiële en administratieve bijstand bij de ontwikkeling van doeltreffend beleid en doeltreffende wetgeving inzake mensenhandel, met name voorlichtingscampagnes, doorverwijsregelingen en systemen voor de bescherming van slachtoffers, waarbij alle belanghebbenden alsmede maatschappelijke organisaties betrokken worden;

v) technische, financiële en administratieve bijstand voor preventie, behandeling en bestrijding van met drugsgebruik samenhangende schade;

vi)technische bijstand ter ondersteuning van de ontwikkeling van wetgeving en beleid tegen seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen; en

vii)technische bijstand en opleiding ter ondersteuning van de capaciteitsopbouw en ter bevordering van de naleving van internationale normen inzake corruptiebestrijding, met name de normen die in het verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie zijn opgenomen.

2. De LGO werken in het kader van de associatie samen met de Unie bij de bestrijding van het witwassen van geld en het financieren van terrorisme, overeenkomstig artikel 70.


DEEL III

SAMENWERKING INZAKE HANDEL EN HANDELSGERELATEERDE AANGELEGENHEDEN

TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 42 - Specifieke doelstellingen

De algemene doelstellingen van de samenwerking tussen de Unie en de LGO inzake handel en handelsgerelateerde aangelegenheden zijn:

(a)bevordering van de economische en sociale ontwikkeling van de LGO door nauwe economische betrekkingen tussen hen en de Unie in haar geheel tot stand te brengen;

(b)ondersteuning van de daadwerkelijke integratie van de LGO in de regionale en de wereldeconomie en van de ontwikkeling van hun handel in goederen en diensten;

(c)ondersteuning van de LGO bij het creëren van een gunstig investeringsklimaat om hun sociale en economische ontwikkeling te stimuleren;

(d)stimulering van de stabiliteit, integriteit en transparantie van het mondiale financiële systeem, en van goed bestuur op fiscaal gebied;

(e)ondersteuning van de diversifiëring van economieën van de LGO;

(f)ondersteuning van het vermogen van de LGO om het beleid uit te tekenen en uit te voeren dat nodig is om hun handel in goederen en diensten te ontwikkelen;

(g)ondersteuning van het uitvoer- en handelsvermogen van de LGO;

(h)ondersteuning van de LGO bij hun inspanningen om hun lokale wetgeving waar nodig af te stemmen op of in overeenstemming te brengen met de EU-wetgeving;

(i)mogelijkheden bieden voor doelgerichte samenwerking en dialoog met de Unie over handel en handelsgerelateerde aangelegenheden.

TITEL II
REGELINGEN VOOR DE HANDEL IN GOEDEREN EN DIENSTEN EN VOOR VESTIGING

HOOFDSTUK 1

REGELINGEN VOOR DE HANDEL IN GOEDEREN

Artikel 43
Vrije toegang voor producten van oorsprong

1. Producten van oorsprong uit de LGO mogen vrij van invoerrechten in de Unie worden ingevoerd.

2. Het begrip 'producten van oorsprong' en de desbetreffende regeling voor administratieve samenwerking worden beschreven in bijlage II.

Artikel 44
Kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking

1. De Unie past bij de invoer van producten van oorsprong uit de LGO geen kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking toe.

2. Lid 1 vormt geen beletsel voor verbodsbepalingen of beperkingen van de invoer, de uitvoer of de doorvoer van goederen, indien die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de bescherming van de gezondheid en van het leven van mensen, dieren en planten, de bescherming van het nationale cultuurgoed met een artistieke, historische of archeologische waarde, het behoud van uitputbare natuurlijke hulpbronnen of de bescherming van de industriële en commerciële eigendom.

3. De in lid 2 bedoelde verbodsbepalingen of beperkingen mogen in geen geval een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie of een verkapte beperking van de handel in het algemeen vormen.

Artikel 45
Maatregelen van de LGO

1. De autoriteiten van de LGO mogen ten aanzien van de invoer van producten van oorsprong uit de Unie douanerechten of kwantitatieve beperkingen handhaven of instellen als zij zulks in verband met hun ontwikkelingsbehoeften noodzakelijk achten.

2. Ten aanzien van de in dit hoofdstuk bedoelde gebieden kennen de LGO de Unie een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de meestbegunstigingsbehandeling die zij toepassen op belangrijke handelsmachten als bedoeld in lid 4.

3. Lid 2 belet niet dat een LGO voor bepaalde andere LGO of andere ontwikkelingslanden een regeling toepast die gunstiger is dan die welke aan de Unie is toegekend.

4. Voor de toepassing van deze titel omvat het begrip 'belangrijke handelsmacht' elk ontwikkeld land, elk land dat een aandeel van meer dan 1 procent in de mondiale uitvoer van goederen heeft of, onverminderd lid 3, elke groepering van landen die individueel, collectief of via een overeenkomst inzake economische integratie een aandeel van meer dan 1,5 procent in de mondiale uitvoer van goederen heeft. Voor de berekening wordt gebruikgemaakt van de meest recente officiële WTO-gegevens over leidende exporteurs in de mondiale handel in goederen (met uitzondering van de handel binnen de Unie).

5. De autoriteiten van de LGO stellen de Commissie in kennis van de douanetarieven en kwantitatieve beperkingen die zij overeenkomstig dit besluit toepassen. De autoriteiten van de LGO stellen de Commissie tevens in kennis van nadien in deze maatregelen aangebrachte wijzigingen, zodra deze zijn vastgesteld.

Artikel 46
Non-discriminatie

1. De Unie onthoudt zich van discriminatie tussen de LGO en de LGO onthouden zich van discriminatie tussen de lidstaten.

2. Overeenkomstig artikel 64 wordt de toepassing van de specifieke bepalingen van dit besluit, met name artikel 44, lid 2, de artikelen 45, 48, 49 en 51 en artikel 58, lid 3, niet als discriminatie aangemerkt.

Artikel 47
Voorwaarden voor de overbrenging van afval

1. De overbrenging van afvalstoffen tussen de lidstaten en de LGO wordt gecontroleerd overeenkomstig het internationale recht, met name het Verdrag van Bazel 42 , en het EU-recht. De Unie steunt de totstandkoming en ontwikkeling van doeltreffende internationale samenwerking op dit gebied ter bescherming van het milieu en de volksgezondheid.

2. In de LGO die ten gevolge van hun grondwettelijke status geen partij zijn bij het Verdrag van Bazel, zorgen de betrokken autoriteiten ervoor dat de noodzakelijke interne wetgeving en administratieve voorschriften voor de tenuitvoerlegging van de in het Verdrag van Bazel opgenomen bepalingen zo spoedig mogelijk worden vastgesteld.

3. De lidstaten waarmee de LGO banden hebben, bevorderen dat de LGO de noodzakelijke interne wetgeving en administratieve voorschriften vaststellen voor de tenuitvoerlegging van de EU-regelgeving inzake afval en afvaltransport.

4. Een LGO en de lidstaat waarmee het banden heeft, mag de eigen procedures toepassen op de uitvoer van afvalstoffen van het LGO naar die lidstaat.  In dergelijke gevallen stelt de lidstaat waarmee het LGO banden heeft, de Commissie in kennis van de toepasselijke wetgeving en van alle toekomstige wijzigingen daarvan.

Artikel 48
Tijdelijke intrekking van preferenties

Indien de Commissie voldoende redenen ziet om aan de correcte uitvoering van dit besluit te twijfelen, treedt zij in overleg met het LGO en met de lidstaat waarmee het bijzondere betrekkingen onderhoudt, teneinde de juiste implementatie van dit besluit te waarborgen. Indien dit overleg niet leidt tot een voor beide partijen aanvaardbare implementatie van dit besluit, kan de Unie overeenkomstig bijlage III de preferenties voor het betrokken LGO tijdelijk intrekken.

Artikel 49
Vrijwarings- en toezichtmaatregelen

Met het oog op de correcte uitvoering van dit besluit kan de Unie de in bijlage IV beschreven vrijwarings- en toezichtmaatregelen nemen.


HOOFDSTUK 2

REGELINGEN VOOR DE HANDEL IN DIENSTEN EN VOOR VESTIGING

Artikel 50
Definities

Voor de toepassing van dit hoofdstuk zijn de volgende definities van toepassing:

(a)"natuurlijke persoon uit een LGO": een gewoonlijk in een LGO verblijvende natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of wiens juridische status specifiek is voor een LGO. Deze definitie laat de rechten die voortvloeien uit het burgerschap van de Unie in de zin van het VWEU onverlet;

(b)"rechtspersoon van een LGO": een rechtspersoon van een LGO die volgens het in dat LGO geldende recht is opgericht en die haar hoofdkantoor, haar centrale administratie of haar belangrijkste vestiging op het grondgebied van dat LGO heeft. Wanneer die rechtspersoon alleen zijn hoofdkantoor of centrale administratie op het grondgebied van een LGO heeft, wordt hij niet beschouwd als rechtspersoon van een LGO, tenzij hij activiteiten verricht waaruit een reële en duurzame band met de economie van dat land of gebied blijkt;

(c)de definities die zijn opgenomen in de in artikel 51, lid 1, bedoelde overeenkomsten inzake economische integratie zijn van toepassing op de behandeling die de Unie en de LGO elkaar toekennen.

Artikel 51
Meest gunstige behandeling

1. Ten aanzien van alle maatregelen die van invloed zijn op de handel in diensten en de vestiging in verband met economische activiteiten:

(a)kent de Unie aan natuurlijke personen en rechtspersonen van de LGO een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke natuurlijke personen en rechtspersonen van derde landen waarmee de Unie een overeenkomst inzake economische integratie sluit of gesloten heeft;

(b)kent een LGO aan natuurlijke personen en rechtspersonen van de Unie een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke natuurlijke personen en rechtspersonen van belangrijke handelsmachten waarmee het na 1 januari 2014 een overeenkomst inzake economische integratie sluit.

2. De verplichtingen van lid 1 zijn niet van toepassing op de behandeling die wordt toegekend:

(a)in het kader van een interne markt of een overeenkomst inzake economische integratie die de partijen daarbij verplicht hun wetgeving in aanzienlijke mate onderling aan te passen teneinde niet-discriminerende hindernissen voor de vestiging en voor de handel in diensten weg te nemen;

(b)in het kader van maatregelen met betrekking tot de erkenning van kwalificaties of vergunningen. Deze bepaling geldt onverminderd de voor de LGO specifieke maatregelen van dit artikel;

(c)op grond van een internationale overeenkomst of regeling die geheel of hoofdzakelijk betrekking heeft op belastingheffing;

(d)in het kader van maatregelen waarop een in de in artikel II, lid 2, van de GATS bedoelde lijst opgenomen uitzondering op het meestbegunstigingsbeginsel van toepassing is.

3. Niets in dit besluit belet de Unie of de LGO prudentiële maatregelen in te voeren of te handhaven met het oog op onder andere:

(a)de bescherming van investeerders, spaarders, polishouders of personen aan wie een verlener van financiële diensten een fiduciair recht verschuldigd is; of

(b)het waarborgen van de integriteit en de stabiliteit van het financiële systeem van een partij.

4. Ter bevordering of ondersteuning van de lokale werkgelegenheid kunnen de autoriteiten van een LGO regelingen vaststellen ten behoeve van hun natuurlijke personen en van lokale activiteiten. De autoriteiten van het LGO brengen die regelingen ter kennis van de Commissie, die de lidstaten daarover informeert.

TITEL III
HANDELSGERELATEERDE AANGELEGENHEDEN


HOOFDSTUK 1

HANDEL EN DUURZAME ONTWIKKELING

Artikel 52
Algemene benadering

De samenwerking inzake handel en handelsgerelateerde aangelegenheden in het kader van de associatie dient bij te dragen tot duurzame ontwikkeling op economisch, sociaal en milieugebied. De binnenlandse milieu- of arbeidswetten van de LGO mogen in dit verband niet worden versoepeld om handel of investeringen aan te moedigen.

Artikel 53
Normen inzake milieu en klimaatverandering in het handelsverkeer

1. De samenwerking inzake handel en handelsgerelateerde aangelegenheden in het kader van de associatie is gericht op versterking van de wederzijdse ondersteuning van de handel en het milieubeleid en de daarmee samenhangende verplichtingen. In dit verband worden de beginselen van internationale milieugovernance en multilaterale milieuverdragen in acht genomen.

2. De samenwerking streeft naar ondersteuning van het einddoel van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de uitvoering van de overeenkomst van Parijs. De samenwerking kan zich ook uitstrekken tot andere handelsgerelateerde multilaterale milieuverdragen, zoals de Overeenkomst inzake handel in bedreigde dier- en plantensoorten (Cites).

Artikel 54
Arbeidsnormen in de handel

1. In het kader van de associatie wordt gestreefd naar stimulering van het handelsverkeer op een wijze die bevorderlijk is voor volledige en productieve werkgelegenheid en waardig werk voor iedereen.

2. De internationaal erkende fundamentele arbeidsnormen, zoals vastgesteld bij de desbetreffende verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie, worden in acht genomen en ten uitvoer gelegd bij wet en in de praktijk. Deze arbeidsnormen betreffen in het bijzonder de vrijheid van vakvereniging, het recht op collectieve onderhandelingen, de afschaffing van alle vormen van dwangarbeid of verplichte arbeid, de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid, de minimumarbeidsleeftijd voor kinderen en non-discriminatie op het gebied van arbeid. De LGO zien toe op doeltreffende arbeidsinspectie, doeltreffende maatregelen voor gezondheid en veiligheid op het werk, overeenkomstig de desbetreffende IAO-verdragen en behoorlijke arbeidsvoorwaarden voor iedereen, met betrekking tot met name loon en inkomen, werktijden en andere arbeidsvoorwaarden.

Artikel 55
Duurzame handel in visserijproducten

In het kader van de associatie kan worden samengewerkt ter bevordering van duurzaam beheer van de visbestanden, alsook bij de bestrijding van illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserij en de daarmee samenhangende handel. De samenwerking op dit gebied is gericht op:

(a)facilitering van de samenwerking tussen de LGO en regionale organisaties voor visserijbeheer, met name wat betreft de ontwikkeling en doeltreffende uitvoering van controle- en inspectieregelingen, stimuleringsregelingen en maatregelen voor doeltreffend langetermijnbeheer van de visserij en van mariene ecosystemen;

(b)bevordering van maatregelen ter bestrijding van illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserij en de daarmee samenhangende handel in de LGO.

Artikel 56
Duurzame handel in hout

De samenwerking op het gebied van de handel in hout in het kader van de associatie is gericht op bevordering van de handel in legaal gekapt hout. De samenwerking kan een dialoog over regelgevingsmaatregelen omvatten, alsook de uitwisseling van informatie over maatregelen als boscertificering of groen aanbestedingsbeleid, die op marktconforme of vrijwillige basis worden uitgevoerd.

Artikel 57
Handel en duurzame ontwikkeling

1. De samenwerking op het gebied van duurzame ontwikkeling in het kader van de associatie kan betrekking hebben op:

(a)facilitering en stimulering van handel en investeringen in milieugoederen en diensten, onder andere door het ontwikkelen en ten uitvoer leggen van plaatselijke wetgeving, alsmede in goederen die bijdragen tot verbeterde sociale omstandigheden in de LGO;

(b)facilitering van het wegwerken van handels- en investeringsbelemmeringen voor goederen en diensten die van bijzonder belang zijn voor de vermindering van klimaatverandering, zoals duurzame hernieuwbare energie en energiezuinige producten en diensten, onder meer door vaststelling van beleidskaders die bevorderlijk zijn voor de toepassing van de beste beschikbare technologieën en door promotie van normen die aan de ecologische en economische behoeften beantwoorden en technische handelsbelemmeringen tot een minimum terugdringen;

(c)bevordering van de handel in goederen die bijdragen tot betere sociale omstandigheden en milieuvriendelijkere praktijken, waaronder producten die onder vrijwillige duurzaamheidsregelingen vallen, zoals programma's voor eerlijke en ethische handel, milieukeurmerken en certificeringsregelingen voor op natuurlijke hulpbronnen gebaseerde producten;

(d)bevordering van internationaal erkende beginselen en richtsnoeren op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, en aanmoediging van de toepassing van die beginselen en richtsnoeren door ondernemingen die in de LGO actief zijn, alsook uitwisseling van informatie en beste praktijken.

2. Bij de opstelling en tenuitvoerlegging van maatregelen ter bescherming van het milieu of de arbeidsomstandigheden die van invloed zijn op handel of investeringen, houden de Unie en de LGO rekening met de beschikbare wetenschappelijke en technische informatie en de internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen ter zake, waaronder het voorzorgsbeginsel.

3. Bij de ontwikkeling, invoering en tenuitvoerlegging van alle maatregelen ter bescherming van het milieu en de arbeidsomstandigheden die van invloed zijn op handel of investeringen, betrachten de Unie en de LGO volledige transparantie.


HOOFDSTUK 2

ANDERE HANDELSGERELATEERDE VRAAGSTUKKEN

Artikel 58
Betalings- en kapitaalverkeer

1. Er worden geen beperkingen opgelegd aan betalingen in vrij converteerbare valuta op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen onderdanen van de Unie en van de LGO.

2. De lidstaten en de autoriteiten van de LGO waarborgen, wat transacties op de kapitaalrekening van de betalingsbalans betreft, het vrije verkeer van kapitaal voor directe investeringen in vennootschappen die in overeenstemming met de wetten van de gastlidstaat, het gastland of het gastgebied zijn opgericht en verbinden zich ertoe geen beperkingen op te leggen aan de liquidatie of repatriëring van deze investeringen en alle daaruit voortvloeiende opbrengsten.

3. De Unie en de LGO kunnen mutatis mutandis de in de artikelen 64, 65, 66, 75, 143, 144 en 215 VWEU bedoelde maatregelen treffen overeenkomstig de daarin bepaalde voorwaarden.

4. De autoriteiten van de LGO, de betrokken lidstaat en de Unie stellen elkaar onmiddellijk ervan in kennis wanneer zij deze maatregelen nemen, en overleggen zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de opheffing ervan.

Artikel 59
Mededingingsbeleid

De LGO stellen vast of handhaven een mededingingswet die geldt voor alle ondernemingen in alle economische sectoren en waarin alle volgende praktijken doeltreffend worden aangepakt:

1. horizontale en verticale overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen die ertoe strekken of die ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;

2. misbruik van een machtspositie door een of meer ondernemingen:

3. concentraties van ondernemingen die doeltreffende mededinging aanzienlijk zouden hinderen, meer bepaald als gevolg van de totstandbrenging of versterking van een machtspositie; en

4. met staatsmiddelen van een LGO bekostigde steunmaatregelen die de mededinging (dreigen te) verstoren door begunstiging van bepaalde ondernemingen die een aanzienlijke negatieve invloed heeft op de handel of de investeringen.

Artikel 60
Bescherming van intellectuele-eigendomsrechten

1. Teneinde verstoringen en belemmeringen in het bilaterale handelsverkeer te verminderen, dient te worden voorzien in een passend en doeltreffend niveau van bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van de middelen om deze rechten te handhaven, overeenkomstig de strengste internationale normen, waar van toepassing.

2. De samenwerking op dit gebied in het kader van de associatie kan betrekking hebben op de formulering van wet- en regelgeving inzake de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, de voorkoming van misbruik van deze rechten door de houders en van de schending van deze rechten door concurrenten, alsook op de ondersteuning van regionale instellingen voor intellectuele eigendom die belast zijn met de toepassing en bescherming van deze rechten, onder meer ten behoeve van de opleiding van het personeel.

Artikel 61
Technische handelsbelemmeringen

De samenwerking in het kader van de associatie kan betrekking hebben op technische voorschriften voor goederen, normalisatie, conformiteitsbeoordeling, accreditatie, markttoezicht en kwaliteitszorg, teneinde onnodige technische belemmeringen van het handelsverkeer tussen de Unie en de LGO weg te nemen en verschillen op de genoemde gebieden te verkleinen.

Artikel 62
Consumentenbeleid, bescherming van de gezondheid van de consument en handel

De samenwerking op het gebied van het consumentenbeleid, de bescherming van de gezondheid van de consument en de handel in het kader van de associatie kan betrekking hebben op het opstellen van wet- en regelgeving op het gebied van het consumentenbeleid en de bescherming van de gezondheid van de consument, teneinde onnodige handelsbelemmeringen te voorkomen.

Artikel 63 - Sanitaire en fytosanitaire maatregelen

De samenwerking op het gebied van sanitaire en fytosanitaire maatregelen in het kader van de associatie is gericht op:

(a)facilitering van het handelsverkeer tussen de Unie en de gezamenlijke LGO en tussen de LGO en derde landen, waarbij overeenkomstig de WTO-overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen de gezondheid en het leven van mensen, dieren en planten worden beschermd;

(b)aanpak van handelsgerelateerde vraagstukken in verband met sanitaire en fytosanitaire maatregelen;

(c)waarborging van transparantie met betrekking van sanitaire en fytosanitaire maatregelen die op de handel tussen de Unie en de LGO van toepassing zijn;

(d)bevordering van de harmonisatie van maatregelen met de internationale normen, overeenkomstig de WTO-overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen;

(e)ondersteuning van de doeltreffende participatie van de LGO in organisaties die internationale sanitaire en fytosanitaire normen vaststellen;

(f)stimulering van overleg en uitwisselingen tussen LGO en Europese instellingen en laboratoria;

(g)totstandbrenging en vergroting van de technische capaciteit van de LGO om sanitaire en fytosanitaire maatregelen uit te voeren en te monitoren;

(h)bevordering van de overdracht van technologie en snelle uitwisseling van informatie op het gebied van sanitaire en fytosanitaire maatregelen.


Artikel 64
Verbod op protectionistische maatregelen

De bepalingen van hoofdstuk 1 en dit hoofdstuk mogen geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel vormen.


HOOFDSTUK 3

MONETAIRE EN FISCALE AANGELEGENHEDEN

Artikel 65
Uitsluiting van belastingen

1. Onverminderd artikel 66 is de meestbegunstigingsbehandeling die overeenkomstig dit besluit wordt toegekend, niet van toepassing op belastingvoordelen die de autoriteiten van de lidstaten of de LGO verlenen of in de toekomst kunnen verlenen op basis van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing, andere belastingregelingen of de geldende binnenlandse belastingwetgeving.

2. Niets in dit besluit mag worden uitgelegd als een beletsel voor het vaststellen of handhaven van maatregelen ter voorkoming van belastingfraude of belastingontduiking uit hoofde van de fiscale bepalingen van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing, andere belastingregelingen of de geldende binnenlandse belastingwetgeving.

3. Niets in dit besluit mag worden uitgelegd als een beletsel voor de respectieve bevoegde autoriteiten om bij de toepassing van de relevante bepalingen van hun belastingwetgeving onderscheid te maken tussen belastingplichtigen die in een verschillende situatie verkeren, in het bijzonder ten aanzien van hun woonplaats of de plaats waar hun kapitaal is geïnvesteerd.

Artikel 66
Belasting- en douaneregeling inzake door de Unie gefinancierde opdrachten

1. De LGO passen op door de Unie gefinancierde opdrachten een belasting- en douaneregeling toe die niet minder gunstig is dan die welke zijzelf toepassen ten aanzien van de lidstaat waarmee het betrokken LGO banden heeft, ten aanzien van staten waaraan een meestbegunstigingsbehandeling wordt verleend of ten aanzien van internationale ontwikkelingsorganisaties waarmee zij betrekkingen onderhouden, waarbij de gunstigste behandeling bepalend is.

2. Onverminderd lid 1 geldt voor door de Unie gefinancierde opdrachten de volgende regeling:

(a)op de opdrachten worden in het begunstigde LGO geen bestaande of nog in te voeren zegel- en registratierechten of fiscale heffingen van gelijke werking toegepast; deze opdrachten worden evenwel overeenkomstig de in het LGO geldende wetgeving geregistreerd en voor de registratie kan een vergoeding worden gevraagd die in verhouding staat tot de verleende dienst;

(b)winsten en/of inkomens die voortvloeien uit de uitvoering van de opdrachten zijn belastbaar volgens de nationale belastingregeling van het begunstigde LGO, indien de natuurlijke personen of rechtspersonen die deze winsten en/of inkomens hebben gerealiseerd, in dit LGO over een vaste vestiging beschikken of indien de uitvoeringsduur van de opdrachten meer dan zes maanden beloopt;

(c)ondernemingen die materieel moeten invoeren met het oog op de uitvoering van opdrachten voor werken komen, indien zij daarom verzoeken, voor de regeling tijdelijke invoer in aanmerking, zoals deze is vastgelegd in de wetgeving voor genoemd materieel in het begunstigde LGO;

(d)professioneel materieel dat nodig is voor de uitvoering van taken die in een opdracht voor diensten zijn omschreven, kan tijdelijk in het begunstigde LGO worden ingevoerd met vrijstelling van belastingen, invoerrechten, douanerechten of andere heffingen van gelijke werking, voor zover deze belastingen, rechten en heffingen geen beloning voor verrichte diensten vormen;

(e)de invoer in het kader van de uitvoering van een opdracht voor leveringen wordt in het begunstigde LGO toegelaten met vrijstelling van douanerechten, invoerrechten, belastingen of fiscale heffingen van gelijke werking. Overeenkomsten voor leveringen die van oorsprong zijn uit de betrokken LGO, worden gesloten op basis van de prijs af fabriek, vermeerderd met de interne fiscale heffingen die in voorkomend geval in de LGO op deze leveringen van toepassing zijn;

(f)de aankoop van brandstoffen, smeermiddelen en bitumineuze bindmiddelen en van alle producten die in het kader van een opdracht voor werken worden gebruikt, wordt geacht op de lokale markt te zijn geschied; hierop is de belastingregeling krachtens de in het begunstigde LGO geldende wetgeving van toepassing;

(g)de invoer van voorwerpen voor persoonlijk en huishoudelijk gebruik door andere dan ter plaatse aangeworven natuurlijke personen die belast zijn met de uitvoering van in een opdracht voor diensten omschreven taken alsmede door de leden van hun gezin, geschiedt overeenkomstig de wetgeving die van kracht is in het begunstigde LGO met vrijstelling van douanerechten en invoerrechten, belastingen of andere fiscale heffingen van gelijke werking.

3. Niet in de leden 1 en 2 genoemde contractuele aangelegenheden blijven onderworpen aan de wetgeving van het betrokken LGO.


HOOFDSTUK 4

ONTWIKKELING VAN DE HANDELSCAPACITEIT

Artikel 67
Algemene benadering

Opdat de LGO maximaal kunnen profiteren van het bepaalde in dit besluit en op zo gunstig mogelijke voorwaarden kunnen deelnemen aan de interne markt van de Unie en aan regionale, subregionale en internationale markten, wordt er in het kader van de associatie naar gestreefd bij te dragen tot de ontwikkeling van de handelscapaciteit van de LGO door:

(a)versterking van het concurrentievermogen, de autonomie en de economische veerkracht van de LGO door middel van vergroting van de diversiteit en vermeerdering van de waarde en de omvang van de handel in goederen en diensten van de LGO en door versterking van het vermogen van de LGO om particuliere investeringen in diverse sectoren van economische activiteit aan te trekken;

(b)verbetering van de samenwerking tussen de LGO en hun buurlanden inzake de handel in goederen en diensten en vestiging.

Artikel 68
Dialoog en samenwerking inzake handel en ontwikkeling van de handelscapaciteit

Initiatieven betreffende de dialoog en samenwerking inzake handel en de ontwikkeling van de handelscapaciteit in het kader van de associatie kunnen inhouden:

(a)versterking van het vermogen van de LGO om beleid te formuleren en uit te voeren dat nodig is om hun handel in goederen en diensten te ontwikkelen;

(b)aanmoediging van de inspanningen van de LGO om passende wet- en regelgeving, institutionele kaders en de nodige administratieve procedures tot stand te brengen;

(c)stimulering van de ontwikkeling van de particuliere sector, in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf;

(d)facilitering van markt- en productontwikkeling, met inbegrip van verbetering van de productkwaliteit;

(e)bijdragen tot de ontwikkeling van het menselijk potentieel en beroepsvaardigheden die voor de handel in goederen en diensten relevant zijn;

(f)vergroting van de capaciteit van zakelijke tussenpersonen om aan bedrijven in de LGO diensten te verlenen die relevant zijn voor hun exportactiviteiten, zoals marktonderzoek;

(g)bijdragen tot de totstandkoming van een voor investeringen gunstig ondernemingsklimaat.


HOOFDSTUK 5

SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN FINANCIËLE DIENSTEN EN BELASTINGEN

Artikel 69
Samenwerking inzake internationale financiële diensten

Ter stimulering van de stabiliteit, integriteit en transparantie van het mondiale financiële systeem kan in het kader van de associatie worden samengewerkt inzake internationale financiële diensten. Deze samenwerking kan betrekking hebben op:

(a)passende en doeltreffende bescherming van investeerders en andere consumenten van financiële diensten;

(b)voorkoming en bestrijding van het witwassen van geld en het financieren van terrorisme;

(c)bevordering van samenwerking tussen de verschillende actoren van het financiële stelsel, waaronder regelgevende en toezichthoudende instanties;

(d)opzet van onafhankelijke, doeltreffende mechanismen voor het toezicht op financiële diensten.

Artikel 70
Internationale normen inzake financiële diensten

De Unie en de LGO stellen alles in het werk opdat internationaal overeengekomen normen voor de regelgeving en het toezicht in de financiëledienstensector en voor de strijd tegen belastingfraude en ontwijking op hun grondgebied worden uitgevoerd en toegepast. Tot die internationaal overeengekomen normen behoren onder andere het 'Core Principle for Effective Banking Supervision' van het Bazels Comité, de 'Insurance Core Principles' van de International Association of Insurance Supervisors, de 'Objectives and Principles of Securities Regulation' van de International Organisation of Securities Commissions, de 'Agreement on Exchange of Information on Tax Matters' van de OESO, de 'Statement on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes' van de G20 en de 'Key Attributes of Effective Resolution Regimes for Financial Institutions' van de Raad voor Financiële Stabiliteit.

De LGO stellen vast of handhaven een wettelijk kader om te voorkomen dat hun financiële systemen worden gebruikt voor het witwassen van geld of het financieren van terrorisme, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de instrumenten van internationale organen die op dit gebied actief zijn, zoals de "International Standards on Combating Money Laundering and the Financing of Terrorism & Proliferation - the FATF recommendations" van de Financiële-actiegroep (Financial Action Task Force).

Wanneer de Europese Commissie een besluit vaststelt waarbij een lidstaat een overeenkomst mag sluiten met een LGO voor de overdracht van middelen tussen dit LGO en de lidstaat waarmee het banden heeft, wordt deze overdracht van middelen binnen de Unie behandeld als een overdracht in de zin van de verordening geldovermakingen (Verordening (EU) 2015/847 en moet het LGO aan de voorwaarden van die verordening voldoen.

Dit artikel doet geen afbreuk aan artikel 155 van het Financieel Reglement.


Artikel 71
Samenwerking op het gebied van belastingen

De Unie en de LGO erkennen en verbinden zich tot doeltreffende toepassing van de beginselen van goed bestuur op fiscaal gebied, met inbegrip van de mondiale normen inzake transparantie en uitwisseling van informatie, eerlijke belastingheffing en de minimumnormen tegen grondslaguitholling en winstverschuiving. Zij bevorderen goed bestuur op het gebied van belastingen, verbeteren de internationale samenwerking op het gebied van belastingen en vergemakkelijken het innen van belastinginkomsten.

DEEL IV

FINANCIËLE SAMENWERKING


HOOFDSTUK 1

BEGINSELEN

Artikel 72
Financiële middelen

De Unie draagt bij tot de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de associatie door verstrekking van:

(a)passende financiële middelen en technische bijstand ter versterking van de capaciteit van de LGO voor het opstellen en uitvoeren van strategische kaders en regelgevingskaders;

(b)langlopende financiering ter stimulering van de groei van de particuliere sector;

(c)waar passend kunnen ook andere programma's van de Unie bijdragen tot maatregelen in het kader van dit besluit, op voorwaarde dat die bijdragen niet dezelfde kosten dekken. Waar passend kan dit besluit ook bijdragen tot maatregelen in het kader van andere programma's van de Unie, op voorwaarde dat die bijdragen niet dezelfde kosten dekken. In dergelijke gevallen wordt in het desbetreffende werkprogramma bepaald welk pakket regels van toepassing is.

Artikel 73
Begroting

1. De financiële middelen voor het programma voor de periode 2021-2027 bedragen 500 000 000 EUR in lopende prijzen.

2. De indicatieve verdeling van het in lid 1 genoemde bedrag wordt beschreven in bijlage I.

3. Het in lid 1 bedoelde bedrag laat de toepassing van flexibiliteitsbepalingen in Verordening (EU) XXX [het nieuwe meerjarig financieel kader] en het Financieel Reglement onverlet.


Artikel 74
Definities

Voor de toepassing van dit deel zijn de volgende definities van toepassing:

(a)"programmeerbare steun": niet-terugvorderbare hulp die aan de LGO is toegewezen ter financiering van in programmeringsdocumenten opgenomen territoriale, regionale en intraregionale strategieën en prioriteiten;

(b)"programmering": het proces van organisatie, besluitvorming en toewijzing van indicatieve financiële middelen dat tot doel heeft op meerjarenbasis op een in deel II van dit besluit genoemd gebied uitvoering te geven aan de maatregelen tot verwezenlijking van de doelstellingen van de associatie inzake de duurzame ontwikkeling van de LGO;

(c)"programmeringsdocument": het document waarin de strategie, de prioriteiten en de regelingen van een LGO zijn vastgesteld en de doelstellingen en streefcijfers van het LGO voor zijn duurzame ontwikkeling zijn vertaald in een doeltreffende en efficiënte manier om de doelstellingen van de associatie te bereiken;

(d)"ontwikkelingsplan": een samenhangend geheel van activiteiten die uitsluitend door de LGO worden vastgesteld en gefinancierd in het kader van hun eigen ontwikkelingsbeleid en ontwikkelingsstrategieën, en activiteiten die zijn overeengekomen door een LGO en de lidstaat waarmee het banden heeft;

(e)"territoriale toewijzing": het aan afzonderlijke LGO voor programmeerbare steun toegewezen bedrag ter financiering van in programmeringsdocumenten opgenomen territoriale strategieën en prioriteiten;

(f)"regionale toewijzing": het voor programmeerbare steun toegewezen bedrag ter financiering van in programmeringsdocumenten opgenomen regionale strategieën of thematische prioriteiten die enkele LGO gemeen hebben;

(g)"intraregionale toewijzing": een binnen de regionale toewijzing toegewezen bedrag ter financiering van intraregionale samenwerkingsstrategieën en prioriteiten waarbij ten minste één LGO en een of meer in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden en/of een of meer ACS-staten en/of een of meer niet-ACS-staten of gebieden betrokken zijn.

Artikel 75
Beginselen van de financiële samenwerking

1. De financiële bijstand van de Unie is gebaseerd op de beginselen van partnerschap, eigen verantwoordelijkheid, aanpassing aan de systemen van de betrokken landen en gebieden, complementariteit en subsidiariteit.

2. De in het kader van dit besluit gefinancierde maatregelen kunnen de vorm aannemen van programmeerbare steun en niet-programmeerbare steun.

3. De financiële bijstand van de Europese Unie:

(a)wordt uitgevoerd met inachtneming van de onderscheiden geografische, sociale en culturele kenmerken van de LGO, alsook van hun specifieke mogelijkheden;

(b)is gericht op verstrekking van middelen op voorspelbare en regelmatige basis;

(c)is flexibel van aard en wordt aangepast aan de situatie van elk LGO; en

(d)wordt uitgevoerd met volledige inachtneming van de institutionele, juridische en financiële bevoegdheden van elk van de partners.

4. De maatregelen worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de autoriteiten van de betrokken LGO, onverminderd de bevoegdheden van de Commissie wat betreft het gebruik van EU-middelen volgens het beginsel van goed financieel beheer.


HOOFDSTUK 2

SPECIFIEKE BEPALINGEN INZAKE DE FINANCIËLE SAMENWERKING

Artikel 76
Onderwerp en toepassingsgebied

In het kader van de door het betrokken LGO vastgestelde strategie en prioriteiten op lokaal of regionaal niveau kan financiële steun worden verleend voor:

(a)sectoraal beleid en sectorale hervormingen, alsmede daarmee samenhangende projecten;

(b)institutionele ontwikkeling, capaciteitsopbouw en integratie van milieuaspecten;

(c)technische bijstand.

Artikel 77
Capaciteitsontwikkeling

1. De financiële bijstand kan de LGO onder andere helpen bij de opbouw van de nodige capaciteit voor de formulering, tenuitvoerlegging en monitoring van territoriale en/of regionale strategieën en maatregelen ter verwezenlijking van de algemene doelstellingen op de in de delen II en III genoemde samenwerkingsgebieden.

2. De Unie steunt de inspanningen van de LGO tot ontwikkeling van betrouwbare statistische gegevens op die gebieden.

3. De Unie kan de LGO steunen bij hun inspanningen om de vergelijkbaarheid van hun macro-economische indicatoren te verbeteren.

Artikel 78
Technische bijstand

1. Op initiatief van de Commissie kan de Uniefinanciering dienen ter dekking van uitgaven voor de uitvoering van dit besluit en voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, waaronder administratieve steun in verband met activiteiten op het gebied van voorbereiding, follow-up, toezicht, audit en evaluatie die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitvoering, alsmede van uitgaven bij de centrale diensten en bij de delegaties van de Unie voor de administratieve ondersteuning die nodig is voor het programma en voor het beheer van in het kader van dit besluit gefinancierde maatregelen, met inbegrip van informatie- en communicatiemaatregelen en bedrijfsinformatietechnologiesystemen.

2. Op initiatief van de LGO kunnen studies of technische bijstand worden gefinancierd voor de uitvoering van de in de programmeringsdocumenten opgenomen activiteiten. De Commissie kan beslissen dergelijke studies of bijstand te financieren uit de programmeerbare steun of uit het budget voor maatregelen inzake technische samenwerking.


HOOFDSTUK 3

UITVOERING VAN DE FINANCIËLE SAMENWERKING

Artikel 79
Algemeen beginsel

Tenzij in dit besluit anders wordt bepaald, wordt de financiële bijstand van de Unie verstrekt overeenkomstig de doelstellingen en beginselen van dit besluit, het Financieel Reglement en [de NDICI-verordening], met name titel II, hoofdstuk I van die verordening, met uitzondering van artikel 13, artikel 14, lid 1, artikel 14, lid 4, artikel 15, hoofdstuk III, met uitzondering van artikel 21, lid 1, artikel 21, lid 2, onder a) en b), en artikel 21, lid 3, en hoofdstuk V, met uitzondering van artikel 31, leden 1, 4, 6 en 9, en artikel 32, lid 3. De in artikel 80 van dit besluit vastgestelde procedure is niet van toepassing op de in artikel 21, lid 2, onder c), van [de NDICI-verordening] genoemde gevallen.

Artikel 80
Vaststelling van meerjarige indicatieve programma's, actieplannen en maatregelen

De Commissie stelt in het kader van dit besluit meerjarige indicatieve programma's vast in de vorm van programmeringsdocumenten als bedoeld in artikel 12 van [de NDICI-verordening], samen met de in artikel 19 van die verordening bedoelde actieplannen en maatregelen, overeenkomstig de in artikel 88, lid 5, van dit besluit beschreven onderzoeksprocedure. Die procedure is ook van toepassing op de in artikel 14, lid 3, van [de NDICI-verordening] bedoelde herzieningen wanneer die leiden tot materiële veranderingen in de inhoud van het meerjarige indicatieve programma.

Voor Groenland kunnen de in artikel 19 van [de NDICI-verordening] bedoelde actieplannen en maatregelen los van de meerjarige indicatieve programma's worden vastgesteld. 

Artikel 81
Begunstigden van territoriale financiering

1. De overheidsinstellingen van de LGO komen in aanmerking voor financiële steun uit hoofde van dit besluit.

2. Met instemming van de autoriteiten van de betrokken LGO komen voor financiële steun uit hoofde van dit besluit ook de volgende entiteiten in aanmerking:

(a)lokale, nationale en/of regionale overheids- of semioverheidsinstanties en lokale autoriteiten van de LGO en met name financiële instellingen en ontwikkelingsbanken daarvan;

(b)vennootschappen van de LGO en van regionale groeperingen;

(c)vennootschappen uit een lidstaat, om deze ter aanvulling op hun eigen bijdrage in staat te stellen productieve projecten uit te voeren op het grondgebied van een LGO;

(d)financiële tussenpersonen uit de LGO of uit de Unie die particuliere investeringen in de LGO bevorderen en financieren; en

(e)actoren van gedecentraliseerde samenwerking en andere niet-overheidsactoren van de LGO en de Unie, om deze in staat te stellen economische, culturele, sociale en educatieve projecten en programma's op te zetten in de LGO in het kader van de in artikel 12 bedoelde gedecentraliseerde samenwerking.

Artikel 82
Begunstigden van regionale financiering

1. Regionale toewijzingen kunnen worden bestemd voor activiteiten ten gunste van en met betrekking tot:

(a)twee of meer LGO, ongeacht de ligging ervan;

(b)de LGO en de Unie in haar geheel;

(c)twee of meer LGO, ongeacht hun ligging en ten minste een van de volgende:

i) een of meer in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden;

ii) een of meer ACS-staten en/of een of meer niet-ACS-staten of -gebieden;

iii) een of meer regionale organisaties waarvan de LGO deel uitmaken;

v) een of meer entiteiten, autoriteiten of andere instanties van ten minste één LGO, die overeenkomstig artikel 8 lid zijn van een EGTS, een of meer ultraperifere gebieden, en een of meer naburige, al dan niet tot de ACS behorende staten of gebieden.

2. Binnen de regionale toewijzing zoals gedefinieerd in artikel 74 kan een intraregionale toewijzing worden bestemd voor activiteiten ten gunste van en met betrekking tot:

(a)een of meer LGO en een of meer in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden;

(b)een of meer LGO en een of meer naburige, al dan niet tot de ACS behorende staten of gebieden;

(c)een of meer LGO, een of meer ultraperifere gebieden en een of meer naburige, al dan niet tot de ACS behorende staten of gebieden;

(d)twee of meer regionale organisaties waarvan de LGO deel uitmaken;

(e)een of meer entiteiten, autoriteiten of andere instanties van ten minste één LGO, die overeenkomstig artikel 8 lid zijn van een EGTS, een of meer ultraperifere gebieden, en een of meer naburige, al dan niet tot de ACS behorende staten of gebieden.

3. De financiering om de deelname van de ACS-staten, ultraperifere gebieden en andere landen aan programma's voor regionale samenwerking voor de LGO mogelijk te maken, vormt een aanvulling op de middelen die in het kader van dit besluit aan de LGO zijn toegewezen.

4. De deelname van ACS-staten, ultraperifere gebieden en andere landen aan uit hoofde van dit besluit ingestelde programma's mag slechts worden overwogen voor zover:

(a)gelijkwaardige bepalingen zijn opgenomen in de desbetreffende programma's van de Unie of de desbetreffende financieringsprogramma's van de derde landen en gebieden die niet onder programma's van de Unie vallen; en

(b)het evenredigheidsbeginsel in acht wordt genomen.

Artikel 83
Deelname aan andere programma's van de Unie

1. Natuurlijke personen uit de LGO, zoals gedefinieerd in artikel 50, en, waar van toepassing, relevante overheids- en/of particuliere instanties en organisaties in een LGO komen in aanmerking voor deelname aan en financiering uit programma's van de Unie, overeenkomstig de voorschriften van die programma's en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het LGO banden heeft.

2. LGO komen tevens in aanmerking voor steun in het kader van programma's en instrumenten van de Unie voor samenwerking met andere landen, zoals [de NDICI-verordening], overeenkomstig de voorschriften, doelstellingen en regelingen van die programma's.

3. De LGO brengen vanaf 2022 jaarlijks verslag uit aan de Commissie over hun deelname aan dergelijke programma's van de Unie.

Artikel 84
Verslaglegging

De Commissie onderzoekt de voortgang die met de uitvoering van aan de LGO in het kader van dit besluit verstrekte de financiële bijstand is geboekt, en legt de Raad vanaf 2022 jaarlijks een verslag voor over de uitvoering en de resultaten van die financiële samenwerking. Dit verslag wordt tevens toegezonden aan het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.  

Artikel 85
Financiële controle

1. Het betrokken LGO is primair verantwoordelijk voor de financiële controle van de EU-middelen. De controle wordt in voorkomend geval uitgevoerd in coördinatie met de lidstaat waarmee het LGO banden heeft, overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving.

2. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de Commissie om:

a) erop toe te zien dat systemen voor beheer en controle in het betrokken LGO bestaan en naar behoren functioneren, zodat de EU-middelen correct en doeltreffend worden gebruikt; en

b) bij onregelmatigheden aanbevelingen te doen of te verzoeken om corrigerende maatregelen teneinde de onregelmatigheden te corrigeren en eventuele tekortkomingen op beheersniveau te verhelpen.

3. Op basis van administratieve regelingen coördineren de Commissie, het LGO en de lidstaat waarmee het banden heeft, de programma's, de methodologie en de uitvoering van de te verrichten controles tijdens jaarlijkse of tweejaarlijkse bijeenkomsten.

4. Ten aanzien van financiële correcties:

a) is in eerste instantie het betrokken LGO verantwoordelijk voor de opsporing en correctie van financiële onregelmatigheden;

b) indien het betrokken LGO echter in gebreke blijft, als het betrokken LGO de situatie niet verhelpt en pogingen tot schikking niet tot een resultaat leiden, vermindert of schrapt de Commissie het saldo van de algemene toewijzing die overeenstemt met het financieringsbesluit voor het programmeringsdocument.

DEEL V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 86 - Delegatie van bevoegdheden aan de Commissie

De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 87 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen II, III en IV in verband met technologische ontwikkelingen en wijzigingen in de douane- en handelswetgeving.

Om te zorgen voor een effectieve evaluatie van de voortgang van dit besluit in de richting van de verwezenlijking van zijn doelstellingen, wordt de Commissie overeenkomstig artikel 87 gemachtigd artikel 3 van bijlage I te wijzigen teneinde de indicatoren waar nodig te herzien en aan te vullen en dit besluit aan te vullen met bepalingen inzake de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader.

Artikel 87
Uitoefening van de delegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de voorwaarden van dit artikel.

2. De in artikel 86 bedoelde bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt met ingang van 1 januari 2021 voor een periode van vijf jaar aan de Commissie verleend. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij de Raad zich uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van elke termijn tegen een dergelijke verlenging verzet.

3. De Raad kan de in artikel 86 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan kennisgeving aan de Raad.

5. Een krachtens artikel 86 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving van die handeling aan de Raad geen bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld niet voornemens te zijn bezwaar te maken. Die termijn kan op initiatief van de Raad met twee maanden worden verlengd.

Artikel 88
Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité (het 'LGO-comité'). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 43 .

2. Voor de toepassing van artikel 10, lid 6, en artikel 16, lid 8 van bijlage II wordt de Commissie bijgestaan door het bij artikel 285, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad 44 ingestelde Comité douanewetboek. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

3. Voor de toepassing van artikel 2 van bijlage III en de artikelen 5 en 6 van bijlage IV wordt de Commissie bijgestaan door het bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad 45 ingestelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

4. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

5. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

6. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4 daarvan, van toepassing.

7. In gevallen waarin het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.

Artikel 89
Informatie, communicatie en publiciteit

1. De ontvangers van financiering van de Unie in het kader van dit besluit erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.

2. De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma, de acties en de resultaten ervan. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.

Artikel 90 - Clausule inzake de Europese Dienst voor extern optreden

Dit besluit wordt toegepast overeenkomstig Besluit 2010/427/EU van de Raad 46 .

Artikel 91
Intrekking en overgangsbepalingen

1. Besluit 2013/755/EU van de Raad wordt met ingang van 1 januari 2021 ingetrokken.

2. Dit besluit doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van acties op grond van Besluit 2013/755/EU van de Raad, dat op de betrokken acties van toepassing blijft totdat zij worden afgesloten.

3. De financiële middelen voor het programma kunnen ook de uitgaven dekken voor noodzakelijke technische en administratieve uitgaven om de overgang tussen het programma en de maatregelen op grond van het voorgaande besluit (Besluit 2013/755/EU van de Raad) te bewerkstelligen.

4. Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in artikel 78 bedoelde uitgaven in de begroting worden opgenomen.

Artikel 92
Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing vanaf 1 januari 2021.